Boeken / Fictie

Blinde ziener blijkt ziende blind

recensie: Paul Theroux - Verblindend licht

“Daarheen te gaan waar je niet thuishoort, dat verlangen beheerst de meeste mensen op aarde.” Voor schrijver Slade Steadman bevat deze openingszin van zijn enige boek, de cult-klassieker Trespassing, de essentie van reizen. Het boek over avontuurlijk reizen heeft hem zoveel succes opgeleverd dat hij elke uitdaging is kwijtgeraakt. Twintig jaar na het verschijnen ervan gaat hij op reis, op zoek naar een nieuw avontuur en inspiratie voor een nieuw boek.

~

Paul Theroux, schrijver van romans maar bekender van zijn reisverhalen, laat zijn hoofdpersoon afreizen naar Ecuador, alwaar hij samen met zijn ex-vriendin Ava deelneemt aan een ‘drugsreisje’. Ze zijn niet de enigen: een viertal lawaaiige en patserige Amerikanen en een inhalige Duitse plantkundige gaan ook mee. Het levert een smakelijk en scherp geschreven verslag op van een trip waarbij elk van de zeven toeristen zichzelf tegenkomt, door de drugs of door andere ongemakken. Steadman is de enige met een positieve ervaring. Op hem heeft het kruidenmengsel uit de jungle een hallucinerende en inspirerende invloed: hij is tijdelijk blind, maar tegelijkertijd doorziet hij alles en iedereen. Eindelijk kan hij zijn tweede boek gaan schrijven.

Verhoogd libido

In het eerste deel van Verblindend licht beschrijft Theroux het drugsreisje, in de andere vijf laat hij zien hoe Steadman, onder invloed van de hallucinerende planten die hij heeft meegenomen naar huis, zijn pompeuze Boek der Openbaring schrijft. Hij dicteert de passages aan Ava die, ondanks een eerdere beëindiging van de relatie, toch bij hem blijft omdat de drugs naast blindheid ook een verhoogd libido als bijwerking hebben. Overdag schrijven ze, ’s nachts voeren ze wilde seksuele fantasieën uit, die, door Therouxs hoogdravende manier van opschrijven, goedkoop en voos overkomen.

Ondertussen liggen de vooruitwijzingen voor het oprapen: de glorieuze terugkeer van Steadman als gevierd schrijver is gebouwd op wankele fundamenten. De blindheid waarmee hij zichzelf afficheert is niet ‘echt’ en Ava waarschuwt hem keer op keer:

‘Mensen met een hersentumor worden blind. Suikerpatiënten worden blind. Mensen bij wie het netvlies loslaat. Brandwondenslachtoffers. Mensen met een ontstoken hoornvlies. Met ernstig hoofdletsel. Je moest je schamen.’
‘Ik heb me nooit als slachtoffer opgesteld. Ik heb nooit zitten klagen.’
‘Jij bent nog veel erger. Jij gaat er prat op.’
‘Hij deed zijn armen over elkaar en wachtte tot ze weer een zet deed. Maar in plaats daarvan deed ze zijn stem na en zei: “Ik kan in het donker schrijven!”‘

Theroux heeft er geen problemen mee om thema’s en motieven op een overduidelijke manier aan elkaar te knopen. De ‘liegende’ Steadman raakt bevriend met de Amerikaanse president, die nergens Clinton wordt genoemd, maar wel ontmaskerd wordt als overspelige leugenaar. Overal in het boek komen maskers, duisternis, inzichten en verblindingen voor, vaak zelfs tegelijkertijd, zodat het allemaal lekker paradoxaal lijkt.

Inzicht

Wanneer de onsympathieke, hautaine Steadman plotseling echt blind wordt als gevolg van zijn drugsverslaving, verdwijnt zijn arrogantie als sneeuw voor de zon. Hij is niet meer een blinde ziener, maar hulpeloos en hij ontdekt als snel dat hij ondanks de diepe inzichten al die tijd ziende blind was. Hij heeft gelogen tegen de buitenwereld, maar ook tegen zichzelf. Nu is hij zielig, wil Theroux de lezer laten geloven. Maar helaas: het is meer een geval van eigen schuld en dikke bult.

Hoe het met Steadman afloopt is geen verrassing, evenmin als het gegeven dat hij daarbij meer inzicht verwerft dan tijdens zijn hallucinogene openbaringen. Verblindend licht is een overdreven helder boek, zelfs met alle bloemrijke en pseudo-cryptische visioenen die Steadman heeft. Het enige geslaagde deel van het boek is het eerste, waarin Theroux snedig commentaar geeft op het hedendaagse gemak van plezierreisjes en de uitwassen die daarbij horen. Voor de rest? Verblindend noch licht.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Javier Sierra

De geheimen van ‘het laatste avondmaal’

Nadat Javier Sierra ons met zijn boek Het geheime avondmaal deelgenoot had gemaakt van een groot geheim omtrent Leonardo da Vinci’s Het laatste avondmaal, leek het niet meer dan logisch hem om meer informatie te gaan vragen. Gelukkig is Sierra een spraakzame man die graag over zijn ontdekkingen wil praten. Ook na een lange dag in het koude Nederland en een viertal andere interviews vertelt Sierra met plezier over zijn internationale bestseller.

~

Het geheime avondmaal is een boek waarin historische feiten rondom de schilderwerken van Leonardo Da Vinci afgewisseld worden met fictie. Dit doet je meteen denken aan die andere bestseller: Dan Browns Da Vinci Code. Sierra startte zijn onderzoek voor Het geheime avondmaal echter al in 2001. Ver voordat De Da Vinci Code het levenslicht zag. “De Da Vinci Code opende de smaak voor historische mysteries, Het geheime avondmaal verdiept dit.” zegt Sierra. Hoewel Dan Brown het publiek warm heeft gemaakt voor dit genre, gaat Sierra een stuk verder: “Ik was teleurgesteld toen ik De Da Vinci Code uit had. Er bleven teveel vragen onbeantwoord. In mijn roman wil ik juist oplossingen aandragen. Ik zeg ook wel eens dat mijn boeken tot de ‘oplossingsfictie’ behoren.”

De waarheid

“Veel boeken die verwijzen naar Het laatste avondmaal van Da Vinci zijn gebaseerd op de ongerestaureerde versie van het schilderij. Zo heeft Dan Brown het over het ontbreken van een hand met een mes, maar na de restauratie is deze duidelijk zichtbaar op de schildering. Het geheime avondmaal is dan ook op de gerestaureerde versie gebaseerd, waardoor het veel waarheidsgetrouwer is.” Waarheidsgetrouw is dus een belangrijk punt in Sierra’s werk. De feiten in zijn roman zijn allemaal gebaseerd op de werkelijkheid. “De conclusies zijn mijn conclusies en misschien niet helemaal waar, maar doordat alle feiten zo nauwgezet zijn uitgezocht voelt het wel als de enige mogelijke werkelijkheid.”

~

“Ook de boeken die ik noem in mijn roman bestaan allemaal echt. De lezer kan alles wat ik in Het geheime avondmaal beweer staven aan deze werken. Hij kan zelf op onderzoek uitgaan en ontdekken wat ik ontdekt heb.” Maar Sierra gaat nog een stap verder dan zich alleen maar baseren op andere teksten. Hij is van oorsprong journalist en gebruikt zijn kennis, maar ook zijn contacten, uit het journalistieke werkveld, om meer te weten te komen dan wat er tot nu toe op papier staat. In Het geheime avondmaal beweert Sierra bijvoorbeeld dat het gezicht van één van de apostelen een zelfportret van Da Vinci is. Hiervoor heeft hij software gebruikt waarmee de politie normaal gesproken de gezichten van misdadigers probeert te herkennen. Bij forensisch onderzoek gebruikt men deze software ook en dit leidt bij een overeenkomst van zestig procent al tot een verdachte. Het portret op Het laatste avondmaal stemt zelfs voor vijfentachtig procent overeen met dat van Leonardo Da Vinci.

Als Sierra deze feiten op tafel gooit beginnen zijn ogen te glinsteren. Hij houdt van dit soort wetenswaardigheden. Als de connectie tussen de paus en de oude Egyptenaren ter sprake komt wordt hij nog enthousiaster. Vol overgave begint hij uit te weiden over kathedralen en hun stand ten opzichte van de zon, beeldengroepen die zowel de kathedralen versieren als voorkomen in oude hiëroglyfen en wat dat allemaal met elkaar te maken heeft. We hebben hier duidelijk te maken met een liefhebber. Iemand die volop kan genieten van kleine dingen en de grote verbanden daartussen.

Columbus en Indiana Jones

Sierra probeert met zijn naspeuringen de gaten in de geschiedenis op te vullen. Er zijn volgens hem zoveel dingen onduidelijk of zelfs helemaal onbekend. Daarnaast twijfelt hij aan de juistheid van de geschiedenis zoals die verteld wordt. Zijn volgende boek (non-fictie) gaat over Columbus en de ontdekking van Amerika. Het merendeel van de wereldbevolking gaat er van uit dat Columbus Amerika in 1492 heeft ontdekt, maar daar zitten nogal wat haken en ogen aan. Sierra probeert op zijn manier gebeurtenissen een plaats te geven binnen de geschiedenis en verlaat daarvoor voortdurend de gebaande paden.

Al snel rijst dan ook de vraag of Sierra nu romanschrijver of onderzoeker is: “Ik ben beide. Ik ben nieuwsgierig en onderzoek graag, maar voel me ook heel prettig bij het verwoorden van de resultaten in romanvorm. Ik heb geen voorkeur voor het een of het ander. Misschien kun je me wel zien als een soort moderne Indiana Jones.” Nu lichten zijn ogen helemaal op en verschijnt er een grote glimlach op zijn gezicht. Dit beeld bevalt hem eigenlijk wel.

Zo gek is die vergelijking trouwens niet. Net als Jones duikt Sierra in het verleden op zoek naar verloren gegane glorie. En beiden doen dit op een frisse en onderhoudende wijze. Zoals je na het zien van de Indiana Jones-films nooit meer hetzelfde aankijkt tegen de archeologie, zo kan Het geheime avondmaal voor velen de kijk op kunst veranderen. Da Vinci’s Het laatste avondmaal krijgt in ieder geval een geheel nieuwe betekenis na het lezen van Sierra’s boek.

Het zal niet lang duren voordat we ook van Sierra een vervolg voorgeschoteld krijgen dat hopelijk weer andere perspectieven zal openen. Eerst gaat hij echter nog een maand op promotie langs tien Amerikaanse steden. Er zijn namelijk nog velen die hij moet vertellen van zijn grote geheim. Sierra is op een missie. De waarheid moet onthuld worden en de honger die Dan Brown niet stilt moet verholpen worden.

Javier Serra • Het geheime avondmaal • Uitgever: Cargo • Prijs: € 19,90 • ISBN 90 234 1844 1

Film / Achtergrond
special: Oscars 2006

Een strak georganiseerd Utopia

~

Vorig jaar was het Hilary Swank: “I don’t know what I did in this life to deserve all this. I’m just a girl from a trailer park who had a dream.” Mooie jurk aan, traantje erbij, en een collectieve zucht van ontroering golfde door de tientallen miljoenen huiskamers in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Dit was nog eens tv: een vrouw die ooit als puber met haar moeder in een auto in Los Angeles leefde, zestien jaar oud, zonder geld. Slechts een droom hield hen op de been, de droom om ooit die Oscar te winnen.

Het kan in Hollywood, het kan in Amerika, en het moet bij de Oscars. Ieder jaar opnieuw stemmen honderden miljoenen mensen af op deze strak georganiseerde weergave van Utopia. Het is de ultieme vlucht in kapsels van beroemdheden, grappen van Billy Crystal, limousines en champagne, de lach en de traan. Een vlucht in de afgeschermde wereld van de celebrities, waarin alles mogelijk lijkt. Maar dat kan maar op één manier, met maar één soort film.

Interessante editie

Hilary Swank
Hilary Swank

Het wordt dit jaar een interessante editie van het jaarlijkse miljoenenbal. Slechts één film heeft het (qua opbrengst) opmerkelijk goed gedaan bij het Amerikaanse publiek. Walk the Line bracht tot nu toe zo’n 120 miljoen dollar op, tegenover iets meer dan 70 miljoen voor Brokeback Mountain en bijvoorbeeld 22 miljoen voor een film als Capote. Vergelijk dit eens met de winnaar van twee jaar geleden, The Lord of the Rings: The Return of the King. Die bracht meer dan het drievoudige op; de teller bleef steken rond de 370 miljoen dollar.

Geen publiekslieveling

De conclusie is duidelijk. Dit jaar ontbreekt er een publiekslieveling in de categorieën Beste Film en Beste Regisseur. Ook in de acteurscategorieën ontbreken de Russell Crowes en Tom Hanksen. In de media was er even sprake van onrust in Academy Awards-kringen, er werd gespeculeerd of de reclame-inkomsten tijdens de uitzending de niveaus van eerdere jaren wel zouden halen, of dat de kijkcijfers tegen zouden vallen. Hier en daar werd er zelfs geschreven over de overbodigheid van het Oscarfenomeen. Hoewel de publiciteitsmachine inmiddels op volle stoom draait en er vrijwel alleen nog maar positieve berichten de ether in worden gestuurd, is het misschien zinvol om deze Oscars eens met een scherper, betrokken oog te bekijken.

Escapisme

George Clooney in <i>Good Night, and Good Luck.</i>
George Clooney in Good Night, and Good Luck.

Het motto van de Academy Awards is – zoals een motto hoort te zijn – kort en krachtig: Recognizing excellence in cinema achievement. Het kernwoord in dit motto is natuurlijk niets anders dan excellence. De gebruikelijke Oscarinzending is als een toespraak van Hilary Swank: even sentimenteel als overbodig, even nietszeggend als voorspelbaar, kortom een vlucht voor de kijker uit deze hectische tijden. Maar vragen hectische tijden niet om hectische films, en zouden de Academy Awards niet het podium bij uitstek moeten zijn om actueel en uitdagend werk te belonen? Natuurlijk, Michael Moore zorgde voor een plezierige controverse toen hij drie jaar geleden president Bush publiekelijk belachelijk maakte, maar dat incident bleek een storm in een glas water – en meneer Moore zal niet meer worden uitgenodigd. Excellence en het stimuleren van discussie gaan blijkbaar niet hand in hand, terwijl dit in tijden waarin de Verenigde Staten door polariteit uit elkaar gedreven wordt juist zo nodig lijkt.

Maar het lijkt alsof iedereen in deze tijd discussie wenst te vermijden en juist verlangt naar een avond van escapisme. Niemand verwoordt deze behoefte aan het sprookje scherper dan Edward R. Murrow, in Good Night, and Good Luck.:

“We are currently wealthy, fat, comfortable and complacent. We have a built-in allergy to unpleasant or disturbing information. Our mass media reflect this.”

Vervang in dit citaat ‘mass media’ door ‘film’, en de huidige stand van zaken rond de Academy Awards is in drie zinnen samengevat.

Maatschappijkritisch

Scène uit <i>Brokeback Mountain</i>
Scène uit Brokeback Mountain

Een veelzeggend citaat uit een veelzeggende film. Geheel in zwart-wit vertelt regisseur George Clooney het verhaal van Edward R. Murrow, een betrokken journalist die in McCarthy’s klopjacht naar communisten in de Verenigde Staten van de jaren vijftig een kritische stem probeerde te zijn. Clooney, die gebruik maakt van zijn heldenstatus om persoonlijke en originele films te maken, brengt een duidelijk verband aan tussen deze periode en de staat waarin het Westen nu verkeert:

“We proclaim ourselves as indeed we are, the defenders of freedom wherever it still exists in the world. But we cannot defend freedom abroad by deserting it at home.”

Het is een overduidelijke referentie aan de actualiteit, en het scenario in het algemeen maakt van Good night, and Good Luck. een ode aan moderne waarden als vrijheid van meningsuiting. De film lokt debat uit, met name over het spanningsveld tussen privacy en nationale veiligheid, wat moeilijk valt te rijmen met de eerder genoemde behoefte aan een gezellig Amerikaans escapisme. Toch is de film voor alle belangrijke categorieën genomineerd, en dat niet alleen, ook Syriana – zo mogelijk nóg kritischer en gecompliceerder – sleepte twee belangrijke nominaties in de wacht.

Is dit een incident? Is het Clooneys status bij de Academy die de nominaties heeft afgedwongen? Is het het gebrek aan betere publiekstrekkers en tearjerkers dat de Academy gekozen heeft voor uitdagend en maatschappijkritisch werk? Zou dit het begin zijn van een nieuwe trend? Ik denk het niet. Beide films winnen het eerste weekend van maart niets, helemaal niets. Brokeback Mountain, een film die meer over bergen gaat dan over homoseksuele cowboys, wint in de Beste Film-categorie en/of krijgt een beeldje voor Beste Regie, en de toespraak van Reese Witherspoon voor haar Oscar voor Walk the Line gaat zorgen voor die collectieve zucht door de Amerikaanse huiskamers. En niemand zal meer malen om Edward R. Murrows onheilspellende aanklacht tegen ignorance, intolerance and indifference.

Boeken / Non-fictie

Schrijven als een epifenomeen

recensie: Biografie: Andrew Biswell - The Real Life Of Anthony Burgess

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Dit keer: The Real Life Of Anthony Burgess van Andrew Biswell.

Iedere schrijver heeft zijn anekdote. Anthony Burgess bijvoorbeeld zou eind jaren vijftig te horen hebben gekregen dat hij aan terminale hersenkanker leed, waarop hij als een razende boeken begon te schrijven, zodat zijn weduwe een inkomen zou hebben. Sappig verhaal, maar er klopt helemaal niets van, net als van vrijwel alles wat hij ons in de loop van zijn lange leven op de mouw wilde spelden. Een diepgravende en zeer leesbare biografie zet de feiten op een rijtje.

The real life of John Wilson

Anthony Burgess
Anthony Burgess

Burgess – John Wilson volgens de burgerlijke stand – zou bloedbanden hebben met gekroonde hoofden, daar begint het al mee, maar in werkelijkheid stamde hij uit de lagere tot zeer lage klassen in Manchester. Van zijn vader weten we niet eens wat hij nou eigenlijk deed voor de kost. Hij was een hosselaar die zijn geld op diverse, soms duistere manieren bij elkaar scharrelde, onder meer als barpianist.

Burgess stortte zich al jong op cultuur, kon aardig meekomen op de universiteit en schreef al vroeg zowel muziek als bellettrie, zonder dat het ergens toe leidde. Een bestaan als componist was jarenlang zijn voornaamste streven, maar die loopbaan kwam nooit serieus van de grond, en met de literatuur bleef het ook jarenlang tobben.

Wat hij over zijn eigen leven losliet klopt alleen in heel grote lijnen. Zijn verblijf in Gibraltar is van diverse zijden bevestigd, net als de jaren in Maleisië, die de befaamde Malayan Trilogie opleverden. Het verhaal over hoe hij in het Verre Oosten terechtkwam is hilarisch, en ook weer typisch Burgess. Drank speelt in dit verhaal een belangrijke rol, en ook dat is naar het leven getekend, want de beide echtelieden zopen – korter kun je het niet zeggen. Het kostte zijn eerste echtgenote Lynne uiteindelijk zelfs voortijdig haar leven, waarna de zogenaamd ten dode opgeschreven Burgess doodleuk trouwde met de vrouw bij wie hij al een zoon had, en hij nog vele jaren doorleefde, met als enige serieuze aanpassing de overstap van sigaretten naar sigaren – wat het toch wel weer ironisch maakt dat hij zelf bezweek aan longkanker. Roken en drinken, het blijven plagen.

Roerige tijden

Scene uit 'A Clockwork Orange' (1962)
Scene uit ‘A Clockwork Orange’ (1962)

Burgess’ biograaf Andrew Biswell is uit het goede, stevige Britse biografenhout gesneden. Hij onderzocht alles, ging zelfs kijken hoe diverse cruciale locaties er heden ten dage uitzien en sprak met iedereen die hij maar kon vinden. Op die manier kon hij rustig de feiten lostrekken uit de kluwen hele en halve waarheden die Burgess in zijn boeken, artikelen en vele interviews over de wereld had uitgestort. Het kale verhaal dat overbleef is minstens zo spannend als alle verzonnen flauwekul eromheen. Burgess (1917-1993) leefde in, zacht gezegd, zeer roerige tijden, waar hij dan ook nog het één en ander van mee kreeg. Zijn karakter en levensloop waren niet echt doorsnee, wat de anekdotiek zeer ten goede komt. Dat was op zich al genoeg voor een aangrijpende schelmenroman. Het is ook bijzonder opvallend dat Biswell zeer weinig woorden vuil maakt aan de jaren na het grote succes van A Clockwork Orange (1962), toen Burgess en zijn familie comfortabel in Monaco woonden en weinig echt schokkends meer ondernamen.

Dat was daarvoor wel even anders. Burgess had een talent voor ruzie en het uitlokken van smaadprocessen. Zijn uitgevers gingen met de vlooienkam door zijn manuscripten, om iedere mogelijke verwijzing naar levende personen van hun scherpe kanten te ontdoen, wat overigens niet in alle gevallen lukte. Dat Burgess, en Lynne in nog veel heviger mate, behalve zuipen ook enthousiast aan overspel deden, maakte de zaken nog gecompliceerder. Intussen schreef hij als een razende, en dat niet alleen ten tijde van zijn ongefundeerde doodvonnis. Naast de romans produceerde hij een enorme berg recensies en andere artikelen voor diverse media, en natuurlijk de onvergetelijke beschouwingen over andere schrijvers, waaronder zijn grote held James Joyce.

Pelagius

Biswell, duidelijk een fan van Burgess, maakt niet de fout dat hij alle romans en verhalen nog eens omstandig uitlegt en samenvat. Hij zoekt veeleer de rode draad, en in dit geval is dat Burgess’ merkwaardige uitleg van het Rooms-Katholicisme. Met de kerk had die weinig van doen. Voor Burgess draaide alles om de aard van de mens en met name om de erfzonde. Met kerkvader Augustinus was hij van mening dat de mens gedoemd is en daar zelf weinig aan kan doen. Burgess zag in het socialisme, met zijn belofte van een betere wereld voor iedereen en andere moderne verworvenheden, een terugkeer van het door hem en Augustinus verfoeide pelagianisme, dat hij beschouwde als de wortel van alle kwaad. Met de zonden van het vlees had hij verder opvallend weinig moeite, alleen maakte hij daar dan ook weer literatuur van. Of zoals hij het zelf in een quote van Biswell uit Nothing like the sun schreef:

Let us have no nonsensical talk about merging and melting souls, though, binary suns, two spheres in a single orbit. There is the flesh and the flesh makes all. Literature is an epiphenomenon of the action of the flesh.

Het knappe van deze biografie is niet alleen dat Biswell op voorbeeldige wijze feiten boven water haalt en met elkaar in verband brengt. Wat dit boek boven de middelmaat uittilt is de manier waarop hij zijn verhaal vertelt: met de nodige wetenschappelijke distantie, maar dan toch wel weer zo dat je als lezer met rode oortjes de bladzijden omslaat en – zeker niet onbelangrijk – het werk van zijn onderwerp weer eens uit de kast trekt, wat ook geen straf is. Intussen is het wachten op de volgende biografie, want hoe grondig deze ook mag zijn, over Burgess is het laatste woord nog niet gezegd. Zo weten we nog steeds niet zeker of Burgess de biologische vader van zijn zoon is of niet, zoals een eerdere biograaf beweerde, maar dat zijn louter details.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

Een blunder zonder Sellers

recensie: The Pink Panther

“Ik heb geen persoonlijkheid,” zei Peter Sellers ooit, “There used to be a me behind the mask, but I had it surgically removed.” Misschien was dit wel de reden dat ieder masker dat de Engelsman opzette (alleen al drie verschillende in Kubricks Dr. Strangelove) zo perfect paste. Sellers’ onvoorspelbare talent voor een nieuwe vorm van slapstick was zo obsessief dat hij leefde van personage tot personage, waardoor zoiets als een kernpersoonlijkheid niet meer leek te bestaan.

Sellers en Inspecteur Clouseau waren één, onafscheidelijk. Iedere poging een nieuwe Pink Panther-film te maken is bij voorbaat mislukt, simpelweg omdat er buiten Sellers/Clouseau geen Pink Panther-film kan bestaan. Of kan het toch? Regisseur Shawn Levy doet een poging, met Steve Martin als Peter Sellers, pardon, als inspecteur Jacques Clouseau.

~

In Parijs, het slagveld waar de sureté van Clouseau opereert, is de Franse nationale voetbalcoach vermoord. De Pink Panther – de diamant van onschatbare waarde waarmee de coach de hand van zijn grote liefde Xania (Beyoncé Knowles) wil winnen – verdwijnt in de chaos rondom de moordaanslag. Een onderzoek volgt, en chief inspector Dreyfus (gespeeld door Kevin Kline, die met opgeplakte snor zijn Franse accent weer uit de kast haalt) zet Clouseau op de zaak. Dit doet hij met een reden: hopend op een wanoptreden van zijn rechercheur denkt hij met de eer te kunnen strijken en zo felbegeerd eremetaal te ontvangen. Het mag duidelijk zijn: net als in Blake Edwards’ oorspronkelijke Pink Panther-films draait het niet om het ingenieus gemonteerde plot, maar om het consequente geblunder van de Franse antiheld.

Twee soorten humor

Er zijn Airplane-grappen en er zijn Pink Panther-grappen. De grappen uit de eerste categorie worden in een hoog tempo op de kijker losgelaten, de personages zijn volledig vlak en hebben geen flauw benul van alle chaos die ze veroorzaken. De humor in The Pink Panther was anders; niet altijd met meer succes, maar zeker meer herkenbaar. Het tempo lag lager, iedere situatie werd veel meer uitgemolken, maar het grootste verschil maakte het personage: Inspecteur Clouseau. Met name in de meer geslaagde vroege films is de spanning tussen Clouseaus tomeloze ego en al de overduidelijke ellende die hij probeert te maskeren klassiek geworden. Martins Clouseau heeft nergens deze geniale en unieke diepgang: hij kiest voor een veel te hoog Airplane/Naked Gun-gehalte, een soort film waarvoor Martin vanwege zijn beperkte slapstickcapaciteiten sowieso niet in de wieg is gelegd. Daar helpt geen rondparaderende Beyoncé, die doet wat ze altijd doet, of een imagoloze Kevin Kline, die een respectabele acteurscarrière nu helemaal lijkt te hebben opgegeven, aan.

Twintig miljoen per weekend

~

Is er een markt voor de nieuwe Pink Panther? De eerste film (dit is nummer acht in de serie) kwam uit in 1964. Iemand die toen als 20-jarige hardop zat te lachen in de bioscoop, is nu 62 jaar oud en wacht wellicht thuis achter de geraniums op zijn pensioen. Misschien heeft regisseur Levy (Cheaper by the Dozen) dit ook wel verzonnen, en heeft hij bewust gekozen voor een modernere en vooral karakterloze Clouseau, met een jonger publiek op zijn netvlies. En ach, moet Levy gedacht hebben, met twintig miljoen dollar opbrengst per weekend, dan maar geen ode aan Sellers.

Muziek / Album

Vakwerk uit Duitsland en Australië

recensie: Black Cab - Monochrome en Altamont Diary - Éclat

Terwijl iedereen zijn hart vasthoudt voor de langerwachte nieuwe Motorpsycho, brengt hun platenmaatschappijtje Stickman zo nu en dan albums van andere bands op de markt. Een recensie van de twee meest recente.

De grotere Stickman-bands (35007, Favez en The Soundtrack of Our Lives) brachten het afgelopen jaar al een nieuw album uit; de minder grote namen (waar is het uitstekende Brazen gebleven?) lijken verdwenen. Bij hun laatste uitgave verzorgde het label dan maar de distributie voor een bij ons volstrekt onbekende band: het Australische Black Cab. Een even sterke identiteit als de huisbands van Stickman heeft deze tweemansformatie (nog) niet, maar een veelbelovend debuut is Altamont Diary wel.

Retro

~

De hoes en de titels geven al een beetje aan wat je kunt verwachten: taferelen van het legendarische doch dramatisch geweldadig verlopen Stones-concert tijdens het Altamont festival 1969 sieren de hoes, en met songtitels als Jerry Sez (natuurlijk gebaseerd op de legendarische Grateful Dead frontman Jerry Garcia), 1970 en Summer of Love is wel duidelijk dat de band de tijdgeest van weleer een warm hart toedraagt. Maar het anachronisme van het album ligt niet alleen in de vorm: de muziek is duidelijk op de leest van The Grateful Dead geschoeid. Als in Good Drugs zelfs de electrische sitar ter hand wordt genomen is het beeld compleet: dit is een rasechte retroband. Maar Altamont Diary herbergt niet alleen authentiek klinkende hippiemuziek. Soms klinkt Black Cab als Primal Scream, en invloeden van Underworld en The Chemical Brothers zijn evenzeer duidelijk aanwezig. De voornamelijk instrumentale muziek kabbelt, meestal in midtempo, rustig voort. De soms lang uitgesponnen nummers zijn erg atmosferisch: je hoort niet alleen speelse melodieën met akoestische en electrische gitaren, maar ook synthesizers en iets dat klinkt als een didgeridoo. De toevoeging van electronische beats stoort hierin niet, maar maakt het geheel eerder organisch. Uitschieters kent het album echter niet, waardoor het geheel enigszins aan overtuigingskracht inboet.

Monochrome

Sticksister, een sublabel van Stickman, bestaat om muziek van kleinere, aparte
bandjes uit te brengen. Het debuutalbum van Monochrome is het laatste
wapenfeit, en met Éclat mag deze band zich meten met voorgangers als KVLR en
Cosmic Casino. Het lijkt vreemd dat het gezelschap ooit begon als hardcoreband
(onder de naam Dawnbreed), maar goed beschouwd is het wel te merken: de
drammerige songstructuren en de dynamiek van het de hardcore zijn hier op een
lichter genre (gitaarpop/emo) toegepast, en het resultaat klinkt best enerverend.
Ondanks het feit dat Marc Calmbach geen begaafde zanger is; de nummers waarin vooral zangeres
Liza von Billerbeck zingt (zoals afsluiter Kosmodrom) klinken dan ook
indringender.

Éclat is een solide album: de compacte nummers zijn strak en minutieus
gecomponeerd. Als de plaat echter op het eerste gehoor minder indruk maakt dan
eigenlijk zou moeten, komt dat doordat er nauwelijks van een vast stramien
wordt afgeweken en de variaties niet direct hoorbaar zijn. Vrijwel elke song
heeft dezelfde sound en structuur en hetzelfde tempo, en de band schiet vrijwel
nergens uit de band. Slechts een enkele keer doet Monochrome iets echt
verrassends (Accidents & Incidents, Prim). Zo zijn de songs moeilijk van elkaar
te onderscheiden en vormt het album een lange zit voor de luisteraar, terwijl
het nog geen veertig minuten duurt. Duits precisiewerk dus: solide materiaal
dat helaas iets te netjes binnen zijn eigen beperkingen blijft.

Film / Films

Olie is overal

recensie: Syriana

Misschien sleept hij deze week nog een Oscar in de wacht voor zijn bijrol als doorgewinterde CIA-agent. Maar George Clooney zei het bij de première van Syriana zelf al: “De echte ster van deze film is het script dat Stephen Gaghan heeft geschreven.” En inderdaad, het verhaal van Gaghan (tevens regisseur) kan met gemak opboksen tegen de prestaties van de cast.

~

Voordat de eerste helft van de film goed en wel op gang is gekomen, begin je je af te vragen waar je dit eerder hebt gezien. Wanneer blijkt dat Gaghan ook het scenario voor Traffic heeft geschreven, wordt alles duidelijk. Ook nu volgen we verschillende personen, die meer met elkaar gemeen blijken te hebben dan je aanvankelijk zou denken. En hoewel het centrale bindmiddel nu geen drugs is maar aardolie, is de boodschap van de film vergelijkbaar. Syriana maakt op treffende wijze duidelijk dat ook olie voor de westerse wereld niets minder is dan een verslaving, iets waar uiteenlopende partijen van profiteren.

Boorrechten, moord en concurrentie

Met vier verhaallijnen probeert Gaghan de betekenis van het zwarte goud voor onze samenleving in kaart te brengen. Prins Nasir, de troonpretendent van een rijk olieland in het Midden-Oosten, probeert samen met een energieanalist uit Genève (gespeeld door Matt Damon) zijn land om te vormen tot een westerse democratie. De raffinaderijen van het koninkrijkje worden bemand door straatarme Pakistani als Wasim, die wat geld voor in het thuisland proberen te verdienen. Als gastarbeiders worden ze niet voor vol aangezien. Ondertussen moet een CIA-agent (Clooney) in Beiroet vuile zaakjes opknappen en volgen we de praktijken van een ambitieuze advocaat uit Washington (Jeffrey Wright) die een fusie tussen twee Amerikaanse oliegiganten moet realiseren. Gaandeweg wordt steeds duidelijker wat de relatie is tussen al deze personen, met als hoogtepunt een grimmige finale.

Internationale setting

~

Hoewel het een onoverzichtelijk allegaartje van gebeurtenissen lijkt, komt de complexe verteltrant de film ten goede. De verhaallijnen laten goed zien welke verschillende belangen er wereldwijd aan de olieproductie zijn gekoppeld. De camera schippert tussen verschillende continenten, maar de beelden van het Midden-Oosten maken de meeste indruk. Cameraman Robert Elswit, die ook meewerkte aan het veelgeprezen Good Night, and Good Luck., weet door het gebruik van handcamera’s een realistische toon te treffen.

Familieperikelen

Is het vertellen van vier verschillende verhalen al een ambitieuze opgave, Gaghan doet er nog een schepje bovenop. De dramatiek van de film zit hem namelijk vooral in de problemen tussen de hoofdpersonages en hun familie. In feite zijn er dus acht verschillende verhaallijnen die moeten worden afgehandeld. Ook voor een ervaren scenarist grenst dat aan het onmogelijke, en dat zie je. De knelpunten in de familierelaties worden slechts aangestipt; het lijkt Gaghan aan tijd te ontbreken om er veel verder op in te gaan. De regisseur komt ermee weg omdat hij de centrale lijn van het verhaal niet vergeet, hij weet de aandacht van de kijker vast te houden.

Oscar?

Het belang dat aan het scenario is toegedicht, zou een oorzaak kunnen zijn van de kleine rollen. De personages zijn over het algemeen niet echt uitgewerkt. Dit wil echter niet zeggen dat ze niet overtuigend genoeg zijn. Wright is sterk als advocaat, Chris Cooper (bekend van de The Bourne-films), zet een foute oliemagnaat neer, en Clooney, met baard en vijftien kilo zwaarder, weet als CIA-agent een interessante mix van medelijden en afgunst over zich uit te roepen. Of het genoeg is voor een Oscar? De kans dat Clooney er eentje krijgt voor zijn andere geëngageerde film, Good Night, and Good Luck., lijkt iets groter.

Film / Films

Dromen voor de lotto

recensie: Dreaming by Numbers

Dromen over het winnen van de lotto, oké. Maar de lotto winnen dankzij een droom? In Napels kijkt men er niet vreemd van op. Sinds jaar en dag gaan veel Napolitanen naar het lottokantoor om hun droom of een andere gebeurtenis om te laten zetten in een tastbaar kanslot. In de documentaire Dreaming by Numbers gaat de Italiaans-Nederlandse filmmaakster Anna Bucchetti op zoek naar de achtergronden van dit spel en zijn spelers.

Aan het loket van het piepkleine lottokantoor, gelegen in een oude volkswijk, steekt een oud dametje van wal: ‘Vannacht droomde mijn dochter dat haar vader met zijn voet in een emmer water stapte.’ Maria, een van de twee vriendelijke medewerksters, neemt meteen de Grimace erbij; het boek waarin alle woorden en hun bijbehorende nummers nauwkeurig vermeld staan. In een mum van tijd, heeft ze de uitkomst klaar: ‘Vader en dochter is 81, voet 57, water 39 en emmer 4.’ Nadat ze deze nummers op een speciale machine heeft ingetikt, overhandigt ze de dame vier ponskaartjes, die hiermee – net als vele andere dromers – de hoofdprijs hoopt te winnen.

Tragiek

Met dit originele en intrigerende onderwerp heeft Anna Buccheti in ieder geval een lot uit de loterij. De vraag is alleen of ze de vele mogelijkheden en kansen die het onderwerp biedt ook heeft weten te benutten. Het antwoord is: ja. Bucchetti toont bijvoorbeeld niet alleen de grappige en leuke kanten van het spel (mensen die bizarre dromen vertellen, mensen die gewonnen hebben), maar gaat ook in op de tragiek die eraan vastkleeft. Zo zien we een vrouw die aan het loket vraagt welk nummer voor huiszoeking staat. In een gesprek met de vrouw komt naar voren dat zij vroeger ooit is opgepakt, omdat zij op een illegale manier geld probeerde te verdienden om haar negen kinderen te onderhouden. Drie van die kinderen heeft zij inmiddels al moeten begraven. Hun geboortedata gebruikt ze om de lotto te spelen.

Niet alleen winnen

Dreaming by Numbers laat zien dat het in deze lotto niet puur draait om het winnen. De een speelt omdat haar overleden moeder er aan verslaafd was, de ander om hoop te houden in het leven, en weer een ander gewoon voor de lol. Zoals de welgestelde geleerde Guiseppe of de transseksuele Patrizia. Hoewel Patrizia maar weinig verdient, beweert ze toch niet gelukkiger te worden van een grote geldsom: ‘Ik zou een huis kopen voor mijn vader, broer en neefje. Ikzelf zou nooit een groter huis willen. In deze buurt ken ik iedereen. Dat maakt mij een gelukkig mens.’

Zwart-wit

Omdat de documentaire in zwart-wit is en de mensen in deze documentaire er vaak nogal ouderwets uitzien (vooral ook door de brillen), lijkt het in eerste instantie alsof je naar beelden uit de jaren zestig zit te kijken. Als je hoort dat de mensen met euro’s betalen, word je echter vanzelf weer teruggehaald naar de tegenwoordige tijd. Het zwart-wit lijkt er overigens voor te zorgen dat je beter luistert naar wat de mensen te zeggen hebben. En dat is goed, want het zijn interessante en mooie verhalen die ze te vertellen hebben.

Film / Films

Licht moraliserend spel met realiteiten

recensie: Mary

.

~

Tijdens de opnames van een film met de titel This Is My Blood raakt actrice Marie Palesi (Juliette Binoche) zo geobsedeerd door haar personage Maria Magdalena, dat ze haar carrière laat vallen om zich compleet onder te dompelen in Magdalena’s geschiedenis. Presentator Ted Younger (Forest Whitaker) raakt op zijn beurt zwaar onder de indruk van Palesi wanneer hij haar ziet op het witte doek tijdens de persvoorstelling van de film. Omdat zijn tv-programma die week in het teken staat van religie, nodigt hij de regisseur van de film, Tony Childress (Matthew Modine), uit voor een interview. Op deze manier hoopt hij in contact te komen met Marie, maar helaas blijkt dit niet zo eenvoudig. Als hij haar uiteindelijk toch vindt, verandert zijn leven op ingrijpende wijze.

Wat is waar?

In Mary worden drie verschillende realiteiten op elkaar gestapeld. Ten eerste is er die van de film This Is My Blood. Ten tweede die van het basisverhaal met Ted, actrice Marie en regisseur Tony. Ten slotte is er de ‘echte realiteit’. Het laatste staat tussen aanhalingstekens, omdat het moeilijk te zeggen is of de interviews met de – echte – wetenschappers authentiek zijn of uit de pen van de scenarioschrijver komen. Dit spel met fictie en realiteit, maar ook de speculatie over de verhouding tussen Jezus en Maria Magdalena (zij het hier op een ander vlak), doen overigens erg denken aan The Da Vinci Code.

Moraliserend

~

Als Ferrara dan toch bezig was, had hij beter ook Dan Browns spanningsopbouwkunsten afgekeken. Sommige momenten doen je weliswaar even schrikken (tijdens één scène vlieg je zelfs bijna letterlijk op uit je bioscoopstoel), maar het einde zie je bijvoorbeeld van mijlenver aankomen. Dit einde is overigens ook een tikkeltje moraliserend. Wanneer die theorie over Jezus en Maria Magdalena er niet ingezeten had, was het een mooie, lange reclamespot voor de katholieke kerk geweest.

Karikatuur

Forest Whitaker is op zich goed in zijn rol van rustige tv-presentator. Echter, op momenten dat Ted controle verliest, lijkt het alsof Whitaker zijn personage ook niet meer in de hand heeft, waardoor zijn spel te gemaakt overkomt. Ook het spel van Matthew Modine komt onecht over. De rol van gladde, zelfingenomen regisseur past hem niet. Door hem verwordt zijn karakter tot een karikatuur, wat op een gegeven moment gaat irriteren. Over Binoche valt eigenlijk niet heel veel te zeggen. We zien haar voornamelijk in de rol van Maria Magdalena in de film This Is My Blood, waarbij haar acteerprestaties volledig weggedrukt worden door stijf taalgebruik en lange lappen tekst.

Een kassucces lijkt er al met al dus niet in te zitten voor Ferrara. Tenzij hij nu begint met bidden, misschien.

Boeken / Fictie

Azuur en lazuli

recensie: Henk van Woerden - Ultramarijn

“In een speciaal daarvoor gereserveerd hok tussen twee hersenkwabjes bewaar ik mijn volgende vijf romans”, vertelde Henk van Woerden na de publicatie van zijn nieuwste roman, Ultramarijn. Het liep anders, want hij kwam te overlijden nog voor hij een van die ideeën ten uitvoer had kunnen brengen. Dat maakt Ultramarijn tot het sluitstuk van het oeuvre van Van Woerden.

Ultramarijn neemt ons mee naar het gebied rondom de Middellandse Zee, waar Joakim en zijn halfzus Aysel leven. Wanneer Aysel en Joakim uit elkaar gehaald worden, vertrekt Aysel naar Duitsland om er een eethuisje te beginnen. Ze leert er een man kennen en krijgt een dochter, Özlem. Joakim blijft achter in zijn thuisland, maar mist zijn zus. Hij legt zich toe op het leren bespelen van de luit. Het gemis blijft. Vijfenveertig jaar beslaat het boek, jaren uit het leven van Joakim, Aysel en Özlem, waaruit drie periodes verteld worden.

Blauw

Ultramarijn werd, en wordt, gewonnen uit de halfedelsteen lapis lazuli. In Italië stond de kleur bekend als Azurro Oltramarino, ‘het azuur van over zee’. Kleur kent geen barrières.

Lapis Lazuli
Lapis Lazuli

Beter dan Van Woerden zelf vertelt in zijn nawoord, kan de roman niet worden weergegeven. In het ene titelwoord, ultramarijn, ligt het hele verhaal besloten. Van Woerden heeft het relaas opgetekend dat hij zag in het diepe blauw, terwijl hij tegelijkertijd opmerkt dat “de volledige geschiedenis van blauw nog beschreven moet worden”. Evenals de kleurstof maakt een deel van zijn personages de tocht tussen Azië en Europa, maar zij zijn mensen, zodat ze, in tegenstelling tot kleuren, wel barrières ondervinden. Van Woerden heeft zelf in verschillende landen gewoond, waaronder Afrika en Griekenland. In die landen heeft de schrijver de magie van verschillende culturen ervaren, die hij nu in zijn roman verwerkt en de lezer meegeeft. In de reizen die in Ultramarijn worden gemaakt, blijkt zijn voorliefde voor niet-Europese culturen; Aysel lijkt misplaatst in het ruwe Duitsland, kwijnt er verder en verder weg. Wanneer haar dochter de reis in omgekeerde richting aflegt, bloeit Özlem juist op.

Nuances

Ultramarijn is in staat melancholie en weemoed op te roepen door het genuanceerde woordgebruik. Dat wordt alleen al duidelijk in de tinten blauw die de revue passeren, maar ook in de vele verwijzingen naar Joakims muziek, zoals wanneer zijn leermeester hem onderwijst over het luitspel:

~

Voor alles is er stilte. Tegenover stilte staat algemene herrie. Maar herrie houdt geen toonhoogte. Klank wel, een klank heeft een nauwkeurige positie. Eén bepaalde toon is de andere niet. Tonen verschillen van elkaar, zoals de geuren van bloemen van elkaar verschillen.

Wanneer Joachim de luit bespeelt, wordt steeds opnieuw verwezen naar de makam, een manier van spelen die bekend staat om zijn melodische rijkdom en de ritmische schakeringen. De makam in de luitmuziek is zoals Ultramarijn is: rijk en genuanceerd.

Verlangen

Boven alles, echter, is Ultramarijn een verhaal van verlangen. Verlangen naar een thuis, verlangen naar liefde, verlangen naar lust, verlangen naar de toekomst, verlangen naar het verleden, dat terugkomt in de betekenis van de naam van Özlem, Aysels dochter. Bij dat traag voortkabbelende verlangen past eveneens het blauw dat een lijn door het verhaal vormt, want blauw is de kleur van hoop en rust. De rustige stijl weet Van Woerden het grootste deel van het verhaal vast te houden, vreemd genoeg met korte, heldere zinnen, in plaats van met lange beschrijvingen die vaak worden gebruikt om rust te brengen.

Het is spijtig dat de ideeënwereld van zijn schrijver met deze roman ten einde is gekomen.