Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.

Theater / Voorstelling

Evita is terug. En hoe!

recensie: De Graaf & Cornelissen Entertainment – Evita

Van musicalcomponist Andrew Lloyd Webber wordt wel eens gezegd dat hij vrouwen haat – zo moeilijk zijn de noten die hij voor zijn vrouwelijke hoofdrollen schrijft. Evita is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De muziek is als de titelheldin – een mix van extremen: van ballades, tot nummers met extreem hoge noten, tot tango’s, tot up-temponummers die veel eisen van de uitspraak des persoons.

Wie haar speelt, begint als de 15-jarige Argentijnse Eva Duarte, die zich losmaakt van haar leven in de sloppenwijken, wordt vervolgens actrice in Buenos Aires en schopt het uiteindelijk tot first lady van de gladde en vooral corrupte president Juan Perón. Eva Duarte creëert een cultus rondom haar man en haarzelf en wordt zodoende zowel geliefd als verguisd door het volk. Daarmee is Evita niet alleen een biografische musical over de machtigste vrouw van Argentinië van de 20ste eeuw, maar behandelt het stuk ook hedendaagse thema’s als doorslaand populisme, bijbehorende massahysterie en politieke sterallures.

Elf jaar aan ervaring rijper

Elf jaar geleden speelde Brigitte Heitzer als winnaar van Op zoek naar Evita al de titelrol. Waar Heitzer elf jaar geleden nog een brave, zelfs prille Evita neerzette, geeft ze de rol nu veel meer gestalte. In haar eerste ontmoeting met Juan Péron is ze zwoel maar berekenend en in een lastig nummer als ‘Een nieuw Argentina’ is ze (zowel vocaal als in mimiek) krachtig. In de tweede akte laat Heitzer meer een kwetsbare Evita zien. Daarin zit vooral haar kracht. Die kwetsbaarheid begint al bij de klassieker ‘Huil niet om mij Argentina’, maar komt nog sterker naar voren in een nummer als ‘Hoog vloog je te hoog’, waarin regisseur Paul van Ewijk slim koos om Evita nostalgisch en eenzaam terug te laten kijken op haar jeugd.

Maar het beste, en dat is toch wat deze rol vraagt, is dat Heitzer sterk schakelt tussen die karakteristieken. Ja, ze is kwetsbaar, maar desondanks – of juist daarom – herpakt zij zich, zingt ze dat ze ‘geen wijze les’ nodig heeft, om vervolgens het masker van de politieke diva weer op te zetten.

Sterk samenspel

Niet alleen Brigitte Heitzer overtuigt. Vrijwel de hele cast, inclusief het ensemble, levert sterk werk. Zo speelt Esmée Dekker Pérons minnares. Hoewel haar aandeel beperkt is tot één nummer, laat ze een sterke indruk achter. Haar stem is prachtig en haar uitspraak helder. Ook de mannelijke personages worden overtuigend neergezet. Tangozanger Magaldi is een personage dat doorgaans weinig beklijft, zeg gerust: eenzijdig wordt gespeeld, maar Yoran de Bondt neemt hem op humoristische wijze op de hak. Hij maakt hem een tikkeltje overdreven, zonder daarin door te slaan. Dankzij De Bondts interpretatie kan Magaldi met recht zijn historische bijnaam ‘de sentimentele stem van Buenos Aires’ dragen.

René van Kooten speelt de kritische marxist Ché Guevara alsof het ‘m op het lijf geschreven is. Hij is stoer, rauw, maar ook scherp en ironisch. Van Kooten zet subtiel de tweezijdigheid van zijn personage neer. Aan de ene kant speelt hij de criticus die vanaf de zijlijn niet beïnvloedbaar lijkt voor Evita’s politieke spel, aan de andere kant is ook hij, net als het volk, stiekem gecharmeerd van Evita. Dit komt, mede dankzij het decor van Eric van der Palen en de choreografie van Chiare Re, al mooi naar voren in de opening. De massa verenigt zich bij Evita’s graftombe om een requiem te zingen. Ché en Juan Péron staan als Evita’s ‘belangrijkste’ mannen, maar nog meer als elkaars ideologische tegenstanders, lijnrecht tegenover elkaar. Toch komt ook Ché naar haar graf om zijn laatste eer te bewijzen.

Mooi is ook dat Van Ewijk Juan Péron (Paul Donkers) zonder zijn vrouw toch niet zo’n man van het volk laat zijn. Péron maakt zich uit de voeten zonder zijn rouwende kiezers een blik waardig te gunnen, terwijl Ché (hetzij ook ironisch bedoeld) zijn mededogen toont door zakdoeken uit te delen. Zoals later blijkt in het nummer ‘Wals voor Eva en Ché’, is het verschil tussen Evita en Ché ook niet zo groot als Ché aanvankelijk beweert. Hij mag Evita weliswaar politieke sterallures verwijten, maar dan weet hij nog niet dat zijn gezicht jaren later een wereldwijde merchandising in gang zal zetten.

Verfrissende vernieuwingen

Overigens moet er worden gezegd dat de vernuftige, frisse vertaling van Daniël Cohen meer karakter aan de personages geeft. Het merendeel van de tekst is hetzelfde als tien jaar geleden, maar een herformulering hier en daar geeft de musical extra sjeu. Ook het idee om Evita’s corrupte goededoelenfonds als RTL 4’s Miljoenenjacht neer te zetten, is een van de troeven die het stuk zowel humor als meer gelaagdheid geeft.

Voor een musical die al voor de vierde keer wordt opgevoerd, ligt onder het mom van ‘never change a winning formula’ herhaling en gemakzucht op de loer, waarbij elke nieuwe heropvoering een kopie is van de voorafgaande. Helaas gebeurt dat bij het gros van de populaire musicals. Gelukkig laten regisseur, choreograaf, decorontwerper en vertaler in deze Evita-productie zien dat enkele aanpassingen al een frisse, vlotte en toch gelaagde uitvoering kunnen opleveren, De acteurs weten hun personages weer nieuw leven in te blazen.

Theater / Voorstelling

Matroesjka stroomt over van ambitie en engagment, maar vergeet de balans

recensie: Matroesjka - Brainwash

Typetjes, taalgrappen, tien vingers en een eendenbek. Ze passeren allemaal de revue in de tweede voorstelling van het zogenaamde technocabaretduo Matroesjka. Na hun debuut Eeuwig vlees is het een tijdje stil geweest rondom Janneke Rinzema en Lisa Loeb, maar nu zijn ze terug. Met scherp engagement én persoonlijke verhalen, maar helaas blijft er weinig ruimte voor verbeelding.

Als een cabaretduo weer samenkomt, zoals vorig seizoen bij bij Veldhuis & Kemper, zou het zomaar kunnen zijn dat het een leuk, gezellig avondje wordt. Maar nee, ook de dames hebben de nodige debatjes, discussies en andere confrontaties uit te vechten. Dat begint al voordat ze ‘geboren’ worden, met een gesprek over het bestaan van God en de evolutietheorie. Vanaf dan is het spel op de wagen: de meest uiteenlopende maatschappelijke onderwerpen komen voorbij, van een rebranding van de islam, de vluchtelingenproblematiek, de boze witte man en privacy tot feminisme en vaccinaties. Het is duidelijk dat ze begaan zijn met de wereld. Het is jammer dat er is gekozen voor een expliciete vorm – letterlijke discussies op het toneel – en niet voor sketches met dezelfde impliciete boodschap. Juist in het theater kan een beroep worden gedaan op de verbeelding, die eigenlijk alleen in het begin wordt geprikkeld. Die lijn hadden ze gerust mogen doortrekken.

Nu blijft het toch teveel bij vertellen en te weinig spel. Daarbij houden ze ook nu weer vast van de formule van Eeuwig vlees, met sketches en een keur aan prachtig gezongen liedjes. En ook nu weer maken ze gebruik van typetjes, die dit keer rechtstreeks vanuit het absurdistische tv-programma Toren C lijken te komen. En de scenes met de snackbar doen in de verte denken aan Draadstaal, ware het niet dat Matroesjka er af en toe best aardige woordspelingen op nahoudt. Naast de lolligheid komt uiteraard ook de reden van het uitblijven van deze tweede voorstelling aan de orde. Eigenlijk zouden de dames een jaar geleden in première gaan, maar Loeb kreeg last van een depressie.

Zo verwoordt ze in een speelse rap hoe ze die periode ervoer, waarmee Loeb lijkt te suggereren dat alles achter de rug is. Toch kan Rinzema het even later niet nalaten om Loeb de noodzaak van de pillen te blijven benadrukken. Vervolgens blijven ze nog even kibbelen over de verschillen en overeenkomsten tussen een depressie en religie. Hoezeer ze ook van mening verschillen, met liedjes en zinnen als Beloof me dat je nooit meer gaat en Laat me vallen hier voor jou tonen ze aan dat ze niet zonder elkaar kunnen. Het moet gezegd: van begin tot eind spat de energie er zonder meer van af. Voor een derde programma mogen ze echter iets abstracter te werk gaan.

Theater / Voorstelling

Dorian Gray van de moderne tijd

recensie: Silbersee en Ulrike Quade Company - Dorian Gray

Momenteel staan er twee theaterbewerkingen van Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray op de Nederlandse planken. Eind september ging Dorian van het NNT in première. Vorige week was het de beurt aan Dorian Gray, een samenwerking tussen de muziektheatergezelschap Silbersee en beeldend theatergezelschap Ulrike Quade Company.

The Picture of Dorian Gray vertelt het verhaal van de hedonistische Dorian, wiens portret wordt geschilderd door zijn vriend Basil. Dorian is zwaar onder de indruk van de schoonheid die spreekt uit het portret en betreurt het dat zijn eigen schoonheid en jeugdigheid van slechts een tijdelijke aard is. Hij wenst daarom dat niet hij, maar het portret in zijn plaats verouderd en lelijker wordt. Een wens die uit blijkt te komen.

Instagram

Het is voorstelbaar waarom The Picture of Dorian Gray, geschreven in het Victoriaanse Londen van 1890, zoveel inspiratie biedt voor hedendaagse theatermakers. De thema’s van uiterlijke schoonheid en de strijd tegen veroudering lijken in een tijdperk van Instagram, superfoods, fitboys- en girls, plastische chirurgie en onmogelijke paleodiëten, nog nooit zo actueel geweest.

Silbersee en Ulrike Quade Company koppelen het klassieke verhaal ook aan een andere eigentijdse kwestie: die van de wetenschappelijke vooruitgang. Dorian Gray is gesitueerd in een futuristische en klinisch gestileerde wereld. Een wereld van technofeestjes in ziekenhuiskleding. Ditmaal is Dorians vriend Basil geen portretschilder maar beeldhouwer, en creëert een sculptuur naar Dorians gelijkenis. Wanneer Dorian (gespeeld door bariton Job Hubatka) verzucht dat hij wilde dat zijn jeugdigheid net zo onveranderlijk was als het beeld, vertelt een kwaadaardige bio-informaticus hem dat hij deze wens uit kan laten komen. Dorians geest word in een softwareprogramma geprogrammeerd en in het beeld geïmplementeerd. Zodoende komt de zwaarte van de thematiek te liggen op de vraag in hoeverre een mens kan leven zonder ook te sterven. En in hoeverre wetenschappelijke vooruitgang wenselijk is wanneer we dit inzetten om onze eigen dood te ontlopen.

Verlies aan spanning

Aanvankelijk kan de voorstelling met deze vraagstukken prima uit de voeten en weet zeer te boeien. De muziek – een eigenzinnige mix tussen opera en elektronische muziek – weet samen met het decor een vervreemdende retrowereld neer te zetten. Al het geluid wat te horen is, wordt live op het podium geproduceerd – al is het soms even zoeken waar het vandaan komt, wat weer bijdraagt aan een verdere vervreemding. Dat alles zorgt ervoor dat zeker de eerste helft van de voorstelling een fascinerende kijk- en luisterervaring oplevert. Maar gedurende de voorstelling verliest Dorian Gray ook aan spanning. Dat komt doordat Dorian vrij vroeg in het verhaal ingaat op de aanbieding van de boze bio-informaticus, en zijn ondergang wel erg snel en abrupt plaatsvindt. Nadat Dorian onsterfelijk en de facto een computerprogramma is geworden, is het grootste spanningsveld uit het verhaal verdwenen. Het is direct duidelijk dat Dorians transformatie geen goed idee was, waarmee ook de ontwikkeling in het verhaal begint te haperen. De voorstelling weet verder namelijk weinig meer te zeggen over de eerder gestelde vragen wat betreft de menselijke aard, die daarmee wel erg retorisch blijken te zijn geweest. Ondanks sterk spel en goede muziek biedt Dorian Gray daardoor niet genoeg stof die aanspoort om verder over de thematiek na te denken.

Kunst / Achtergrond
special: Gauguin & Laval op Martinique

Cruciaal oeuvre Gauguin en Laval voor het eerst in beeld

Het Van Gogh Museum heeft een primeur te pakken. Nooit eerder werd een expositie gepresenteerd die volop inzoomt op de periode van vier maanden die Paul Gauguin in 1887 op het Caraïbische eiland Martinique doorbracht, samen met Charles Laval. Zijn werken uit die tijd waren wel bekend, maar het feit dat hij op Martinique een cruciale ontwikkeling doormaakte als kunstenaar bleef tot nog toe onderbelicht. Ook het uitzonderlijke talent van zijn collega-schilder Charles Laval is door geen enkel museum ter wereld eerder als zodanig onderkend. Kunstkenners prijzen dan ook de keuze van het Van Gogh Museum om Charles Laval nu een plek op het podium te gunnen naast de wereldberoemde Gauguin. De press preview op de tentoonstelling geeft een interessant kijkje achter de schermen.

Onterechte lacune

Conservator Joost van der Hoeven vertelt hoe hij twee jaar geleden opmerkte dat er nog nooit een tentoonstelling was georganiseerd die Gauguins Martinikaanse periode als hoofdonderwerp koos. Dat leek hem en conservator Maite van Dijk een onterechte lacune. Hun voorstel om van de Martinikaanse periode van Paul Gauguin een onderzoeks- en tentoonstellingsproject te maken, en daarin ook de werken van de dertien jaar jongere Charles Laval een rol te laten spelen, werd direct omarmd door het Van Gogh Museum.

Paul Gauguin: Martinikaanse vrouwen, 1887, potlood, zwartkrijt en pastel op papier, privécollectie

Spectaculair effect

Vincent van Gogh en zijn broer Theo legden ooit de basis voor de Martinikaanse collectie van Gauguin en Laval, het Van Gogh Museum kreeg die werken later in bruikleen van hun erfgenamen. De ‘collectie Martinique’ van het museum was in 2016 echter nog onvoldoende voor een tentoonstelling over deze periode. Voor Van Dijk en Van der Hoeven begon een intensieve speurtocht naar talloze werken die zich verspreid over de wereld bevinden. Het lukte hen uiteindelijk om een aanzienlijk deel op te sporen en naar Amsterdam te halen. Daarna volgde een nieuwe uitdaging: het museum wilde de verzameling voorstudies in simpele passe partouts tussen glasplaten klemmen, op een paar meter afstand van de schilderijen. Verschillende bruikleenpartijen moesten er dus van overtuigd worden dat het nodig was hun werken voor dat doel uit de originele omlijsting te halen. Spoiler: ook dat lukte. Bezoekers kunnen de schetsen in de glazen wand en de schilderijen daarachter nu in één oogopslag zien, en elementen uit die schetsen gemakkelijk herkennen in het doek. Het geeft een spectaculair effect. Axel Rüger, directeur van het Van Gogh Museum, noemt de schetsen ‘een heel wezenlijk, integraal onderdeel van de expositie’.

Twee mandendraagsters op Martinique
Charles Laval (1861 – 1894), 1889
gouache op papier op karton, 22.2 cm x 30.4 cm
Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam

Op zoek naar inspiratie

De eerste schilderijen van de expositie staan voor de ontluikende vriendschap tussen Gauguin en Laval: een opvallend stilleven van Gauguin waarop ook Laval is afgebeeld, en twee kleurrijke zelfportretten gemaakt op verzoek van Van Gogh. Hierna landt de bezoeker via twee grote landschappen met palmbomen op Martinique. Van der Hoeven vertelt dat de keuze voor Martinique puur toeval was. Gauguin en Laval zochten het voorjaar van 1887 een ‘primitief’, ‘exotisch’ oord waar ze nieuwe inspiratie konden opdoen. Onderweg naar een onbewoond eiland bij Panama maakten ze een tussenstop op Martinique en raakten betoverd door deze exotische plek. Toen Panama  een totale deceptie bleek, besloten de kunstenaars terug te keren naar Martinique. De fascinatie met ‘het exotische’ was in deze hoogtijdagen van het Franse kolonialisme groot, maar Gauguin had ook een persoonlijk motief. In Parijs bleef de waardering voor zijn werk uit, en hij voelde de behoefte om zich te distantiëren van de impressionisten. Hij wilde een eigen stijl en techniek ontwikkelen waarmee hij zich kon onderscheiden. In een exotische omgeving, ver weg van het moderne en verstikkende Parijs, hoopte hij nieuwe motieven te vinden.

Paul Gauguin: De mangobomen, Martinique, 1887, olieverf op doek,  Van Gogh Museum, Amsterdam

Nieuwe beeldtaal

Directeur Axel Rüger zegt dat Martinique voor Paul Gauguin ‘het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal’ betekende. Gauguin werd geïnspireerd door de ‘tropische idylle’ waarin hij porteuses, vrouwen die met kilo’s fruit op hun hoofd van plantages naar de havens lopen, als hoofdonderwerp koos. Hij raakte betoverd door hun gracieuze bewegingen en kleurrijke jurken, zo is in zijn brieven te lezen. Op Martinique vond Gauguin de nieuwe stijl waar hij zo naar op zoek was. Kenmerkend daarin is het gebruik van warme kleuren met veel tinten groen en paars, rood en roze, en het gebruik van abstracte vlakken die samen een landschap vormen. De mangobomen, Martinique is volgens Rüger ‘zijn beste schilderij’. In de exotische voorstelling van een boomgaard plukken drie porteuses mango’s en papaya’s. Verschillende tinten groen en blauwpaars, afgewisseld met okergeel en feloranje, zorgen voor een tropisch effect. Tijdens de press preview wordt Martinikaanse vrouwen, een voorstudie met potlood, zwart krijt en pastel, voor het eerst herenigd met De mangobomen, Martinique. Vincent en zijn broer Theo kochten De mangobomen, Martinique direct na terugkeer van Gauguin uit Martinique. Ze waren overdonderd door het doek en betaalden er 400 francs voor, hun duurste aankoop ooit. Het doek kwam boven de bank van Vincents appartement in Parijs te hangen. Theo werd Gauguins belangrijkste handelaar en speelde een grote rol in zijn uiteindelijke succes als kunstenaar.

Schril contrast

De mangobomen, Martinique geeft de indruk van een lome middag waarin de vrouwen op hun gemakje fruit plukken. De werkelijkheid is anders. Hoewel de slavernij inmiddels was afgeschaft, was er nog steeds sprake van dwangarbeid en moesten de vrouwen keihard werken. Ze droegen tot wel vijftig kilo fruit op hun hoofd en waren op hun dertigste al totaal versleten. Maar Gauguin zag de vrouwen puur als decoratief object, als iets prachtigs wat hij zo goed mogelijk wilde vastleggen. Ook de bomen op het doek, opvallend gelijkmatig rondom de vrouwen gepositioneerd, hebben een decoratieve functie. Gauguin schilderde ‘naar de verbeelding’: de voorstellingen zijn imaginair, dus subjectief. Dit aspect vormt de keerzijde van deze werken: de realiteit van het kolonialisme en racisme blijft bij Gauguin en Laval totaal buiten beeld.

Een ander perspectief

Het Van Gogh Museum vindt het belangrijk ook deze keerzijde te belichten, en wil een perspectief stellen tegenover de imaginaire ongecompliceerde ‘idylle’. Hedendaags Martinikaans kunstenaar Jean-François Boclé (1971) is daarom uitgenodigd om zijn visie op de kunst van Gauguin en Laval uit te beelden. In een klein zaaltje is Boclé’s installatie te zien. Vijf ventilatoren aan de muur draaien luid brommend heen en weer, linten die aan de rasters zijn bevestigd wapperen in het rond. De linten in groen, zwart en rood staan symbool voor de Martinikaanse vrijheidsbeweging, de andere kleuren voor de kolonisten. Zijn installatie weerspiegelt de orkanen die gekoloniseerde gebieden hebben moeten weerstaan – letterlijk en figuurlijk. ‘But a hurricane is not negative, power gives us reason’, stelt Boclé. Gauguin heeft een obsessie met mango’s, vindt hij. Boclé interpreteert Gauguins geschilderde mango’s als metafoor voor de vrouw. ‘But a fruit is something you can eat’, zegt Boclé ontstemd.

Paul Gauguin: Aan de oever van de rivier, Martinique, 1887 olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam

Mixen en matchen

Terug naar de werken van Gauguin en Laval. In hun kleurrijke doeken is een duidelijke ontwikkeling te zien. Gauguin maakte in Aan de oever van de rivier voor het eerst een platte compositie met kleurvlakken zonder diepte. Mogelijk liet hij zich hierbij inspireren door Japans houtsnijwerk. Zijn schilderij Landschap op Martinique is een persoonlijke interpretatie met ritmische penseelstreken, zowel rechte als schuine. Gauguin hield van mixen en matchen: de voorstudies tonen dat hij zijn schilderijen samenstelde uit onderdelen van schetsen en eerdere schilderijen. Zijn Martinikaanse werk is ‘als pars pro toto te beschouwen voor zijn gehele latere oeuvre’ waarin hij elementen blijft combineren, aldus Van der Hoeven. Lavals absolute meesterwerk is eveneens Landschap op Martinique getiteld, een voorstelling met platte vlakken, schitterende pasteltinten en fantasierijke wolkpartijen boven een bergrug.

Charles Laval: Landschap op Martinique
olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Baanbrekende ontdekking

Vanwege de vooruitstrevendheid ervan werd lang aangenomen dat Laval dit werk pas achteraf schilderde, als herinnering. Dit strookt met de overtuiging dat Laval een volgeling was van Gauguin en past later eenzelfde ontwikkeling doormaakte. Dankzij hun reis naar Martinique weten conservatoren Maite van Dijk en Joost van der Hoeven inmiddels beter. Van veel schilderijen achterhalen ze op Martinique de locatie, doordat ze patronen uit de doeken letterlijk herkennen in het landschap. Ze doen er ook een baanbrekende ontdekking: Lavals Landschap op Martinique blijkt zodanig te kloppen met de werkelijkheid, dat hij dit doek ter plekke gemaakt moet hebben. Van Dijk: ‘Alle elementen klopten. We zagen de afstand tot de bergen, die klopte, het pad klopte ook precies. In zijn abstrahering ging hij nog verder dan Gauguin, het is zo vooruitstrevend. Experts die eerder het tegendeel beweerden, gaan hierin met ons mee.’ Laval kan nu definitief op gelijke hoogte worden gesteld als Gauguin. Er was geen sprake van eenrichtingsverkeer, maar van een artistieke dialoog.

Kunsthistorisch beginpunt

Met Gauguin & Laval op Martinique biedt het Van Gogh Museum iets unieks. Niet alleen wordt de Martinikaanse periode en de betekenis daarvan inzichtelijk, ook leert het grote publiek Charles Laval kennen. Bovendien is het ontwerp van de expositie fris en goed doordacht. De auberginekleur op muren en pilaren past perfect bij het kleurenpalet van de schilderijen. De voorstudies in glazen wanden stellen publiek én experts in staat om de schilderijen en tekeningen voor het eerst in context met elkaar te vergelijken. De expositie is kunsthistorisch gezien dan ook nog maar het beginpunt van verder onderzoek naar Gauguin en vooral Laval. Een diavoorstelling met zwartwit foto’s van Martinique, diverse Martinikaanse sculpturen van Gauguin en een kabinet met door hem beschilderd houtsnijwerk completeert het verhaal. Iedere Gauguin-fanaat, geïnteresseerde in Van Goghs tijdgenoten, en liefhebber van beeldende kunst komt hier volop aan zijn trekken.

Theater / Voorstelling

Een millennial masterclass van lifecoach tot lotusbloesem

recensie: Alex Ploeg - Ultimatum

Nee, voor Alex Ploeg (1985) is volwassen worden bepaald geen gemakkelijke weg gebleken. Zijn debuutvoorstelling Ultimatum staat bol van onhandigheid, worstelingen en ander ongemak als dertiger, wat voor hemzelf nog het meest confronterend is. Het levert gelukkig wel een prima resultaat op, met hier en daar wat losse eindjes.

Hoewel Alex Ploeg ogenschijnlijk een cabaretier uit de klassieke comedyschool (want opgeleid bij ComedyTrain) is, met sterke sketches over zijn dating-avonturen, een uit de hand gelopen crematie en ‘hangjongeren’ in Chesterfields in het Groningse kakplaatsje Haren, valt er wel degelijk een rode draad te ontdekken. Goed beschouwd is het leven van Ploeg een aaneenschakeling van grootse verwachtingen, die maar niet lijken uit te komen. Zo heeft zijn studie filosofie niet geleid tot veel geld en vrouwen, maar is hij tegenwoordig gewoon ‘een clowntje’. Ook dacht hij op een gegeven moment een punt te bereiken waarop hij zichzelf en de wereld snapt. Die openbaring is (nog) niet gekomen. Laat staan dat hem ooit eens is gevraagd om als romantische gitarist bij een kampvuur op te treden.

Allemaal redenen om op jonge leeftijd flink cynisch te worden, maar daar is Alex de man niet naar. In plaats daarvan lacht hij dikwijls als een boer met kiespijn, al is het maar om zijn chronische eenzaamheid te verzachten. Daarnaast beschikt hij over fijn gitaarspel, van een bluesy openingsact tot een rustgevend riffje aan het einde. Veel van zijn grappen zijn spitsvondig en origineel, zoals zijn kritiek op larmoyante herdenkingsgedichten op de Dam en het nut van crêpe-papier. Helaas lijkt zijn verhaaltje over de gaypride er bij de haren bij gesleept en voegt het niet veel toe aan het geheel. Ook het feit dat sommige kinderen gekke voornamen hebben, weten we nu wel. Ondanks deze kleine omissies blijft de voorstelling overtuigend overeind staan. Zijn luchtige zelfspot draagt daar in grote mate zeker aan bij, maar bovenal heeft Ploeg een programma gemaakt dat, met name voor veel millennials, precies de juiste snaar raakt.

Theater / Voorstelling

Mannenmusical scoort punten

recensie: MORE Theater Producties - All Stars de Musical

Voetbal en musicals, niet de combinatie die je meteen zou verwachten, maar met deze eigenaardige samenvoeging scoort MORE Theater Producties veel (hoogte)punten. All Stars de Musical belooft makkelijke grappen, die een tikkeltje beledigend kunnen zijn, en veel vermakelijke vertoningen. Een musical waarvoor je je man van de bank trekt…

Al bij het beginakkoord is het raak. Uit de grote boxen schalt het openingslied van The Lion King. Het is een knipoog naar de wereldberoemde – van oorsprong – Broadway Show. Daar waar je in The Lion King wilde dieren verwacht, reken je in All Stars op een paar fanatieke voetballers. De negen voetballers van de Swift Boys 8 zijn inmiddels tegen de dertig en vertonen eerder lui dan energiek gedrag. De enige die nog zin heeft om een balletje te schoppen, is aanvoerder Bram (Alex Hendrickx). Hoewel hij voor zijn werk de hele wereld rondreist, rent hij zich rot om de 500ste wedstrijd van zijn voetbalteam in goede banen te leiden – van nieuwe shirtjes tot een teamuitje op een golfbaan. Zijn teamgenoten zijn ondertussen met geheel andere zaken bezig. Hero (Jim Bakkum), ex-filosofische student, is een hopeloze romanticus die liedjes schrijft totdat hij kan werken in zijn vaders bedrijf. Samen met Johnny (Lucas Hamming), die op zijn beurt zowel zijn vader ‘Meeuwse’ (Kees Boot) als zijn vriendin Deborah (Ruth Sahertian) tevreden moet zien te houden. Dat laatste geldt al helemaal voor notoire vreemdganger Mark (Urvin Monte) die ‘zijn laatste kans’ bij zijn zwangere vriendin Roos (Withney Sawyer) dreigt te verspelen. Niet dat het huwelijk van Willem (Mike Weerts) met Anja (Sara Janneh) nu zo’n succes is; Anja ziet graag dat Willem op zijn dierbare zondagen ook eens met haar meegaat naar zijn schoonmoeder. De enigen die niet kampen met relatieproblemen, zijn vrouwenversierder Paul (Jasper Demollin) en de nerd-achtige Peter (Bart van den Donker).

Niets verhullende dansjes

De vluchtige interactie tussen de acteurs maakt deze voorstelling zo humoristisch. Steeds maken de jongens gemene opmerkingen als Peter zijn mond opentrekt om een voorstel in de groep te gooien: hij hoort er als laatkomer ‘toch niet echt bij’. Het begint als een echte mannenmusical: flauwe grappen met een neiging naar racisme en discriminatie (‘Homo’s!’) – waar buiten de voetbalwereld om veel controverse over is – vliegen je om de oren. Daarnaast wordt de doorgaande begroeting van deze voetballers, die stoer willen ogen, niet diepgaander dan ‘Hé pik’. Vrouwen schijnen in de ogen van de mannen voornamelijk zeurderige wijven te zijn. Het leuke is dat dit steeds meer verschuift. De mannen moeten op den dure boeten voor hun luie gedrag. De vrouwen – die op hilarische wijze op Whatsapp via spraakberichten contact hebben (‘Aapje met handen voor zijn gezicht’; ‘Deborah is aan het typen!!!’) – komen in actie. Hun plan om voor hun rechten op te komen? Een potje voetbal tegen hun eigen mannen.

Aan die allesbepalende wedstrijd, gaat natuurlijk van alles vooraf. Het grootschalige decor wordt hierbij functioneel ingezet. Van flatappartement gaan we naar voetbalveld en bejaardentehuis en van bedrijf naar woonkamer en golfbaan: het decor beweegt net zo snel als de voeten van de acteurs. Het is letterlijk een dynamische voorstelling, waarin de verhalen van zeven voetbalvrienden worden uitgelicht. Deze vrienden hebben allemaal een geheel divers, eigen karakter en komen daardoor ook als geloofwaardig voetbalteam over. Niet alleen is het spel goed getimed en ontzettend grappig, het gezelschap trakteert het publiek op (niets verhullende) opzwepende en onverwachte dansjes – shout outnaar de geweldige choreografie van Daan Wijnands – en liedjes (die Thomas Acda voor zijn rekening nam). De afwisseling in spel, muziek en dans, maar ook de samenkomst daarvan, is een genot om te zien.

Bombarie buiten de vloer

Niet alleen de voorstelling pakt uit. Het beïnvloedt geenszins de receptie van deze musical, maar het is het vernoemen waard dat het rondlopend personeel in het Luxor Theater geheel in voetbaltenue is gehuld. Ook het gros van de bezoekers heeft zich uitgedost als nooit tevoren: de voetbalsokken zijn hoog opgehesen en buiten de zaal flitsen de kleuren kleurt het van de verschillende soorten voetbalt-shirts. En alsof dat nog niet al genoeg kostelijk vermaak is voor het oog, staat een “hoempapa band” ouderwetse Nederlandse liedjes te spelen. Hierdoor waan je je met het omringend publiek net in een voetbalkantine. Een feestje in de voetbalkantine, om precies te zijn, want deze musical is meer dan geslaagd.

Film / Films

Dolle kermisrit met oog voor poëzie

recensie: Au revoir là-haut (dvd)

Franse humor doet het niet altijd even goed in Nederland. Het kluchtige, licht absurdistische en ietwat theatrale valt nuchtere Hollanders soms wat overdreven op de maag. Tenzij een schattige actrice de hoofdrol speelt, denk aan Amélie.

Au revoir là-haut – gebaseerd op de bestseller Tot ziens daarboven van Pierre Lemaitre uit 2013 –  speelt zich af in de sfeer van groteske overdrijving en speels surrealisme. Hoewel dit verhaal over rouw, trauma’s en vriendschap geen moment wortelt in de werkelijkheid, weet het door zijn naïeve toon en speelse vormgeving toch te raken.

Onderkaak

Het is 1918. Na een opwindende openingsscène waarin we een loopgravengevecht volgen vanuit het oogpunt van een hond overleven de twee vrienden Albert en Edouard deze bloedige veldslag. Laatstgenoemde moet door een foute inschatting van een barse luitenant helaas wel zijn onderkaak missen.

De twee meten zich na de oorlog een nieuwe identiteit aan en verschuilen zich in een atelier waar ze samen met een weesmeisje zinnen op wraak op de wrede officier die hen bijna de dood injoeg. Albert scharrelt de kost bij elkaar met obscure baantjes. Kunstenaar Edouard, die zijn mismaakte gezicht verbergt achter steeds nieuwe maskers, smeedt een plan om door middel van een grootschalige zwendel met oorlogsmonumenten hun meerdere en de maatschappij een hak te zetten.

Karikaturen

Au revoir là-haut speelt zich af in een Dickensiaanse spiegelwereld waarin de meeste personages karikaturen zijn. Dat deze dolle kermisrit – schakelend van melodrama, naar komedie naar oorlogsfilm – blijft boeien én ontroeren is te danken aan de virtuoze regie van Albert Dupontel die ook het personage met zijn voornaam speelt.

De kwaliteit van Dupontel is dat de regisseur zelfs in het groteske de poëzie ziet van het kleine en in het oog van de visuele beeldenstorm die Au revoir là-haut is het vizier gericht houdt op de vriendschap tussen Albert en Edouard die het kloppende hart van de film vormt. Meesterlijke film.

Kunst / Expo binnenland

Spiegels van de ziel

recensie: Leonardo da Vinci

De expositie met werk van Leonardo da Vinci (1452-1519) en navolgers in Teylers Museum in Haarlem past niet alleen in het rijtje eerdere tentoonstellingen (Michelangelo, 2005 en Rafaël, 2012), maar ook omdat er een verbinding wordt gelegd met de wetenschappelijke insteek van het museum door middel van een zogeheten Leonardo-spoor, dat door de vaste collectie wordt getrokken.

Aan de ene kant worden tekeningen van ernstig misvormde gezichten getoond. Da Vinci ontleende deze aan de werkelijkheid op straat. Tot aan het begin van de twintigste eeuw maakten zij vooral zijn bekendheid uit en werden veelvuldig nagevolgd, al vormen ze eigenlijk maar een klein deel van zijn oeuvre. Aan de andere kant zijn er de prachtige portretten van schonen, mannen en vrouwen. En niet in de laatste plaats Het Laatste Avondmaal als culminatiepunt en synthese.

Hoofd en schouders van een meisje, driekwart naar links, ca. 1490, Biblioteca Reale, Turijn

Hoogtepunten en magerte

Alle drie komen ze in de tentoonstelling aan bod, ‘als spiegel van de ziel’, zoals directeur Marjan Scharloo in Teylers magazijn 135 schrijft. ‘Wonderlijk genoeg stond dit onderwerp’, vervolgt zij, ‘nog nooit eerder centraal’.
Het levert hoogtepunten op, zoals ontegenzeglijk de Studie van het gezicht van een jonge vrouw (ca. 1490), dat terecht alleen op een wand hangt. Maar ook ongemakkelijke situaties. Natuurlijk, Leonardo tekende al die misvormde gezichten – en er hangen er veel in Haarlem – deels ter vermaak (wat heet) en deels om bepaalde standen en groepen (adel, geestelijken en dichters) belachelijk te maken. Misschien stonden ze wel nooit zo centraal, ómdat ze ongemakkelijk zijn; lelijkheid staat in Da Vinci’s tijd voor zonde, schoonheid voor rechtschapenheid.

Als je echter stelt, zoals wordt gedaan, dat Da Vinci’s werk zowel tijdloos is als dat het hem niet primair, zoals bij Michelangelo, om de anatomie ging maar vooral om het overbrengen van emoties, dan komt de terloopse opmerking dat ‘in een aantal gevallen medisch specialisten’ tot op de dag van vandaag ‘er een ziektebeeld’ in kunnen herkennen wat mager over.

Studie van de hoofden van twee krijgers, ca. 1504-05, Boedapest, Szépmüvészeti Múzeum

Gastconservator Michael Kwakkelstein, directeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, maakte hem in een essay in de rijke, prachtig uitgevoerde catalogus. Je hoeft natuurlijk niet zover te gaan als bij de tentoonstelling Rendez-vous met Frans Hals dit jaar in het Frans Hals Museum, ook in Haarlem, waar Hans Aarsman en Roy Villevoye probeerden te achterhalen welke ziekten Hals uitbeeldde, maar er valt wel meer over de grotesken van Da Vinci en onze tijd te zeggen.

Foto: Mike Bink

Nuancering en verrijking

Da Vinci nam later zelf wellicht ook een genuanceerder standpunt in. Kijk bijvoorbeeld naar Het Laatste Avondmaal (Santa Maria delle Grazie, Milaan). Dit hangt in Haarlem in de laatste zaal als 1:1 afbeelding, tegenover een eveneens 1:1 afbeelding van de kopie naar Da Vinci in Tongerlo. Deze kopieën worden vooraf gegaan door een zaal waarin in nissen voorstudies van de discpelen hangen. We weten namelijk dat Leonardo da Vinci niet uit de voeten kon met de figuur van Judas. Na lang zoeken is deze uiteindelijk dan ook subtiel weergegeven.

Een publieke gedachtewisseling over deze aspecten is gastconservator Kwakkelstein van deze once-in-a-lifetime-tentoonstelling, net als hoofdconservator Michiel Plomp van het museum, van harte gegund. Na maar liefst vijf jaar voorbereidend werk om alle bruiklenen, waarvan de meeste (twintig) uit het bezit van koningin Elizabeth (Windsor Castle), rond te krijgen, zou dat de uitwerking van Da Vinci’s werk op de publieke opinie alleen maar rijker en dieper maken. De bladen met gezichten van Da Vinci zijn niet alleen (meer) om te lachen of ons aan te vergapen, zoals aan zo’n prachtig meisjesportret. Met name het eerste genre vraagt om een inhoudelijk gesprek. Daarvoor moet je ze echter eerst gaan bekijken. Misschien wel meer dan een keer. Dan praten we hopelijk verder.

Theater / Voorstelling

Er is hoop, voor iedereen

recensie: Theater Utrecht – Thuislozen

In Thuislozen van Thibaud Delpeut (Theater Utrecht) en Adelheid Roosen (Adelheid&Zina) wordt er op verschillende manieren een verbintenis met de samenleving gemaakt, voornamelijk door ook lokale ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. Hoewel hun plaats niet even prominent is, zorgt het samenspel tussen toneel en praktijk voor confronterende, maar tevens ontroerende en zelfs hoopvolle verhalen.

Na het geprezen Een soort Hades uit 2015 voert  regisseur Thibaud Delpeut met Thuislozen opnieuw een stuk van Lars Norén (wederom vertaald door Karst Woudstra) op. Een dergelijke opvolger is zeker niet willekeurig, integendeel. De kliniek van Een soort Hades is ingeruild voor de straat en de patiënten zijn vervangen door (voornamelijk verslaafde) dak- en thuislozen. In beide stukken is de ruimte enerzijds de plaats van alle onheil, maar tegelijkertijd – paradoxaal genoeg – de enige plek waar de personages op kunnen terugvallen. De personages zijn ontheemd, horen nergens thuis, maar proberen desondanks (of juist daarom) hun situatie te ontvluchten, al hebben ze geen idee waar ze naartoe moeten. Zelfs wanneer ze hun verslaving onder controle lijken te hebben, duurt het niet lang voor ze weer terugvallen op de straat: hun enige thuis, hetzij tegen wil en dank.

Veilige kloof tussen beschaving en hel 

Overigens speelt Thuislozen zich eveneens in een Hades af. Niet zozeer dé onderwereld, maar in de schaduwwereld van de maatschappij. Aanvankelijk bestaat het toneel grotendeels uit een koffietentje waar een deel van het publiek zit. Vanachter een raam kijken zij met gepaste afstand naar de daklozen en verslaafden, die hun geschiedenissen niet plotgedreven, maar juist ietwat warrig, en daarom des te geloofwaardiger, uit de doeken doen. Stukje bij beetje krijgen ze meer vorm en worden hun dromen, angsten en verleden concreter. Het merendeel van de thuislozen had een goed leven voor ze in deze hel terechtkwamen.

Neem bijvoorbeeld de beschadigde man (gespeeld door George Groot), wie een mooi huis en een fijne baan binnen de CDA-fractie had, maar alles verloor na de dood van zijn verslaafde dochter. Of de alcoholist (gespeeld door Titus Muizelaar), die al jaren zijn zoon niet heeft gezien. Op een gegeven moment lijkt hij zijn verslaving onder controle te hebben, maar uiteindelijk krijgt hij weer een terugval. Het is des te pijnlijker dat uitgerekend hij Kafka citeert: ‘Er is oneindig veel hoop, maar niet voor ons’.

Hoe meer de personages hun verleden uitspinnen, hoe meer de veilige, beschaafde grens tussen publiek en personage wordt opgeheven. De personages mengen zich in het publiek, lopen door het koffietentje, schuiven bij mensen aan tafel en dringen zich zodoende aan de ‘beschaving’ op. Stukje bij beetje verdwijnt dat gezellige tentje. Er blijft hooguit een tafeltje over. Voor de rest is het toneel veranderd in de harde schaduwwereld, bezaaid met vuile matrassen, vuilnis en lege bierblikjes. Zo komt de afstand tot de dakloze ‘ander’ op losse schroeven te staan en wordt het pijnlijk duidelijk dat het tragische lot van de personages iedereen kan overkomen.

 Samensmelting van toneel en harde realiteit

Dit wordt nog eens benadrukt door het feit dat Adelheid Roosen, net als in haar wijksafari’s, de realiteit probeert te verhevigen door toneel en de harde werkelijkheid samen te brengen. Dat komt allereerst tot uiting doordat Roosen zelf een van de thuislozen speelt, maar ook de suggestie dat de theatermaker (gespeeld door Naomi Velissariou) wel veel weg heeft van Adelheid Roosen. Ze reflecteert zelfs op Adelheid Roosens eerdere theaterwerk. Zo wordt al subtiel duidelijk gemaakt dat ook een intellectuele theatermaker als Adelheid Roosen in een thuisloze hel kan belanden.

De samensmelting tussen toneel en realiteit komt overigens veel meer tot uiting doordat er in elke stad ook ‘lokale helden’ spelen met wie het publiek in de pauzes in gesprek kan gaan. In Utrecht zijn dat (ex-dakloze) Fred van Stichting Rechtop en Rik van Nachtopvang Noiz, die er vroeger voor nachtopvang kwam maar daar nu als beheerder werkt. Hun ervaringen weerspiegelen de verhalen van de personages. Tegelijkertijd staan ze er ook mee in contrast. Dat de ervaringsdeskundigen hun leven weer op de rails hebben, ontkracht gelukkig Kafka’s citaat. Er is altijd hoop, ook voor hen.

Het is alleen jammer dat deze ontmoetingen soms gereduceerd worden tot intermezzo’s. Het gesprek met Fred wordt tamelijk lomp afgekapt, omdat de pauze voorbij is. Tijdens het gesprek met Rik komt er ook een andere dakloze jongeman aan het woord die Rik van de opvang kent. Zijn openhartige verhaal is even schrijnend, maar wordt onderbroken, alsof de spelers niet op deze spontaniteit waren voorbereid. Helaas, want die persoonlijke verhalen geven Noréns stuk juist meer lading. Als de lokale helden beter tot hun recht komen, komen fictie en realiteit nog indringender samen.