Boeken / Non-fictie

De dovemansoren van Jan Donkers

recensie: Jan Donkers - Mijn muziek

Ouder worden is moeilijk. Dat deprimerende levensfeit aanvaarden is nog lastiger. Radiomaker en schrijver Jan Donkers koos ervoor de kop in het zand te steken en de tijd stil te zetten ergens rond 1975. Wat zich daarna muzikaal afspeelt kan hem niet echt boeien, op het werk van oude helden en vertegenwoordigers van wat we bij gebrek aan een betere term ‘Americana’ noemen na dan.

Donkers geeft het zelf toe: zonder de boekenweek en het thema van dit jaar zou zijn bundel verhaaltjes uit de oude doos nooit tot stand zijn gekomen. De verantwoordelijkheid ligt dus gedeeltelijk bij de organiserende CPNB. Als vorm koos Donkers voor een dictionaire, een alfabetische lijst die begint met Americana – komt dat even goed uit – en die eindigt bij Zappa, waarmee ook meteen de twee categorieën waarin de stukjes vallen hun illustratie hebben gevonden: Donkers haalt herinneringen op aan de goede oude tijd en aan de artiesten die hij mocht ontmoeten, en hij vertelt over de muziek die er heden ten dage nog toe doet – in zijn eigen extreem bekrompen visie. Tussendoor pusht hij schaamteloos zijn andere boeken en het werk van zijn eigen zoon, die – toeval of niet – in dezelfde branche werkzaam is als papa. Een aantal van de bijdragen is elders al eerder gepubliceerd en tot overmaat van ramp bevat het boek een cd met opnamen van favoriete artiesten.

Elektrische gitaar

~

Centraal in het geografische tuintje waar Donkers zich achter hoge schuttingen heeft verschanst ligt de Texaanse plaats Austin, wat weer aanleiding is voor even voorspelbare als ongefundeerde aanvallen op de Amerikaanse president. Het is soms op het lachwekkende af, bijvoorbeeld waar de aartsreactionaire Donkers Bush conservatisme verwijt.

Echt hilarisch wordt het als Donkers SXSW, een jaarlijks zakenfestival met muziek uit de slinkende niche waarin hij zich heeft opgesloten, uitroept tot zo ongeveer het culturele en creatieve hoogtepunt van het jaar, wat zacht gezegd nogal overdreven is. Iedere vorm of stijl van muziek heeft zijn interessante kanten, dus in Austin zal vast ook wel eens een leuk bandje spelen, maar Donkers vindt het allemaal fantastisch, en houdt de handen stevig op de oren zo gauw hij iets bespeurt wat niet binnen zijn egomane canon past. Van wereldmuziek wil hij vrijwel niet weten, jazz komt zijdelings voorbij, postpunk serveert hij in een bijzin af (waarbij hij The Fall – toch één van de meest relevante bands uit het genre – en de Simple Minds voor het gemak op één hoop gooit), reggae is ‘gedrens’ (in zijn top 100 aller tijden komt één elpee van Marley voor: op 99 staat het door Island volkomen kapotgeproduceerde en amper serieus te nemen album Catch A Fire), rap kan niet opstandig zijn omdat die alleen over ranzigheid en bitches gaat (blijkbaar nog nooit van Public Enemy gehoord) en elektronische muziek bestaat eenvoudigweg niet.

Een aantal stukken is door hun doorwrochtheid de moeite waard, voor de wat oudere muziekliefhebber dan, maar doublures, slordige fouten (de Sex Pistols zouden het nummer Holidays (sic) In Cambodia als single hebben uitgebracht) en al te apodictische en slecht of niet onderbouwde beweringen doen afbreuk aan die veronderstelde expertise.

No other

~

Het ongemakkelijke gevoel dat me al lezend beving kwam niet door smaakverschillen, want een aantal van de artiesten waar hij voor gaat staan hier uitgebreid in de platenkast, al vind ik No Other van Gene Clark wél een meesterwerk. Smaken verschillen. Het probleem is dat Donkers daar niet van wil weten. Hijzelf is de maat van alle dingen, de rest is niets.

Je moet Donkers wel nageven dat hij consequent is, net als de omroep waar hij vele jaren tot het meubilair behoorde. De VPRO maakt sinds zijn hoogtijdagen in de jaren zeventig een punt van de eigen Oost-Indische doofheid en mist uit principe alles wat in de moderne muziek relevant zou kunnen zijn, komt daar in een enkel geval jaren later en dus te laat met veel bombarie op terug en bewijst iedere dag weer de eigen overbodigheid. De mentaliteit van de vermeende allesweter, de petit bourgeois die niemand meer iets nieuws kan vertellen, verbindt de VPRO met het denken van Donkers, die achter de hermetisch gesloten gordijnen stug blijft volhouden dat alleen wat uit zijn eigen speakers klinkt er toe doet.

Buiten gaat het echte leven inmiddels gewoon verder, en dat is de grootste tragiek die uit deze bundel spreekt: was Donkers vroeger iemand naar wie de mensen die erbij wilden horen graag luisterden, nu doen zijn preken voor eigen parochie er vrijwel niet meer toe. We zien het allemaal met het plaatsvervangende schaamrood op de kaken aan. Oud worden we allemaal, maar niets is zo gênant als een oude lul die denkt dat hij – als enige – echt hip is.

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Film / Films

Troosteloos grensstadje

recensie: Three Burials

Soms wordt er een film gemaakt die je meteen denkt door te hebben. Je meent het einde al te kunnen voorspellen, tot je ontdekt op het verkeerde been te zijn gezet. Three Burials (voluit The Three Burials of Melquiades Estrada) is zo’n film. Het scenario werd geschreven door de Mexicaan Guillermo Arriaga (die ook de ambitieuze scenario’s schreef van Amorres Perros en 21 Grams) en de puike regie is van Tommy Lee Jones (jawel, de acteur uit The Fugitive en Men in Black).

~

De film begint als een simpele whodunit. In een Amerikaans dorpje op de grens met Mexico wordt de Mexicaan Melquiades Estrada doodgeschoten. Aangezien de politie het laat afweten en de zaak wel heel snel afhandelt, onderneemt een vriend van het slachtoffer, Pete Perkins (Tommy Lee Jones) een soort wraakoefening om de moordenaar van zijn schuld te ‘reinigen’. Naast dit verhaal bevat het overigens uitstekende script nog meer verhaallijnen. De verhoudingen in het grensgebied, tussen onder meer de douane, Mexicaanse illegalen en de Amerikaanse inwoners, worden perfect verbeeld in verschillende persoonlijke drama’s.

Road movie te paard

Het zogenaamd beangstigende muziekje op het begin voorspelt niet veel goeds. Zo wordt de kijker eigenlijk al van meet af aan op het verkeerde been gezet, want verder kabbelt de film op een gemoedelijke manier voort. Prachtige plaatjes van het ruige, dorre grensland worden afgewisseld met scènes vol geneuzel in het grensstadje. Als de hoofdrolspelers halverwege de film een reis maken naar Mexico wordt de film ineens een road movie te paard. Op dat moment wordt pas echt duidelijk hoe origineel deze film is in verhaal én vorm. En dat bleef niet onopgemerkt op het vorige Cannes-festival: zowel het script als het ingetogen acteerwerk van Tommy Lee Jones vielen in de prijzen. Hoewel het script inderdaad goed in elkaar zit en ook Jones kwaliteit levert, is de absolute sensatie van de film toch Barry Pepper, die met zijn rol als aangeslagen douanier zoveel lagen aanboort dat hij zowel doet lachen als huilen.

Drie begrafenissen

~

In Three Burials (drie begrafenissen) wordt Melquiades Estrada inderdaad drie keer begraven. Op sommige momenten is deze film dan ook erg absurd. De dialogen tussen de mensen in het grensstadje zijn curieus en roepen een gevoel van troosteloosheid op. Als een grensbewaker tijdens ongepassioneerde seks met zijn vrouw zijn ogen op een huiveringwekkende manier laat rollen, is dat genoeg voor een glimlach, maar wanneer zijn vrouw tijdens dezelfde sekspartij gewoon op een apathische manier haar dagelijkse soap blijft bekijken, verandert de glimlach in een schaterlach. De film bevat verschillende van dit soort vreemde en lachwekkende taferelen. Er gebeurt eigenlijk zoveel in deze kleine film (de film werd gerealiseerd met een klein budget) dat wanneer de makers er uiteindelijk dan toch een einde aan hebben gebreid, je als kijker alleen maar meer wilt.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het omzeilen van geijkte paden

recensie: Leonieke Daalder - Naar eer en geweten

Om het vluchtige van radio-interviews tegen te gaan – daar heeft Leonieke Daalder enkele van haar interviews niet voor gebundeld. Op de site van haar werkgever 3voor12 wordt immers veel bewaard. De lezer die haar interviews liever nog eens op papier naleest, kan nu ook terecht bij het boek Naar eer en geweten, waarvoor Daalder een greep deed uit de vele artiesten die ze voor haar microfoon kreeg. Met originele, persoonlijke vragen op kaarten waaruit sterren als Beck, Billy Corgan of Moby blind moesten kiezen, ging Daalder de van alle interviews suf geworden artiesten te lijf.

Uit het grote aantal radio-interviews filterde Leonieke Daalder haar meest favoriete van de afgelopen tien jaar. Onder hen bevinden zich onder andere de gesprekken met Eminem, Danko Jones en Tricky, maar ook met Pete Doherty, het gefundenes fressen van de media in komkommertijd. En dat gesprek is misschien wel het hoogtepunt van het boek. The Libertines staan op het punt van doorbreken en de nog jonge Pete vertelt – Daalder volledig vertrouwend – over zijn verloren liefde en passie voor drugs. De opmerking “ze vermoorden me bij Rough Trade als ze dit interview horen” en zijn laatste zin, als hij Daalder vraagt eerlijk te zijn: “je naait me niet, hè?”, zijn sprekend voor de, misschien iets te vrije, manier waarop hij zijn interviewer te woord stond.

Gangsta-heimwee

~

In het boek is ook mooi te zien hoe een ster in eerste instantie geen zin heeft in het interview, maar toch ontdooit naarmate het gesprek vordert, hoe de muur om hem heen langzaam afbrokkelt. Het aanvankelijk wat krampachtige interview met Tom Barman is daar een goed voorbeeld van. Heel anders was dat bijvoorbeeld bij Berend Dubbe, met wie er vrijwel gelijk een leuk gesprek ontstond, waarin hij vertelde over vroeger, over zijn breuk met Bettie Serveert, over zijn leven dat hij weer op de rails heeft gekregen en over zijn op dat moment succesvolle project Bauer. Ook het gesprek met Ice T is erg lezenswaardig. De rapper toont dat zijn gangsta-leven vooral bestaat uit hard werken en heimwee naar zijn gezin.

Het boek had echter meer cachet kunnen krijgen als de popjournaliste zelf meer aan het woord was gekomen. De meest boeiende dingen zijn namelijk niet alleen te vinden in de antwoorden, maar ook in de setting, de manier waarop een ster zich gedraagt en in de keuze van Daalder voor een bepaalde artiest. Dat wat je normaalgesproken niet op de radio hoort, kun je kwijt in een boek. Maar met Naar Eer en Geweten heb je uiteindelijk gewoon een bundeling uitgeschreven interviews, die steeds kort worden ingeleid. Soms zijn die inleidingen hilarisch, zoals bij het interview met Osdorp Posse, dat overigens niet geheel uit de verf kwam: “Ik had geen idee of dit zou gaan werken.” Maar dat soort dingen maakt het de moeite van het lezen wel waard.

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Theater / Voorstelling

Kort en cryptisch

recensie: Banden (Theatergroep Carver)

De acteurssamenstelling van theatergroep Carver is altijd een verrassing. Hun nieuwste voorstelling Banden wordt gespeeld door artistiek leider Beppie Melissen, Jim van der Woude (die al vaker bij Carver speelde) en gastspeler Martin Hofstra. De voorstelling is ritmisch, muzikaal, maar vooral abstract en vaag. Een typische Carver dus, en daar moet je maar net van houden.

~

In een armoedig huisje woont een vrouw (Melissen) met haar broer (Van der Woude) en haar zoon (Hofstra). Als ze zich niet opwindt over het eten, ruzie maakt met haar broer of in bad wordt gestopt door haar zoon, slaapt ze. Naast het huis ligt een grote stapel fietsbanden, daar is de zoon des huizes te vinden als zijn oom en zijn moeder ruzie maken. Reden voor ruzie is er genoeg: de broer van de vrouw is dronken, hitsig en onnozel. Het is zo’n armoedige familie waar je ieder moment Frans Bromet aan de deur verwacht.

Ergernissen

De plot is duidelijk: de spanningen tussen de broer en zus lopen op, en de zoon kan niet tegen het geschreeuw en geruzie. Hij uit zijn frustraties met acrobatische capriolen en reageert zich af door de inboedel te slopen. De moeder vloekt en tiert dat het een lieve lust is. Ze windt zich op over kleine dingen, maar dan wel op zo’n manier dat je helemaal mee gaat in haar irritatie. Zo ergert ze zich bijvoorbeeld aan de hond, die altijd haar eten opvreet als ze even niet oplet. En vooral aan het feit dat hij het, wanneer ze zich verstopt om hem te betrappen, expres niet meer doet. Om haar te treiteren natuurlijk. Futiliteiten lijken het, maar zo belangrijk in het leven van deze vrouw.

Melodie en ritme

~

Melissen is degene die in deze voorstelling voor de lach zorgt, dankzij de vermakelijke rol die ze speelt. Hoewel de scène waarin de broer zijn seksuele lusten botviert op de hond, behalve walgelijk onsmakelijk, óók hilarisch is. Verder zit de humor ‘m vooral in de herhaling van dingen. Er wordt nauwelijks gesproken in Banden (de zoon zegt zelfs helemaal geen woord), maar dit wordt wel weer ruimschoots gecompenseerd door de vele melodieën en de ritmes die het verhaal illustreren. Op een knappe manier bewegen de personages zich ritmisch ten opzichte van elkaar en maken ze gebruik van allerlei voorwerpen om geluid te maken. In alle gebruiksvoorwerpen in huis lijkt wel muziek te zitten..

Kort

Zoals wel vaker bij Carver is deze voorstelling erg abstract en is niet alles te verklaren. Je moet het verhaal, dat maar een uurtje duurt, gewoon over je heen laten komen, en genieten van het volle decor en de fysieke foefjes. Want een echte clou is er niet. Maar dat is dan ook meteen de essentie van het stuk: het troosteloze en sneue leven van de mensen blijft sneu en troosteloos. Je moet echt van deze typische Carver-stijl houden om Banden leuk te vinden. Al blijft het ook dan de vraag of je je niet bekocht voelt, als je vijftien euro voor zo’n korte, vluchtige voorstelling hebt neergelegd.

Banden is nog te zien tot en met mei 2006 te zien. Klik hier voor de speellijst.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Boy Meets Girl Stories // Lemming // God Is My DJ

.

Boy Meets Girl Stories
(Mark de Cloe, 2005 • Total Film)

~

Twee doodgewone puberjongens met vleugels en een camera dromen in de proloog van Boy Meets Girl Stories van de grote hemelbestormende liefde die ze uit boeken en films kennen, “zoals in Franse films met driehoeksverhoudingen enzo.” Een typisch eenzijdig tienerideaal, dat in contrast staat met de vele vormen van liefde zoals Mark de Cloe het in 34 korte filmpjes laat zien. Want hoe gaat het nu echt? Dat je niet meer haar gezicht precies kunt herinneren, en haar alleen daarom al opnieuw moet zien. Dat je hetzelfde alledaagse gesprekje telkens herhaalt in je hoofd, en daarbij alles op een andere manier interpreteert. Of dat je samen wandelt door het bos, met eenzame twijfel. Of ruziet, waarbij je schreeuwend je matras naar beneden sleept. De Cloe werd geïnspireerd door het boek Fragments d’un discours amoureux van de Franse filosoof Roland Barthes. Net als Barthes behandelt De Cloe in elk ‘fragment’ een ander thema in de liefde: van de eerste blik tot de eerste twijfel tot het liefdesverdriet. Zijn liefdevolle observaties zijn, ondanks de herkenbaarheid, telkens een verrassing. Dat ligt ook aan de vorm waarin hij ze giet: het ene moment kijk je naar een klassiek drama, het volgende naar een abstract beeldgedicht. De regisseur experimenteert met camerawerk en wisselt dialoog af met monologue interieur. Tegelijkertijd voelt het alsof je telkens een korte blik gegund wordt in het leven en zo prikkelen de fragmenten de fantasie en het romantisch dagdromen.

Terecht belandde Boy Meets Girl Stories – dat integraal in de bioscoop werd vertoond – hoog op lijstjes ‘beste film van 2005’ van filmcritici. Tegelijkertijd is dat ook vreemd, omdat De Cloe juist optimaal gebruik maakt van het medium dvd. Doordat je zelf de volgorde kunt bepalen waarin je de korte films bekijkt, is het een aangename zwerftocht langs alle facetten van de liefde. Naar gelang je stemming kies je wat je wilt zien. Sterker nog: alles achter elkaar zien en dan terug naar de videotheek voelt als het achter elkaar wegsnoepen van een dure doos bonbons; toch zonde. (Floortje Smit)

Lemming
(Dominik Moll, 2005 • Total Film)

~

De Fransmannen Dominik Moll en Gilles Marchand (Qui a tué Bambi?) haalden het trucje vijf jaar eerder al uit met Harry, un ami qui vous veut du bien: het bezoek van een met argwaan geaccepteerde vriend, die het wel en wee van een middenklassenfamilie wreed verstoort. Deze keer is het het leven van een jong, gelukkig stel dat overhoop gehaald wordt door de baas van de man en zijn vuil spuiende vrouw. Je vraagt je voortdurend af waar het verhaal heen gaat, en Moll drijft zijn bizarre vertelling steeds meer door dan je durft te vermoeden. De regisseur speelt (opnieuw) op slinkse wijze leentjebuur bij Hitchcock, en levert wederom een buitengewoon sterke film af. Lemming biedt evenveel gitzwarte humor als zijn voorganger, maar Moll ging deze keer een stapje verder richting Lynchiaans surrealisme. De film bevat dan ook een reeks heerlijk bizarre scènes, maar het geheel is, net als bij enkele van Lynchs films, niet helemaal bevredigend. Wel tot op het einde intrigerend, dankzij een ijzersterke regie en uitstekende rollen van Laurent Lucas (Harry, Calvaire) en Charlotte Gainsbourg als het koppel, en Carlotte Rampling, die er nog nooit zo morbide uit heeft gezien, als de intrigant. Geen extra’s, behalve een kort interview met de maker. (Paul Caspers)

God Is My DJ
(Carin Goeijers, 2006 • A-Film)

~

Duncan Stutterheim is de zoon van de zeer succesvolle zakenman Cor Stutterheim. Die wilde wel een paar guldens investeren in een partijtje van Duncan en vrienden Irfan en Theo (de initialen inspireerden tot ID&T). Het feestje sloeg aan –12.000 bezoekers – en Duncan organiseerde nog een paar feestjes en voordat iemand er erg in had was ID&T marktleider in de dancewereld. In de documentaire God is my DJ wordt Duncan de acht maanden tot Sensation 2005 gevolgd. Het zijn zware maanden: ID&T dreigt failliet te gaan en Slam FM – de verliesdraaiende radiozender die door Duncans inmiddels overleden broer Miles was opgericht – moet worden afgestoten. Ook krijgt de kijker een ontslag- en bezuinigingsronde binnen het bedrijf voorgeschoteld, iets wat Duncan niet heel subtiel aanpakt. Met de financiële problemen en het terugkijken op Miles’ dood lijken voldoende tragische momenten aanwezig, maar toch zijn de ruim negentig minuten die de film duurt niet erg boeiend. Het belangrijkste probleem is de gebrekkige journalistiek – toch opvallend, aangezien de film is gemaakt voor de Ikon. Er worden vooral ogenschijnlijk willekeurige beelden achterelkaar geplakt, zonder dat er een duidelijke lijn ontstaat. Interviews zijn wel aanwezig, maar minimaal. Ook komt de kijker niet te weten hoe de crisis in het bedrijf zich ontwikkelt – het is Duncan die wordt gevolgd, en goede journalistieke eigenschappen als doorvragen en onderzoeken zijn naar de achtergrond verdwenen. Als de film eindigt met een stoere waterskiënde Duncan is de deceptie compleet. Duncan wordt niet altijd positief geportretteerd, maar het laatste kwartier lijkt welhaast een heiligenverhaal. (Jan Auke Brink)

Boeken / Fictie

Het menselijke gedoe door de ogen van Armando

recensie: Armando - Gedoe

Gedoe is alweer de derde bundel korte verhalen die de afgelopen drie jaar van de hand van de Nederlandse dichter en schilder Armando (1929) is verschenen. Het grootste gedeelte van zijn artistieke en literaire werk vindt zijn oorsprong in de ervaringen die hij als jongen had in de Tweede Wereldoorlog. De daders en slachtoffers die hij vanaf de jaren vijftig in zijn schilderijen en teksten tot leven wekte, leven in een sombere wereld waarin macht en geweld de drijvende krachten zijn.

In de gevoelswereld van Armando’s scheppingen staat schuld centraal. Sinds zijn grote autobiografische roman, De straat en het struikgewas (1988), heeft hij de oorlogsthematiek naar eigen zeggen achter zich gelaten. Hoewel de oorlog inderdaad naar de achtergrond is verdrongen, blijft in de korte verhaaltjes die Armando sindsdien optekent een gedeelte van de vertrouwde thematiek in stand.

Zoeklichten

Armando werd in 1929 geboren in Amsterdam, halverwege de jaren dertig verhuist hij naar Amersfoort. Hier brengt hij, niet ver van de plaats waar in 1941 het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort zou verschijnen, zijn jeugdjaren door. Tijdens de oorlog zag hij vanuit zijn schoollokaal hoe de gevangen van en naar het concentratiekamp werden gedreven. Vanuit zijn huis was het geluid van geschreeuw en geweerschoten te horen, de zoeklichten van het kamp schenen ‘s nachts op de verduisterde ramen van zijn slaapkamer. Armando is jarenlang getuige geweest van geweld en machtsuitoefening. De waarnemingen uit zijn jeugd maken een onuitwisbare indruk op hem. Zijn leven en latere werk zouden er sterk door beïnvloed worden. Zijn vroege schilderijen, tekeningen en gedichten kenmerken zich door een sterke identificatie met het geweld, de kracht en de machtsuitoefening van de daders uit zijn jeugd.

In een tijd waarin veel mensen liever vooruit kijken probeert Armando, door provocerend werk te maken, zijn publiek te herinneren aan de gruwelijke kanten van het recente verleden. In zijn werk uit de jaren zeventig en tachtig ontstaat steeds meer ruimte voor reflectie op zijn eigen oorlogservaringen. Toch houdt Armando ook nu niet op met het tonen van de gewelddadige dierlijke krachten in de mens.

Beobachter

Armando beschouwt zichzelf als Beobachter, iemand die met een open blik de wereld om hem heen bekijkt. Tijdens de oorlog heeft hij naar eigen zeggen de mens gezien zoals hij achter de façade van burgerlijkheid en beschaving in feite werkelijk is. Door de extreme omstandigheden waren mensen niet langer in staat te schipperen, ze werden gedwongen te zijn zoals ze werkelijk waren. Armando zag de meeste mensen veranderen in zelfzuchtige klootzakken, slechts een enkeling was in staat boven zichzelf uit te stijgen. Deze weinig optimistische observaties tasten bij Armando niet zijn zelfverkozen positie van waarnemer aan. Waar de meeste mensen om hem heen zich laten verleiden tot een ethisch systeem waarin alleen plaats is voor goed en fout, kiest Armando ervoor om niet te oordelen, maar de werkelijkheid slechts te tonen. Ondanks het relatief onschuldige karakter van de verhalen in Gedoe, wijkt Armando ook hier niet af van dit standpunt. De verteller is hiertoe in staat door naar de wereld te kijken zoals een kind dat doet: onbevooroordeeld, naïef en fantasierijk. In sommige verhalen probeert de verteller iets te begrijpen van de betoverde wereld om hem heen. Over koeien vertelt hij:

Men neemt aan dat ze met elkaar spreken. Ik heb ze nooit zien spreken, maar dat zegt niets. En als ze met elkaar spreken, waar hebben ze het dan over. Dat weet ik toevallig. Over het huizentekort, over het ontroerend goed, over de prijzenslag en enkele dingen meer.

Spiegel

Gedoe bevat veel korte verhalen die niet wezenlijk verschillen van het bovengenoemde voorbeeld. Sommige van deze verhalen ontstijgen nauwelijks het niveau van flauwe, onbeduidende sprookjes voor volwassen. In andere fragmenten is Armando wel in staat met mysterieuze verhalen te intrigeren of met weemoedige bespiegelingen te emotioneren. De verhalen die thematisch bij de rest van zijn oeuvre aansluiten, zijn ook in staat de onbenulligheid van veel fantasierijke verhalen te ontstijgen. Als de verteller op een kinderlijke manier naar zaken als ideologie, idealisme en oorlog kijkt, omzeilt hij daarmee de gangbare perspectieven op deze grote thema’s.

De Beobachter signaleert en de naïeve verteller presenteert. Hier is Armando op zijn best, hij ontrukt zijn lezers de vertrouwde kijk op hun wereld, hij durft de meest basale zaken ter discussie te stellen. Dankzij het amorele, naïeve perspectief weet Armando hierdoor zijn lezers een spiegel voor te houden waar niet iedereen altijd even graag in kijkt. Dit gebeurt onder andere in Kinderen:

De ouders werden verzameld, en toen ze allen bijeenstonden, werden hun kinderen tevoorschijn gehaald en voor hun ogen doodgeschoten. Dat was dat. Natuurlijk heeft bovenstaand gebeuren plaatsgevonden, en het vindt nog steeds plaats. Jij hebt liever dat het niet gebeurd is, nu, dan is het niet gebeurd. Ik zal er niet meer over spreken. Dat wil je toch?

Muziek / Album

Equivalent van elevator music

recensie: Dave Matthews Band - Stand Up

Eigenlijk is het onzin, die nieuwe, of liever gezegd, laatste plaat van de Dave Matthews Band nog te bespreken. Stand Up kwam bijna een jaar geleden al uit in Amerika en verschijnt nu pas hier in Nederland. En dat in een tijd dat iedereen toch wel aan zijn gewenste muziek komt via het internet of via de import. Voor iedere liefhebber van Dave Matthews was het al maanden mogelijk Stand Up aan te schaffen en menigeen zal dat ook zonder meer gedaan hebben. Alleen ik niet.

~

En dat komt eigenlijk omdat ik het niet meer aandurfde. Dave Matthews stelde de laatste jaren eigenlijk alleen nog maar teleur. De laatste officiële Dave Matthews Band-plaat Everyday (2001) wordt algemeen beschouwd als ‘verneukt’ en ‘doodgepolijst’ door producer Glenn Ballard, je herinnert je misschien nog het mierzoete en intens tergende The Space Between van die telefoonreclame – nou, dat nummer kwam van die plaat. Verder verschenen nog wel het uitstekende Busted Stuff (prachtig materiaal dat nota bene bijna op de plank was blijven liggen) en het soloalbum Some Devil, waarop Dave Matthews liet horen dat hij zijn Band toch echt wel nodig had. OK Mark, je vindt er dus al jaren niets aan, waarom begin je er dan nog steeds over?

Met kop en schouders

Omdat ik hoopte dat er op het nieuwe album weer een glimp te zien zou zijn van de bijzonder inspirerende en geïnspireerde Dave Matthews ten tijde van Under the Table and Dreaming(1994), Crash(1996) en Before These Crowded Streets(1998). Stuk voor stuk platen die hem met recht een van de grootste Amerikaanse artiesten van zijn tijd maakten. Matthews was een briljant songwriter die met kop en schouders boven het ‘college‘-maaiveld uitstak. Prachtige liedjes, soms lekker zoetsappig (als Jack Johnson avant la lettre) en geregeld intens boos en agressief, af en toe kort maar vaak lang uitgesponnen en vol spanning. Daar heb je dan ook een fantastische band voor, met een (letterlijk) imposante violist, een evenzogoede eenmansblazerssectie en uitstekende percussie, bass en laten we niet het uiterst kenmerkende akoestische gitaargeluid van Matthews zelf vergeten. De man is een sensationeel gitarist. Ik was fan.

Allemaal hetzelfde

Maar met Stand Up is deze band weer flink gezakt in de zelf ingezette neerwaartse spiraal. Het is een slappe plaat die maar voortkabbelt zonder dat er iets opzienbarends of noemenswaardigs gebeurt, een logisch vervolg op Everyday en Some Devil. Natuurlijk kent ook Stand Up wel weer een paar mooie liedjes, maar die maken op dit niveau eigenlijk weinig meer goed. Wel knap trouwens dat je met een mix van zoveel verschillende stijlen – van Afrikaanse invloeden (à la Paul Simon) tot oude country en blues – zo weinig interessants of spannends doet. Dan helpt het ook niet dat alles zo intens gladproduceerd is. Al was de band altijd al smooth en glad, maar eerder kwam Matthews er met glans mee weg. Nu klinkt het allemaal hetzelfde: saai en belegen.

Je zou een ultiem cliché als: “Stand Up ligt lekker in het gehoor en is vooral goed te beluisteren in je hangmat” van stal kunnen halen, want zo’n plaat is het. “Lekker met een glaasje rosé in de zon”. Nou dat is allemaal prima, maar vroeger wist Dave Matthews Band je daarbij ook nog eens flink te raken. Dat je onder indruk van de schoonheid van de liedjes en arrangementen eens goed uit die hangmat lazerde en dat de koude rillingen je over de rug liepen. Zelfs hangmatmuziek komt niet weg met de oppervlakkigheid van elevator music. Of misschien ook wel, maar Dave Matthews heeft dan de pech van een in artistiek opzicht bijzonder geslaagd verleden, waarin hij me wél wist te raken.

Boeken / Non-fictie

De zondvloed deel 1

recensie: Boeken in de boekenweek

Vandaag, 15 Maart, gaat de boekenweek van start. Het thema BOEM PAUKENSLAG – schrijvers en muziek heeft heel wat stukjesschrijvers ertoe verleid om hun verhalen of artikelen in een boek te verzamelen. Met als gevolg dat we in die ene week overstroomd worden met een ware zondvloed aan boeken. 8WEEKLY zal de komende week proberen enige orde in de chaos te scheppen. Dit keer nemen we de pennevruchten van Adriaan Jaeggi, Joost Zwagerman en John Schoorl onder de loep.

Adriaan Jaeggi – Tromboneliefde

Onlangs attaqueerde Joost Zwagerman in NRC-Handelsblad Adriaan Jaeggi voor het initiëren van de Gouden Doerian – de prijs voor het slechtste literaire werk van het afgelopen jaar. Voornaamste kritiekpunt van Zwagerman luidde dat Jaeggi geen recht heeft zo hoog van de toren te blazen. De huidige stadsdichter van Amsterdam werd als een rancuneuze b-schrijver weggezet.

~

Zonder je in deze bescheiden polemiek te willen mengen, kan je aan de hand van het handzame boekje Tromboneliefde vast stellen dat Jaeggi niet wars is van zelfspot. Zonder zich in te houden schildert hij hierin de pijnlijke afwijzingstocht langs vier conservatoria. Zijn grootste wens – trombonist zijn – wordt verhinderd door een gebrek aan talent. Zelfs als hij reeds vele jaren ouder is en met jazzbands in het hele land heeft opgetreden, wordt hij toch weer met de neus op dat vervelende feit gedrukt. Als Jaeggi zijn gehavende schuiftrompet naar de reparateur brengt, is de laatste ontstemd over diens onwetendheid inzake het schoonmaken van het instrument. ‘Er zijn maar weinig mensen die iets van trombones begrijpen’, zucht de reparateur. Wat keihard moet aankomen bij een man die hopeloos verslingerd is aan diezelfde trombone.

Jammer aan Tromboneliefde is dat Jaeggi niet uitlegt waarom het opvallende geluid van de schuiftrompet hem zo boeit. Hij verklaart de liefde voor het instrument slechts vormelijk: ‘De smetteloze gladheid van de buizen, de spartaanse eenvoud van de S-vorm uitlopend in de uitdagende, sexy flare van de beker, het doet niet onder voor het erotisch geladen lijnenspel van een Lamborghini of een Angelina Jolie.’ Het samengeraapte en onvolledige karakter van dit anekdotenboekje zorgt ervoor dat Tromboneliefde een hap-slik-weg-tussendoortje is. Ternauwernood een introductie op de trombone, en/of op Adriaan Jaeggi zelf. (Jurgen Tiekstra)

Uitgever: Nieuw Amsterdam • Prijs: € 14,50 (gebonden) • 144 pagina’s • ISBN 90 468 0039 3 • incl. cd met drie nummers

Joost Zwagerman – Perfect Day en andere popverhalen

Joost Zwagerman (1963) grijpt zijn kans. Als groot liefhebber van popmuziek schrijft hij al een aantal jaren korte essays en artikelen over Nederlandse en internationale muzikanten. Die stukken verschenen onder andere in het inmiddels opgeheven popliterair tijdschrift Payola, maar ook in de Volkskrant en NRC-Handelsblad. Het thema van de boekenweek biedt hem de uitgelezen mogelijkheid om al deze essays te bundelen. Het resultaat: Perfect Day, een soort greatest hits met bonustrack.

Joost Zwagerman tijdens <i>Het voorwoord</i>, foto: Ro Halfhide
Joost Zwagerman tijdens Het voorwoord, foto: Ro Halfhide

Perfect Day bevat een bonte verzameling van essays en interviews over popmuziek. De keuzes van Zwagerman zijn niet altijd even verassend. Aan de hand van de grootheden Madonna en Prince schetst hij de ontwikkelingen van de popmuziek en de popfotografie wordt besproken aan de hand van de foto’s van Anton Corbijn en Annie Leibovitz. Ook de interviews met grootheden uit de Nederlandse rock, zoals Huub van der Lubbe van De Dijk en Barry Hay van Golden Earring, verrassen niet echt. Maar een essay over De Jeugd van Tegenwoordig, waarin Zwagerman parallellen trekt met H.J.A. Hofland en Michel Houellebecq, heeft bijvoorbeeld wel weer een interessante insteek. Perfect Day leest als een naslagwerk, wat nog eens versterkt wordt door het uitgebreide register. Deels heeft dit ook met de ‘gedateerdheid’ van sommige essays te maken.

Liefhebber

Hoewel Zwagerman veel van muziek af weet, zijn de essays vooral geschreven door een liefhebber. Popmuziek is voor hem belangrijk en natuurlijk geeft hij aan wat hij wel goed vindt en wat niet, maar op hele grote uitspraken zal je hem niet betrappen. In zijn essay Tussen High Fidelity en popfundamentalisme geeft Zwagerman duidelijk aan wars te zijn van het elitarisme dat sommige popliefhebbers/-kenners kenmerkt. In zijn essay beschrijft hij vermakelijk en herkenbaar hoe sommige liefhebbers er, net als in het boek High Fidelity van Nick Hornby, een dagtaak van maken om lijstjes te maken met muziek voor de maandagochtend; of hoe deze liefhebbers de mensen om hen heen verketteren op grond van hun muzieksmaak. Zulke liefhebbers houden zich tegenwoordig veel op het internet op. Hun liefde voor de muziek is misschien wel gemeend, maar ze slaan volledig door in de fundamentalistische wijze waarop ze de hoge waarden die popmuziek zou vertegenwoordigen, verdedigen.

Hier distantieert Zwagerman zich van. Hij heeft het ‘puberale luisteren’ achter zich gelaten. Perfect Day is daardoor geen muziekbijbel waarin alleen het onderscheid maken van belang is. De essays zijn vooral geschreven vanuit het grote plezier ontstaan bij het beluisteren van een plaat of bij de ongebreidelde interesse naar een persoon. Dan blijft een liefhebber over. Zwagermans blik wordt niet vertroebeld door het ijzeren oordeel, maar hij geeft een helder en scherp beeld van popmuziek (Wytske Visser)

Uitgever: Arbeiderspers • Prijs: € 18,50 (paperback) • 364 pagina’s • ISBN 9029563303

John Schoorl – Een soulman in de Achterhoek

Een soulman in de Achterhoek van de Volkskrant-verslaggever John Schoorl is volgens de inleiding “een rondrit door het Nederland van muzikale dromen en nachtmerries.” Van Reli-rapper tot hardcore hardrock, van Achterhoekse soul tot Limburgse levensliederen, het passeert allemaal de revue. Schoorl laat de vreugde zien die muziek kan brengen, maar toont ook de leegte die zij soms achterlaat. De verhalen zijn doordrenkt met melancholie en een haast ontastbaar lijden. Veel verhalen gaan over one-hit-wonders en eenzaam gestorven vedettes.

In achttien prachtige miniatuurtjes worden Kaapverdische grootheden, drummende vuilnismannen en bejaarde soulzangers in hoog tempo aan de lezer voorgesteld. Binnen enkele pagina’s wordt er een beeld geschetst van de muzikale loopbaan van de artiest en het daarbij behorende verhaal. Schoorl heeft weinig woorden nodig om een artiest of band te portretteren. Daarbij weet hij je zo voor de verschillende musici te interesseren dat je onmiddelijk meer over hen wil weten.

Een mooi voorbeeld is het verhaal Twee meter pijn over Backfire! Drummer Richard Bruinen. De tragiek van een ruige, twee meter lange, kale, getatoeëerde rocker die zelfmoord pleegt omdat zelfs de muziek hem niet kan redden van zijn innerlijke verdriet, is ronduit aangrijpend. De strijd tussen de vreugde van het muziek maken en de pijn van het verleden is liefdevol opgetekend en laten de lezer met een brok in de keel achter. (Erik Meijers)

Uitgever: Uitgeverij 521 • prijs € 15,90 (paperback) • 128 pagina’s • ISBN 9049970036

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Muziek / Album

Nieuwe Soda P valt tegen!

recensie: Soda P - Hits the City

De trage, slepende melodieën en dynamische songstructuren waar het uit Beverwijk afkomstige trio Soda P bekend om staat; ze schitteren op nieuweling Hits the City door afwezigheid. Terwijl Soda P’s eerste twee ep’s en debuutalbum Downbuilt (2003) nog getuigen van liefde voor interessante, experimentele gitaarrockbands uit de jaren tachtig en negentig zoals Sonic Youth, Blonde Redhead, Dinosaur Jr en Sebadoh en de daaropvolgende postrock golf, doet de compacte poprock van Hits The City vooral denken aan bands als Death Cab for Cutie, Nada Surf en Pinback. Persoonlijk vond ik hun oudere materiaal een stuk interessanter.

Hits the city blijkt net als zijn voorganger geproduceerd door Corno Zwetsloot, en gemastered door diens nieuwe ‘vaste partner’ Alan Ward in de Electric Studio’s in Brussel. Het album is verschenen op het Amsterdamse Zabel label, waar bijvoorbeeld ook de Utrechtse postrockers van We vs Death en het Rotterdamse Mono zijn te vinden.

Knieval richting het grote publiek

~


Volgens de website van Soda P zou Hits the City niet alleen een reactie zijn op de lange intro’s en dito nummers van Downbuilt, maar ook op de veranderde maatschappij. Het klinkt cryptisch, maar waar het op neer komt is zoiets als dit: we hebben onze sound aangepast omdat `postrock met indie invloeden’ nou eenmaal voor geen meter aanslaat bij het grote publiek. Of zoals ze het zelf zeggen “we moesten verder”. Na twaalf jaar ploeteren in de marge wil je wel eens iets anders. Vanuit commercieel oogpunt een goede zet. Zo was het trio onlangs nog te gast bij VPRO’s Club3voor12, werd de eerste single Message gedraaid op Kink FM en was het album te beluisteren op de 3voor12 luisterpaal. En toch is Hits the City beduidend minder interessant dan Soda P’s oudere werk.

Wanneer houdt hij zijn mond

Het eindeloos voortkabbelende Speak Up, de misplaatste break in Not Dead Yet, het pretentieuze, in het Frans gezongen Sans Cesse, de veel te brave emopop van When I, When You… Nee, erg vrolijk word ik niet van deze plaat. Met als dieptepunt de vlakke, krampachtige zanglijnen van zanger/gitarist Jeremy Jongepier. Je kijkt uit naar het moment dat hij zijn mond houdt.

Het spannendst zijn nog de nummers waarin de oude Soda P-sound doorschemert, zoals het ingetogen Live It in One Day (waarvan het intro doet denken aan één van Soda P’s inspiratiebronnen: Karate) en afsluiter Star, waarin wel de tijd wordt genomen om een sfeer op te bouwen. Helaas maken een paar zwaluwen nog geen zomer. Voor indie-begrippen is deze nieuwe Soda P niet spannend genoeg, voor het grote publiek is Hits the city ongetwijfeld te moeilijk. Vlees noch vis dus. De liefhebber van Nederlandse indiepop doet er goed aan zijn geld te bewaren voor het nieuwe album van Zoppo.

Boeken / Fictie

Wakker worden naast witte fuckende konijnen

recensie: Els Moors - Er hangt een hoge lucht boven ons

In Er hangt een hoge lucht boven ons heeft debutante Els Moors verzen geschreven die een haast zinnelijk genot opleveren. De eenvoud en de doeltreffendheid van woord en beeld, maar ook de speelsheid van haar verbeelding zuigen je in de speels-dwaze en soms explosieve wereld waarvan de alledaagse werkelijkheid het fundament vormt.

In haar verzen transformeert Moors deze werkelijkheid tot een lichtelijk absurdistisch schouwspel, hoewel ze nooit helemaal wordt losgelaten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het titelloze gedicht dat Moors geschreven heeft toen ze in een restaurant naar een kind aan tafel zat te kijken:

misschien zien ze me hier wel zitten ha!
terwijl ik wacht

ik leg de explosieven onder
de cappuccino of de koffie verkeerd

met een sigaret in de hand
houden ze het kind met de donkere ogen

aan een kartonnetje fruitsap vast

ik wil het hoofd op tafel leggenik steek de lont aan
het kind draat in de stoel
de stoel schommelt

zo meteen valt hij
of wurgt hij zijn vader

Moors’ poëzie tekent als vanzelf een glimlach op je gezicht, ze bezit een aanstekelijk en gezond soort dwaasheid waarvan we het bestaan dreigen te vergeten in een leven dat door allerhande doelstellingen gedomineerd wordt. Ze verleidt je ertoe de werkelijkheid zelf ook vaker te ‘kantelen’ om tot verwonderende waarnemingen te komen. Dat Moors’ poëzie echter niet louter een spel is, blijkt onder meer uit het gedicht over een begrafenis waarin Moors het bord op de koffietafel met “de kaas de salami / het plakje achterham dat niet meegeeft / eerste keer prikken met een vork” naar voren haalt om vervolgens op slapstickachtige wijze het geklungel met het plakje achterham te beschrijven: “het blijft liggen / tweede keer prikken / drie keer prikken / sta op! ga zitten!”. Waarna ze de beklemming beschrijft hoe ze zich aan de koffietafel geen houding weet te geven:

kent er iemand de dode
zal ik hem op het hoofd slaan
wat heb ik gedaan

ik ben rechtop gaan zitten
ik ben recht gaan staan

~

Eenvoud van woord en beeld

De kracht van de poëzie van Els Moors zit niet alleen in de (vrolijk-)vervreemdende manier waarop ze de werkelijkheid beschrijft, maar ook in de eenvoud waarmee ze de dingen benoemt. Vaak voorkomend zijn woorden die een lichaamsdeel aanduiden: hoofd, lippen, hand, enkel, elleboog, schouder, billen. Het gaat bijna altijd om die delen van het lichaam die voor het oog goed zichtbaar zijn. Niet onbelangrijk is het feit dat het oog zelf ook vaak wordt genoemd en dat Moors in een poëticaal gedicht het belang van het zien benadrukt.

Hoewel Moors de werkelijkheid een licht absurde twist geeft, benoemt ze de zaken zo naakt mogelijk. Hierdoor, alsmede door herhaaldelijk gebruik, krijgen de woorden een grote suggestieve kracht. Naast lichaamsdelen treffen we dieren (honden) en planten (bomen) aan, maar ook voorwerpen (muur, raam, auto) en natuurlijke elementen (zon, lucht, zee, water, veld). Deze twee laatste groepen laat Moors flink met elkaar botsen: terwijl de voorwerpen het menselijk bestaan domineren en begrenzen, bieden de natuurlijke elementen wijdsheid en vrijheid. Deze tegenstelling tussen begrenzing en vrijheid, en Moors afkeer van het eerste en verlangen naar het tweede, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het volgende gedicht:

zij staat met een groen t-shirt
tegen een groene achtergrond

dit is een foto
dit is een pose
dit is het licht
dat een rand vindt
in de lens

een kind dat in het water springt

een auto die op zondagochtend vroeg
met een doffe klap
tegen een muur aan knalt

Het beeld van het kind dat uit plezier in het water springt, staat in groot contrast met het destructieve beeld van de auto die op zondagochtend tegen een muur knalt. Het lijkt alsof Moors de ziel uit de voorwerpen ‘auto’, ‘muur’ en ‘zondagochtend’ – dag van God en van verplicht familiebezoek – heeft gehaald. Het eerste beeld is dynamisch, vol beweging en rondspattende druppels, niet destructief maar scheppend. De zich lineair voortbewegende auto levert een statisch beeld op, ook omdat de beweging slechts in gang gezet is vanwege de dodende verplichting van de wekelijkse zondag.

Bovendien is de confrontatie tussen de auto en de muur destructief en niet scheppend zoals die tussen het kind en het water. Dezelfde tegenstelling, tussen de vrijheid van het natuurlijke en de beperking van de menselijke materiële verworvenheden, vinden we terug in de eerste versregels over de groene achtergrond en het vrije (buiten)licht. Dat licht vindt zijn begrenzing in de lens van het fototoestel evenals het meisje dat, hoewel ze met haar groene t-shirt een eenheid lijkt te vormen met de achtergrond, poseert waardoor de potentiële vrijheid van het buiten-zijn aan banden wordt gelegd.

Els Moors zoekt de waarschijnlijk voor haar zo noodzakelijke en heilzame vrijheid op door de alledaagse werkelijkheid vanuit een vervreemdend perspectief te beschouwen. Maar ook door de vrijheid zelf op te zoeken, zoals in het gedicht waarin ze de beperking van muur, raam en auto ontvlucht door in een boot over het water te varen, ontspannen met de benen over de rand. Het levert heerlijke versregels op als “er staat een boom op een vlakte achter me / er hangt een hoge lucht boven ons”. Zij, de boom en voor de rest geen mens. Of zoals ze in de afdeling over witte fuckende konijnen schrijft: “als ik op een ochtend wakker word / dan naast de witte fuckende konijnen in het gras”. Laat mij ook maar ontwaken in het gras, maar dan met konijnen van papier die grappig in je geest blijven rondscharrelen.

8WEEKLY had in december een interview met Els Moors voor het VPRO-programma Nachpodium.