Boeken / Strip

C’est la tone qui fait la musique

recensie: 99 ways to tell a story : Exercises in style - Matt Madden

.

~

Dit is de basis voor het verhaal dat Matt Madden op 99 verschillende manieren optekent in zijn strip 99 ways to tell a story, exercises in style. Maddens boek is geïnspireerd op Raymond Queneau’s klassieker Exercices de Style (Stijloefeningen) uit 1947, waarin hij 99 verhaalvormen aanwendt om steeds hetzelfde te vertellen. Zo gebruikt hij bijvoorbeeld de vorm van een sonnet, de haiku, het kruisverhoor, de officiële brief, etc.Matt Madden doet dit nu dus in stripvorm. Van manga, fantasy tot het superheldgenre, van de de ‘klare lijn’ (denk aan Hergé’s Kuifje) tot de fotostrip, van grappig tot underground, van politieke cartoon, flashback tot monoloog; ze zijn allen terug te vinden in deze publicatie.

Het is geen toeval dat Madden op dit idee kwam. Hij werkt als correspondent voor het blad van OuBaPo (de werkgroep voor potentiële strips), een beweging die geïnspireerd is op OuLiPo, de werkgroep voor potentiële literatuur (mede opgericht door Queneau). Madden toont met dit boek aan dat hij de vele vormen van striptekenen goed beheerst. Je kunt je desondanks afvragen of zijn ‘Exercises in style’ een meerwaarde heeft.

~

Madden versus Queneau

Queneau, die destijds de linguïstische conventies onderzocht, heeft het belangrijkste punt van de Exercises natuurlijk al in 1947 gemaakt. Door met behulp van een creatieve, steeds wisselende woordkeuze telkens een andere atmosfeer te creëren, wordt de lezer gedwongen aandacht te besteden aan de manieren waarop een verhaal verteld kan worden. De onderliggende boodschap is duidelijk: “C’est la tone qui fait la musique.“ Het is een zeer bruikbaar educatief boek. Aan de hand van alle mogelijkheden die Queneau zijn lezer presenteert, kun je onderzoeken welke vorm het beste bij jouw eigen verhalen past. Madden doet in principe hetzelfde als Queneau, maar dan met het beeldverhaal.

Het maken van dit boek, hoewel hij Queneau als voorbeeld had en hij geen onbekende was in de stripwereld, moet voor Madden een hele exercitie geweest zijn. Hij is echt in de geschiedenis en de mogelijkheden van de strip gedoken. En dat heeft hij goed gedaan. Hij heeft zelfs de vorm van het wereldberoemde tapijt van Bayeux gebruikt. Hoewel zijn boek het resultaat lijkt van gedegen onderzoek, de strips goed getekend zijn en Madden bij tijd en wijle met inventieve ‘stripvormen’op de proppen komt, kan het slechts in de schaduw staan van Queneau’s uitgave. Waar Queneau als het ware een nieuwe methode introduceerde, past Madden deze slechts toe op een andere kunstvorm. Dit resulteert echter wel opnieuw in een goed educatief boek. Voor degenen die striptekenaar willen worden of voor degenen die les geven of volgen over de geschiedenis van de strip of het beeldverhaal is dit dan ook een zeer nuttig boek.

Muziek / Album

Schijn bedriegt

recensie: Motorpsycho - Black Hole / Blank Canvas

Black Hole / Black Canvas shows what Motorpsycho sounds like before they start thinking about what they sound like”, vertelt de band met enige trots in het persbericht bij hun nieuwste opus. Wie had dat ooit verwacht? Motorpsycho’s laatste drie platen waren immers tot in de puntjes gestroomlijnd en minutieus gearrangeerd. Elke versmaat was doordacht en tot in de puntjes geperfectioneerd.

Mij hebben ze er destijds als fan mee verloren: ik hield meer van de karakteristieke hartstocht die op het eerdere werk uit elke noot sprak, en die bij het vorige album It’s a Love Cult nagenoeg verdwenen was. Het persbericht liegt niet: de vonk van het oude materiaal is op de nieuwste dubbelaar hier en daar weer voelbaar. Inderdaad, Black Hole / Blank Canvas lijkt op monumentale vergaarbakken als Timothy’s Monster (1994), Angels and Daemons at Play (1997) en Trust Us (1998), waarop de band weigerde zich qua vorm, genre en omvang te beperken. Je krijgt voor het eerst in acht jaar weer het idee dat Motorpsycho alles geeft wat er in zit: maar liefst zeventien nummers, die aanvoelen alsof ze in een grote vlaag van creativiteit en enthousiasme geschreven en opgenomen zijn.

Eindhoven

~

Dat laatste is in ieder geval waar: Motorpsycho zag af van dure studiosessies, ingehuurde strijkers en blazers en de kraakheldere sound van de laatste albums. In plaats daarvan togen de twee overgebleven bandleden naar Eindhoven, waar ze met behulp van Pieter Kloos in diens studio de hele handel eigenhandig inspeelden, produceerden en mixten. Imposant genoeg bijna geheel met zijn tweeën, want drummer Håkon Gebhardt gaf er precies een jaar geleden de brui aan. Als herboren komt de rest van het voormalige drietal, gitarist Snah en frontman Bent Sæther (die nu zelf drumt), onverwacht krachtig uit de hoek. Als er bij het duo ooit twijfel heeft bestaan over de toekomst, is de aanpak dit keer duidelijk geweest: “we geven alles wat we hebben en zien wel wat eruit komt”.

Onverwacht

Een wanhoopsdaad of niet, dat Motorpsycho zo’n opwindende plaat zou maken had ik niet durven vermoeden. De muziek is spontaner, enthousiaster en ruiger dan op de laatste voorgaande albums. Er is ruimte voor eendimensionale rockers, licht psychedelisch en snoeihard werk, ouderwetse feelgood-nummers als Hyena, maar ook voor uitgekiende en ambitieuze composities als Kill Devil Hills, You Lose en het sprankelende, meeslepende Before the Flood.

Zo intens en melancholiek als het oude werk wordt Black Hole / Blank Canvas echter nergens (hoewel The 29th Bulletin een beetje in de buurt komt). En de soepelere aanpak mag een verfrissende wending zijn, maar een echt nieuw geluid is het niet: in veel nummers weerklinkt gelijksoortig werk van albums als Trust Us en It’s a Love Cult. Minder zelfbewust of pretentieus dan de drie voorgangers is de muziek bij nadere beschouwing ook niet. Sæthers tekstuele en muzikale obsessie met americana is namelijk onveranderd, en de patserige, inhoudsloze ballenrock die al een paar albums (Barracuda, It’s a Love Cult) ontsierde, keert hier en daar ook weer terug. Wie dit soort spielerei van deze band waardeert, zal meer van Black Hole / Blank Canvas kunnen genieten dan ik. Maar dat Motorpsycho met dit album na een paar jaar afwezigheid een veelbelovende en onverwacht sterke comeback heeft gemaakt, moet zelfs deze nostalgische liefhebber toegeven

Kunst / Expo binnenland

Vrouwelijke verscheidenheid binnen de islam

recensie: Shirin Neshat - Shirin Neshat

Het winnen van de Gouden Beer op de Biënnale van Venetië is zeer belangrijk voor je werk. Dit gold ook voor Shirin Neshat. Sinds het winnen van de Gouden Beer op de 48e Biënnale in 1999 is het werk van de Iranese kunstenares over de hele wereld te zien geweest. In het Stedelijk Museum CS zijn op dit moment zes video-installatie van Neshat te zien. Video’s die allemaal over de grenzen tussen man en vrouw binnen de islam gaan, maar vooral video’s die een theatrale kracht en een mystieke werking bezitten.

Turbulent, 1998
Turbulent, 1998

Neshat (1957) is geboren in Iran. Op haar zeventiende verhuisde ze naar Los Angeles om daar aan de kunstacademie te studeren. Na haar studietijd is ze in New York gaan wonen, waar ze nog steeds woont en werkt. Vanaf de jaren ’90 gaat ze echter weer terug naar Iran, dat op dat moment sinds de ‘islamitische revolutie’, al tien jaar, onder het bewind van Ayatollah Khomeini staat. Door het heen en weer pendelen tussen New York en Iran begon Neshat na te denken over de situatie in haar land. Uiteindelijk heeft dit tot de essentie in haar werk geleid: de vrouw in relatie tot de Iraanse maatschappij en de revolutie.

Gescheiden


In al haar video’s worden de sterke scheidingen en tegenstellingen tussen man en vrouw binnen de islam kenbaar gemaakt. In de video-installaties Turbulent (1998) en Rapture (1999) worden de mannen van de vrouwen gescheiden op een apart scherm getoond. Deze twee schermen staan tegen over elkaar.

Turbulent, 1998
Turbulent, 1998

De video Turbulent begint met het gezang van een traditioneel lied. Er klinkt luid applaus van het mannelijk publiek voor de zanger, een blijk van waardering. Vervolgens begint de vrouw op het andere scherm, die tot dan toe met de rug naar de toeschouwer (en de camera) stond, te zingen, zonder publiek. De zangpartij bevat eigenzinnige klanken, en is zwaar elektronisch bewerkt. Hierdoor ontstaat een ontraditionele compositie. Op het scherm tegenover haar kijkt de man haar beduusd aan. De vrouw wil vooral niet gelijk zijn aan de man, maar geeft haar eigen visie en interpretatie van de traditionele muziek. Hier geeft Neshat een belangrijk verschil aan met de emancipatie van de vrouw in het westen. In de westerse situatie heeft de vrouw meer gevochten voor een plek gelijk aan de man, terwijl in de islamitsche variant de vrouw vecht voor een vrije plek die niet per se gelijk is aan die van de man. In al haar video’s is de islamitische vrouw op zoek naar haar eigen weg.

Muziek


Bewerkte islamitische muziek en religieuze teksten met een meditatief karakter zijn veelal een onderdeel van de soundtrack en hebben een groot aandeel in de video’s. Neshat heeft in samenwerking met de Amerikaanse minimal composer Philip Glass de film Passage (2001) gemaakt. De zwaar symbolische video vol verwijzingen naar overgangsrituelen doet zeer spiritueel aan. De soundtrack is echter zo typisch in de stijl van Glass dat ik me niet kon afsluiten voor de associatie met de film Koyaanisqatsi (en de vervolgen erop) waarin Glass ook verantwoordelijk was voor de soundtrack. Dit heeft tot gevolg dat de video zijn ‘Oosterse magie’ verliest en een westerse onderlaag krijgt.

Nuance

Mahdokht, 2004, Production Still, Photo: Larry Barns, Copyright Shirin Neshat 2004, Courtesy Gladstone Gallery, New York
Mahdokht, 2004, Production Still, Photo: Larry Barns, Copyright Shirin Neshat 2004, Courtesy Gladstone Gallery, New York

De houding van Neshat is ondanks de actuele en zeer gevoelige onderwerpen neutraal. Ze wijst de problemen en situaties aan, maar kiest daarin geen partij. Er zijn geen winnaars of verliezers aan het einde van de verhalen. Toch is haar werk soms erg politiek beladen. The Last Word (2003) bijvoorbeeld toont een schrijfster die wordt onderworpen aan een verhoor. Een man stelt de vragen, maar de schrijfster antwoordt niet. Pas aan het eind van de video antwoordt ze door een gedicht voor te dragen. De video heeft als enige van alle video’s ondertiteling. Door de nadruk op het gesproken woord, maakt Neshat een duidelijk politiek statement. Het is een aanklacht tegen de censuur die door de Iraanse overheid wordt opgelegd. Hiermee heeft de kunstenares zelf ook te maken; ze komt Iran niet in en haar werk wordt er niet vertoond. Ze weet met The Last Word op poëtische wijze een heldere stelling in te nemen die niet geforceerd overkomt.

Mahdokht, 2004, Production Still, Photo: Larry Barns, Copyright Shirin Neshat 2004, Courtesy Gladstone Gallery, New York
Mahdokht, 2004, Production Still, Photo: Larry Barns, Copyright Shirin Neshat 2004, Courtesy Gladstone Gallery, New York

Vaker echter kiest ze voor de nuance. De video Mahdokht (2004) is gebaseerd op een personage uit het in Iran verboden boek Women without Man uit 1989 van de Iranese schrijfster Shahrnush Parsipur. De toeschouwer wordt meegevoerd naar het onderbewuste van een vrouw die in het water ligt om daar haar leven te eindigen en zich als een boom te planten in haar ouderlijke tuin. Herinneringen, obsessies en waanzin worden in zwaar suggestieve beelden vertaald. Met de video Mahdokht bereikt de expositie een spiritueel hoogtepunt.

Shirin Neshat creëert met haar video’s een zeer geslaagd magisch realistische ervaring voor de beschouwer. Haar video’s verhouden zich formeel gemakkelijk tot bioscoop producties mede door het gebruik van letterlijke visuele tegenstellingen die voor de beschouwer direct leesbaar is. Ook al lijken ze op het eerste gezicht zo stereotyperend voor de islamitische gemeenschap, de onderwerpkeuze en symboliek worden dankzij haar filmische behandeling universeel van aard.

Boeken / Fictie

Een volwassen sprookje in een kinderpyjama

recensie: John Boyne - De jongen in de gestreepte pyjama

Het lijkt een trend te zijn, boeken waarvan niet helemaal duidelijk is of ze voor jongeren of voor volwassenen zijn geschreven. Het begon met het fantastische The curious incident of the dog in the night-time van Mark Haddon en nu is er De jongen in de gestreepte pyjama (The boy in the striped pyjamas) van John Boyne, dat met Haddons boek vergeleken wordt. Ook in dit boek wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van een kind en ook hier levert dat verrassende inzichten op.

De verhuizing

De hoofdpersoon in De jongen in de gestreepte pyjama is Bruno, die negen jaar is als het verhaal begint en tien als het eindigt. Bruno woont in het Berlijn van 1943 en is daar heel gelukkig met zijn “drie beste vrienden voor altijd”. Wanneer zijn vader een promotie krijgt nadat “de Furie” bij hen thuis is komen eten, moeten Bruno, zijn zus Gretel die “een hopeloos geval” is, zijn moeder en zijn vader verhuizen. Het wereldschokkende effect dat deze mededeling op een kind heeft, wordt door de meeste volwassenen waarschijnlijk vergeten, maar niet door Boyne. Knap schetst hij Bruno’s opperste verwarring en zijn onmogelijkheid om het belang van andere zaken dan de zijne in te zien.

~

Het nieuwe huis bevalt Bruno helemaal niet: het heeft maar drie verdiepingen in plaats van vijf en er zijn geen geheime plekjes om je te verstoppen. Er is geen stad, er zijn geen steegjes en bovenal zijn er geen andere kinderen om mee te spelen. Tot Bruno uit het raam van zijn slaapkamer kijkt. Hij ziet iets heel vreemds: langs het huis staat een heel hoog, heel lang hek (zo ver Bruno kan zien) en daarachter staan houten huisjes en lopen allemaal mensen in gestreepte pyjama’s. Zijn eerste conclusie is dat de kinderen daar er niet aardig uitzien, dat zijn geen kinderen waarmee hij wil spelen. Geen politiek correcte conclusie van Boyne/Bruno, maar het zegt wel iets over de hardvochtigheid waarmee kinderen kunnen oordelen.

Een nieuwe blik

Het consequent volgehouden standpunt van een negenjarige geeft Boyne de mogelijkheid de volwassen wereld op een begrijpelijke manier onbegrijpelijk te maken, en zijn keuze voor de Tweede Wereldoorlog als setting is gewaagd. Bruno sluit vriendschap met een jongen uit het kamp, een vriendschap die niet zonder gevolgen blijft. De manier waarop Bruno met de wereld omgaat, zijn volledige vertrouwen in de goedheid ervan en zijn gebrek aan kennis over goed en kwaad, zijn voor ons naïef en tegelijk zowel ontroerend als uitermate pijnlijk. Het geeft ons te denken over de manier waarop wij volwassenen soms met de wereld omgaan.

Inhoudelijk gezien is de keuze voor een negenjarige verteller slim: op die leeftijd is de wereld nog echt onbegrijpelijk, en dat geeft Boyne de mogelijkheid om op een nieuwe manier over een veel beschreven periode in de geschiedenis te schrijven. Bruno’s onbegrip is eigenlijk hetzelfde als het onze, wanneer wij als naoorlogse lezers nadenken over de oorlog. Hij is nieuwsgierig naar hoe het er aan toegaat achter het hek, maar hij kan zich er niet werkelijk iets bij voorstellen. En zoals Bruno dagelijks met een portie brood en cake voor onderweg naar zijn vriend in het kamp loopt, zo kijken wij naar Schindler’s list of een documentaire over Hitler onder het genot van bier en borrelhapjes.

Onze nieuwsgierigheid hebben wij met Bruno gemeen, maar onze kennis over de oorlog stelt ons in staat dingen te begrijpen die Bruno’s voorstellingsvermogen altijd te boven zullen gaan. Die kennis houdt ook in dat wij Bruno’s naïviteit nooit meer zullen terugkrijgen, een naïviteit die, getuige de afloop van het verhaal, uiteindelijk niet na te streven is. Boyne speelt zo een spel met ons verlangen om weer kind te zijn en de wereld onbevangen te kunnen bekijken.

Ontluisterend sprookje

Het enige kleine minpuntje aan De jongen in de gestreepte pyjama betreft de stijl en misschien zelfs alleen de vertaling. Het idioom van een negenjarige is zeer beperkt en hoewel de nieuwe woorden die Bruno verzint voor onbegrijpelijke en onverstaanbare zaken origineel zijn, is het eenvoudige karakter van de tekst niet altijd even doeltreffend. Het vertalen van een specifiek taalgebruik, in dit geval kindertaal, is altijd moeilijk, waarbij letterlijk vertaalde stijlfiguren hun effect vaak missen. Waarschijnlijk levert de Engelse tekst wat dat betreft minder problemen op.

De jongen in de gestreepte pyjama is een ontluisterend, bijzonder sprookje voor volwassenen. De opbouw van het boek draagt bij aan dat sprookjesachtige: “Het laatste hoofdstuk” eindigt met “En dat is het einde van het verhaal over Bruno en zijn familie. Natuurlijk gebeurde dit allemaal heel lang geleden en kan zoiets nu niet meer gebeuren. Niet in onze tijd.” Maar op de een of andere manier klinkt dat toch niet zo geruststellend.

Boeken / Non-fictie

Een bundeling van helden

recensie: Gijsbert Kamer - Pophelden

Een bundeling van interviews met blijvers in de popmuziek, oftewel de ‘Pophelden’ van journalist Gijsbert Kramer. Dat is in het kort de strekking van het boek Pophelden. Het boek is deel nummer veertien in de serie Luis in de Pels, waarin de Volkskrant boeken van zijn journalisten uitgeeft.

Kamer is een grote liefhebber en schrijft dat popmuziek hem intrigeert. Zelfs na honderden recensies, beschouwingen en interviews houdt ze hem nog steeds in een ijzeren greep. Hij zal niet rusten voordat hij alle raadsels van de popmuziek heeft doorgrond. Kamer zegt dat hij schrijft voor de liefhebber, voor de mensen die zich willen laten verrassen in de platenzaak en het liefst spreekt hij met oeuvre-bouwers, met pioniers en met zijn jeugdhelden. Hierbij is altijd de blijvende nieuwsgierigheid het belangrijkste. Het staat allemaal geschreven in de inleiding op de verzamelde interviews die iedere liefhebber uiteraard al in de krant had kunnen lezen.

Mindfucken

Maar juist door Kamers’ inleidingen op de interviews, en zijn motivatie waarom hij voor deze interviews heeft gekozen, is de verzameling de moeite waard om te lezen. Zo krijgt de eeuwige interviewer een gezicht, wordt hij mensenlijker en krijgt hij iets van de soms broodnodige emotie. De kracht zit natuurlijk in het interview, en vooral de manier van schrijven. Uit niets een boeiend verhaal maken dat is iets wat Kamer behoorlijk goed onder de knie heeft. Neem bijvoorbeeld het eerste interview met Lou Reed, volgens Kamer de ‘geluidsbepaler’ van de jaren zestig en zeventig. Reed was uit zijn humeur en reageerde zijn woede af op de interviewer. Door desinteresse, lompheid en een potje mindfucken, ging Kamer compleet gedesillusioneerd terug naar het gebouw van de Volkskrant. Het stuk dat Kamer ervan weet te bakken is een van de meest boeiende stukken uit de verzameling, mede door het portret dat van Reed geschetst wordt.

Ook de andere gesprekken met zijn oude helden hebben iets fascinerends. Bijvoorbeeld het persoonlijke gesprek met de linkse Robert Wyatt of de angstige Tom Waits,die steeds hetzelfde ‘zand-in-de-ogen-strooi-verhaal’ ophangt aan iedere journalist, om zijn privé-leven geheim te houden. Ook het verhaal met Solomon Burke is een van de hoogtepunten uit de bundel. Omdat Burke te laat is voor het interview en omdat Kamer een vliegtuig moet halen wordt het interview in de auto naar het vliegveld afgenomen. Of neem het interview met de geleefde Brian Wilson, waarbij Wilson iets te openhartig is, iets te fel van leer trekt en iets te heftig reageert op de eeuwige begeleiding om hem heen.

De interviews met jongere helden als Beck, Stuart Murdoch
en Thom Yorke zijn net iets minder, omdat, hoe goed Kamer zijn best ook doet, hij zich minder in kan leven in het verhaal dat hij schrijft. Het duidelijkst is dat in het interview met Lauryn Hill die nog niet helemaal voor vol wordt aangezien. Dit heeft duidelijk te maken met het moment waarop het interview werd afgenomen. Ook het rijtje Nederlandse sterren, waarbij Jacco de Greeuw, Spinvis
en Anouk aan bod komen, hoort niet tot het hoogtepunt van Pophelden. Hoewel het verhaal over zijn vriend Spinvis van heel dichtbij is geschreven, straalt de passie er minder goed vanaf. Waar dat wel gebeurt is het boek een lust om te lezen.

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Muziek / Album

Geraffineerde mathpop

recensie: About - Bongo

Da-da-da-da-ts-ts-ts-ts…. Da-da-da-da….tstststst! De elektronische ritmes op het debuut van About zijn hyper en aanstekelijk, maar uitermate onnavolgbaar, evenals de melodieën. Knappe jongen die dit kan meezingen of hierop kan dansen. Toch is Bongo van About een dansplaat bij uitstek. Sterker nog (ja, véél sterker nog): Bongo is het beste debuut van Nederlandse bodem uit het jaar 2006.

~

Hoe het geluid van About het beste in woorden te vatten? Het guiled vna Baout is the betse te romschvijne lsa ene zin wraain de letrtes vna ed woroden doro eklaar gelushsed zinj, mara waravan je de bteeknise thoc gode bgerjipt… Duidelijk? Een soort elektronische muziek in een verkeerde volgorde dus, maar die klopt als een bus en toch compleet is. Een soort poppie variant van het harde mathcore. Mathpop? Het zit in ieder geval behoorlijk wiskundig in elkaar.

Deze razend knappe muziek van Rutger Hoedemaekers heeft veel weg van het Amsterdamse electro-duo Zea: gestoorde breaks op de voorgrond met een vrij droge zangstem op de achtergrond. Maar About is geraffineerder en vrolijker dan Zea. Nog een leuke wetenswaardigheid van Bongo is het label waarop het is uitgebracht: niks minder dan het Cock Rock label van Jason Forrest, beroemd van veel goede breakcore. Zo hard als veel muziek op Forrest’s label is About zeker niet, maar de keuze is niet onlogisch.

En dan nu een paar redenen waarom de Bongo luisterervaring je volledig van je voeten slaat en je onmiddellijk je vrienden doet optrommelen om een About-fanclub op poten te zetten:

A: De fantasiebeesten met stropdassen op de hoes zijn cool.

B: Twee is beter dan één. Zeker als die ander GRAM, a.k.a. Marg van Eenbergen is, bekend van Seedling en als de vriendin van. Ze staat Rutger muzikaal bij en maakt met haar stoere stem van het gitaarpopliedje Banddynamics een instant hit. Helaas is dit het enige liedje (let op het sportfluitje!) waarin haar stem op de voorgrond treedt.

C: Gemartelde instrumenten klonken zelden zo goed als in het gestoorde openingsnummer met de titel Think Niles Drink of het instrumentale Furry Dice(dangling from the guitar).

D: Niet alleen het standaard pop/rock-instrumentarium, als elektrische gitaar, bas en drums worden hier door de About-mangel gehaald. In Nogato en Friends Applaud, the Comedy is Over speelt een piano een soort moderne klassieke riedel, waarover een saxofoontje een zo mogelijk nog onmogelijkere riedel heen blaast, ondersteund door nog wat onwaarschijnlijke blaasinstrumenten zoals hobo en fluit. Rutger’s stem klinkt alsof hij zijn stembanden onder stroom heeft gezet. Dit kun je onmogelijk meezingen. Zelfs Rutger zelf niet…

E: Wie pop, moderne klassieke muziek, wiskundige electro en stamphouse (Stack of Marshalls) succesvol met elkaar weet te combineren tot een aanstekelijk dansbaar geheel is … ontiegelijk knap.

Beste mensen, erken dit werkje!

Film / Films

Een kolderieke keizer

recensie: The Sun (Solntse)

In Alexandr Sokurovs The Sun zien we de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog door de ogen van de Japanse keizer Hirohito, die tot aan het einde toe maar niet wilde capituleren. Zijn uiteindelijke overgave hangt samen met zijn transformatie van goddelijke leider tot mens; op het moment van deze transformatie is zijn oorlog voorbij.

~

Al eerder maakte Sokurov twee indrukwekkende films waarin een portret werd geschetst van belangrijke wereldleiders. In Moloch (1999) gaf hij zijn visie op Hitler en in Taurus (2001) toonde hij Lenin in zijn laatste dagen. Ook The Sun geeft een knap psychologisch kijkje in de geest van een machtige, maar ook erg tragische figuur. De film toont een keizer die van zijn voetstuk valt en zal daarom zwaar moeten vallen in Japan, een land dat zich nog steeds niet heeft verzoend met het eigen verleden. Hirohito, een man die weliswaar volgens de traditie een goddelijke status had, wordt hier toch niet getoond als een machtswellusteling. De keizer dacht dat wat hij deed het beste was voor zijn volk. Pas toen hij zag dat door zijn toedoen het volk de afgrond instortte, kwam bij hem de schaamte en wilde hij zich net als iedereen ‘mens’ voelen. Zijn goddelijke status verwierp hij dus zelf, terwijl zijn lakeien hem nog als een god zagen. Het moment waarop hij toegeeft aan de wensen van generaal MacArthur, die van Japan een belangrijke democratische bondgenoot wil maken, is het moment waarop hij zijn goddelijke waardigheid opgeeft en mens wordt.

Verward figuur

We krijgen Hirohito te zien als een wereldvreemde zelfbenoemde bioloog, met een fascinatie voor de evolutietheorie. Voor een kort moment zien we hem bezig in zijn werkkamer, waar zijn gedachtes in de trant van het darwinisme hem in een paar stappen van een krab via de oceaan bij zijn vijand de VS brengen. In een prachtig gechoreografeerde scène zien we vervolgens Amerikaanse vliegtuigen als vissen in het water bombardementen plegen op Japan. De keizer wordt gepresenteerd als een geestelijk verward figuur, omringd door jaknikkende adviseurs. Deze durven hem niet te verkondigen dat zijn leger zware verliezen lijdt en Japan de oorlog gaat verliezen. Pas op het einde, wanneer hij wordt opgepakt, komt hij met beide benen op de grond en ziet hij in dat hij heeft verloren.

~

Hoewel er een oorlog gaande is, zien we daar weinig van in deze film. We zien de keizer in zijn vertrekken bezig met zijn dagelijkse activiteiten, zoals een gedichtje schrijven en zijn staf ontmoeten. Tot aan zijn bezinning zien we een onaanraakbaar persoon die zich als een wereldvreemde voortbeweegt. Hirohito wordt perfect vertolkt door Ogata Issei (Tony Takitani), die een burleske maar stijlvolle performance weggeeft, waarin hij de keizer eenzaam laat overkomen door heel zachtjes te praten en te bewegen. De regie van Sokurov is soberder dan we van hem gewend zijn. Dus geen overdadige camerabewegingen en aankleding zoals de in één take opgenomen Russian Ark (2002). Ook geen prachtige natuurplaatjes en vrolijke couleur locale, zoals in zijn vorige meesterwerk Father and Son (2003). In The Sun bedient hij zich van een bescheiden cameravoering, waarvan de beweegruimte zich niet verder uitrekt dan een paar kamers in het paleis. Welgeteld twee korte scènes zijn buiten geschoten en zelfs dan zien we weinig van de oorlog die er woedt. De film is erg donker uitgelicht, af en toe zelfs zo donker dat sommige objecten moeilijk te zien zijn (tip: ga dus niet helemaal achterin zitten in de bioscoop). Eigenaardig is dat natuurlijk wel voor een film met deze titel.

Memorabele scènes

De meeste scènes zijn fascinerend en schokkend tegelijk, zoals de scène tussen MacArthur en Hirohito. Hierin laat de keizer zich door de generaal als een pion bespelen en manipuleren in een schaakspel dat ‘politiek bedrijven’ heet. Een andere memorabele scène is die waarin de keizer wordt opgepakt door een groepje Amerikaanse soldaten. Rustig zegt de keizer een vogel in zijn tuin gedag; de Amerikanen lijken niet te kunnen geloven dat ‘dit kind’ keizer Hirohito is. Dit overkomt hem wel vaker, zoals wanneer een paar fotografen hem willen portretteren. Hij kan dan rustig een tijdje om het groepje heen lopen, voordat ze eindelijk doorhebben dat dit verlegen mannetje de keizer is die ze moeten fotograferen.

The Sun is een geweldige film. Het is een studie geworden over de menselijke geest. Macht, miscommunicatie, oorlog, eenzaamheid, kapitalisme en imperialisme zijn thema’s die aangesneden worden in een film waar de Russische regisseur trots op kan zijn. Dat de Japanners er minder trots op zullen zijn valt echter te begrijpen.

Boeken / Achtergrond
special: Voorproefje Holland Festival tijdens boekenweek

Kurtágs Kafka-Fragmente te fragmentarisch

“Geschlafen, aufgewacht, geschlafen, aufgewacht, elendes Leben.” Het is een van de cruciale fragmenten van Kafka in de liedcyclus Kafka-Fragmente van de Hongaarse componist György Kurtág. Tachtig jaar wordt hij dit jaar en het Holland Festival eert hem met een geheel aan hem gewijd programma op 23 juni. Als opmaat naar dit op voorhand bijzondere concert, vond in het kader van de boekenweek een uitvoering van de Kafkafragmenten plaats.

~

De Kafkafragmenten zijn precies dat: een verzameling van veertig stukjes tekst uit Kafka’s dagboeken en brieven aan Milená Jesenská. De meeste duren niet langer dan een minuut, de kortste slechts tien seconden. De fragmenten zijn gegroepeerd in vier delen, en alleen het hierboven aangehaalde fragment komt tweemaal terug. Tezamen nemen de fragmenten ongeveer zeventig minuten in beslag, waarmee het voor Kurtág een uitzonderlijk lange compositie is. Waar voor de verzamelde opusnummers van Mozart, die andere jarige, ongeveer tweehonderd cd’s nodig zijn, volstaan voor het complete oeuvre van Kurtág een handvol schijven – al zijn werken tussen 1959 en 1973 zijn in anderhalf uur te beluisteren.

Een veeleisende compositie

Vanaf de jaren tachtig is de componist een stuk productiever, met als hoogtepunt de Kafka-Fragmente op. 24 voor viool en sopraan. Van beide solisten vraagt Kurtág enorm veel, niet alleen technisch, maar vooral emotioneel. De door Kurtág uitgekozen fragmenten variëren enorm in stemming; van bitter en cynisch tot tragikomisch en zelfs ronduit grappig (‘Szene in der Elektrischen’), van berustend tot wanhopig.

Voor al die emoties draait Salome Kammer, bij het grote publiek vooral bekend door haar rol in Die Zweite Heimat, haar hand niet om. Kammer beschikt over een enorm expressieve stem, en benut die volledig. Ze zingt niet alleen, nee, ze snauwt, croont, krijst, fluistert, gromt en klinkt afwisselend als Betty Boop en Lotte Lenya, terwijl haar podiumpresentatie aan Ute Lemper doet denken.

Violiste Carolin Widmann oogt minder expressief, maar wat zij aan haar instrument weet te ontlokken, is ronduit verbluffend. Alle viooltechnieken die je maar kunt bedenken gebruikt Widmann en daarmee pareert zij Kammer woord voor woord. Precies zoals de componist het bedoeld heeft.

Te fragmentarisch

In het begin lijkt Kammer ietwat gespannen, maar al na enkele fragmenten bewijst zij dit repertoire tot in de kleinste nuance te beheersen. Doodzonde is het daarom dat de uitvoering om de haverklap door diezelfde Kammer onderbroken wordt om de tekstfragmenten los voor te lezen. Misschien handig voor wie het stuk voor het eerst hoort, maar al die onderbrekingen halen alle vaart uit de uitvoering, waardoor van een dramatische spanningsboog geen sprake is. En dat is jammer, want hierdoor is deze uitvoering geen ‘gecamoufleerde opera’, de terechte typering die Adrienne Csengery, de zangeres voor wie Kurtág het werk schreef, aan de Kafkafragmenten meegaf.

De toehoorder blijft met een halfslachtig gevoel achter. Salome Kammer en Carolin Widmann bieden een technisch perfecte en zeer expressieve uitvoering, maar als geheel is het te fragmentarisch, wat juist voor een uitvoering van Kurtágs Kafka-Fragmente dodelijk is.

Gehoord: György Kurtág – Kafka-Fragmente door Salome Kammer (sopraan) en Carolin Widmann (viool), Muziekgebouw aan ’t IJ, dinsdag 21 maart.

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Film / Films

Gefluister in het puin

recensie: Voices of Bam

26 December 2003 werd Bam (Iran) getroffen door een aardbeving. Naar schatting 26.000 mensen kwamen om onder het puin van de eeuwenoude stad. Documentairemaaksters Aliona van der Horst (scenario & regie) en Maasja Ooms (co-regie & camera) gingen in 2004 naar de stad om te zien hoe de overlevenden na de ramp de draad weer hebben opgepakt en het verlies een plek hebben gegeven.

Voices of Bam is geïnspireerd op de overgebleven foto’s en negatieven die kunsthistorica en fotografe Parisa Damandan heeft gered uit het puin van de verwoeste stad. Direct na de ramp in 2003 reisde Parisa naar het rampgebied om het fotografisch erfgoed van de stad te conserveren. Samen met vrijwilligers redde zij archieven van diverse fotostudio’s. Uniek materiaal, dat deels te zien is op de website van stichting Aida International.

Glimmende brommers

~

Voor vele overlevenden zijn de foto’s de enige tastbare herinneringen aan familieleden en dierbaren. Een gemeenschappelijk verleden in snapshots: familiefeestjes, trouwerijen, portretten en trotse mannen op glimmende brommers. Vrijwel niets is nog herkenbaar – Bam lijkt een verloren stad, waar iedereen wel iemand heeft verloren. Binnen 20 seconden lag alles in puin. Een voetnoot in het wereldnieuws, maar voor de overlevenden traumatisch. Het overal aanwezige puin maar ook het bizarre billboard in de stad met daarop de wereldberoemde citadel Arg-e Bam is meer dan symbolisch, want nagenoeg alle schoonheid is uit Bam verdwenen.

Monologues intérieurs

Regisseur Aliona van der Horst zag in de foto’s een handvat om het collectieve geheugen van de bewoners en de stad met het heden te verbinden. Ook al gaat het leven ogenschijnlijk door, velen van hen zijn met hun hart en ziel nog bij de doden. Tijdens haar research liet ze in een hotelkamer mensen tegen hun foto’s spreken, op een datrecorder nam ze de vaak intieme monologues intérieurs op. In een omgeving die nog steeds herinnert aan de ramp bleken deze gesprekken vaak waardevolle intieme momenten van rauw en privacy voor de overlevenden. Een man vertelt: “De vloer kwam een meter omhoog, mijn vrouw was gestikt, haar hoofd en mond onder het stof. Ik wilde het niet zien, ik dacht: dit is niet mijn vrouw, o God, dit is niet mijn stad.” Dit verdriet, die verwondering en liefde is het hart geworden van de documentaire. De openhartige getuigenissen zijn verweven met beelden van het schrale bestaan van alledag en de overleden stad.

Een van de mooiste momenten in de film is de scène waarin dit universeel wordt gemaakt. Op een druk kruispunt spreken talloze onbekenden hardop flarden van gedachten, vragen en herinneringen uit. Het is een ontroerende weerspiegeling van het collectieve verlies wat het dagelijks leven in Bam tekent.

Toegang geweigerd

~

Het opnameproces verliep niet zonder tegenslag. Eenmaal in Teheran aangekomen voor opnamen bleek dat de autoriteiten Aliona de toegang tot Iran om onduidelijke redenen weigerden. Ze waren onwrikbaar en het project leek ten dode opgeschreven. Aliona ging terug naar Nederland en Maasja, die al in Teheran zat met de crew, bleef achter. De vrouwen besloten op 3800 kilometer afstand van elkaar de film toch te draaien. Maasja zou de regie ter plekke overnemen; een enorme verantwoordelijkheid en sprong in het diepe, ook al waren het script, de personages en de vorm al uitgewerkt. Achteraf heeft het misschien zo moeten zijn, zegt Maasja, maar op dat moment voelde ze zich net zo ontheemd en verlaten als de inwoners van de stad zelf.

Het verhaal gaat dat de stad Bam zijn naam dankt aan twee wormen; de een besluit op reis te gaan naar het onbekende en de ander blijft thuis. Hij eet zich vol aan dadels en granaatappels tot hij ontploft… Bam.

De omgekeerde vergelijking dient zich aan. Maasja verkeerde in een niemandsland. Gesluierd en afhankelijk van een tolk kon ze niets beter doen dan zich overgeven aan Bam. Aliona daarentegen kon niets anders doen dan afstand nemen. Het wachten op de resultaten moet vreselijk frustrerend en rauw geweest zijn na zo’n intensieve voorbereiding: anderhalf jaar research en drie voorbereidende reizen. Als extra tegenslag kwam daar ook nog eens bovenop dat de filmblikken die vanuit Iran naar Nederland werden verzonden pas na drie weken aankwamen, terwijl Maasja in Iran gewoon doorfilmde.

Juweeltjes

Het getuigt van doorzettingsvermogen en flexibiliteit van twee moedige regisseurs en een gemotiveerde crew (die bereid was taken over te nemen) dat de film toch is geschoten. Het zegt ook iets over het onverwachte en kwetsbare, wat het proces van het filmen vaak is. De onzekerheden en reflecties van beide vrouwen over dit proces zijn terug te lezen in hun dagboek (ook te vinden op de reeds genoemde website).

Misschien is het juist deze kwetsbaarheid die de film een extra bijzondere lading en compassie doet uitstralen? Alle hoofdpersonen zijn volledig op hun gemak en sommige scènes zijn juweeltjes om te zien. Waar anders dan in de keuken praten vrouwen met elkaar over mannen en hertrouwen? En broertjes – de lastpakken – zitten die niet overal ter wereld aan je spullen? De kijker zal ervaren dat de emotie die het oproept vooral van binnenuit hemzelf komt. Voices of Bam relativeert in stilte ook de verworvenheden van het dagelijks bestaan hier. Doordat de camera zich richt op eenvoudige dagelijkse dingen is ze dwingend maar niet afstandelijk en spreekt ze misschien ook tot onze gepantserde emoties. De lange shots verweven met de monoloques intérieurs van de personages geven de kijker tijd voor beschouwing en eigen herinneringen. Hoe volwassen en kinderlijk tegelijk weten de overgebleven broers en zussen uit een gezin hun hechte band in stand te houden. Spelenderwijs nemen ze de opvoeding van hun jongste broertje over terwijl hun ouders toekijken vanaf het dressoir. Hoe groot is het geluk van de vrouw die na de ramp werd gered door haar geheime liefde en nu toch met hem kan trouwen. Uit alle verhalen spreekt een individuele hoop en een toekomst die open ligt; het geeft de sluiers van Iran een andere dimensie.

Voices of Bam laat zien en horen dat in tenten en containers en tussen brokstukken puin het leven weer doorgaat maar dat haast niet meer bestaat voordat het verleden collectief is verwerkt. Voor ons ongeduld misschien langzaam, maar Voices of Bam loopt in de pas met de inwoners van de stad, de restauratie van de citadel en de makers van de documentaire. Het resultaat is een bijzonder poëtisch en introvert portret dat laat zien hoe leeftijdloos en onvoorspelbaar de veerkracht van mensen is.

Met dank aan Maasja Ooms

Boeken

‘We all copy from ourselves or somebody else”

recensie: David Thompson (Ed.) - Altman on Altman

Een boek uit de reeks Directors on directing is een van de leukste cadeaus die een filmliefhebber zich kan wensen. De boeken bestaan volledig uit interviews, waarin de filmmakers (ogenschijnlijk) verbatim geciteerd worden. 300 pagina’s informatie uit primaire bron maken Altman on Altman tot een van de waardevollere afleveringen in de reeks. Als de redacteur (lees: interviewer) ook nog eens een deskundige en betrouwbare filmhistoricus als David Thompson is, die dit nieuwste Directors on directing boek voorziet van een schat aan achtergrondinformatie en die uiteraard de juiste vragen stelt, is het helemaal smullen voor de liefhebber.

Scène uit 'Dr. T and the Women'
Scène uit ‘Dr. T and the Women’

Aan feiten dan ook geen gebrek in Altman on Altman: over Robert Altmans begindagen als regisseur (als maker van instructiefilmpjes) en zijn uitvoerige tv-carrière is weinig bekend, en Thompson vertelt en vraagt genoeg over deze periode om er een interessant beeld van te schetsen. De meeste aandacht gaat natuurlijk uit naar zijn speelfilms: erkende meesterwerken als M*A*S*H, The Long Goodbye en Nashville. Maar ook zijn vaak bizarre toneelverfilmingen uit de jaren tachtig komen aan bod, en bijvoorbeeld zijn documentaire over James Dean. De inmiddels 80-jarige Altman vertelt eerlijk, openhartig en zakelijk over zijn films. Dit levert waardevolle achtergrondinformatie op over al zijn producties: de bizarre opnames van Popeye, Altmans motivaties voor Vincent and Theo, het feit dat hij sinds 1971 vrijwel elke scène met twee camera’s tegelijk opneemt, enzovoorts.

Visie

Naast het feitenmateriaal leiden ook de monologen van de eigenzinnige regisseur tot fascinerende inzichten in zijn carrière. “We all copy from ourselves or somebody else”, meent de pretentieloze Altman. De regisseur ontkracht resoluut maar aandoenlijk de auteurtheorie: hij ontkent steevast er een eigen visie op na te houden, en houdt vol dat een film alleen door de samenwerking van de hele crew tot een geslaagd einde kan worden gebracht.

I don’t know what I would have done if they’d just said ‘Well, do what you want to do’. I probably would have made a lot of worse films than I have done.

Scène uit 'The Long Goodbye'
Scène uit ‘The Long Goodbye’

Herhaaldelijk blijkt dat dit geen valse bescheidenheid is: hij blijft erbij dat hij niet meer dan een vakman is, die samen met zijn medewerkers een aantal mooie films heeft gemaakt. Evengoed schaamt hij zich niet voor zijn duidelijkste miskleunen: voor films als Prêt à Porter, Dr. T and the Women en The Gingerbread Man heeft hij niets dan goede woorden over. Altman vergelijkt voltooide films met zijn kinderen, van wie hij ook de gebreken voor lief neemt en die hij ook niet in waarde rangschikt. Dat The Gingerbread Man mislukte was trouwens te wijten aan het feit dat hij zonder Altmans medewerking gemonteerd werd – dat was volgens de regisseur verrassend genoeg de enige keer in zijn hele carrière dat hij werd gedwarsboomd. Altman vindt ook dat zijn films eigenlijk pas beoordeeld kunnen worden als je ze (minstens) tweemaal gezien hebt. Wie de films kent weet dat dit geen arrogantie is: zijn beste films zijn zo gelaagd en geraffineerd dat herhaaldelijk kijken ze alleen maar waardevoller maakt.

Voetnoten

Hier en daar stelt Thompson vragen die zo gedetailleerd zijn, dat Altman er weinig meer over kan zeggen en er dus nauwelijks op ingaat, maar de meeste obsessieve informatie heeft de auteur gelukkig netjes in voetnoten verwerkt. Verder is Altman vooral zelf aan het woord, en voor zo’n bijzondere en eigenzinnige regisseur vertelt hij op opvallend bescheiden, maar wijze toon hoe zoveel van de beste films uit de moderne Amerikaanse cinema tot stand zijn gekomen. Een uitstekend boek dus: in elk geval een must voor wie van Altmans films houdt, maar niet minder waardevol voor wie zich voor Amerikaanse cinema interesseert.