Theater

De schoonheid van het kleine

recensie: Toneelgroep Oostpool i.s.m. Het Nationale Theater - Cinema

Op het eerste ogenblik lijkt Cinema een ode aan de oude filmhuizen. Dat klopt, maar het is zoveel meer. Soms wordt het zelfs te veel. Er wordt zoveel informatie gegeven, dat het stuk hier en daar aan spanning verliest.

In het moderne tijdperk van de IPhone is iedereen zijn eigen schrijver, redacteur én uitgever. Op Twitter mag je schrijven wat je wil, zolang het maar behapbaar en smeuïg is. Op Facebook mag je jouw verhalen construeren en delen, maar houd het kort en benadruk vooral de hoogte- én dieptepunten. Wil je likes? Zorg er dan voor dat je het publiek niet verveelt met middelmatigheid en alledaagsheid: ga voor sensatie!

Aan deze digitale oppervlakkigheid had Annie Baker met haar Pulitzer Prize-winnende stuk The Flick uit 2014, dat door actrice en vertaler Ariane Schluter als Cinema is vertaald, geen boodschap. Het stuk bevat geen sensationeel plot vol intriges, maar vertelt juist over het verval van het kleine, het kwetsbare, en de schoonheid en de tragiek die daarachter schuilgaan.

Marginale personages

Cinema gaat over drie medewerkers van een afgeleefd filmhuis dat, als laatste der Mohikanen, nog op een 35mm-projector draait.  Het plafond valt er in stukken naar beneden en de stoelen vertonen flinke gebruikerssporen. Stukje bij beetje geven de personages zichzelf bloot. Terwijl ze de troep van de bezoekers opruimen, houden ze onderling filmquizzen, uiten hun frustraties over hun baas en kletsen over van alles en nog wat. Achter die smalltalk gaat echter een boel pijn schuil.

De ‘oude rot’ is de 35-jarige Sam (Mark Kraan), die nog steeds single is en thuis woont. Hij wordt bijgestaan door nieuweling Avery (Emmanuel Ohene Boafo), een beschouwende twintiger die (tijdelijk) met zijn studie is gestopt en een bolleboos is als het op filmkennis aankomt. Het derde personage is Roos (Eva Laurenssen), die weliswaar minder lang in het filmtheater werkt dan Sam, maar wel promotie heeft gekregen als operateur van de 35mm-projector.

In eerste instantie gaat het om de verlangens van de personages. Zo wil Sam vooral indruk maken op Roos, die weer een oogje op Avery heeft. Avery’s liefde gaat echter vooral naar films uit. Bovendien dreigt door de digitalisering de 35mm-projector, en dus Roos’ functie, te verdwijnen.

Kunst over kunst

Daarmee zijn de personages even marginaal en hopeloos als het filmhuis. Dit wordt door regisseur Jeroen de Man al vanaf het begin subtiel in beeld gebracht. Aan de ene kant klagen de personages over het verval van de bioscoop, maar tegelijkertijd houden ze dat verval zelf in stand door bijvoorbeeld popcorn naar elkaar te gooien. Om die popcorn vervolgens zelf weer op te ruimen. Buiten die filmzaal, hun biotoop, zijn zij niets.

Ook aan het einde wordt dit treffend neergezet. Het oude filmhuis is verkocht aan een grote keten. Weg met de projector, weg met de romantische filmmuziek en de individuele kledingstijl van het personeel. Vanaf nu draagt iedereen hetzelfde uniform. Dat die vernieuwingen weinig goeds brengen, blijkt al gauw wanneer de personages, vooral Sam en Roos, nog even wanhopig en doelloos lijken. Net als het meubilair overigens. De kapotte stoelen zijn afgedekt met de mededeling ‘defect’. Daarachter schuilt, net als bij de personages, een flinke beschadiging.

Dankzij Sarah Nixon en Juul Dekker wordt dit ook scenografisch treffend weergegeven. Niet alleen door het decor uit enkele rijen aftandse filmstoelen te laten bestaan, maar ook door tegelijkertijd op de stoelen, en dus de personages, filmfragmenten van bijvoorbeeld La grande bellezza en BlackkKlansman te projecteren. Heel treffend komt dit naar voren in een mislukte seksscène tussen Avery en Roos (overigens een van de meest artistieke en schrijnende scènes uit het stuk), terwijl er op hen romantische scènes uit La grande bellezza worden geprojecteerd. Zo komt de dramatiek van de film tegenover het pijnlijke drama van de werkelijkheid te staan. Zo’n scène is niet alleen esthetisch een hoogtepunt, maar geeft ook gelaagdheid aan het verhaal. Zo ontstijgt Cinema het narratief van de drie personages en gaat het stuk indirect over zichzelf als kunstvorm. Cinema over de kwetsbare, artistieke cinema.

Te veel zijpaden

Helaas worden er in het stuk heel wat zijpaden terloops ingeslagen, zonder dat het belang ervan duidelijk wordt. In de bovenstaande seksscène wordt Roos afgewezen, waarna er de drie minuten die erop volgen allerlei problemen uit de doeken worden gedaan (van zelfmoordpoging tot seksuele fantasieën), maar in het verhaal verder nauwelijks aandacht krijgen.

Gelukkig kunnen de acteurs met hun spel de aandacht grotendeels vasthouden. Zo combineert Mark Kraan humor en frustraties, zonder clownesk te worden. Ook Emmanuel Ohene Boafo overtuigt in zijn ontwikkeling van introverte goedzak naar de door zijn collega’s verraden cynicus. De spanning en toenadering tussen de mannen en Eva Laurenssen is vertederend. Laurenssen zet een impulsieve, instabiele Roos neer en toont daarmee zowel de kwetsbare als de manipulatieve kant van haar personage.

Ondanks dat Cinema hier en daar kabbelt door de terloopse zijpaden, biedt het stuk dus ook intrigerende personages. Dankzij de regie en scenografie bevat Cinema daarnaast scènes waarin de schoonheid en kwetsbaarheid van kunst an sich esthetisch wordt weergegeven.

 

Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018
Kunst / Expo binnenland

Kijkervaringen en fotografiefeestjes in de Kunsthal

recensie: Recensie: Actie Reactie - 100 jaar kinetische kunst
Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018

Sta je nog steeds hyperactief te joelen als je een regenboog ziet, of je regelmatig te vergapen aan ‘glow in the dark’ sterren? Waarschijnlijk ben je dan ook zwaar onder de indruk van Actie <-> Reactie, nog tot twintig januari 2019 te bezichtigen in de Kunsthal.

De tentoonstelling presenteert een overzicht van kinetische kunst van het begin van de twintigste eeuw tot nu en neemt als zwaartepunt de menselijke waarneming. Geen droge feitjes over de werking van ogen en het brein, maar wel ingebed in de kunstgeschiedenis. Voor die context moet je alleen goed opletten: in een onderdompelende kijkervaring gaat zoiets gemakkelijk verloren.

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Wereldprimeur

Meteen bij het betreden van de tentoonstelling wordt de aandacht getrokken door draaiende spiegels in een spiegelende ruimte. Het is het Mechanisches Ballet (1963) van Heinz Mack, groots aangekondigd als ‘wereldprimeur’ omdat het werk hiervoor alleen nog maar als model bestond. Mensen gaan vlakbij het kunstwerk staan en bespieden gemakkelijk de andere bezoekers. Kinderen wijzen met open mond naar alle reflecties. Je zou haast vergeten dat er naast het werk nog een introductietekst hangt. Daarin worden een aantal leidende thema’s in de tentoonstelling – licht, beweging, ritme en structuur – aangekondigd. De thema’s komen terug in de zaalteksten, niet bij elk werk afzonderlijk.

Ervaring en verklaring

De tentoonstelling begint na Mechanisches Ballet chronologisch met een aantal wegbereiders en vroege beoefenaars van kinetische kunst. Onder hen is bijvoorbeeld Frank Kupka, die een ronddraaiend meisje afbeeldt op een volledig abstract werk. Alleen kleuren en vormen verwijzen nog naar een draaibeweging.

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Kupka’s werk is statisch en suggereert beweging, maar algauw verschuift de aandacht naar kunst die echt beweegt. Opvallend in één van de eerste zalen is een mobiel (Sans Titre, 1963) van Alexander Calder. Het werk doet denken aan een ranke groep vogels in de lucht en is hoog opgehangen. Onderdelen van de mobiel draaien aan hun draadjes en de schaduwwerking op de vloer is bijzonder. Ook al wordt die werking verstoord door de licht(flits)gevende werken van François Morrelet en Dan Flavin om de hoek. Maar ach, je kunt het licht in Morrelet’s werk zelf bedienen en die speelmogelijkheid maakt een hoop goed.

Licht en verbinding

Licht speelt een grote rol in veel van de werken, zo is er een ruimte waarin een kunstenaar heeft geprobeerd bezoekers in een ‘monochrome realiteit’ te laten wandelen. Eerst kom je in een blauwe kamer, daarna in een rode en als laatste in een groene. De wanden zijn op elke plek even sterk verlicht en dat zorgt voor verwarring. Zoiets zag je misschien nog nooit! Die gedachte komt helaas bij veel bezoekers op, want het is een waar fotografiefeestje.

Christian Megert’s spiegelkamer blijkt ook instagramwaardig. Omdat plafond, vloer en alle zijwanden reflecteren ontstaat er een Droste-effect. Veel bezoekers gaan op de vloer liggen om foto’s te maken. Het kan een bron van ergernis zijn, maar zorgt ook voor verbinding, gesprekken en gezamenlijke poses.

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

De schoonheid van het alledaagse

Soms is de interactie met anderen minder prominent. Blaues Segel (1964-1965) van Hans Haacke kun je heel goed alleen ervaren. Een ventilator staat op de grond, daarboven is een blauw doek gespannen en met nauwelijks waarneembare draadjes vastgemaakt aan de wanden. Het doek golft en rimpelt en daar gaat een grote schoonheid van uit. Gewoon veroorzaakt door huis-tuin-en-keuken-objecten, die overigens best veel lawaai maken.

Zo beweegt, leeft en lawaait de gehele tentoonstelling. En door die hele ervaring (en de hordes kinderen en selfiesticks op drukke dagen) raakt het kunsthistorische verhaal op de achtergrond. Is dat erg? Nou, nee. Niet wanneer het uitgangspunt van de tentoonstelling de kijker is. Bovendien, als die kijker in het dagelijks leven alleen stilstaat bij regenbogen, is Actie <-> Reactie dé stap naar meer verwondering. Is dat niet fantastisch?

Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Een zoektocht naar balans

recensie: RECENSIE: A Balancing Act
Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink

Hij is niet te missen in de tentoonstelling: een ´Nasutamanus´ die aan zijn slurf in de museumzaal balanceert.

Kunsthal KAdE toont met A Balancing Act een overzichtelijke, ruim opgezette thematentoonstelling. Aan variatie geen gebrek: schilder- en beeldhouwkunst wordt afgewisseld met video-, performance- en installatiekunst. Diverse kunstenaars zijn vertegenwoordigd in deze tentoonstelling, zowel van eigen bodem als internationaal.

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Luchtige kunstwerken

‘Beauty is absolute balance.’ ‘What I dream of is an art of balance.’ Deze citaten van Constantin Brancusi en Henri Matisse zijn in de zaaltekst bij binnenkomst van de tentoonstelling in Kunsthal KAdE te lezen. Hoewel hierdoor het vermoeden kan ontstaan dat de tentoonstelling een complex kunsthistorisch verhaal over de zoektocht van modernistische kunstenaars naar balans, harmonie en puurheid omvat, verdwijnt dit idee bij het zien van de eerste tentoongestelde kunstwerken al snel naar de achtergrond.

De werken in de eerste zaal ademen luchtigheid. De balancerende Nasutamanus (2012) ofwel olifant van Daniel Firman trekt veel bekijks, en is inmiddels regelmatig op selfies van museumbezoekers vereeuwigd. Een knikkerbaan-installatie waarin de bezoeker een muntje balancerend op zijn kant naar beneden kan laten rollen trekt eveneens de aandacht (HeyHeydeHaas, 2018).

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

Balans als rode draad

Het kost de beschouwer geen moeite om het concept balans als thematische rode draad door de tentoonstelling te zien lopen. Of het om balans in letterlijke of overdrachtelijke zin gaat, het thema blijkt behoorlijk breed – en is misschien zelfs algemeen te noemen. Zoals curator Judith van Meeuwen zei: ‘De bijzondere werken in de tentoonstelling zijn metaforen voor een fenomeen dat dichtbij ons allen staat. Het is haast als een eerste levensbehoefte; er is niets waar evenwicht geen rol speelt.’ Dat de werken allemaal met balans te maken hebben staat dan ook als een paal boven water. Het ruime thema zorgt er echter niet voor dat er vanzelfsprekend sprake is van een inhoudelijke laag in de tentoonstelling en voor een samenhang tussen de werken.

Diepgang en spektakel

Met deze tentoonstelling heeft KAdE dan ook duidelijk meer ingezet op entertainment en spektakel dan op inhoud. De tentoonstelling is erg toegankelijk, en trekt veel publiek. Men hoeft niet veel van kunst te weten om het werk te kunnen waarderen en het kost geen hoofdbrekens om de tentoonstelling te begrijpen.

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Een spelelement is in verschillende kunstwerken aanwezig. Niet alleen in de knikkerbaan-installatie, maar ook in het getoonde videowerk van Marcel Dzama, A Game of Chess (2011) komt dit terug. In dit werk staat een schaakspel centraal. In het werk van Dzama wordt echter ook duidelijk dat deze tentoonstelling wel degelijk meer te bieden heeft dan vermaak. Dzama refereert in zijn werk regelmatig naar het modernisme, waarin het schaakspel symbool staat voor de moeilijke balans tussen spel en kunstenaarspraktijk.
Dit lijkt toch aansluiting te vinden bij het kunsthistorische narratief van de modernistische kunstenaar, met zijn zoektocht naar harmonie en balans. Hier werd met de eerdergenoemde citaten van Brancusi en Matisse al naar gerefereerd. Ook bij ander tentoongesteld werk, zoals dat van Alexander Calder en Folkert de Jong zou deze inhoudelijke link gelegd kunnen worden.

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Zoeken naar balans

Het is bijna alsof je de zoektocht naar balans van Kunsthal KAdE zelf kunt voelen in deze verzameling aan balans-kunstwerken. Inhoud of vermaak? Complexe gelaagdheid, metaforen en filosofische vraagstukken of toegankelijk spektakel? Het grote publiek een leuke middag bieden of de zogenaamde kunstkenner de dosis kunsthistorische inhoud geven waar hij naar zoekt? Hoewel er zeker sprake is van een combinatie van ‘spektakelstukken’ en inhoudelijk complexere werken, slaat de balans in deze tentoonstelling over naar het plezier, de verrassing, de interactie.

Een duidelijke keuze van het museum, die een aantrekkelijke, toegankelijke en entertainende tentoonstelling heeft opgeleverd. A Balancing Act biedt vermaak aan op een presenteerblaadje, wie inhoud wenst zal zichzelf moeten uitdagen om daarnaar te zoeken.

 

Film / Films

Zonder paard geen man

recensie: The Rider (dvd)

In het post-truth-tijdperk zien we steeds vaker romans opduiken die stevig zijn geworteld in de werkelijkheid. Documentairemakers zetten de waarheid naar hun hand met gescripte non-fictie en zelfs bij een speelfilm als The Rider loopt verbeelding en waarheid door elkaar.

Dat dat niet erg is, bevestigt filmmaakster Chloé Zhao. Deze onafhankelijke kunstenaar gebruikt de werkelijkheid om in een gedramatiseerd verhaal vragen te stellen over de Amerikaanse mythe en mannelijkheid.

Rodeorijder

Helemaal echt is de familie Jandreau, het middelpunt van The Rider. Ze wonen in een trailer, vlakbij een indianenreservaat in Dakota. Laconieke vader Tim is na het heengaan van zijn Lakota-vrouw weduwnaar en verdient de kost als cowboy. Dochter Lilly heeft Asperger en leeft in een vrolijke fantasiewereld. Zoon Brady droomt van een bestaan als gevierd rodeorijder, maar ziet zijn toekomst in gevaar komen wanneer een paard zijn hoofd raakt en hij met een stalen plaat in zijn schedel door het leven moet. Dat het altijd erger kan, is te zien aan Brady’s beste vriend Lane. Dit ooit zo grote rodeotalent slijt zijn dagen vegeterend in een rolstoel.

Aan de familie Jandreau is verder niets verzonnen, maar regisseur Zhao vat hun dagelijkse handelingen in een vertelling over het najagen van de Amerikaanse droom. Daarbij kiest ze het perspectief van Brady waardoor The Rider zich laat bekijken als een ontroerend coming of age-verhaal.

Achterkant

Brady weigert ondanks zijn hersenletsel een carrière als rodeorijder op te geven. Hij begint na zijn herstel met het temmen en trainen van wilde paarden, maar de rodeo-arena blijft maar lonken. Zonder een paard voelt hij zich niet volwaardig als man. In een cultuur waarin mannen niet worden geacht pijn of emoties te tonen, klimt Brady met gevaar voor eigen leven toch weer op een paardenrug. Liever dood dan mislukt als cowboy.

Wie de achtergrond van The Rider niet zou kennen, zou de film kunnen bekijken als een volwaardige speelfilm met sterk naturalistisch spel. De beeldtaal is die van de western, met fraaie panorama’s en cowboys rond een kampvuur. Zhao gebruikt de regels van dat genre om juist de achterkant van die mythe te laten zien: een arme onderklasse die zich tegen beter weten in, vastklampt aan die grote Amerikaanse belofte die voor deze verliezers nooit zal zijn weg gelegd.  Deze dubbele laag maakt van The Rider een van de beste films van 2018.

 

Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.

Theater / Voorstelling

Evita is terug. En hoe!

recensie: De Graaf & Cornelissen Entertainment – Evita

Van musicalcomponist Andrew Lloyd Webber wordt wel eens gezegd dat hij vrouwen haat – zo moeilijk zijn de noten die hij voor zijn vrouwelijke hoofdrollen schrijft. Evita is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De muziek is als de titelheldin – een mix van extremen: van ballades, tot nummers met extreem hoge noten, tot tango’s, tot up-temponummers die veel eisen van de uitspraak des persoons.

Wie haar speelt, begint als de 15-jarige Argentijnse Eva Duarte, die zich losmaakt van haar leven in de sloppenwijken, wordt vervolgens actrice in Buenos Aires en schopt het uiteindelijk tot first lady van de gladde en vooral corrupte president Juan Perón. Eva Duarte creëert een cultus rondom haar man en haarzelf en wordt zodoende zowel geliefd als verguisd door het volk. Daarmee is Evita niet alleen een biografische musical over de machtigste vrouw van Argentinië van de 20ste eeuw, maar behandelt het stuk ook hedendaagse thema’s als doorslaand populisme, bijbehorende massahysterie en politieke sterallures.

Elf jaar aan ervaring rijper

Elf jaar geleden speelde Brigitte Heitzer als winnaar van Op zoek naar Evita al de titelrol. Waar Heitzer elf jaar geleden nog een brave, zelfs prille Evita neerzette, geeft ze de rol nu veel meer gestalte. In haar eerste ontmoeting met Juan Péron is ze zwoel maar berekenend en in een lastig nummer als ‘Een nieuw Argentina’ is ze (zowel vocaal als in mimiek) krachtig. In de tweede akte laat Heitzer meer een kwetsbare Evita zien. Daarin zit vooral haar kracht. Die kwetsbaarheid begint al bij de klassieker ‘Huil niet om mij Argentina’, maar komt nog sterker naar voren in een nummer als ‘Hoog vloog je te hoog’, waarin regisseur Paul van Ewijk slim koos om Evita nostalgisch en eenzaam terug te laten kijken op haar jeugd.

Maar het beste, en dat is toch wat deze rol vraagt, is dat Heitzer sterk schakelt tussen die karakteristieken. Ja, ze is kwetsbaar, maar desondanks – of juist daarom – herpakt zij zich, zingt ze dat ze ‘geen wijze les’ nodig heeft, om vervolgens het masker van de politieke diva weer op te zetten.

Sterk samenspel

Niet alleen Brigitte Heitzer overtuigt. Vrijwel de hele cast, inclusief het ensemble, levert sterk werk. Zo speelt Esmée Dekker Pérons minnares. Hoewel haar aandeel beperkt is tot één nummer, laat ze een sterke indruk achter. Haar stem is prachtig en haar uitspraak helder. Ook de mannelijke personages worden overtuigend neergezet. Tangozanger Magaldi is een personage dat doorgaans weinig beklijft, zeg gerust: eenzijdig wordt gespeeld, maar Yoran de Bondt neemt hem op humoristische wijze op de hak. Hij maakt hem een tikkeltje overdreven, zonder daarin door te slaan. Dankzij De Bondts interpretatie kan Magaldi met recht zijn historische bijnaam ‘de sentimentele stem van Buenos Aires’ dragen.

René van Kooten speelt de kritische marxist Ché Guevara alsof het ‘m op het lijf geschreven is. Hij is stoer, rauw, maar ook scherp en ironisch. Van Kooten zet subtiel de tweezijdigheid van zijn personage neer. Aan de ene kant speelt hij de criticus die vanaf de zijlijn niet beïnvloedbaar lijkt voor Evita’s politieke spel, aan de andere kant is ook hij, net als het volk, stiekem gecharmeerd van Evita. Dit komt, mede dankzij het decor van Eric van der Palen en de choreografie van Chiare Re, al mooi naar voren in de opening. De massa verenigt zich bij Evita’s graftombe om een requiem te zingen. Ché en Juan Péron staan als Evita’s ‘belangrijkste’ mannen, maar nog meer als elkaars ideologische tegenstanders, lijnrecht tegenover elkaar. Toch komt ook Ché naar haar graf om zijn laatste eer te bewijzen.

Mooi is ook dat Van Ewijk Juan Péron (Paul Donkers) zonder zijn vrouw toch niet zo’n man van het volk laat zijn. Péron maakt zich uit de voeten zonder zijn rouwende kiezers een blik waardig te gunnen, terwijl Ché (hetzij ook ironisch bedoeld) zijn mededogen toont door zakdoeken uit te delen. Zoals later blijkt in het nummer ‘Wals voor Eva en Ché’, is het verschil tussen Evita en Ché ook niet zo groot als Ché aanvankelijk beweert. Hij mag Evita weliswaar politieke sterallures verwijten, maar dan weet hij nog niet dat zijn gezicht jaren later een wereldwijde merchandising in gang zal zetten.

Verfrissende vernieuwingen

Overigens moet er worden gezegd dat de vernuftige, frisse vertaling van Daniël Cohen meer karakter aan de personages geeft. Het merendeel van de tekst is hetzelfde als tien jaar geleden, maar een herformulering hier en daar geeft de musical extra sjeu. Ook het idee om Evita’s corrupte goededoelenfonds als RTL 4’s Miljoenenjacht neer te zetten, is een van de troeven die het stuk zowel humor als meer gelaagdheid geeft.

Voor een musical die al voor de vierde keer wordt opgevoerd, ligt onder het mom van ‘never change a winning formula’ herhaling en gemakzucht op de loer, waarbij elke nieuwe heropvoering een kopie is van de voorafgaande. Helaas gebeurt dat bij het gros van de populaire musicals. Gelukkig laten regisseur, choreograaf, decorontwerper en vertaler in deze Evita-productie zien dat enkele aanpassingen al een frisse, vlotte en toch gelaagde uitvoering kunnen opleveren, De acteurs weten hun personages weer nieuw leven in te blazen.

Theater / Voorstelling

Matroesjka stroomt over van ambitie en engagment, maar vergeet de balans

recensie: Matroesjka - Brainwash

Typetjes, taalgrappen, tien vingers en een eendenbek. Ze passeren allemaal de revue in de tweede voorstelling van het zogenaamde technocabaretduo Matroesjka. Na hun debuut Eeuwig vlees is het een tijdje stil geweest rondom Janneke Rinzema en Lisa Loeb, maar nu zijn ze terug. Met scherp engagement én persoonlijke verhalen, maar helaas blijft er weinig ruimte voor verbeelding.

Als een cabaretduo weer samenkomt, zoals vorig seizoen bij bij Veldhuis & Kemper, zou het zomaar kunnen zijn dat het een leuk, gezellig avondje wordt. Maar nee, ook de dames hebben de nodige debatjes, discussies en andere confrontaties uit te vechten. Dat begint al voordat ze ‘geboren’ worden, met een gesprek over het bestaan van God en de evolutietheorie. Vanaf dan is het spel op de wagen: de meest uiteenlopende maatschappelijke onderwerpen komen voorbij, van een rebranding van de islam, de vluchtelingenproblematiek, de boze witte man en privacy tot feminisme en vaccinaties. Het is duidelijk dat ze begaan zijn met de wereld. Het is jammer dat er is gekozen voor een expliciete vorm – letterlijke discussies op het toneel – en niet voor sketches met dezelfde impliciete boodschap. Juist in het theater kan een beroep worden gedaan op de verbeelding, die eigenlijk alleen in het begin wordt geprikkeld. Die lijn hadden ze gerust mogen doortrekken.

Nu blijft het toch teveel bij vertellen en te weinig spel. Daarbij houden ze ook nu weer vast van de formule van Eeuwig vlees, met sketches en een keur aan prachtig gezongen liedjes. En ook nu weer maken ze gebruik van typetjes, die dit keer rechtstreeks vanuit het absurdistische tv-programma Toren C lijken te komen. En de scenes met de snackbar doen in de verte denken aan Draadstaal, ware het niet dat Matroesjka er af en toe best aardige woordspelingen op nahoudt. Naast de lolligheid komt uiteraard ook de reden van het uitblijven van deze tweede voorstelling aan de orde. Eigenlijk zouden de dames een jaar geleden in première gaan, maar Loeb kreeg last van een depressie.

Zo verwoordt ze in een speelse rap hoe ze die periode ervoer, waarmee Loeb lijkt te suggereren dat alles achter de rug is. Toch kan Rinzema het even later niet nalaten om Loeb de noodzaak van de pillen te blijven benadrukken. Vervolgens blijven ze nog even kibbelen over de verschillen en overeenkomsten tussen een depressie en religie. Hoezeer ze ook van mening verschillen, met liedjes en zinnen als Beloof me dat je nooit meer gaat en Laat me vallen hier voor jou tonen ze aan dat ze niet zonder elkaar kunnen. Het moet gezegd: van begin tot eind spat de energie er zonder meer van af. Voor een derde programma mogen ze echter iets abstracter te werk gaan.

Theater / Voorstelling

Dorian Gray van de moderne tijd

recensie: Silbersee en Ulrike Quade Company - Dorian Gray

Momenteel staan er twee theaterbewerkingen van Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray op de Nederlandse planken. Eind september ging Dorian van het NNT in première. Vorige week was het de beurt aan Dorian Gray, een samenwerking tussen de muziektheatergezelschap Silbersee en beeldend theatergezelschap Ulrike Quade Company.

The Picture of Dorian Gray vertelt het verhaal van de hedonistische Dorian, wiens portret wordt geschilderd door zijn vriend Basil. Dorian is zwaar onder de indruk van de schoonheid die spreekt uit het portret en betreurt het dat zijn eigen schoonheid en jeugdigheid van slechts een tijdelijke aard is. Hij wenst daarom dat niet hij, maar het portret in zijn plaats verouderd en lelijker wordt. Een wens die uit blijkt te komen.

Instagram

Het is voorstelbaar waarom The Picture of Dorian Gray, geschreven in het Victoriaanse Londen van 1890, zoveel inspiratie biedt voor hedendaagse theatermakers. De thema’s van uiterlijke schoonheid en de strijd tegen veroudering lijken in een tijdperk van Instagram, superfoods, fitboys- en girls, plastische chirurgie en onmogelijke paleodiëten, nog nooit zo actueel geweest.

Silbersee en Ulrike Quade Company koppelen het klassieke verhaal ook aan een andere eigentijdse kwestie: die van de wetenschappelijke vooruitgang. Dorian Gray is gesitueerd in een futuristische en klinisch gestileerde wereld. Een wereld van technofeestjes in ziekenhuiskleding. Ditmaal is Dorians vriend Basil geen portretschilder maar beeldhouwer, en creëert een sculptuur naar Dorians gelijkenis. Wanneer Dorian (gespeeld door bariton Job Hubatka) verzucht dat hij wilde dat zijn jeugdigheid net zo onveranderlijk was als het beeld, vertelt een kwaadaardige bio-informaticus hem dat hij deze wens uit kan laten komen. Dorians geest word in een softwareprogramma geprogrammeerd en in het beeld geïmplementeerd. Zodoende komt de zwaarte van de thematiek te liggen op de vraag in hoeverre een mens kan leven zonder ook te sterven. En in hoeverre wetenschappelijke vooruitgang wenselijk is wanneer we dit inzetten om onze eigen dood te ontlopen.

Verlies aan spanning

Aanvankelijk kan de voorstelling met deze vraagstukken prima uit de voeten en weet zeer te boeien. De muziek – een eigenzinnige mix tussen opera en elektronische muziek – weet samen met het decor een vervreemdende retrowereld neer te zetten. Al het geluid wat te horen is, wordt live op het podium geproduceerd – al is het soms even zoeken waar het vandaan komt, wat weer bijdraagt aan een verdere vervreemding. Dat alles zorgt ervoor dat zeker de eerste helft van de voorstelling een fascinerende kijk- en luisterervaring oplevert. Maar gedurende de voorstelling verliest Dorian Gray ook aan spanning. Dat komt doordat Dorian vrij vroeg in het verhaal ingaat op de aanbieding van de boze bio-informaticus, en zijn ondergang wel erg snel en abrupt plaatsvindt. Nadat Dorian onsterfelijk en de facto een computerprogramma is geworden, is het grootste spanningsveld uit het verhaal verdwenen. Het is direct duidelijk dat Dorians transformatie geen goed idee was, waarmee ook de ontwikkeling in het verhaal begint te haperen. De voorstelling weet verder namelijk weinig meer te zeggen over de eerder gestelde vragen wat betreft de menselijke aard, die daarmee wel erg retorisch blijken te zijn geweest. Ondanks sterk spel en goede muziek biedt Dorian Gray daardoor niet genoeg stof die aanspoort om verder over de thematiek na te denken.

Kunst / Achtergrond
special: Gauguin & Laval op Martinique

Cruciaal oeuvre Gauguin en Laval voor het eerst in beeld

Het Van Gogh Museum heeft een primeur te pakken. Nooit eerder werd een expositie gepresenteerd die volop inzoomt op de periode van vier maanden die Paul Gauguin in 1887 op het Caraïbische eiland Martinique doorbracht, samen met Charles Laval. Zijn werken uit die tijd waren wel bekend, maar het feit dat hij op Martinique een cruciale ontwikkeling doormaakte als kunstenaar bleef tot nog toe onderbelicht. Ook het uitzonderlijke talent van zijn collega-schilder Charles Laval is door geen enkel museum ter wereld eerder als zodanig onderkend. Kunstkenners prijzen dan ook de keuze van het Van Gogh Museum om Charles Laval nu een plek op het podium te gunnen naast de wereldberoemde Gauguin. De press preview op de tentoonstelling geeft een interessant kijkje achter de schermen.

Onterechte lacune

Conservator Joost van der Hoeven vertelt hoe hij twee jaar geleden opmerkte dat er nog nooit een tentoonstelling was georganiseerd die Gauguins Martinikaanse periode als hoofdonderwerp koos. Dat leek hem en conservator Maite van Dijk een onterechte lacune. Hun voorstel om van de Martinikaanse periode van Paul Gauguin een onderzoeks- en tentoonstellingsproject te maken, en daarin ook de werken van de dertien jaar jongere Charles Laval een rol te laten spelen, werd direct omarmd door het Van Gogh Museum.

Paul Gauguin: Martinikaanse vrouwen, 1887, potlood, zwartkrijt en pastel op papier, privécollectie

Spectaculair effect

Vincent van Gogh en zijn broer Theo legden ooit de basis voor de Martinikaanse collectie van Gauguin en Laval, het Van Gogh Museum kreeg die werken later in bruikleen van hun erfgenamen. De ‘collectie Martinique’ van het museum was in 2016 echter nog onvoldoende voor een tentoonstelling over deze periode. Voor Van Dijk en Van der Hoeven begon een intensieve speurtocht naar talloze werken die zich verspreid over de wereld bevinden. Het lukte hen uiteindelijk om een aanzienlijk deel op te sporen en naar Amsterdam te halen. Daarna volgde een nieuwe uitdaging: het museum wilde de verzameling voorstudies in simpele passe partouts tussen glasplaten klemmen, op een paar meter afstand van de schilderijen. Verschillende bruikleenpartijen moesten er dus van overtuigd worden dat het nodig was hun werken voor dat doel uit de originele omlijsting te halen. Spoiler: ook dat lukte. Bezoekers kunnen de schetsen in de glazen wand en de schilderijen daarachter nu in één oogopslag zien, en elementen uit die schetsen gemakkelijk herkennen in het doek. Het geeft een spectaculair effect. Axel Rüger, directeur van het Van Gogh Museum, noemt de schetsen ‘een heel wezenlijk, integraal onderdeel van de expositie’.

Twee mandendraagsters op Martinique
Charles Laval (1861 – 1894), 1889
gouache op papier op karton, 22.2 cm x 30.4 cm
Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam

Op zoek naar inspiratie

De eerste schilderijen van de expositie staan voor de ontluikende vriendschap tussen Gauguin en Laval: een opvallend stilleven van Gauguin waarop ook Laval is afgebeeld, en twee kleurrijke zelfportretten gemaakt op verzoek van Van Gogh. Hierna landt de bezoeker via twee grote landschappen met palmbomen op Martinique. Van der Hoeven vertelt dat de keuze voor Martinique puur toeval was. Gauguin en Laval zochten het voorjaar van 1887 een ‘primitief’, ‘exotisch’ oord waar ze nieuwe inspiratie konden opdoen. Onderweg naar een onbewoond eiland bij Panama maakten ze een tussenstop op Martinique en raakten betoverd door deze exotische plek. Toen Panama  een totale deceptie bleek, besloten de kunstenaars terug te keren naar Martinique. De fascinatie met ‘het exotische’ was in deze hoogtijdagen van het Franse kolonialisme groot, maar Gauguin had ook een persoonlijk motief. In Parijs bleef de waardering voor zijn werk uit, en hij voelde de behoefte om zich te distantiëren van de impressionisten. Hij wilde een eigen stijl en techniek ontwikkelen waarmee hij zich kon onderscheiden. In een exotische omgeving, ver weg van het moderne en verstikkende Parijs, hoopte hij nieuwe motieven te vinden.

Paul Gauguin: De mangobomen, Martinique, 1887, olieverf op doek,  Van Gogh Museum, Amsterdam

Nieuwe beeldtaal

Directeur Axel Rüger zegt dat Martinique voor Paul Gauguin ‘het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal’ betekende. Gauguin werd geïnspireerd door de ‘tropische idylle’ waarin hij porteuses, vrouwen die met kilo’s fruit op hun hoofd van plantages naar de havens lopen, als hoofdonderwerp koos. Hij raakte betoverd door hun gracieuze bewegingen en kleurrijke jurken, zo is in zijn brieven te lezen. Op Martinique vond Gauguin de nieuwe stijl waar hij zo naar op zoek was. Kenmerkend daarin is het gebruik van warme kleuren met veel tinten groen en paars, rood en roze, en het gebruik van abstracte vlakken die samen een landschap vormen. De mangobomen, Martinique is volgens Rüger ‘zijn beste schilderij’. In de exotische voorstelling van een boomgaard plukken drie porteuses mango’s en papaya’s. Verschillende tinten groen en blauwpaars, afgewisseld met okergeel en feloranje, zorgen voor een tropisch effect. Tijdens de press preview wordt Martinikaanse vrouwen, een voorstudie met potlood, zwart krijt en pastel, voor het eerst herenigd met De mangobomen, Martinique. Vincent en zijn broer Theo kochten De mangobomen, Martinique direct na terugkeer van Gauguin uit Martinique. Ze waren overdonderd door het doek en betaalden er 400 francs voor, hun duurste aankoop ooit. Het doek kwam boven de bank van Vincents appartement in Parijs te hangen. Theo werd Gauguins belangrijkste handelaar en speelde een grote rol in zijn uiteindelijke succes als kunstenaar.

Schril contrast

De mangobomen, Martinique geeft de indruk van een lome middag waarin de vrouwen op hun gemakje fruit plukken. De werkelijkheid is anders. Hoewel de slavernij inmiddels was afgeschaft, was er nog steeds sprake van dwangarbeid en moesten de vrouwen keihard werken. Ze droegen tot wel vijftig kilo fruit op hun hoofd en waren op hun dertigste al totaal versleten. Maar Gauguin zag de vrouwen puur als decoratief object, als iets prachtigs wat hij zo goed mogelijk wilde vastleggen. Ook de bomen op het doek, opvallend gelijkmatig rondom de vrouwen gepositioneerd, hebben een decoratieve functie. Gauguin schilderde ‘naar de verbeelding’: de voorstellingen zijn imaginair, dus subjectief. Dit aspect vormt de keerzijde van deze werken: de realiteit van het kolonialisme en racisme blijft bij Gauguin en Laval totaal buiten beeld.

Een ander perspectief

Het Van Gogh Museum vindt het belangrijk ook deze keerzijde te belichten, en wil een perspectief stellen tegenover de imaginaire ongecompliceerde ‘idylle’. Hedendaags Martinikaans kunstenaar Jean-François Boclé (1971) is daarom uitgenodigd om zijn visie op de kunst van Gauguin en Laval uit te beelden. In een klein zaaltje is Boclé’s installatie te zien. Vijf ventilatoren aan de muur draaien luid brommend heen en weer, linten die aan de rasters zijn bevestigd wapperen in het rond. De linten in groen, zwart en rood staan symbool voor de Martinikaanse vrijheidsbeweging, de andere kleuren voor de kolonisten. Zijn installatie weerspiegelt de orkanen die gekoloniseerde gebieden hebben moeten weerstaan – letterlijk en figuurlijk. ‘But a hurricane is not negative, power gives us reason’, stelt Boclé. Gauguin heeft een obsessie met mango’s, vindt hij. Boclé interpreteert Gauguins geschilderde mango’s als metafoor voor de vrouw. ‘But a fruit is something you can eat’, zegt Boclé ontstemd.

Paul Gauguin: Aan de oever van de rivier, Martinique, 1887 olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam

Mixen en matchen

Terug naar de werken van Gauguin en Laval. In hun kleurrijke doeken is een duidelijke ontwikkeling te zien. Gauguin maakte in Aan de oever van de rivier voor het eerst een platte compositie met kleurvlakken zonder diepte. Mogelijk liet hij zich hierbij inspireren door Japans houtsnijwerk. Zijn schilderij Landschap op Martinique is een persoonlijke interpretatie met ritmische penseelstreken, zowel rechte als schuine. Gauguin hield van mixen en matchen: de voorstudies tonen dat hij zijn schilderijen samenstelde uit onderdelen van schetsen en eerdere schilderijen. Zijn Martinikaanse werk is ‘als pars pro toto te beschouwen voor zijn gehele latere oeuvre’ waarin hij elementen blijft combineren, aldus Van der Hoeven. Lavals absolute meesterwerk is eveneens Landschap op Martinique getiteld, een voorstelling met platte vlakken, schitterende pasteltinten en fantasierijke wolkpartijen boven een bergrug.

Charles Laval: Landschap op Martinique
olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Baanbrekende ontdekking

Vanwege de vooruitstrevendheid ervan werd lang aangenomen dat Laval dit werk pas achteraf schilderde, als herinnering. Dit strookt met de overtuiging dat Laval een volgeling was van Gauguin en past later eenzelfde ontwikkeling doormaakte. Dankzij hun reis naar Martinique weten conservatoren Maite van Dijk en Joost van der Hoeven inmiddels beter. Van veel schilderijen achterhalen ze op Martinique de locatie, doordat ze patronen uit de doeken letterlijk herkennen in het landschap. Ze doen er ook een baanbrekende ontdekking: Lavals Landschap op Martinique blijkt zodanig te kloppen met de werkelijkheid, dat hij dit doek ter plekke gemaakt moet hebben. Van Dijk: ‘Alle elementen klopten. We zagen de afstand tot de bergen, die klopte, het pad klopte ook precies. In zijn abstrahering ging hij nog verder dan Gauguin, het is zo vooruitstrevend. Experts die eerder het tegendeel beweerden, gaan hierin met ons mee.’ Laval kan nu definitief op gelijke hoogte worden gesteld als Gauguin. Er was geen sprake van eenrichtingsverkeer, maar van een artistieke dialoog.

Kunsthistorisch beginpunt

Met Gauguin & Laval op Martinique biedt het Van Gogh Museum iets unieks. Niet alleen wordt de Martinikaanse periode en de betekenis daarvan inzichtelijk, ook leert het grote publiek Charles Laval kennen. Bovendien is het ontwerp van de expositie fris en goed doordacht. De auberginekleur op muren en pilaren past perfect bij het kleurenpalet van de schilderijen. De voorstudies in glazen wanden stellen publiek én experts in staat om de schilderijen en tekeningen voor het eerst in context met elkaar te vergelijken. De expositie is kunsthistorisch gezien dan ook nog maar het beginpunt van verder onderzoek naar Gauguin en vooral Laval. Een diavoorstelling met zwartwit foto’s van Martinique, diverse Martinikaanse sculpturen van Gauguin en een kabinet met door hem beschilderd houtsnijwerk completeert het verhaal. Iedere Gauguin-fanaat, geïnteresseerde in Van Goghs tijdgenoten, en liefhebber van beeldende kunst komt hier volop aan zijn trekken.

Theater / Voorstelling

Een millennial masterclass van lifecoach tot lotusbloesem

recensie: Alex Ploeg - Ultimatum

Nee, voor Alex Ploeg (1985) is volwassen worden bepaald geen gemakkelijke weg gebleken. Zijn debuutvoorstelling Ultimatum staat bol van onhandigheid, worstelingen en ander ongemak als dertiger, wat voor hemzelf nog het meest confronterend is. Het levert gelukkig wel een prima resultaat op, met hier en daar wat losse eindjes.

Hoewel Alex Ploeg ogenschijnlijk een cabaretier uit de klassieke comedyschool (want opgeleid bij ComedyTrain) is, met sterke sketches over zijn dating-avonturen, een uit de hand gelopen crematie en ‘hangjongeren’ in Chesterfields in het Groningse kakplaatsje Haren, valt er wel degelijk een rode draad te ontdekken. Goed beschouwd is het leven van Ploeg een aaneenschakeling van grootse verwachtingen, die maar niet lijken uit te komen. Zo heeft zijn studie filosofie niet geleid tot veel geld en vrouwen, maar is hij tegenwoordig gewoon ‘een clowntje’. Ook dacht hij op een gegeven moment een punt te bereiken waarop hij zichzelf en de wereld snapt. Die openbaring is (nog) niet gekomen. Laat staan dat hem ooit eens is gevraagd om als romantische gitarist bij een kampvuur op te treden.

Allemaal redenen om op jonge leeftijd flink cynisch te worden, maar daar is Alex de man niet naar. In plaats daarvan lacht hij dikwijls als een boer met kiespijn, al is het maar om zijn chronische eenzaamheid te verzachten. Daarnaast beschikt hij over fijn gitaarspel, van een bluesy openingsact tot een rustgevend riffje aan het einde. Veel van zijn grappen zijn spitsvondig en origineel, zoals zijn kritiek op larmoyante herdenkingsgedichten op de Dam en het nut van crêpe-papier. Helaas lijkt zijn verhaaltje over de gaypride er bij de haren bij gesleept en voegt het niet veel toe aan het geheel. Ook het feit dat sommige kinderen gekke voornamen hebben, weten we nu wel. Ondanks deze kleine omissies blijft de voorstelling overtuigend overeind staan. Zijn luchtige zelfspot draagt daar in grote mate zeker aan bij, maar bovenal heeft Ploeg een programma gemaakt dat, met name voor veel millennials, precies de juiste snaar raakt.