Film / Films

Voluptueus en toch te mager

recensie: U-Carmen e-Khayelitsha

Kijken naar de meiden en hun konten cijfers geven: in Gouden Beer-winnaar U-Carmen e-Khayelitsha (2005) is dat het tijdverdrijf van de politiemacht van Sevilla. Niet Sevilla, Spanje, maar Sevilla, Khayelitsha: de grote Zuid-Afrikaanse township, 40 kilometer buiten Kaapstad. De film is een bewerking van Georges Bizets Franstalige opera, naar Prosper Mérimées boek Carmen. En in Zuid-Afrika spreken ze geen Frans, laat staan dat ze het zingen, dus het is in Xhosa, een Afrikaanse kliktaal, dat de politieagenten hun verveling op snaakse wijze vocaliseren.

~

Pas als in een sigarettenfabriek de werkneemsters met elkaar op de vuist gaan, hebben de ordetroepen wat te doen. Allereerst moet oproerkraaister Carmen (Pauline Malefane) naar het hoofdbureau worden gebracht. Haar bewaker, de kuise sergeant Jongikhaya (Andeline Tshoni), zwicht echter voor haar geflirt en de voluptueuze ondeugd ontsnapt. Van daaruit ontwikkelt zich het reeds bekende verhaal over verboden liefde, jaloezie en vrijheid versus plichtsbesef. Die geschiedenis wordt door regisseur Mark Dornford-May (de echtgenoot van Malefane) gekleurd door eigentijdse Zuid-Afrikaanse thema’s te belichten, zoals politiegeweld en aids. Carmen in Zuid-Afrika, zou de cynicus kunnen opmerken.

Goede intenties

Maar voor een gimmick alleen krijg je op het festival van Berlijn geen Gouden Beer, toch? In ieder geval doet zo’n samenvatting aan Dornford-Mays intenties geen recht. Allereerst heeft de voormalig opera- en theaterregisseur geprobeerd zijn verleden thuis te laten: behalve het feit dat de film een operabewerking is, herinnert weinig nog aan het toneel. De handheld camera zit de acteurs flink op de huid. Verder knipt Dornford-May nogal in het verhaal, en de hiaten die daar het gevolg van zijn, probeert hij op te vullen met flashbacks en veelzeggende beelden. De Xhosa teksten op Bizets muziek en de verplaatsing naar hedendaags Zuid-Afrika werken wonderwel. Wanneer de muziek opbeurend genoeg is, en de acteurs op stoom komen, is de film bij vlagen zelfs charmant.

Mager en zuinig

~

Maar voor goede intenties kopen we niets. De zogenaamd veelzeggende beelden zijn vaak lelijk of onbegrijpelijk. Giulio Bicarri’s cinematografie is zo los en het camerawerk soms zo schokkerig dat je er zeeziek van wordt: het wekt de indruk dat Dornford-May het theater heel hard probeert te vergeten. Door het gezwabber met de camera gaan de emoties en persoonlijke ontwikkeling van Carmen en Jonghikhaya totaal aan je voorbij. Dornford-Mays zuinige interpretatie van de karakters helpt ook niet echt. De prachtige, voluptueuze Malefane is vooral een erg sensuele Carmen. Haar legendarische opstandigheid en eigenzinnigheid blijven onderbelicht. En Andile Tshoni’s Jonghikhaya is zo strikt en zedig, dat nooit duidelijk wordt wat die twee nu precies in elkaar zien.

Gejongleer

Het voornaamste probleem is echter het gejongleer met stemmingen en prioriteiten. Ironische scènes, zoals die met de vleeskeurende politieagenten, worden afgewisseld met zware emotionele momenten, zoals wanneer de van zijn familie verwijderde Jonghikhaya een brief krijgt van zijn moeder. Dergelijke scènes hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Maar Dornford-May brengt het nooit in balans. Bij lachwekkende scènes durf je niet te lachen, en bij trieste scènes wacht je tevergeefs op de climax. En dat is jammer, want het is zo’n sympathieke poging. Bieden dan de extra’s soelaas? Voor die stille Nederlandse meerderheid die volgens de distributeurs blijkbaar snakt naar trailers: ruimschoots.

Boeken / Fictie

Wakker worden naast witte fuckende konijnen

recensie: Els Moors - Er hangt een hoge lucht boven ons

In Er hangt een hoge lucht boven ons heeft debutante Els Moors verzen geschreven die een haast zinnelijk genot opleveren. De eenvoud en de doeltreffendheid van woord en beeld, maar ook de speelsheid van haar verbeelding zuigen je in de speels-dwaze en soms explosieve wereld waarvan de alledaagse werkelijkheid het fundament vormt.

In haar verzen transformeert Moors deze werkelijkheid tot een lichtelijk absurdistisch schouwspel, hoewel ze nooit helemaal wordt losgelaten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het titelloze gedicht dat Moors geschreven heeft toen ze in een restaurant naar een kind aan tafel zat te kijken:

misschien zien ze me hier wel zitten ha!
terwijl ik wacht

ik leg de explosieven onder
de cappuccino of de koffie verkeerd

met een sigaret in de hand
houden ze het kind met de donkere ogen

aan een kartonnetje fruitsap vast

ik wil het hoofd op tafel leggenik steek de lont aan
het kind draat in de stoel
de stoel schommelt

zo meteen valt hij
of wurgt hij zijn vader

Moors’ poëzie tekent als vanzelf een glimlach op je gezicht, ze bezit een aanstekelijk en gezond soort dwaasheid waarvan we het bestaan dreigen te vergeten in een leven dat door allerhande doelstellingen gedomineerd wordt. Ze verleidt je ertoe de werkelijkheid zelf ook vaker te ‘kantelen’ om tot verwonderende waarnemingen te komen. Dat Moors’ poëzie echter niet louter een spel is, blijkt onder meer uit het gedicht over een begrafenis waarin Moors het bord op de koffietafel met “de kaas de salami / het plakje achterham dat niet meegeeft / eerste keer prikken met een vork” naar voren haalt om vervolgens op slapstickachtige wijze het geklungel met het plakje achterham te beschrijven: “het blijft liggen / tweede keer prikken / drie keer prikken / sta op! ga zitten!”. Waarna ze de beklemming beschrijft hoe ze zich aan de koffietafel geen houding weet te geven:

kent er iemand de dode
zal ik hem op het hoofd slaan
wat heb ik gedaan

ik ben rechtop gaan zitten
ik ben recht gaan staan

~

Eenvoud van woord en beeld

De kracht van de poëzie van Els Moors zit niet alleen in de (vrolijk-)vervreemdende manier waarop ze de werkelijkheid beschrijft, maar ook in de eenvoud waarmee ze de dingen benoemt. Vaak voorkomend zijn woorden die een lichaamsdeel aanduiden: hoofd, lippen, hand, enkel, elleboog, schouder, billen. Het gaat bijna altijd om die delen van het lichaam die voor het oog goed zichtbaar zijn. Niet onbelangrijk is het feit dat het oog zelf ook vaak wordt genoemd en dat Moors in een poëticaal gedicht het belang van het zien benadrukt.

Hoewel Moors de werkelijkheid een licht absurde twist geeft, benoemt ze de zaken zo naakt mogelijk. Hierdoor, alsmede door herhaaldelijk gebruik, krijgen de woorden een grote suggestieve kracht. Naast lichaamsdelen treffen we dieren (honden) en planten (bomen) aan, maar ook voorwerpen (muur, raam, auto) en natuurlijke elementen (zon, lucht, zee, water, veld). Deze twee laatste groepen laat Moors flink met elkaar botsen: terwijl de voorwerpen het menselijk bestaan domineren en begrenzen, bieden de natuurlijke elementen wijdsheid en vrijheid. Deze tegenstelling tussen begrenzing en vrijheid, en Moors afkeer van het eerste en verlangen naar het tweede, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het volgende gedicht:

zij staat met een groen t-shirt
tegen een groene achtergrond

dit is een foto
dit is een pose
dit is het licht
dat een rand vindt
in de lens

een kind dat in het water springt

een auto die op zondagochtend vroeg
met een doffe klap
tegen een muur aan knalt

Het beeld van het kind dat uit plezier in het water springt, staat in groot contrast met het destructieve beeld van de auto die op zondagochtend tegen een muur knalt. Het lijkt alsof Moors de ziel uit de voorwerpen ‘auto’, ‘muur’ en ‘zondagochtend’ – dag van God en van verplicht familiebezoek – heeft gehaald. Het eerste beeld is dynamisch, vol beweging en rondspattende druppels, niet destructief maar scheppend. De zich lineair voortbewegende auto levert een statisch beeld op, ook omdat de beweging slechts in gang gezet is vanwege de dodende verplichting van de wekelijkse zondag.

Bovendien is de confrontatie tussen de auto en de muur destructief en niet scheppend zoals die tussen het kind en het water. Dezelfde tegenstelling, tussen de vrijheid van het natuurlijke en de beperking van de menselijke materiële verworvenheden, vinden we terug in de eerste versregels over de groene achtergrond en het vrije (buiten)licht. Dat licht vindt zijn begrenzing in de lens van het fototoestel evenals het meisje dat, hoewel ze met haar groene t-shirt een eenheid lijkt te vormen met de achtergrond, poseert waardoor de potentiële vrijheid van het buiten-zijn aan banden wordt gelegd.

Els Moors zoekt de waarschijnlijk voor haar zo noodzakelijke en heilzame vrijheid op door de alledaagse werkelijkheid vanuit een vervreemdend perspectief te beschouwen. Maar ook door de vrijheid zelf op te zoeken, zoals in het gedicht waarin ze de beperking van muur, raam en auto ontvlucht door in een boot over het water te varen, ontspannen met de benen over de rand. Het levert heerlijke versregels op als “er staat een boom op een vlakte achter me / er hangt een hoge lucht boven ons”. Zij, de boom en voor de rest geen mens. Of zoals ze in de afdeling over witte fuckende konijnen schrijft: “als ik op een ochtend wakker word / dan naast de witte fuckende konijnen in het gras”. Laat mij ook maar ontwaken in het gras, maar dan met konijnen van papier die grappig in je geest blijven rondscharrelen.

8WEEKLY had in december een interview met Els Moors voor het VPRO-programma Nachpodium.

Boeken / Achtergrond
special: Het voorwoord

De proloog van de boekenweek

BOEM PAUKESLAG. Deze dichtwoorden van Paul van Ostaijen zijn betekenisvol: muziek en literatuur hebben veel met elkaar gemeen. Onder deze slogan is muziek dit jaar niet alleen het thema van de boekenweek, het zette ook de organisatoren van enkele grote Nederlandse festivals aan tot het organiseren van nieuwe festivals rond de boekenweek.

De organisatie van Crossing Border verzorgde de aftrap: zondagmiddag en –avond werd in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag de eerste editie van Het Voorwoord gehouden. Het zou de symbiose van melodie en letter moeten worden, maar hoewel er van alles te zien en te beleven was, bleef de complete synthese, op een paar optredens na, uit.

Leon Verdonschot
Leon Verdonschot

Wah Wah

In één van de kleine foyers van de schouwburg presenteerde het kersverse literaire rocktijdschrift Wah Wah zich. De voordrachten van de redactieleden volgden elkaar snel op. In de stampvolle foyer (intiem is de meest welwillende omschrijving) zong Jaap Boots een lied over zijn legendarische ontmoeting met ‘Broes’ Springsteen op de Albert Cuyp markt. Daarna kwam Thomas Verbogt met een korte column over de oudere popliefhebber, waarna Leon Verdonschot de plek op het podium overnam en zo ging het in hoog tempo door. Kortom: snel, vaak vermakelijk en nooit saai. Het waren weliswaar boeiend uitgesproken teksten over muziek, maar literatuur was het ook weer niet. Hindert dat aan het begin van de avond? Je kunt ook te snel murw zijn natuurlijk.

In de Damesfoyer kwamen in een half uur tijd vijf schrijvers hun verhaal vertellen. Eerst was het de beurt aan twee Spunkers, Oscar Kocken en Iris Koppe. Kocken wist zijn publiek beter visueel te vermaken, maar het verhaal van Koppe was grappiger. Ze las een deel van de feuilleton voor die ze wekelijks voor de NRC schrijft. Beide jonge talenten deden echter niets met het muzikale thema. Dat was anders bij Onno te Rijdt. Met trillende handen las hij voor uit zijn gloednieuwe boek Naar Paradiso. Het was een humoristisch stuk over voorvallen tijdens concerten waar niemand met hem naar toe wilde. Alexis de Roode droeg drie gedichten voor, waarvan er één een aanval was op dichters die denken te kunnen rappen.

Snelheid leek het adagium deze avond: vele schrijvers en dichters hielden een voordracht van slechts vijftien minuten. Daartoe behoorden onder andere Tonnus Oosterhof, Hafid Bouazza en Abdelkader Benali. Wij zagen Gerrit Komrij die, verdrinkend in een bijna lege grote zaal, een subversief verhaal over poep hield zonder het p-woord zelf te noemen.

Barry Hay
Barry Hay

Interview met Barry Hay

Een grote opkomst was er bij het interview met Barry Hay door Joost Zwagerman. Rocker Hay, compleet met zonnebril, biertje en zijn tattoo’s duidelijk zichtbaar, vertelde over zijn jeugd in India. Eerlijk sprak hij over de valse voorwendselen waaronder zijn moeder hem na de scheiding van zijn ouders naar Nederland haalde en hem dus voor zijn gevoel ontvoerd heeft. Zelf was hij op dat moment liever in India gebleven. We kwamen door de vragen van Zwagerman veel te weten over de persoon Hay, maar natuurlijk werd er ook over muziek gepraat. De tournee door Amerika, zijn bewondering voor Herman Brood, de financiële catastrofes van de band… Het geheel leverde een vermakelijk gesprek op.

Muzikant annex schrijver Rik de Leeuw vertelde uit de losse pols (zo leek het in ieder geval) anekdotes en las gedichten voor uit zijn bundels. Er was veel interactie met het publiek. Hoewel De Leeuw een goede verteller is, konden de verhalen niet beklijven en waren z’n grapjes hier en daar zelfs flauw. Wel weer leuk dat zijn kleine zoontjes in de zaal om hun vader stonden te gniffelen en bij sommige gedichten al aankondigden: ‘O ja, deze is leuk!’

Voordragen op muziek – twee interpretaties

Heel anders ging het er aan toe bij het optreden van Wilfried de Jong met saxofonist Benjamin Herman. De muzikant voorzag twee verhalen van De Jong van melodie maar illustreerde deze ook met een komische noot. Samen spatten ze van het podium af en de chemie tussen de twee was goed voelbaar in de veel te kleine foyer. Ademloos luisterde het publiek naar de verhalen van De Jong en naar de ‘sexy sax’ van Herman. Een zeldzaam goed optreden waar muziek en literatuur werkelijk samenvielen.

P.F. Thomése sloeg een heel andere toon aan dan Herman en De Jong. Hij droeg stukken voor uit zijn novelle Schaduwkind bijgestaan door Joost Lijbaart en Wolfert Brederode op piano en drums. De combinatie van het zware thema, Schaduwkind gaat over de dood van Thoméses pasgeboren dochter, en de ingetogen muziek werd nergens kleverig of sentimenteel. Wel was het heftig: zowel schrijver als publiek verlieten de zaal met waterige ogen.

Gerrit Komrij
Gerrit Komrij

Muziek zonder literatuur

Tijdens dit festival waren er ook diverse concerten, waarvan die van de blinde zangers Amadou & Mariam het meest swingende was. Ruim een uur lang wisten zij met hun ritmische en vooral dansbare muziek uit alle hoeken en gaten van de schouwburg mensen naar de grote zaal te trekken. Ze kregen iedereen aan het dansen, klappen en juichen Het slotconcert van Hooverphonic was wat dat betreft een stuk rustiger en ingetogener, maar niet minder goed. Bij deze optredens viel nog meer op hoe scheef de verdeling van de zalen eigenlijk was: de schouwburg heeft één echt grote zaal en drie kleinere foyers. En waar het in de foyers stampvol zat, was de grote zaal regelmatig maar half gevuld. Wat overigens niets af deed aan de enthousiaste sfeer die er heerste.

Literatuur en muziek hebben misschien meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken, maar het blijkt lastig om de twee echt bijeen te brengen. Het Crossing Border festival beoogt min of meer het zelfde, maar daar ligt de nadruk steevast meer op muziek dan op literatuur terwijl dat bij Het Voorwoord precies andersom was. Desondanks was het een goed en gebalanceerd festival, met muziek, literatuur en enkele sterke optredens waar de twee wel samenkwamen. Maar oh, oh, Den Haag! Moet zoiets echt om half elf ’s avonds eindigen?

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Film / Films

Absurdistisch protest

recensie: Pleasant Days

“In Hongarije kampt men nog steeds met de naweeën van grote politieke veranderingen. Hongarije is in shock.” Dat zijn de woorden van de jonge Hongaarse filmmaker Kornél Mundruczó (1975) naar aanleiding van zijn film Pleasant Days (2002) die in datzelfde jaar het Zilveren Luipaard won op het filmfestival van Lucarno.

~

In dit drama probeert hij op sarcastische wijze een portret te schetsen van mensen die allen kampen met diepgewortelde frustraties in een wrede maatschappij. Gewaagde scènes van verkrachting en geweld schuwt hij niet. Mundruczó heeft het de kijker niet makkelijk gemaakt, want afgezien van de prachtige heldere kleuren is deze film alles behalve licht verteerbaar. Pijnlijke gebeurtenissen – met veel bloot – stapelen zich scène na scène op. Pleasant Days is bedoeld als aanklacht tegen de maatschappij. Het is alleen de vraag of deze aanklacht ook als zodanig overkomt.

Bloederig

De jonge Peter (Tamás Polgár) is ontslagen uit de jeugdgevangenis en keert terug naar zijn geboorteplaats om zijn leven weer op orde te brengen. Als hij zijn zus Marika (Kata Wéber) opzoekt in de wasserij waar ze werkt, ziet hij hoe de jonge vrouw Maya (Tóth Orsi) in een hoek van de wasserij bevalt van een kind. Ook ziet hij dat zijn zus aan Maya geld geeft en de baby overneemt. Peter zwijgt hierover en mag tijdelijk bij zijn zus wonen. Dit is het begin van een vreemd, absurdistisch verhaal. Na deze bloederige beelden zijn we getuige van de incestueuze relatie tussen Peter en Marika. Hun relatie wordt niet verder verklaard en dat is jammer. De scènes waarin Marika naakt haar broer in bad wast waren veel interessanter geweest als we iets meer van hun geschiedenis zouden afweten.

Gebrek aan emotie

~

Vooral Maya is het slachtoffer in de film. Ze wordt (seksueel) gedomineerd door Janos (Ottó Horváth) die, hoewel hij getrouwd is, Maya nauwlettend in de gaten houdt. In ruil voor seksspelletjes huurt hij een appartement voor haar. Het is onduidelijk of Maya gebruik maakt van de behoeften van Janos of in haar eigen behoeften voorziet. Peter wordt verliefd op haar, maar vertoont eveneens dominant gedrag. Onhandig proberen de personages zich uit het web te worstelen dat ze om zich heen hebben gesponnen. Uiteindelijk blijkt dat eigenlijk iedereen zowel slachtoffer als dader is. Helaas blijven de personages een mysterie – conversaties zijn oppervlakkig en we zien vooral hun gedrag.

Leugens

In Pleasant Days hebben alle personages iets te verbergen. Op bijna primitieve wijze laten ze hun slechte kant zien. Geheimen worden subtiel in beeld gebracht. Een mooi voorbeeld is de scène waarin Marika aan Peter vertelt dat ze borstvoeding geeft, terwijl we haar enkele seconden later de baby de fles zien geven. Pleasant Days zit technisch geraffineerd in elkaar: het camerawerk is subliem en de gedurfde stiltes geven de dialogen kracht. En toch mist er een essentieel onderdeel: identificatie. De personages staan mijlenver van ons af, zijn vreemd en lijken het drama passief te ondergaan. Je vraagt je keer op keer af waarom ze in godsnaam doen wat ze doen. Een sombere film zonder enig lichtpuntje, waarin het protest tegen de wrede maatschappij een protest tegen een vreemde maatschappij is geworden.

Muziek / Album

Het blijft knagen

recensie: Sly & The Family Stone - Different Strokes by Different Folks

.

Bij de Grammy’s trad Sly Stone voor het eerst sinds 1993 weer in de schijnwerpers. En het mocht een opvallende verschijning heten, ook al duurde de vreugde nog geen nummer. Met een grote geblondeerde hanenkam, gehuld in zilverkleurige jas en broek, speelde hij het nummer I Want to Take You Higher. Het moest het hoogtepunt van de avond worden, na een eerbetoon door ondermeer Joss Stone, Maroon 5 en Will.i.am (van de Black Eyed Peas). Maar nog voor het nummer voorbij was, verliet Sly het podium weer – zonder een woord tegen het publiek gesproken te hebben.

Radio

~

Dat eerbetoon op de Grammy’s had uiteraard alles te maken met het uitkomen van Different Strokes by Different Folks. Naast de reeds genoemde namen, knipten en plakten sterren als Big Boi, The Roots, Janet Jackson en (verrassend:) Aerosmiths Steven Tyler met funkklassiekers als Dance to the Music, Everyday People en Family Affair. Het resultaat mag er wezen, zolang je maar niet al te veel aan de originelen terug denkt.
Different Strokes by Different Folks laat zich nog het beste luisteren als een op urban gerichte radiozender. De ene ster na de andere komt aan bod en alle nummers klinken eigenlijk erg goed. Hoewel alle artiesten vanuit de originele geluidsbanden vertrekken en daaraan hun eigen stemmen, beats en ritmes toevoegen, is het origineel soms moeilijk terug te horen. Zo laten D’Angelo, Chuck D en Isaac hayes weinig heel van Sing a Simple Song. Ook The Roots gaan doeltreffend te werk: Star verwordt in hun handen tot een nummer dat zeer lijkt op het eigen werk.

Necrologie

Anderen kennen iets meer clementie met Sly’s werken, maar het MTV-geluid komt in ieder nummer terug. En dat gelikte en moderne hoort nu eigenlijk net niet bij Sly Stone. Daarom ook is Different Strokes by Different Folks een plaat die tegenstrijdige emoties losmaakt. Enerzijds is het een fijn ding – geschikt voor in de disco, voor op feestjes, of als vervanging van de radio. Maar tegelijkertijd blijft het knagen… De originelen zijn al zo goed, dat ze helemaal niet gepimpt hoeven te worden. Maar goed, voordeel is dan weer wel dat Sly weer even in de schijnwerpers staat. En de popjournalist? Die vult de al jaren klaarliggende necrologie aan met deze kortstondige maar opvallende comeback.

Muziek / Album

Ein of Kein Heldenleben?

recensie: Pareltjes uit de laatromantiek

De klassieke muziekmarkt ligt op zijn gat. Da’s heel jammer voor die mannen met Mercedes cabriolets, die in de jaren tachtig en negentig konden profiteren van het feit dat de halve mensheid zijn lp-collectie inwisselde voor cd’s. Maar het is heel goed nieuws voor u en mij. Want al die voormalig grote labels verkopen nu de licensierechten van ooit peperdure uitvoeringen aan super-budgetlabels zoals Brilliant Classics, het huismerk van Kruidvat. En waar je voor een nieuwe uitgave twintig euro betaalt, hoeft datzelfde schijfje bij de drogist niet meer dan een tiende daarvan te kosten.

Nou openbaarde Brilliant Classics zich in het verleden vaak als een ekster. De gimmick van het label was vooral om complete cycli (symfonieën, concerten enzovoort) te brengen, en als ze die niet konden aanschaffen gooiden ze wat willekeurige opnamen bij elkaar. Daardoor kon je een Mahlercyclus krijgen waarvan één opname uit de jaren zestig en een andere uit de jaren negentig afkomstig was – met nogal wat verschillen in opnamekwaliteit. Maar de nood nam toe en Brilliant was allengs in staat om beter materiaal te recyclen. Bijvoorbeeld de Mahlersymfonieën die het nu in de aanbieding heeft. Want begin jaren negentig hoorde de cyclus die Denon uitbracht met het Radio-symfonieorkest Frankfurt en Eliahu Inbal tot de top. Prijs toendertijd: een dikke tweehonderd euro voor vijftien cd’s. Je zult ‘m maar gekocht hebben. Want tegenwoordig betaal je daar bij Brilliant een krappe dertig voor.

Richard Strauss
Richard Strauss

De Richard Strauss-editie die nu in de schappen van Kruidvat ligt, is van iets langer geleden; hij werd tussen 1970 en 1974 opgenomen door de Staatskapelle Dresden onder leiding van kameraad Rudolf Kempe. De Staatskapelle was toendertijd het beste orkest van de DDR en dat hoor je ook aan deze serie. Het feit dat ze bovendien alle (negen) cd’s in vier jaar opnamen betekent ook dat het geluid, zowel qua interpretatie als technisch, over het geheel heel homogeen is vastgelegd.

En deze lieden konden Strauss heel goed aan. Nee, we hebben het niet over de walskoning of diens familie. Richard Strauss moest aan het einde van zijn leven ook toegeven dat hij een groot deel ervan had besteed met uitleggen dat hij niet de schrijver van de Schöne blaue Donau was. Maar in zijn dagen was Richard nauwelijks minder beroemd dan zijn suikerzoete Weense naamgenoten. Rond 1900 schrok hij het muzikale establishment op met een aantal geluidsgedichten, stukken die braken met alle symfonische conventies. De beroemdste zijn Don Juan, Till Eulenspiegels lustige Streiche en natuurlijk Also sprach Zarathustra, waarvan zo ongeveer de eerste minuut (nogmaals) beroemd werd gemaakt door Stanley Kubricks 2001: A space Odyssey. Dat stuk met die toeters en paukenslagen, weetuwel.

Eenmaal tot rust gekomen schreef Strauss een symfonische ode aan het huiselijke geluk, de Sinfonia Domestica. Misschien om mevrouw Strauss, bij wie hij op een onwaarschijnlijke manier onder de plak zat, tegemoet te komen. Het is niet een van z’n hits geworden en luisterend naar deze set snap je wel waarom. Maar goed, als je niet aan het gezinnetje Strauss rond het knapperend haardvuur denkt is het allemaal best genietbaar. Heel erg van het rechte pad dwaalde Richard toch ook niet, want de man was nog beter als zakenman dan als componist – en er moest geld in het laadje komen.

Lichtheid

Rudolf Kempe
Rudolf Kempe

Strauss’ huiselijke symfonie staat op cd nummer drie en die is daarmee met Don Juan ook meteen de leukste van het stel geworden. Till Eulenspiegel lustige Streiche kent, in tegenstelling tot de meeste stukken uit de laatromantiek (denk Goethe, Germaanse zwaarwichtigheid en oudheidsdrama’s) een vrij frivool onderwerp en Kempe hanteert de juiste lichtheid. De opname komt daarbij opmerkelijk helder door. Dat gevoel voor de stemming van het stuk is wat deze hele set kenmerkt: van Eulenspiegel, via het ongelooflijk pretentieuze Ein Heldenleben, het onverwacht ingetogen Don Quixote en de weidse Alpensinfonie naar het monumentale Zarathustra, overal weet Kempe feilloos de goede snaar te raken. In vergelijking met meer moderne interpretaties neemt hij zijn vrijheden, maar die eigenzinnigheid stoort zelden.

Wat verder opvalt is de consistentie van Strauss’ werk. Dat de ‘hits’ goed in elkaar zaten wisten we wel, maar de vroege werken (vooral de concerten) en de latere stukken vertonen een soortgelijke kwaliteit. De eerste cd met daarop de hoornconcerten, het hoboconcert het Duett-concertino, zal voor de oppervlakkige Strausskenner als een openbaring komen. Een goede doos dus, en elke cent waard van de twintig euro die hij je armer zal maken.

Maar toch…

Von Reznicek
Von Reznicek

Waarom ben ik er dan niet zo mee ingenomen als het bovenstaande suggereert? Om dat uit te leggen moet ik een vergelijking maken. Stel je voor, je koopt bij de Appie een fles goede wijn. Laten we zeggen: de beste die je krijgt voor vier euro. Je hebt het naar je zin, de wijn smaakt, alle ingrediënten voor een goede avond. Net als je jezelf vertelt dat alles perfect is breek je fles nummer twee aan en die is zoveel beter dat de eerste een beetje verbleekt in vergelijking.
Hetzelfde doet zich voor als je na een uurtje Strauss twee stukken van Emil Nikolaus von Reznicek – Schlemihl en Der Sieger – in de speler gooit. Veel lijkt hetzelfde: beiden zijn hoog-romantische componisten, tenslotte. Maar Von Reznicek wist de scherpe randjes een stuk beter te vinden dan de indertijd weliswaar hippe maar uiteindelijk toch wat gezapige Strauss. Was Richard al onorthodox, bij Emil kom je nog meer eigenzinnigheid tegen – en bovendien nogal wat beter georkestreerd.

Neem Schlemihl, dat door een criticus van de ondertitel Kein Heldenleben werd voorzien. De goede verstaander weet waarnaar dat verwijst. De hele tijd lopen dissonante lijntjes als kleine stekeltjes door de melodie. Maar niet op een vervelende manier, eerder op een wijze die je nieuwsgierig maakt naar dat wat gaat komen.

Sjlemiel

Beide stukken werden vlak na de Eerste Wereldoorlog afgeleverd, eerst Der Sieger, vervolgens Schlemihl. De inhoud is grotendeels autobiografisch en het is in essentie programmatische muziek: elk deel schetst een bepaald, omschreven beeld. Zoals altijd bij CPO zijn de commentaren in het cd-boekje bijna encyclopedisch, dus je hoeft je niet lang af te vragen wat het programma dan wel zijn mag. Von Reznicek kende geen erg gelukkig leven, dus het is niet vreemd dat Schlemihl een tragische geschiedenis vertelt.

Michail Jurowski
Michail Jurowski

Jurowski stuurt zijn WDR-orkest zo vakkundig aan dat je bijna vergeet dat het een middelbaar Duits radio-orkest is. En dat is zeker een prestatie, als je zowel de technische eisen als de schaal van de stukken in gedachten houdt. Zowel Der Sieger als Schlemihl kennen een (overigens niet uitgebreide) zangpartij – de eerste voor sopraan, de tweede voor tenor. De eerste beluistering laat je achter met het idee dat alle orkestrale registers worden opengetrokken maar bij nadere beschouwing blijft die indruk niet overeind. Het is juist de spanningsopbouw die zo effectief is, dat hij je meesleurt in de maalstroom van emoties die naar het hoogtepunt leidt. Reznicek schrijft dan ook sensueler, emotioneler dan de vooral cerebrale Strauss.

Appels en peren? Ja en nee. Beide componisten waren artistiek verwant, kenden en hielpen elkaar. Die verwantschap is goed te horen. En natuurlijk, beiden waren ze als kunstenaar autonoom, met hun typische gewoonten en maniertjes. Een liefhebber van dit laatromantische repertoire kan eigenlijk niet zonder deze opnamen – daarvoor zijn ze, zowel interpretatief als inhoudelijk, veel te interessant. Maar ik kan het gevoel niet onderdrukken dat Reznicek een wijn met veel meer inhoud en aroma serveert dan Strauss met zijn bonuspunten weet waar te maken. Probeer maar, het smaakt uitstekend.

Richard Strauss: Orchestral Works. Staatskapelle Dresden o.l.v. Rudolf Kempe. Brilliant Classics (9 CD’s), prijs ong. 23 euro.

Emil Nikolaus von Reznicek: Schlemihl, Raskolnikoff. Nobuaki Yamamasu, tenor; WDR Sinfonie-Orchester Köln o.l.v. Michail Jurowski. CPO Classics, prijs. ong. 20 euro

Emil Nikolaus von Reznicek: Der Sieger. Beate Koepp, sopraan; WDR Sinfonie-Orchester Köln o.l.v. Michail Jurowski. CPO Classics, prijs. ong. 20 euro

Theater / Voorstelling

Seks maakt meer kapot dan je lief is

recensie: Succes (Rick Engelkes Producties)

.

Isa Hoes en Rick Engelkes spelen een echtpaar van in de dertig dat naar Hollywood gaat om daar succesvol te worden. Zij gaat over lijken om aan de top te komen, en hij denkt daar heel anders over en wil vooral gelukkig zijn en samen een gezin stichten. Dat dit tot onvermijdelijk heftige confrontaties zal leiden is al snel duidelijk. Het is alleen zonde dat de karakters zo oppervlakkig zijn dat het moeilijk is om met ze mee te leven. In de anderhalf uur durende voorstelling kom je te weinig te weten over dit stel.

Stralen

~


De chemie tussen de acteurs maakt daarentegen wel wat goed. Engelkes en Hoes vullen elkaar prima aan en weten elkaar in evenwicht te houden. Ze stralen op het podium en weten hun emoties goed te doseren en te overtuigen. Elf jaar geleden speelden deze ex-collega’s (ze hadden jaren geleden allebei een rol in Goede Tijden, Slechte Tijden) ook al eens een stel. Toen in het toneelstuk De minnaar, dat ook werd geproduceerd door Engelkes’ eigen productiebureau.

Regisseur Peter de Baan zal er dan ook geen hele zware kluif aan hebben gehad om de twee de juiste richting op te krijgen. Wellicht wel met het verhaal, want hoe breng je zo’n kwestie als deze? Voor het publiek is het een ver-van-hun-bed-show, want wie heeft er zelf eens seks gehad om hogerop te komen? Zelfs op de Gooise matras is dat tegenwoordig meer fabel dan waarheid. Toch, er is een kans dat het gebeurt, maar identificatie zal er niet snel zijn.

Worstelen

Dus komt het neer op uitwerking. De spanning die wordt opgebouwd is duidelijk aanwezig. Bij elke gong is er weer een jaar voorbij en zie je het stel met zichzelf en elkaar worstelen (en ook wel eens letterlijk met hun garderobe, want verkleedpartijen zijn er genoeg). Het simpele decor blijft vrijwel hetzelfde, maar de kleur van het doek wordt steeds grimmiger. Net als de gevoelens van de personages. Zeker naar het eind toe wordt de voorstelling steeds interessanter en wellicht is de slotscène iets overdreven, maar wel mooi en verrassend.

Succes is dus een beetje twijfelachtig toneelstuk. Met zeker goede kanten, met name het spel. Maar ook met wat matige elementen. Zeker de visie op hoe het er aan toe gaat in de showbizzwereld is overtrokken. Eenieder die wil geloven dat seks echt dé manier is om hoger op te komen, moet deze voorstelling zeker zien. Diegene die wat nuchterder is ingesteld, zal deze voorstelling soms onwerkelijk vinden, maar wel genieten van de chemie tussen deze twee energieke acteurs.

Succes wordt nog tot en met 31 mei 2006 opgevoerd. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Boeken / Fictie

De kunst van het kijken

recensie: Javier Sierra - Het geheime avondmaal

Renaissance-kunstenaar Leonardo da Vinci wilde niet alleen een mooi kunstwerk maken, maar vaak verborg hij er ook een boodschap in. In Het geheime avondmaal van Javier Sierra staat Da Vinci’s Het laatste avondmaal centraal.

De geruchten gaan in vijftiende-eeuws Rome dat Da Vinci een godslasterlijke boodschap in het schilderij heeft verwerkt. Op deze situatie gewezen door een anonieme boodschapper, die zich De Profeet noemt, stuurt Paus Alexander VI inquisiteur Augustín Leyre naar Milaan om de zaak te onderzoeken. We volgen de belevenissen van Agustín en komen zo terecht in de wereld van de kunst en de religie aan het einde van de vijftiende eeuw.

Of eigenlijk komen we in twee werelden terecht. Hoewel veel kunst in opdracht van de kerk werd geproduceerd, wilde de kunstenaar er regelmatig een eigen mening op na houden. En die probeerde hij dan subtiel in zijn kunstwerk te verstoppen. Dit gegeven vormt het centrale thema van de roman. Sierra heeft door gedegen research proberen te achterhalen wat Da Vinci ons met Het laatste avondmaal precies heeft willen vertellen.

Wetenschappelijker dan Brown

Door zijn bevindingen in een roman te verwerken kan Sierra het zich veroorloven om conclusies aan zijn onderzoek te verbinden die hij in een wetenschappelijk setting niet snel zou kunnen doen. Het genre van de literaire roman geeft hem de vrijheid om te speculeren. Hij baseert zich echter wel degelijk op een solide onderzoek. En daar komen we op één van de verschillen tussen Sierra en Dan Brown, die vergelijkbare thema’s in De Da Vinci Code heeft opgenomen. Sierra baseert zich louter op feiten. Hij verwijst naar bestaande boeken en manuscripten. Alle feiten die je in Het geheime avondmaal tegenkomt kunnen gestaafd worden. Dit in tegenstelling tot de, soms wel erg vrije, interpretaties van Brown.

~

Het geheime avondmaal mist helaas wel weer de vaart en de spanning die Brown in zijn boeken stopt. Dit wil zeker niet zeggen dat het een saai boek is geworden over oude kunst en stoffige boeken. In tegendeel. Sierra leidt ons langzaam maar zeker een nieuwe en fascinerende wereld binnen: de wereld achter de kunst. Stukje voor stukje wordt het geheim achter Het laatste avondmaal ontrafeld. En met elke nieuwe onthulling sla je de dubbele kaft van het boek weer eens open om op de daar afgebeelde kopie van Da Vinci’s beroemde werk te controleren of alles klopt. Met elke bladzijde word je verder de vijftiende eeuw in getrokken.

Zeer educatief

Sierra weet oude tijden weer tot leven te wekken. Niet alleen krijg je een inzicht in het functioneren van de kerk in die dagen, maar ook het karakter van Da Vinci is met grote zorg gereconstrueerd. Sierra mag dan in zijn stellingen en conclusies niet zuiver wetenschappelijk te werk gaan, zijn uitspraken hebben toch een grote overtuigingskracht. Je gaat bijna denken: “Als het niet zo gegaan is, dan zou het zo gegaan móeten zijn.”

Hoewel Het geheime avondmaal de spanning mist van Dan Brown en ook niet de eruditie bezit van die andere grote historische romanschrijver Umberto Eco , heeft Sierra met deze roman een goed lezend én zeer educatief boek afgeleverd. In een tijd waarin historische romans gretig aftrek vinden door het ‘Dan Brown-effect’ is het één van de betere titels. Zeker als je niet alleen vermaakt wil worden, maar ook echt iets wil leren over de behandelde historie.

Boeken / Strip

Wat komt voor de roman

recensie: R.Kikuo Johnson – Night Fisher

De jonge Hawaiiaanse auteur R. Kikuo Johnson bracht recentelijk bij Fantagraphics, een van de belangrijkste Amerikaanse uitgevers van het betere stripverhaal, de novelle Night Fisher uit. Een typisch coming of age-verhaal, dat vergelijkingen oproept met het werk van zijn succesvolle leeftijdsgenoten Adrian Tomine en Craig Thompson.

Die vergelijking is te maken omdat de lezer sterk het gevoel krijgt dat er autobiografische elementen in het verhaal zijn verwerkt. In dit geval speelt het verhaal zich af op Hawaii en is hoofdpersoon Loren Foster net als de auteur half Japans. Loren raakt samen met zijn beste vriend Shane gedurende hun eindexamenjaar in de problemen als ze worden betrapt bij een diefstal, die dient om hun ‘verslaving’ aan de batu – amfetamines gemaakt van rattengif – te bekostigen. De novelle ademt op een overtuigende manier een sfeer van dagelijkse verveling en onzekerheid over de toekomst.

Novelle

~

R. Kikuo Johnson (1981) debuteerde in 2004 met de verhalenbundel Slideshow Eulegy, die uitkwam in comicformaat. Zijn eerste langere werk, Night Fisher, noemt hij terecht een graphic novella. De auteur ziet het boek namelijk nog niet als een echte grafische roman – een keuze die geen verbazing oproept. Qua lengte (144 pagina’s) zou je Night Fisher nog wel een roman kunnen noemen, maar de aard van het verhaal gerechtigt de benaming novelle; het is een kleine uitsnede uit het leven van de hoofdpersoon, waarbij het begin en einde zodanig open zijn dat er makkelijk nog iets kan volgen. Verschillende verhaallijnen, zoals de financiële problemen van de vader van Loren Foster, raken het hoofdverhaal, maar worden niet verder uitgewerkt. Die losse eindjes zouden misschien wat beter in het geheel passen als de auteur een langer verhaal had gemaakt. De lezer blijft nu achter met een aantal vraagtekens en soms met een wat onverzadigd gevoel.

Schaduwkant

~

De tekenaar maakt zeer bedreven gebruik van een penseel, in een stijl die erg veel wegheeft van David Lapham, de auteur van de in Nederland vrij onbekende comicserie Stray Bullets. Toch is Kikuo Johnson’s tekenwerk net iets rommeliger, doordat hij iets te vaak met verschillende camerastandpunten werkt. Daarnaast laat hij vooral de schaduwkanten van gezichten zien. Niet omdat hij geen gezichten kan tekenen, maar door een fascinatie voor contouren, die ook aan het omslagontwerp van het boek te zien is. Daardoor, én doordat het verhaal zich vaak ’s nachts afspeelt, is het zwart in het boek nogal overheersend – het geeft de lezer niet bepaald het gevoel dat het zich op een tropisch eiland afspeelt.

Afstandelijk

Kikuo Johnson heeft een heel aardig verhaal afgeleverd met Night Fisher, met veelbelovend tekenwerk. Ondanks de goede sfeerweergave wordt zijn novelle echter nergens zo dreigend of depressief als Optic Nerve van Adrian Tomine, of zo aangrijpend en persoonlijk als Blankets van Craig Thompson. Het grootste manco daarbij is het gebrek aan identificatie met de hoofdpersonen. Deze staan net iets te ver van de lezer af om je er werkelijk in te kunnen inleven. De auteur schetst, zoals ook de achterflaptekst van het boek zegt, ‘an unsentimental portrait‘. Als Kikuo Johnson in de toekomst deze afstand weet te overbruggen en zijn verhalen net dat beetje extra weet te geven dat nu nog mist, zal hij zeker een grote grafische roman kunnen schrijven.

Theater / Voorstelling

Excentrieke Edie’s

recensie: Zwanenzang (Bellevue Lunchtheater i.s.m. Via Rudolphi)

Zwanenzang is de nieuwe lunchvoorstelling van theater Bellevue. Het heeft wat lunchtheater moet hebben: het is luchtig en om te lachen, het duurt niet lang en vereist geen ingewikkelde interpretaties. Actrices Marjan Luif en Ellen Pieters, beiden bekend van lichtvoetig repertoire, voelen zich als een vis in het water. Ze zijn aandoenlijk tijdens de liedjes en bij vlagen grappig, maar ook niet meer dan dat.

~

De voorstelling is gebaseerd op de succesvolle documentaire Grey Gardens uit 1976. Deze indringende film werd zeer goed ontvangen, en de aparte kledingstijl van een van de hoofdpersonen, Little Edie, werd een trend in Amerika. Documentairemakers Albert en David Mysles hadden dan ook een fascinerend gegeven voor hun film.

Opvallend huishouden

Wat een treurige bedoening. Moeder Edith Bouvier Beale en dochter Edith Bouvier Beale, ook wel Big en Little Edie, wonen samen met hun dertig katten in een riant, maar zwaar vervallen landhuis. Slechts twee van de 28 kamers zijn nog bewoonbaar. Het is 1975, moeder is dan bijna tachtig en dochter ver in de vijftig. Voor beiden is het leven wel zo’n beetje over. Ze verslijten de dagen met weemoedig terugkijken en wanhopig verlangen, met elkaar beschuldigen en in de haren vliegen.

Vervreemding

~

Het leven van de lang geleden beroemde zangeres (Big Edie) en de oude danseres (Little Edie) lijkt op een absurdistisch toneelstuk. Ze converseren niet echt, maar bazelen maar wat; ze springen van de hak op de tak, er is geen causaliteit in hun gesprekken te ontdekken en ze barsten om de haverklap uit in theatraal gezang. Voor een documentaire is dit geen probleem. We accepteren alle excentrieke gekte, omdat het immers de realiteit is die vastgelegd wordt. De montage zorgt verder voor mooie overgangen. Het medium theater kent helaas de luxe van een editor niet. En regisseuse Lidwien Roothaan heeft hier geen alternatief voor kunnen vinden. De actrices spelen alsof ze aan een documentaire meewerken en alsof hun publiek voor de televisie zit. Dit werkt niet, de vervreemding is te groot. Zonde, want juist theater leent zich uitstekend voor meer inleving. Nu wordt je dat onmogelijk gemaakt, en zit je je constant af te vragen hoe het één en ander eruit heeft gezien in de documentaire.

De eeuwige artiest

Fijne momenten in de voorstelling zijn de liedjes. Hoewel moeder de zangeres van de twee is, zingt de dochter vele malen mooier. Tijdens haar performances vergeet je even naar welke voorstelling je kijkt en geniet je met volle teugen van de kleinkunstenares Ellen Pieters. Tijdens het nummer As time goes by bezorgt ze je kippenvel. Als de theatrale danseres Edie is ze ook erg leuk om te zien, met haar belachelijke outfits en de lange doeken om haar kale kop. En even later is ze weer gewoon dochter Little Edie, kibbelend met haar moeder Big Edie, en lacht ze om zichzelf als ze het halve achterdoek naar beneden trekt.

De voorstelling Zwanenzang is nog tot en met 20 mei 2006 te zien. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.