Boeken / Fictie

Verloren in een veelheid van stemmen

recensie: André Brink – Praying Mantis

André Brink schreef Praying Mantis ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Al in 1984 was hij met het verhaal begonnen, maar hij legde het steeds weer weg omdat hij de juiste vorm maar niet kon vinden. In 1992 werkte hij verder om het tenslotte in 2004 te voltooien. Brink is naast J.M. Coetzee en Breyten Breytenbach wellicht de bekendste hedendaagse Zuid-Afrikaanse auteur, hij schreef vijftien romans waaronder A Dry White Season, Before I Forget,On the Contrary en Imaginings of Sand. Brink won drie keer de meest prestigieuze Zuid-Afrikaanse literaire onderscheiding, de CNA-award, en stond twee keer op de shortlist voor de Booker Prize. Daarnaast won hij verschillende andere literaire prijzen. Zijn werk wordt in meer dan dertig talen vertaald en uitgegeven.

Praying Mantis gaat over Cupido Cockroach oftewel Kupido Kakkerlak in het Zuid-Afrika van de achttiende eeuw. Kupido wordt geboren als lid van de Khoi-stam en groeit op met hun gebruiken en hun god Heitsi-Ebib. Zijn moeder is een slavin van een blanke familie. Kupido groeit uit tot de grootste leugenaar en alcoholist, maar ook de beste jager van zijn streek. Wanneer hij de zeep makende Anna ontmoet en in contact komt met christelijke zendelingen, en dan in het bijzonder met de Nederlandse geestelijke Johannes van der Kemp, wendt hij zich tot het christendom en wordt hij de eerste Khoi- of Hottentot-geestelijke van de Kaap. Wat volgt is zijn worsteling om het blanke geloof uit te dragen. Uiteindelijk krijgt hij een afgezonderd stuk land onder zijn beheer in het noord-westen van de Kaap. Daar begint de werkelijke test van zijn geloof. Een voor een verdwijnen de leden van zijn gemeenschap tot zelfs zijn tweede jonge vrouw en zijn kinderen hem achterlaten in de woestijnachtige omgeving.

Bidsprinkhaan

~

Brink weet heel goed de tragiek van het zwarte leven onder blanke heerschappij te verbeelden. Kupido krijgt niet alleen te maken met de letterlijke lichamelijke overheersing door de ‘Baas’, hij raakt ook geestelijk in de ban van het christendom, oorspronkelijk een blank geloof. Hij legt daarvoor zijn oude geloof naast zich neer – sterker nog, hij keert zich er faliekant tegen: Kupido is een man van alles of niets. Hij is als de sprinkhaan die hij voor het eerst zag toen hij een jongen was, een insect dat doordat hij rechtop zat leek te bidden. Op deze metafoor heeft Brink de titel en de moraal van zijn roman gebaseerd: Kupido is een insect dat verloren gaat in de weidsheid van het Afrikaanse continent, hij blijft bidden tot God en wacht op een antwoord. Zelfs in de uithoek van Afrika waar hij tenslotte wordt gestationeerd blijft hij bidden. Het is een mooie metafoor. Men heeft vaak de neiging de belangrijkheid en schoonheid van kleine dingen te onderschatten. Als een biddend insect gaat Kupido op in de veelheid van stemmen van de bevolking; zijn stem wordt nauwelijks gehoord. Niet door de blanken, omdat het voor hen geen blanke stem is, maar ook niet voor de inheemse bevolking, omdat de stem in hun ogen juist wél blank is. Het is niet verwonderlijk dat Kupido elke keer als hij de bidsprinkhaan op zijn weg tegenkomt, dit beschouwt als een slecht teken: het is een confrontatie met zijn eigen onvermogen de mensen te bereiken.

Legende

Brink heeft zijn verhaal gebaseerd op de levensloop van de echte Kupido Kakkerlak. Om zijn legende eer aan te doen heeft hij de roman gegoten in een magisch-realistisch jasje. Als lezer worden we meegesleept door de magie van Afrika, door zijn natuur, zijn goden en het gevoel dat alles met alles verbonden is. We kijken samen met Kupido uit naar de adelaar die zal verschijnen als het tijd wordt voor hem om verder te trekken. We kijken naar de geest in de spiegel die verdacht veel op hem lijkt en die hem beschermt. We zien hoe Kupido sterren uit de lucht plukt en hoe er vuurwerk wordt gemaakt in de nacht wanneer hij de zeep makende Anna ontmoet. Praying Mantis is ook een eerbetoon aan Afrika en zijn geschiedenis. Het verhaalt over de blanke overheersing op een indirecte maar indringende manier. Het is tevens de geschiedenis van een persoonlijke reis: de zoektocht van een Hottentotman die zich bekeert tot het christendom en die tot het einde van de aarde gaat met zijn evangelie. Tot hij schrijft met zijn bloed omdat de inkt op is, en hij één enkele bijbelpagina leest. De woorden heeft hij letterlijk tot zich genomen; ze hebben zijn honger vooralsnog niet kunnen stillen.

~

Kupido wordt een dienaar van God, maar voor de zendeling James Read blijkt het leven op de Kaap te moeilijk. Hij vervalt in ‘zondig’ gedrag en verlaat de Kerk. Met respect denkt hij terug aan Kupido, met wie hij jarenlang samenwerkte om onder meer een onderzoek in te stellen naar de (mis-)behandeling van de Hottentots door blanke kolonisten. Dit onderzoek stuit op het nodige verzet, en het wordt nooit afgerond. Met Praying Mantis stelt André Brink kritische vragen met betrekking tot de geschiedenis van Zuid-Afrika. Het is een boek vol symboliek, en dat is zowel zijn kracht als zijn zwakte. De abstracte, bovennatuurlijke Kupido zorgt ervoor dat je je als lezer niet echt in hem kunt verplaatsen, en omdat er weinig tot geen andere personages zijn heeft dit tot gevolg dat je als lezer toeschouwt in plaats van meeleeft. De enige die echt tot leven komt is de geestelijke James Read, al is het alleen maar omdat Kupido ook voor hem een mysterie blijft. Zijn verhaal blijft echter beperkt tot het tweede deel van de roman. Voor degenen die overgevoelig zijn voor verhalen met een moraal en wiens haren overeind gaan staan van overduidelijke symboliek is Praying Mantis misschien niet het meest geschikte boek.

Opnieuw leren dromen

Alle andere lezers kunnen de roman beschouwen als herinnering aan de Hottentot-bevolking en aan al die plaatsen van weleer die nooit meer worden genoemd. Plaatsen zoals Sandkraal en Hannekuil, Moordhoeksberge en Gans Fontein, Wagendrift en Blomfonteinsberge. Uiteindelijk is de waarheid misschien juist niet in boeken te vinden, zo ondervindt Kupido. Zo denkt hij op het randje van de aarde terug aan de verhalen van zijn eerste vrouw Anna, en aan haar woorden: “Everything you see around you, every person and stone and animal and moon and stars, began as a dream. Which means that it is in your power also to change everything in this world, just by dreaming it.” Nu moet hij opnieuw leren dromen en zo zijn einde veranderen in een nieuw begin – net zoals de bidsprinkhaan zichzelf ontstijgt door te springen naar een nieuwe plek.

Boeken / Non-fictie

De mythe bewezen met beeld

recensie: Tamar Brazis (ed.) - CBGB & OMFUG: Thirty Years from the Home of Underground Rock

Bijna gelijktijdig met het nieuws dat het legendarische punkhol CBGB’s wegens te hoge huurprijzen moet sluiten, verschijnt er het koffietafelboek Thirty years from the Home of Underground Rock. Ofwel: een fotoboek met de hoogtepunten uit dertig jaar rockgeschiedenis in CBGB’s, mede samengesteld door de eigenaar en programmeur Hilly Kristal. Het kan toeval zijn, maar ook een nieuwe manier om de wilde weldoeners opnieuw de portemonnee te laten trekken. Want geldnood, dat is ook een onderdeel van de geschiedenis van dat kleine clubje in New York.


Television in CBGB's
Television in CBGB’s

De Country, BlueGrass & Blues bar opende halverwege de jaren ’70 zijn deuren in een wilde buurt aan the Bowery in Manhattan. Deze plek had zijn voor- en nadelen. Zo lag de straat, volgens Kristal, bezaaid met hun roes uitslapende dronkenlappen, maar die verlopen sfeer bracht wel met zich mee dat de huur laag was, zodat de vestiging van de Country & Bluesbar – die vooral motorrijders aantrok – mogelijk was. De club werd pas echt bekend toen het nog onbekende Television kans zag eigenaar Kristal over te halen om een avond te komen spelen. Voorman Tom Verlaine wist Kristal zelfs zo ver te krijgen om op reguliere basis bands te boeken. Het had als resultaat dat CBGB’s uitgroeide tot het fundament van de New Yorkse punkscene van de jaren ’70; de uitstraling rondom de club, zoals de meeste mensen die kennen, was geboren. En terecht, want bijna alle bepalende bands van de jaren ’70, zoals Talking Heads, Television, Suicide, Blondie en Patti Smith waren er destijds kind aan huis. Maar de band die onlosmakelijk met de club was verbonden, waren The Ramones.

De plek

In de door Kristal geschreven inleiding van Thirty years from the Home of Underground Rock wordt de muzikale politiek en het belang van CBGB’s duidelijk. Hij boekte alleen bands die hun eigen muziek speelden en geen groepen die anderen kopieerden. Authenticiteit stond bij Kristal hoog in het vaandel, en daarin ging hij ver. Hij moedigde bands aan om origineel te zijn en daarmee een statement te maken tegen het establishment. De groepen die onderdak vonden in de club en deel uitmaakten van de New Yorkse punk verschilden behoorlijk van elkaar, maar die muzikale diversiteit maakte de club juist zo belangrijk. Mede daardoor meent Kristal met zijn club te hebben bijgedragen aan het ontstaan van een nieuwe periode in de popmuziek: aan de opkomst van de punk. Het zou van CBGB’s voor altijd dé plek van de underground rockmuziek maken.

The Ramones in CBGB's
The Ramones in CBGB’s

Het creatieve centrum

Het fotoboek brengt de legendarische periode van CBGB’s goed in beeld. De bij vlagen schitterende popfoto’s van verschillende fotografen tonen bands en de interessante bezoekers van de club. Maar het zijn de veelal lovende citaten van de afgebeelde mensen die de foto’s en het boek in het geheel kracht bijzetten. CBGB’s was, gezien de foto’s en de genoemde citaten, in die jaren dé club waar de creatieve Amerikanen elkaar opzochten. Zo staat filmmaker Jim Jarmusch buiten te praten, laat Andy Warhol zich binnen omringen door bewonderaars, zie je The Ramones op het podium, gaat Lester Bangs uit zijn dak, zie je Allen Ginsberg aan de kant en Blondie bij de flipperkast. En iedere afgebeelde persoon zegt eigenlijk hetzelfde: CBGB’s was de plek waar het in die jaren gebeurde – het creatieve centrum van de wereld.

Verandering

Maar zoals elke scene was ook de legendarische New Yorkse punk aan verandering onderhevig. Nieuwe stromingen kwamen, andere steden werden belangrijk in de muzikale ontwikkeling en het belang van CBGB’s nam af. En het tragische van Thirty years from the Home of Underground Rock is dat het dit onbewust, maar o zo duidelijk in beeld brengt. Want de helft van het boek bevat foto’s van de hoogtijdagen van de club; daarna zijn het foto aan foto bekende artiesten die puur om de historie in CBGB’s speelden. Foto’s van onder anderen Bruce Springsteen, the Police, Teenage Fanclub, Napalm Death en Neerlands trots Bettie Serveert vullen de vele pagina’s. En ook de citaten veranderen van karakter: ‘De plek van creativiteit’ wordt ‘de plek waar ooit een grote creativiteit heerste’.

Kritiek

Blondie in CBGB's
Blondie in CBGB’s

Het vervelende van het boek is dat Kristal nog steeds op dat legendarische verleden steunt en daarmee zichzelf en zijn club als grondlegger blijft zien van de alternatieve muziek. Die titel is namelijk lichtelijk overdreven. CBGB’s mag dan nog steeds een plek zijn waar mensen op af komen en waar muzikanten, vanwege de geschiedenis, graag spelen, het belang van de club is in de loop van de tijd wel degelijk afgenomen. Op haast onbewuste wijze laat Thirty years from the Home of Underground Rock zien dat Kristal zijn eigen positie, die hij identificeert met de signalerende en doorstroomfunctie en kritische houding van CBGB’s, overschat en dat het vooral de bands waren, en zijn, die de club zijn relevantie geven. Ook is het jammer dat de ‘eerlijke’ popmuziek aan het begin van het boek aan het eind is vervangen door miljoenen verdienende artiesten als The Vines, Shakira en Sum 41. Het ontbreken van de in het begin nog veelvuldig voorbij komende citaten zegt op dit punt misschien genoeg. Ondanks deze mogelijke kritiekpunten zal Thirty years from the Home of Underground Rock de muziekliefhebbers waarschijnlijk in het hart raken en overhalen om nog maar weer eens de beurs te trekken, om de club te redden en voor de komende tijd een stukje muziekgeschiedenis veilig te stellen. Het bewijs daarvan is immers met beeldmateriaal geleverd.

Muziek / Album

Balanceren tussen traditie en vooruitgang.

recensie: Woodcraft Folk - Trough of Bowland

Volgens de vooruitgesnelde overlevering werden er in den beginne maar honderdvijftig van gemaakt. En dat kleine aantal plaatjes vloog over de toonbanken van de betere platenzaken in Londen en Leeds. We hebben het hier over het debuut van Woodcraft Folk, Trough of Bowland. Earworm Records zag er heil in, bracht onlangs nog vijfhonderd van dit debuut uit en verspreidde het ook mondjesmaat buiten Engeland. En wie het plaatje hoort zal beseffen dat vijfhonderd nog iets te voorzichtig is.

~

Woodcraft Folk is anders dan de naam doet vermoeden. Het heeft niets te maken met de gelijknamige jeugdkampen en er bestaat ook geen link met de traditionele kermis van akoestische instrumenten. Verwacht dus niet meteen kampvuur, sing-a-long en zeker geen House of the Rising Sun, want Woodcraft Folk balanceert meer op het vlak tussen het grote Kraftwerk en het geheimzinnige Múm. Interessante en met een dosis elektronica geladen geluidssculpturen zijn wat de klok slaat. Maar nergens wordt de melodie uit het oog verloren en mede daardoor blijft het allemaal heel vertrouwd klinken. Een folky wijze van elektronica benaderen, dat is wat Woodcraft Folk eigenlijk doet.

Veelzijdig

Het in een schitterende, zelfgemaakte hoes verpakte Trough of Bowland opent met Love the Monk, dat meteen het meest afwijkende nummer van de plaat is. Het hangt op een ander genre, dat bij het beluisteren van Woodcraft Folk naar voren komt: filmmuziek. Love the Monk heeft, net als onder andere Willow Beauty, een heel filmisch karakter. Old House at Home I, daarentegen klinkt eerder als Autechre of Neerlands trots Kettel. Toch komt de plaat pas echt op gang met het sferische An Up and Coming Concern. De kloppende knisperbeats, de xylofoon en de sferische en groovende basis geven het nummer op een redelijk repetitieve manier een prettig gezicht. En als het album op gang is, blijven de melodielijnen in grote getale komen.

Superlatieven

Net als de band zelf is diens Trough of Bowland moeilijk samen te vatten. De muziek roept alleen associaties op met grote namen en kan eigenlijk alleen beschreven worden met superlatieven. Het klinkt heel warm, heel vertrouwd, maar heeft ook het hier en daar kille karakter van de elektronica. Het is heel bijzonder en het is logisch dat Earworm de mensen die naast die eerste honderdvijftig exemplaren grepen nog een kans wil geven. Trough of Bowland is namelijk een hele mooie plaat – één die veel luisteraars verdient.

Film / Films

Rode handschoenen

recensie: Somersault

Puberteit. Je acteert volwassen, maar je bent het nog niet. Een zoektocht, naar jezelf en de ander, die spannend kan zijn, maar ook moeilijk. Somersault (2005) van de Australische regisseuse Cate Shortland gaat over deze zoektocht. De zestienjarige Heidi (Abbie Cornish) loopt van huis weg en gaat een pijnlijke en eenzame periode tegemoet. Shortland’s vorige film Joy (2000) behandelt een vergelijkbare (seksuele) zoektocht, waarin het tienermeisje Joy zich vooral bezig houdt met het verleiden van de buurtjongens. In beide films raken de meisjes verstrikt in situaties die ze nauwelijks aankunnen. Somersault is alleen veel beter dan Joy. Terecht heeft deze film in 2004 de Australische IF Award gewonnen voor beste film.

Lolita

~

Heidi is jong, mooi en gedraagt zich als een Lolita. Al ze de vriend van haar moeder Adam (Damian De Montenas) verleidt en betrapt wordt door haar moeder (Olivia Pegeot) vertrekt ze naar een Australische skioord, dat aan het meer van Jindabye ligt. Heidi vindt diezelfde nacht nog onderdak (en seks) bij een vreemde jongen. Als ze de volgende ochtend vraagt of ze bij hem mag blijven, blijkt echter dat hij al een vriendin heeft. Dus zoekt Heidi verder. Hierbij zijn Shortlands opnames van de natuur verbluffend mooi. De landschappen zijn schilderachtig, ze speelt artistiek met kleuren. Ook het gezicht van Heidi legt ze op een fascinerende manier vast; mijmerend, verleidelijk, verdrietig, maar altijd echt.

Liefdesverdriet

Als Heidi de boerenzoon Joe (Sam Worthington) ontmoet en ze samen de nacht doorbrengen, hoopt Heidi op een relatie. Ze vindt een baan bij een benzinestation en sluit vrienschap met Bianca (Hollie Andrew). Aan de moteleigenaresse Irene (Lynette Curran) vertelt ze dat haar moeder dood is. Uit medelijden mag Heidi in een appartement van Irene’s zoon wonen. Maar dan gaat het fout. Als ze merkt de verwachte relatie met Joe uitblijft, zoekt ze haar toevlucht in het uitgaansleven. Door de prachtige close-ups van Heidi’s handen, haar glimlach, haar tengere lichaam gewikkeld in dikke winterkleding, blijf je dicht bij haar en ga je samen met haar onder.

Volwassen worden

~

Heidi wordt veel gekwetst, maar zelf kwetst ze ook. Als Irene genoeg krijgt van het buitensporige gedrag van Heidi, vraagt ze haar te vertrekken. Heidi neemt wraak door Irene te confronteren met haar zoon die vastzit wegens moord. Dit zorgt voor gezamenlijke verdriet; Irene huilt om het verlies van haar zoon en Heidi uit schuldgevoel. Dan besluit ze de waarheid te vertellen en wint hiermee haar moeder terug. Shortland laat zien dat je soms een pas achteruit moet zetten, om vervolgens weer vooruit te kunnen.

Somersault is een prachtige, erotische, sfeervolle film over liefde, seksualiteit en volwassen worden. Vol mooie opnames met felle kleurcontrasten zoals Heidi’s rode handschoentjes tegen de wintersblauwe lucht. Shortland‘s camera zit Heidi dicht op de huid, waardoor Heidi op het netvlies van de kijker blijft kleven. Ook de soundtrack van de Australische band Decoder Ring is mooi. Een absolute aanrader.

Film / Films

Toen en nu

recensie: 50 jaar NOS Journaal

Het is even wennen om Sacha de Boer en Philip Freriks in de inleiding van de dvd 50 jaar NOS Journaal aan het woord te zien. Freriks achter een desk, alsof hij zo verder kan gaan met het echte nieuws, en voor hem De Boer, bevallig neergevlijd in een lounge-achtige stoel. Met journaal-intonatie vertellen ze wat er allemaal op deze dubbel-dvd staat, dat de 100 hoogtepunten van het Journaal onderdeel zijn van ons collectief geheugen, en dat de dvd een historisch document is. Het went snel, want 50 jaar NOS Journaal is echt een prachtige dvd.

De dvd bestaat uit twee discs, 50 hoogtepunten van het binnenlandse, en 50 van het buitenlandse nieuws. Je kunt genieten van mooie oude beelden en je geheugen opfrissen (hoe zat het ook alweer met de kwestie Nieuw Guinea in de jaren ’50, of de Praagse Lente in de jaren ’60). Een interessante vraag hierbij is natuurlijk: wat wordt er getoond van al die jaren nieuws?

Nieuwsselectie

Autoloze zondag
Autoloze zondag

Wat voor hoogte- en dieptepunten kun je opdiepen uit de archieven om 50 jaar Journaal mee te illustreren? De redactie zal het er zwaar mee hebben gehad. Kies je de momenten die zo in de geschiedenisboeken kunnen, zoals de val van de muur, de moord op Kennedy en de oprichting van het eerste paarse kabinet, dan blijven er op een ander niveau veel verhalen verzwegen. Want dat de Beatles in Nederland waren in 1964 is voor sommigen een veel sprekender feit. Of de autoloze zondag, met kilometers leeg asfalt. Of de bezetting van inrichting Dennendal, wat een omslag betekende in de psychiatrie.

Romantisering van het verleden

Al met al hebben de samenstellers een mooi evenwicht gevonden. Het is een compilatie die het Journaal eer aan doet. Wat betreft het binnenlandse nieuws komen de meeste items uit de hoofdstad of het Binnenhof. Veel opstanden, zwaaiende knuppels, ja, het Journaal legt het verhaal van de gewone man vast. Metrorellen, bouwvakrellen, rellen rondom de inzegening van het huwelijk van Beatrix en Claus, oproer rond de strijd voor abortus, de demonstratie tegen kruisraketten… Wát een vuur en passie, lijkt de camera te zeggen die zich tussen de oproerkraaiers mengt. En als kijker kan je niet anders doen dan zuchten; waar is die mooie tijd gebleven. Jazz muziek begeleidt dit soort gebeurtenissen uit de late jaren ’60 tot eind jaren ’70, de trompet blaast de vloekende mensen weg, de sax en slowmotion maken van de rossende politieman een ballerina. Nee, dat waren nog eens tijden!

Verzakelijking

Rookbommen bij huwelijk Beatrix en Claus
Rookbommen bij huwelijk Beatrix en Claus

In de jaren ’80 overheerst de slechte economie. Brandweerlieden zetten het binnenhof onder het schuim, de spoorwegen en vuilnismannen staken, de postbodes sjoelen met op de achtergrond enorme zakken post, men is het zat. Maar het zijn ook de jaren van de decembermoorden in Suriname, de paus die niet erg hartelijk wordt ontvangen in Nederland, de voltooiing van de Deltawerken en de ontvoering van Heijn en Heineken. Het Journaal zelf is in deze jaren ook zakelijk geworden. Er zijn minder journalisten in beeld en meer hoge piefen die vertellen dat het er allemaal niet best uitziet.

In de jaren ’90 (tot nu) lijkt het volk als protesterende massa helemaal niet meer te bestaan. In plaats daarvan wordt het Journaal steeds meer gedomineerd door ministers en hoge functionarissen. Saai eigenlijk.

Buitenlands nieuws

Philip Freriks presenteert het journaal
Philip Freriks presenteert het journaal

Wat betreft de keuze aan fragmenten uit het buitenlandse nieuws zijn er een aantal andere dingen die opvallen. Slechts een klein aantal van de 50 nieuwsfeiten is niet gerelateerd aan moord en doodslag, namelijk het begin van de ruimtevaart, Mandela vrij en het Clinton en Monica-gate. Waar het op neer komt, is dat Het Buitenland altijd wel ergens oorlog voert. Dan hebben we het in Nederland zo gek nog niet, hier mág je tenminste protesteren.

Interessant aan de oude buitenlandse fragmenten is dat het vaak gebeurtenissen zijn die de aftrap van een jarenlang conflict vormen, zoals de crisis rond het Suezkanaal in de jaren ’50, of de oorlog in de Balkan begin jaren ’90. We kennen de conflicten, de ontwikkelingen en hoe het er nu voor staat, en het is bizar om met die kennis naar de beelden te kijken. Je ziet mensen en dorpen waarvan de kans groot is dat ze niet meer bestaan, zijn weggevaagd door oorlog en verwoesting.

Extra’s

Op de dvd-box staan ook een aantal extra’s, zoals de ontwikkelingen van het intro, en de beginjaren van het journaal. Aandoenlijk zijn de weermannen en –vrouwen. In een wel erg lange reportage komen ze allemaal aan bod, beschrijven ze hun lievelingsweer en hoe ze te werk gaan.

Van NTS naar NOS, toen en nu

De laatste intro's
De laatste intro’s

Je kunt op deze dvd ook goed de veranderingen van het NOS Journaal zelf zien. Als je kijkt naar de geschiedenis van het NOS Journaal, moet je die plaatsen in het verzuilde Nederland. Televisie is dan wel een mooie ontwikkeling, zo moet men in 1951 over het nieuwe medium hebben gedacht, maar alleen als het toevertrouwd wordt aan de juiste mensen. Die juiste mensen, dat waren de radio-omroepen, en zo werd televisie ingeperkt in het verzuilde Nederland. Er was geen nationale omroep, en omdat de verenigingen afhankelijk waren van hun achterban, werd televisie een spreekbuis voor de eigen ideologie. Geen makkelijke positie om onafhankelijke journalistiek te bedrijven.

In 1956 werd de NTS opgericht, de Nederlandse Televisie Stichting, een nieuwsorgaan dat volledig door de omroepen werd gedomineerd. Het was in de beginfase onmogelijk om beelden vast te leggen, waardoor televisie noodgedwongen een live medium werd en het interview de basis legde van televisiejournalistiek. Televisiejournalistiek was vooral vernieuwend vanwege het persoonlijke karakter, de journalist was pontificaal in beeld, en de nieuwslezer werd een televisiepersoonlijkheid. Er verschenen forums van deskundigen die zware gebeurtenissen doorspraken, en de figuur van commentator werd van de radio overgenomen. Bovendien was het de tijd van de pacificatiepolitiek, tijd van achterkamertjesoverleg. Hoofdredacteuren besloten tot zwijgzaamheid tijdens de Greet Hofmans affaire, en felle discussies waren er niet. De journalist was volgzaam aan de eigen elite, en terughoudend bij conflicten.

Professionalisering

De jaren zestig, met ontzuiling en betere technieken, brachten verandering in deze televisiejournalistiek. De handzame camera’s en betere ontwikkeltechnieken zorgden ervoor dat de journalist actueel nieuws kon brengen. De komst van gedegen audio-visuele opleidingen, zoals de academie Santbergen en later hogescholen voor journalistiek, leidden tot een verdere professionalisering. De ‘direct cinema’, een filmstijl die zich kenmerkt door de schijnbare afwezigheid van de camera, gaf de journaalitems een realistischer karakter. Geen pratend hoofd, maar de dingen ‘zoals ze zijn’.

De laatste jaren is een belangrijke ontwikkeling de komst van de commerciële omroep, met haar eigen journaal, het RTL Nieuws. In het begin werd er nog lacherig over gedaan, maar inmiddels is dit journaal een volwaardig actualiteitenprogramma. Infotainment is een gerelateerde ontwikkeling. Het nieuws moet snel, het liefst met hier en daar iets luchtigs. De montage is supersnel vergeleken bij de vroege jaren van het NOS Journaal. Toch is voor veel mensen het NOS Journaal nog steeds Het Journaal, en deze dvd-box laat dat goed zien.

50 jaar NOS Journaal op dvd. Totale duur: 6 uur. ISBN: 9022957152. Prijs: € 20,99

Film / Achtergrond
special: Het werk van Fritz Lang

Revolutionair en conformistisch

Het Filmmuseum brengt twee klassiekers van Fritz Lang (1890–1976), M – eine Stadt sucht einen Mörder en The Woman in the Window, opnieuw uit. De films zijn beide een hoogtepunt in het omvangrijke en veel geprezen oeuvre van de in Wenen geboren regisseur.

M is recentelijk door het Filmmuseum gerestaureerd. In de film organiseren verschillende stadsbewoners een klopjacht op een psychopathische kindermoordenaar. M wordt, naast Metropolis (1927), als het cinematografisch hoogtepunt uit de Duitse jaren van de regisseur beschouwd. Fritz Lang vlucht in 1934 voor de Nazi’s en emigreert naar Amerika. In Hollywood zou hij tussen 1936 en 1954 maar liefst 24 films maken. The Woman in the Window is een hoogtepunt uit deze periode. Toch lijkt in deze jaren zijn artistieke vrijheid aangetast door de restricties die inherent zijn aan het Amerikaanse studio-systeem.

Restauratie

Fritz Lang
Fritz Lang

Van de twee films vormt de vertoning van M het onbetwiste hoogtepunt. De film is in geen jaren meer in zo’n perfecte staat te zien geweest. Bij eerdere restauraties, zoals in 1995, werd geen gebruik gemaakt van de originele negatieven. Als gevolg hiervan is de beeldkwaliteit minder scherp. Nog erger is dat er in deze versie nieuwe geluiden, zoals voetstappen op de straat, zijn toegevoegd. M is de eerste film waarin Lang gebruik maakt van de revolutionaire mogelijkheden die het gebruik van geluid biedt. Er wordt veel gesproken, de geluidseffecten zijn minimaal en muziek ontbreekt zelfs volledig. Ook door weinig of soms zelfs geen geluid op te nemen, experimenteert Lang met het opbouwen van spanning. In de nieuwe restauratie van het beeld en geluid is dit weer in de oorspronkelijke staat te bewonderen, de orginele versie uit 1931 is gelukkig dit keer wel de maatstaf bij de restauratie geweest.

Voor de nieuwe restauratie werd gebruik gemaakt van de originele negatieven uit 1931. Van de nitraatnegatieven bleek echter nog maar 85 procent van het beeld en 95 procent van het geluid in tact te zijn. Het ontbrekende materiaal is afkomstig uit acht andere versies van de film. Het is helaas niet zo dat de kijkervaring uit de jaren dertig gëevenaard kan worden. De overgang tussen scènes uit verschillend materiaal is in enkele gevallen zichtbaar, echt storend is dit echter niet. De restauratie is in ieder geval zo geslaagd dat de volledige aandacht kan uitgaan naar het schitterend vormgegeven verhaal. En dat is natuurlijk het best wenselijke resultaat.

De Duitse jaren

Scène uit <i>M</i>
Scène uit M

In M houden de sinistere praktijken van de psychopathische kindermoordenaar Hans Beckert (Peter Lorre) drie miljoen inwoners van Berlijn voor enkele maanden in een greep van angst. Ondanks intensief speurwerk is de politie niet in staat om de seriemoordenaar te stoppen. De plaatselijke onderwereld wordt door de aanhoudende klopjacht het werken onmogelijk gemaakt; zij trachten via een eigen netwerk van zwervers de moordenaar zelf te pakken te krijgen. Lang heeft de karakteristieke aspecten van de leefwerelden van elk van deze groepen op een prachtig gedetailleerde wijze benadrukt. Eén van de criminelen oefent in afwachting van een vergadering met een pak valse kaarten, de zwervers blijken een strak georganiseerd systeem te hebben waarmee ze op straat gevonden sigaretten opnieuw gebruiken.

Fritz Lang gebruikt beeld en geluid op effectieve wijze om een duistere sfeer te scheppen. In het begin van de film houdt de moordenaar de jonge Elsie Beckmann op straat aan. Hij complimenteert haar op akelig psychopathische wijze met de mooie bal die ze heeft, koopt fluitend een mooie ballon voor haar, om haar vervolgens op gewelddadige wijze om het leven te brengen. In een scène als deze toont Lang zich een ware meester in de filmkunst. Door het gebruiken van minimale geluidseffecten weet Lang een enorme spanning op te bouwen – van een fluitende kindermoordenaar gaat meer dan voldoende dreiging uit. De dramatische moord op Elsie brengt hij in beeld door een wegrollende bal en een wegwaaiende ballon te filmen. De suggestie die hiervan uit gaat, prikkelt de fantasie en laat de kijker de ontbrekende beelden zelf invullen. Met het zeer expressionistische gebruik van geluid, licht en schaduw schetst Lang, op prachtige wijze, een donkere metropool die in de ban is van een moordenaar.

Hollywood

Scène uit <i>The Woman in the Window</i>
Scène uit The Woman in the Window

Net als in M toont Lang ook in The Woman in the Window een somber beeld van de mens. Er hoeft maar weinig van het goede pad te worden afgeweken om het noodlot een kans te geven toe te slaan. Wanneer de zeer respectabele Professor Wanley (Edward G. Robinson) zijn vrouw en kinderen heeft uitgezwaaid voor een korte vakantie, duurt het niet lang voordat zijn ingeslapen zucht naar avontuur ontwaakt. Een eerste stap in de verkeerde richting is snel gemaakt. Wanley ontmoet de schone Alice Reed (Joan Bennett). Zij haalt hem over een glas bij haar te komen drinken. Dan slaat het noodlot onverbiddelijk toe. Wanley raakt in nog geen halve dag hopeloos verstrikt in een duistere wereld van moord en chantage. De ene situatie is hierbij vanzelfsprekend nog hachelijker dan de ander. Kortom, een klassieke ‘film noir’. Het enige problematische aan de film is de laatste scène. Met een zeer onverwachte en ongeloofwaardige deus ex machina blijkt dat de kijker de hele tijd op het verkeerde spoor is gezet. Professort Wanley wordt aan het eind van de film wakker, hij heeft alleen maar naar gedroomd. Volgens het oorspronkelijke script zou Wanley aan het eind van de film zelfmoord plegen. Lang heeft het verhaal zelf aangepast. Volgens de originele schrijvers van de film verandert Lang met zijn contributie aan het verhaal “een revolutionaire film in een conformistische film.” Lang was er zelf niet ontevreden mee. De zeer goede verkoopcijfers tonen volgens hem aan, dat het gebruik van een “aloude truc” zo uitgekauwd kan zijn, dat het weer bijna nieuw is. Echt overtuigen kan Lang met deze argumentatie niet. Het lijkt er meer op dat in het Amerika van de jaren veertig weinig plaats is voor cinematografische experimenten.

M – eine Stadt sucht einen Mörder (1931) en The Woman in the Window (1945) draaien vanaf 5 januari in het Filmmuseum Amsterdam en in Filmhuis Den Haag.

Boeken / Fictie

Ordinaire kitsch

recensie: Albert Sánchez Piñol - Nachtlicht

Nachtlicht is het literaire debuut van de Spaanse antropoloog Albert Sánchez Piñol (1965), dat met 31 vertalingen een wereldwijde bestseller werd. De roman stelt een jonge meteoroloog centraal die naar een verlaten eiland dichtbij Antarctica reist om daar een jaar lang in volstrekte eenzaamheid metingen te verrichten.

Dat ook een bestseller zijn minpunten heeft, is op zich niet verwonderlijk. Dat je als lezer niet helemaal begrijpt waarom een boek zo immens populair is, komt ook nog wel voor. Het is echter zeldzamer dat je aan een roman die volgens de flaptekst al twee jaar lang de internationale bestsellerlijsten aanvoert, niets, maar dan ook helemaal niets positiefs kunt opmerken. Nachtlicht is helaas een van die zeldzaamheden.

Platitudes

~

De opzet van het verhaal, een jonge man die aan het begin van zijn carrière voor een schijnbaar uitzichtloos en eenzaam bestaan kiest, is in beginsel al geen bijzonder originele vondst. Toch zou dit uitgangspunt nog voor boeiend leesvoer kunnen zorgen, als er thema’s als angst, eenzaamheid, bezinning op het bestaan en meer van dergelijke romantische ideeën aan bod zouden komen. Maar zelfs dat lukt Piñol niet. Hij schotelt ons een vertelling voor waarin de platitudes elkaar in verbijsterend tempo opvolgen.

Derderangs SF

Al bij aankomst op het eiland begint de ellende. De voorganger van de jonge meteoroloog blijkt verdwenen, en al wat hij aantreft is een leeg hutje dat er uitziet alsof het in enorme haast is verlaten. De enige andere eilandbewoner is een woeste vreemdeling, genaamd Batis Caffo, die zich in de vuurtoren verschanst heeft. Het volgende cliché dient zich aan wanneer de avond valt: de meteoroloog wordt belaagd door vreemde wezens die bij het invallen van de duisternis (het Kwaad verschijnt natuurlijk altijd bij nacht en ontij) uit de zee tevoorschijn komen. Het uiterlijk van deze wezens doet denken aan de marsmannetjes in een derderangs SF-serie: sterk antropomorf, maar met vliezen tussen tenen en vingers, een groenige huid, grote kale hoofden en grote ogen. De vuurtorenbewoner blijkt een vrouwelijk exemplaar van de ‘reuzenkikkers’ als huisgenoot te hebben. Uiteraard is zij mooi en gewillig. En uiteraard heeft Batis ook seks met haar. En natuurlijk bezwijkt ook de hoofdpersoon, na vele morele hindernissen te hebben geslecht, voor haar charmes en is seks met haar een sublimatie van alle seksuele ervaringen die hij tot dan toe heeft gehad.

Al neukend met haar, met deze naamloze mascotte, werd een groteske waarheid onthuld, groots en kinderlijk tegelijk; Europa weet niet dat het in eeuwige castratie leeft. Haar seksualiteit was vrij van elke last. Er was niet eens sprake van erotisch raffinement. Ze neukte alleen maar, neukte met haar hele lijf, en terwijl ze dat deed bestond er geen tederheid, geen zachtheid, geen wrok of pijn, geen betaling voor het bordeel of overgave van de minnaars. Het bracht de lichamen terug tot een eigen en unieke dimensie, en hoe dierlijker ze zich gedroeg, des te meer genot ik ervoer.

Bij het lezen van een dergelijke simplistische lofzang op de dierlijke eenvoud, de edele wilde, lopen iedere weldenkende lezer toch zeker de rillingen over de rug. En zo gaat het maar door, de hele roman lang. Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt deze opeenstapeling van tenenkrommende simplificaties door Pinol gelardeerd met volkomen gratuite semi-filososfische bespiegelingen, zoals deze:

Ik dacht aan mijn eerste herinnering, uit mijn kindertijd, en aan de laatste uit mijn beschaafde leven. Mijn eerste herinneringsbeeld was een haven. ik was misschien drie jaar, of jonger. Ik zat op een kinderstoel, in Blacktorne, in gezelschap van tientallen andere kinderen. Maar ik zat vlakbij een raam waardoor je de grauwste haven ter wereld kon zien. Mijn laatste herinneringsbeeld was ook een haven. De haven die ik zag vanaf de achtersteven van het schip dat me van Europa naar het eiland bracht. Nee, het leven stelt niet veel voor.

Albert Sánchez Piñol
Albert Sánchez Piñol

Ten hemel schreiend, zo’n citaat. Niet alleen omdat het als een soort volkomen overbodige deus ex machina in het verhaal opduikt en werkelijk niets van waarde toevoegt, maar vooral door de verbijsterende conclusie. Na een sentimentele bespiegeling over zijn jeugd op de kostschool Blacktorne, die voor het verdere verloop van het verhaal ook helemaal niet terzake doet, komt de schrijver met de loodzware slotsom dat het leven niets voorstelt. Nogal een boude bewering, op basis van de oppervlakkige kitschbeelden die eraan voorafgaan, en niet erg overtuigend uit de mond van een nogal jeugdige hoofdpersoon.

Als lezer blijf je in eerste instantie hopen dat dit een literaire truc is, dat de schrijver zichzelf na enkele tientallen pagina’s ontmaskert en met een geniale plotwending voor de dag komt waardoor het ineens toch om een ijzersterke roman blijkt te gaan. Jammer genoeg blijkt die hoop al snel ijdel. De briljante wending blijft uit, het verhaal blijkt een uiterst simplistische lineaire vertelling vanuit de ik-persoon te zijn, in de onvoltooid verleden tijd. En toen en toen en toen en toen. Waarbij van meet af aan duidelijk is dat de hoofdpersoon alle gruwelen zal overleven, anders zou hij het immers niet na kunnen vertellen.

Katharsis

Op ongeveer driekwart van het verhaal volgt een gewelddadige climax, waarbij Batis en de hoofdpersoon tegenover een gigantische horde reuzenkikkers komen te staan die ze te lijf gaan met een flinke voorraad dynamiet. Geheel in de lijn van het voorgaande beleeft de meteoroloog als gevolg van de slachting die hij zelf aanricht een ware katharsis en gaat hij de reuzenkikkers, die “Citauca” blijken te heten, met andere ogen bezien. In het slotdeel van de roman trakteert Pinol ons nog op een aantal oersaaie, slaapverwekkende antropologisch getinte, maar nogal dweperig aandoende beschouwingen over een conflict tussen verschillende soorten en de gevolgen die dat heeft voor de eerdere bondgenoten, die nu in onbegrip tegenover elkaar zijn komen te staan; want natuurlijk komt de woesteling Batis niet tot inkeer na alle geweld. Dit wordt dan ook zijn ondergang: hij wordt door de Citauca meegenomen en vermoord terwijl de hoofdpersoon achterblijft op het eiland om na zijn morele inzinking een nieuwe start te maken.

Nachtlicht is een belediging voor het intellect van de lezer. Bladzijde na bladzijde neemt de irritatie toe. Vanuit welke invalshoek je deze roman ook bekijkt, het is en blijft een flinterdun stukje ordinaire kitsch. Piñol zou zich moeten schamen, zowel als schrijver als als antropoloog.

Kunst / Expo binnenland

Zonder gêne

recensie: Videowerken 2001-2005 - Julika Rudelius

.

Julika Rudelius (Keulen, 1968) studeerde visuele communicatie aan de Hochschule der bildenden Künste in Hamburg en fotografie aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Van 1999 tot 2001 studeerde ze aan de Rijksacademie in Amsterdam. In de werken die ze maakt, laat ze het gedrag en de drijfveren van haar medemensen zien.

Tagged
Julika Rudelius Tagged (2003)

In de vijf tentoongestelde videofilms in De Hallen praten jonge jongens op openhartige wijze over meisjes (Train, 2001), vertellen allochtone jongens over hun liefde voor merkkleding (Tagged, 2003), laat ze vrouwen beschrijven hoe ze het liefst klaarkomen (The Highest Point, 2002), ondervraagt ze mannen met een hoge maatschappelijke positie over de betekenis van geld (Economic Primacy, 2005) en proberen zwarte mensen onder woorden te brengen wat ‘zwart’ zijn voor hen betekent (Your Blood is as Red as Mine, 2004).

Opschepperij


De gefilmde situaties zijn dan misschien geënsceneerd, maar wel gebaseerd op ware gebeurtenissen. In Train laat Rudelius een groep jonge jongens aan het woord over hun seksuele ervaringen met meisjes. Rudelius laat hun gezichten niet helemaal zien, ze worden ingekaderd door de rugleuning en de hoofdsteun van de banken. Het verhoogt de geheimzinnigheid van het geheel. Iedereen die wel eens met de trein reist, herkent de setting. Wat volgt, zijn gesprekken tussen pubers die zich nog in het stadium tussen jongen en man bevinden. De nadruk ligt op het opscheppen over hun seksuele prestaties. Een jongen vertelt over een meisje dat hem mee naar huis nam en hem zeven keer pijpte, overigens zonder dat hij klaarkwam. Ze stopte iedere keer net voor zijn hoogtepunt. Zijn toehoorders joelen, ouwehoeren, bespotten hem, doen neerbuigend over zijn prestaties, maar kunnen tegelijkertijd hun nieuwsgierigheid niet verbloemen en sporen hem aan meer te vertellen.

De jongens zijn stoer, de meisjes waar ze het over hebben zijn sletten, lijkt de conclusie. Uiterst herkenbare gesprekken die overal in Nederland, en daarbuiten plaatsvinden tussen jongeren. Tegelijkertijd is het schrijnend dat de vrouw nog steeds als slet wordt neergezet als ze beschikt over een ruime seksuele ervaring. Dat maakt dat de kijker zich ongemakkelijk gaat voelen en zet aan tot denken over de heersende dubbele moraal.

Hoogtepunt


Eenzelfde gevoel van ongemak weet Rudelius op te roepen met The Highest Point, waarin vrouwen vertellen over hun orgasme, en de beste manier waarop ze die bereiken. Alleen, of met partner in verschillende standjes. Met gêne zal de bezoeker van de tentoonstelling de verhalen aanhoren, maar tegelijkertijd gefascineerd zijn. Het zijn gesprekken die we allemaal eerder gehoord hebben, misschien zelfs zelf gevoerd hebben. We willen het weten – en toch ook weer niet.

Voor alle werken geldt, dat je heen en weer wordt geslingerd tussen die ambivalente gevoelens. Je wilt weglopen, omdat een gevoel van schaamte of plaatsvervangende schaamte je overvalt, maar je kunt niet, omdat je nieuwsgierig bent naar wat volgt. En dat is precies wat Rudelius lijkt te willen bereiken: “De onderwerpen die ik aansnijd, zijn gerelateerd aan mijn eigen onzekerheden. Ik ben een sociaal wezen, gevoelig voor de spanningen in mijn omgeving. Deze spanningen vormen de grondslag van mijn werk. Ik ga uit van mijn eigen gêne en neurosen. Ik onderzoek het canon van vooroordelen dat mijn eigen gedrag en dat van anderen bepaalt.”

Kunst / Expo binnenland

De twintigste eeuw in zwart en wit

recensie: Henri Cartier-Bresson. Een retrospectief

.


Henri Cartier-Bresson, New York, 1935 © Hoyningen-Huene / Condé Nast
Henri Cartier-Bresson, New York, 1935 © Hoyningen-Huene / Condé Nast

Henri Cartier-Bresson werd geboren in Chanteloup in Frankrijk. Hij kwam uit een rijke textielfamilie en werd tot groot ongenoegen van zijn familie opgeleid als kunstschilder. Hij was ook geen onbekende in de kunstwereld en maakte in de jaren vijftig een serie portretten van schrijvers en artiesten waaronder zijn vrienden Pablo Picasso en Henri Matisse. Hij begon in 1931 met fotograferen en in 1935 koos hij voorgoed de Leica, een kleinbeeldcamera waarmee hij snel en onopvallend kon werken. Dit was toen zeer vernieuwend, want men werkte in die tijd nog met zeer logge apparatuur. Cartier-Bresson is de rest van zijn leven met een kleinbeeldcamera blijven fotograferen, omdat hij vond dat deze het meest de natuurlijke blik van het menselijke oog benaderde.

Wereld(se) fotograaf


Voor de Tweede Wereldoorlog werkte Cartier-Bresson in Mexico en Oost-Europa en hij maakte fotoreportages over de Spaanse burgeroorlog. In 1944 fotografeerde hij de bevrijding van Parijs en in 1947 richtte hij samen met Robert Capa, George Rodger and David ‘Chim’ Seymour het fotoagentschap Magnum Photos op. Hij werkte vele jaren in India, Birma, China, Indonesië en Tibet. Nadat hij in 1954 in de Sovjet Unie fotografeerde reisde hij vervolgens naar China, Cuba, Mexico, Canada, de VS, India en Japan. Op de tentoonstelling hangen zijn foto’s per land gerangschikt: het Amerika van de jaren dertig, de jaren veertig in China, Indonesië tijdens de onafhankelijkheid en Rusland in de jaren vijftig. Hij fotografeerde hoeren in Mexico, kunstenaars in Frankrijk, kinderen op de puinhopen in Spanje. En bij al deze foto’s is niet de nieuwsfotograaf aan het werk, maar een kunstenaar die oog had voor de kleinste details en menselijke trekken.

Achter Gare Saint-Lazare, Parijs, 1932 © Henri Cartier-Bresson
Achter Gare Saint-Lazare, Parijs, 1932 © Henri Cartier-Bresson

Geen trucjes


In de tentoonstelling is te zien dat hij altijd het hele negatief afdrukte, dus wat hij zag door zijn zoeker, zie jij ook als kijker. Hij gebruikte geen trucages, geen kunstlicht en geen uitsneden. Hij fotografeerde altijd in zwart-wit en wat zijn werk vooral interessant maakt, is dat hij bij belangrijke gebeurtenissen in de vorige eeuw aanwezig was. Zo was hij in China toen het Rode leger binnentrok en Mao de macht greep, heeft hij Gandhi nog net voor zijn dood gefotografeerd en was hij in 1954 de eerste westerse fotograaf die de Sovjet Unie mocht bezoeken. Deze gebeurtenissen zijn gefotografeerd met veel oog voor de mensen en met veel respect voor de culturen.

Kunst van het juiste moment


In zijn boek The Decisive Moment (1952) vertelde Cartier-Bresson dat fotografie het zoeken is naar het moment waarop vorm en inhoud van het onderwerp precies samenvallen. Dit beslissende moment is de kern van zijn fotografie en hierbij is zelfs het kleinste gegeven of menselijke detail een geweldig onderwerp. De foto van de zwerver die ligt te slapen in het vuil tijdens de kroning van George VI is hier een prachtig voorbeeld van. Net als zijn wereldberoemde foto van de vrouw in Dessau die een verklikker van de Gestapo aanwijst. Deze en nog vele andere foto’s hebben een enorme intensiteit en weten je als kijker meteen te grijpen. Dit komt niet alleen doordat Cartier-Bresson vaak het beslissende moment wist te pakken, maar ook door zijn bijzondere lijnenspel. Zijn composities leveren een evenwichtig en tegelijkertijd spannend beeld op. Het is alsof de schilder de compositie heeft bedacht en de fotograaf de juiste plek met de juiste details heeft vastgelegd. De man wiens passie schilderen was, werd met fotograferen wereldberoemd. Maar het is mede door zijn kunstenaarsachtergrond dat hij zo’n grote fotograaf is geworden.

Tegelijk met de tentoonstelling in Foam zijn in Maison Descartes in Amsterdam tekeningen en schilderijen van Henri Cartier-Bresson te zien. Dit retrospectief werd georganiseerd door de Fondation Henri Cartier-Bresson en is door Henri Cartier-Bresson zelf samengesteld. De tentoonstelling was eerder te zien in Parijs, Barcelona, Berlijn en Edinburgh.

Film / Films

Romantiek van lood

recensie: The Merchant of Venice

Het werk van de Engelse schrijver William Shakespeare (1564-1616) is een onuitputtelijke inspiratiebron voor schrijvers, muzikanten en filmmakers. Zijn oeuvre bestaat niet alleen uit tragedies zoals Romeo and Juliet, maar ook uit gedichten, sonnetten en komedies. The Merchant of Venice (1596-1598) is zo’n komedie, voor het eerst verfilmd in 1908 en in 2004 verfilmd door de Britse regisseur Michael Radford. Radford is vooral bekend geworden met Il Postino (1994), die met een Oscar werd onderscheiden. The Merchant of Venice gaat hem echter moeilijker af.

Joodse woekeraar

~

Venetië, de veertiende eeuw. Bassanio (Joseph Fiennes) is verliefd op de welgestelde Portia (Lynn Collins) en vraagt zijn rijke vriend Antonio (Jeremy Irons) 3000 dukaten te leen, om Portia voor zich te winnen. Antonio stemt toe, maar zijn geld zit in handelsschepen, dus vraagt hij Shylock (Al Pacino), een joodse woekeraar, om een lening. Het gevolg is een gevaarlijk contract: als Antonio niet op tijd terugbetaalt heeft Shylock recht op een pond vlees uit de hartstreek van Antonio’s lichaam. Was Shakespeare een antisemiet? Moeilijk te zeggen. Shylock is weliswaar een vloekende vrek en de christelijke Antonio vergevingsgezind en vroom. Toch laat hij Shylock zeggen: “Hath not a Jew eyes, hath not a Jew hands, organs, dimensions, sense, affections, passions?”

Blije broer

Van romantiek blijft in The Merchant of Venice weinig over. Al Pacino’s vertolking van Shylock is zo sterk dat we bijna vergeten waar het om begonnen is: de romance tussen Bassanio en Portia. Vooral de scène waarin Shylock merkt dat zijn dochter Jessica (Robinson) er vandoor is gegaan met de christelijke Lorenzo (Charlie Cox) is hartverscheurend. Toch is deze afleiding niet de enige reden waarom de romantiek niet van de grond wil komen. Was Fiennes in Shakespeare in Love (1998) als William Shakespeare net een dronken vlindertje dat om Viola de Lesseps (Gwyneth Paltrow) heen fladderde; in The Merchant of Venice lijkt hij een blije broer die zijn zus weerziet. Bovendien wordt er te snel van de ene scène naar de andere gesprongen, waardoor zowel de tragedie als de romantiek ongeloofwaardig overkomen.

Goud, zilver, lood

~

Door te kiezen voor een loden kistje in plaats van het gouden of zilveren, kan Bassanio trouwen met Portia. Dit is een belangrijke scène, waarmee Shakespeare duidelijk maakt dat we niet moeten afgaan op oppervlakkige schoonheid. Wat vriendschap en (christelijke) vergeving is, blijkt als dezelfde Portia even later vermomd als edelman in de rechtszaak verschijnt en Antonio redt van de dood. Maar Antonio’s onopvallende, ‘vergevingsgezinde’ houding in de rechtszaal verveelt. Als meester van introverte en melancholische personages hadden we meer verwacht van Irons. De Shakespeare-kenner zal dan ook teleurgesteld zijn; de originele personages zijn te vlak neergezet, afgezien van het karakter Shylock. Bovendien sjeest Radford door de verschillende scènes heen, waardoor de film niet beklijft.