Theater / Achtergrond
special: In memoriam: Gees Linnebank (1945-2006)

Joyeus theatergrootmeester met groot hart

Acteur, regisseur en docent Gees Linnebank is donderdag 15 juni op 61-jarige leeftijd overleden. Linnebank leed al enkele jaren aan een vorm van botkanker. Toch bleef hij, gedreven door zijn ontembare toneelpassie en optimisme, wanneer zijn conditie het maar enigszins toeliet, de meest prachtige rollen spelen. Verbonden aan het Nationale Toneel, speelde hij dit seizoen nog vader Pattini in Claus’ Een Bruid in de Morgen. Hij was nog lang niet uitgespeeld en zou volgend seizoen in Blackbird van David Harrower staan. Met Gees Linnebank verliest het Nederlandse theater een van zijn meest unieke, indringende, gretige en innemende acteurs.

Een Bruid in de Morgen
Een Bruid in de Morgen

Linnebank debuteerde als acteur in 1969 bij het Nieuw Rotterdams Toneel. Zijn talent werd al snel onderkend en hij bouwde een veelzijdige carrière op. Zo speelde hij in 1972 in The Family, een bijzonder succesvol en controversieel theaterfeuilleton van Lodewijk de Boer. Hij had een groot talent voor repertoiretoneel en gaf indrukwekkende vertolkingen van bekende personages als Brechts Arturo Ui, Tsjechovs Wanja, Harpagon in Molières De Vrek en bovenal Cyrano in Rostands Cyrano. In deze voorstelling liet hij voor eerst het in Nederland een integere, breekbare Cyrano zien, verscheurd door liefdesverdriet en lijdend aan het leven. “Cyrano was een mijlpaal in de wervelende acteerloopbaan van Gees Linnebank”, aldus theatercriticus Loek Zonneveld.

Traditie en vernieuwing

Opgeleid in de lyrisch-dramatische theatertraditie van grootheden als Han Bentz van den Berg en Guus Hermus – wiens magistrale vertolking van Cyrano hij wist te evenaren – en geïnspireerd door de theatervernieuwingen van de jaren zeventig, bewoog Linnebank zich met zijn karakteristieke, indringende stem, zijn nauwkeurige tekstbehandeling en zijn bruisende spel soepel tussen traditie en vernieuwing. In 1981 ontving hij voor zijn vertolking van de hoofdrol in Bertold Brechts Mijnheer Puntila en zijn knecht Matti de prestigieuze prijs voor beste acteur, de Louis d’Or. Hij speelde in vrije producties en bij grote gezelschappen als het Publiekstheater en het Ro theater; hij speelde veel bij de Haagse Comedie, nu het Nationale Toneel, waar hij de laatste jaren deel uitmaakte van de vaste kern. Zijn vertolking van de gierigaard Harpagon in Molières De Vrek was één van Linnebanks artistieke hoogtepunten bij het Nationale Toneel.

Foto: Deen van Meer
Foto: Deen van Meer

Naast acteur was Gees Linnebank van 1984 tot 1988 artistiek leider van het toen al zieltogende Arnhemse gezelschap Toneelgroep Theater, dat in 1989 werd opgeheven. Hoewel hij er met grote toewijding regisseerde en speelde, met zijn Cyrano als onbetwist hoogtepunt, wist hij de groep niet van de ondergang te redden. Later wijdde hij zich vol overgave aan het doceren op de theateropleidingen van Arnhem en Maastricht, waar hij veel jonge theatermakers wist te inspireren. Zo leidde hij onder meer Stefan de Walle op, die later op zijn beurt een voortreffelijke Cyrano zou spelen bij het Nationale Toneel. Daarnaast speelde hij in talloze films en televisieseries zoals Ti-ta-tovenaar, De Kleine Blonde Dood, Flodder en Baantjer. Met zijn fenomenale stem werkte Linnebank mee aan diverse hoorspelen en tekenfilms als Aladdin en Als je begrijpt wat ik bedoel.

Hypnotiserend

Gees Linnebank had als acteur een haast hypnotiserende aanwezigheid. Met zijn gedrongen, soepele lichaam, zijn scherpe gezicht met ogen als vurige kooltjes en zijn karakteristieke, doordringende stem waarmee hij zelfs fluisterend tot het derde balkon kwam, wist Linnebank de aandacht van het publiek moeiteloos naar zich toe te trekken. Hij kwam volledig tot zijn recht in karikaturale rollen met veel pruiken en schmink, maar kon ook prima met meer realistische personages uit de voeten. Zelfs tijdens zijn slopende ziekte stroomde zijn spel nog over van energie, zozeer dat hij wel eens moest worden afgeremd. Maar eenmaal zijn energie gekanaliseerd, zette hij met één subtiele beweging of één verassende stembuiging een veelzijdig en geloofwaardig personage neer. Altijd optimistisch en met tomeloos enthousiasme, wist hij zelfs het meest moeizame repetitieproces leven in te blazen. Hoewel Linnebank zielsveel van theater hield, kon hij al dat opgeblazen theatergedoe heerlijk relativeren. Hij was gretig, attent en kon goed kritiek geven en incasseren.

“Mijn blik alziende en mijn timbre soeverein”, zomogelijk meer nog dan op de tragische Cyrano, zijn deze woorden van toepassing op zijn vertolker Gees Linnebank: de prachtige acteur, de innemende optimist, de joyeuze theatergrootmeester met het grote hart.

Film / Films

Pacino’s beste film

recensie: Dog Day Afternoon (Special Edition)

Dog Day Afternoon (1975) is een van de meest iconische Amerikaanse kwaliteitsfilms van de jaren zeventig, waarin Al Pacino alle registers opentrekt om zijn capaciteiten als acteur te vertonen. De film vertelt het op feiten gebaseerde verhaal van Sonny (Pacino), die met twee kompanen een bank berooft om de geslachtsoperatie van zijn vriend te financieren. Dat is althans de bedoeling: zoals in iedere bankovervalfilm gaat het faliekant fout en mondt de situatie uit in een gijzelingsdrama en een mediaspektakel.

~

Het bijzondere van Dog Day Afternoon is echter dat de film zo sober is. Lumet (destijds al een veteraan – hij regisseerde dertig jaar eerder al 12 Angry Men) laat alle sensatie en moralisme waartoe het verhaal uitnodigt volledig achterwege. Het is geen melodrama, maar ook geen thriller. De film heeft geen score en geen opvallende aankleding of camerawerk. Dat laatste is nog het meest subtiel: Dog Day Afternoon is een schoolvoorbeeld van de verloren kunst van het monteren, die in de jaren zeventig hoogtij vierde. De scènes zijn zo vakkundig versneden dat ze – zonder dat je het een moment merkt – de spanning opvoeren en weer afbouwen.

Lichaamstaal

Met deze aanpak komt alle aandacht bij de acteurs terecht, die er een buitengewoon enerverend schouwspel van maken. Zonder te verdwijnen in het karakter (je bent je er altijd van bewust dat je naar Pacino kijkt) maakt hij van Sonny een geheel overtuigend personage. De flamboyante Pacino, die later zo vaak een macho zou spelen, vertolkt Sonny als een romantische, obsessieve schlemiel. Met louter oprechtheid: de tragiek van zijn illusie dat hij de idiote operatie tot een goed einde kan brengen is meeslepend. De vroeg gestorven acteur John Cazale (Fredo uit The Godfather), even oprecht als zijn tegenspeler Sal, weet ook de juiste tragische toon te vinden als de meer introverte bankovervaller, die nog minder van wanten weet dan Sonny. Maar uiteraard is het Pacino die de film draagt: hij is het centrum van iedere scène. De acteur heeft misschien betere rollen gespeeld, maar er zijn waarschijnlijk geen films waarin zijn intense acteerwerk – zijn lichaamstaal, zijn dictie, zijn wilde ogen – een betere plaats krijgt. Alle facetten van de film geven Pacino de ruimte, zodat alles afhangt van zijn explosieve prestatie, die de voornaamste reden is dat de film zo overtuigend werkt.

Uitstekende toevoegingen

~

De dvd is een eersteklas uitgave: een sobere verpakking met als inhoud een smetteloze transfer, onderhoudend commentaarspoor van de regisseur, en bescheiden achtergrondmateriaal in de vorm van een gloednieuwe documentaire en een promotiefilmpje uit de tijd van de film. Een uiterst sympathieke Lumet (inmiddels stokoud) vertelt geroutineerd feitjes, anekdotes en motivaties. Het commentaar is het meest interessant als hij uitlegt hoe de film tot stand gekomen is, bijvoorbeeld in hoeverre de acteurs afwijken van het scenario en wat Pacino’s inbreng is geweest. Af en toe laat hij zich meeslepen door de film en blijft het stil, maar over het algemeen is het een uitstekende toevoeging. Het enige nadeel van het extra materiaal is dat op de overeenkomsten en verschillen met het ware verhaal niet zo diep wordt ingegaan. Zelfs de nieuwe documentaire van Laurent Bouzereau die de film vergezelt behandelt allerlei facetten (en toont zelfs Al Pacino die enthousiast terugblikt), maar blijft – voor Bouzereau typisch genoeg – volledig aan de oppervlakte.

Muziek / Album

Intrigerend muzikaal landschap

recensie: Niobe – White Hats

Zij die thuis zijn in de Griekse mythologie weten dat het met Niobe slecht afliep. Toen zij de inwoners van Thebe beval haar te aanbidden in plaats van de godin Leto werd een groot deel van haar veertien kinderen vermoord. Hierop vluchtte Niobe naar de berg Sipylos, waar ze in een steen veranderde of zelfmoord pleegde. Haar tranen vormden de rivier.

~

Niobe is niet alleen een tragische figuur uit de Griekse mythologie en een karakter uit de Matrix-trilogie. Het is ook een vanuit Keulen opererende zangeres op het experimentele Duitse label Tomlab die een avontuurlijke en verrassende vierde plaat heeft gemaakt.

Diva

De eerdere drie platen van Niobe (Yvonne Cornelius) waren vrij ontoegankelijke geluidscollages waarin haar stem nauwelijks te herkennen viel. Het meest opvallende aan White Hats is dan ook het feit dat het een zo toegankelijk album geworden is. Van een experimentele klankenkunstenaar heeft ze zich ontwikkeld tot een ware diva die zich op momenten kan meten met een hedendaags icoon als Roisin Murphy. Ook de geest van Marlene Dietrich is niet ver weg. Slechts een enkel nummer (Well and Wise) herinnert nog aan haar experimentele verleden.

80 jaar muziekhistorie

Op White Hats neemt Niobe de luisteraar mee door tachtig jaar muziekhistorie. Zo bevind je je in een vooroorlogse Berlijnse Nachtclub (Drei Zinnen) om even later te belanden in een decadente Newyorkse Disco tijdens een electroclash-avond (Cool Alpine). Als je naar buiten gaat kom je er echter achter dat je al die tijd in een Zwitserse alpenhut zat. Buiten zit een groepje gitaar te spelen rond een kampvuur (White Hats, The Hills). Dit album is een eclectische mix van stijlen geworden, met de stem van Yvonne Cornelius als verbindend element. Soms klinkt die kraakhelder; andere keren is er een bak effecten op losgelaten, maar altijd is de stem het meest opvallende instrument op dit album.

Divers

Een groot publiek zal Niobe waarschijnlijk ook met haar vierde album niet bereiken. De kans is groot dat ook deze plaat onopgemerkt zal blijven. En dat zou jammer zijn. White Hats is een intrigerende plaat die, alleen al door de enorme diversiteit, van begin tot eind spannend blijft. White Hats heeft eigenlijk maar één minpunt. De songs blijven af en toe steken in het stadium van potloodschetsen en kunnen her en der nog wat inkleuring of verdere uitwerking gebruiken. Maar als het enige minpunt is dat je verlangt naar meer kan ik er in ieder geval mee leven. Als Niobe op dit nieuw ingeslagen pad blijft, kunnen we nog veel moois van haar verwachten. Ze heeft voorlopig alvast één intrigerende plaat op haar naam staan. Nu maar hopen dat deze cd niet hetzelfde lot beschoren is als de figuur uit de Griekse triologie, of het karakter uit de Matrix-trilogie wat dat aangaat. Beide kwamen er immers niet al te best vanaf.

Film / Films

Gevoelige snaren

recensie: Ik wil nooit beroemd worden

“Goh, ik geloof dat ik altijd van je zal blijven houden,” een paar seconden nadat succesvol cellist Tobias Prenen deze woorden tegen zijn vriendin heeft uitgesproken, krijgt hij een hartaanval en raakt hij in coma. Wanneer hij ontwaakt, blijkt hij zwaar gehandicapt. Zowel lichamelijk als geestelijk. In de documentaire Ik wil nooit beroemd worden van Mercedes Stalenhoef zien we hoe Tobias en zijn naasten omgaan met de gevolgen van deze schrijnende gebeurtenis.

Ondanks zijn fysieke en mentale conditie lijkt Tobias zijn levenslust nog niet verloren te hebben. “Ik ben blij dat ik gelukkig ben,” vertrouwt hij zijn verzorgster toe als ze hem klaar maakt voor de dag. Dat hij het meent, is te zien aan zijn stralende blauwe kijkers. Ogen waar tot vijf jaar geleden ongetwijfeld talloze vrouwen van onder de indruk waren, maar waar hij nu zelfs bijna niks meer mee ziet. Het feit dat Tobias nog maar een schim is van de man die hij vroeger was, lijkt hij nauwelijks te beseffen; “Het voordeel van het hebben van een lager bewustzijn,” aldus broer Paul. Maar ook al is hij ogenschijnlijk tevreden met zijn huidige leventje, voor zijn familie en beste vriend is de nieuwe situatie moeilijk te accepteren.

Contrast

~

De kracht van deze documentaire zit hem voornamelijk in het contrast tussen de rauwe werkelijkheid van het heden en het verleden waarin alles nog goed was. Beelden van in het verzorgingstehuis worden afgewisseld met oude tv-opnames waarin Tobias cello speelt met muzikanten als Jaap van Zweden en Frédérique Spigt. Bij het zien van die beelden uit het verleden, besef je pas echt dat Tobias tot een aantal jaar terug een normale man was. Tegelijkertijd begrijp je het verdriet van zijn omgeving. Want ook al leeft hij nog: Tobias is Tobias niet meer en zal dat ook nooit meer worden.

Verhuizing

Een van de meest ontroerende momenten uit de film is die waarin Tobias wordt overgeplaatst naar een ander tehuis. Terwijl zijn huisgenoten tranen met tuiten huilen, toont hij nauwelijks emotie. Hij troost zijn beste vriendin en zegt dat hij niet weg wil, maar zodra hij zijn huis verlaat, lijkt hij alles ook meteen vergeten. Hij vindt het best, zoals hij alles best vindt. Een moment als dit doet je afvragen wat hij nog voelt. Of zoals zijn vriend Rudolf zegt: “Ik vind het soms moeilijk te bepalen in hoeverre zijn ziel er nog is.”

Openhartig

~

Zijn familie en beste vriend praten zeer openhartig over de situatie. Soms vloeien de woorden zelfs iets te gemakkelijk over hun lippen. Wanneer Tobias’ moeder in zijn bijzijn zegt dat zijn muzikale carrière is afgelopen, slaat ze verschrikt haar hand voor haar mond; ze had dit nog nooit hardop gezegd. Vooral wanneer het onderwerp euthanasie op tafel komt, volgen er krasse, maar eerlijke uitspraken. Tobias’ broer en zus zijn ook open over hun jeugd, waarin zij door hun prestatiegerichte ouders geacht werden overal in uit te blinken. Ik wil nooit beroemd worden is een aangrijpende documentaire die niet alleen ontroert, maar je ook dieper laat nadenken over de vraag wanneer een leven het leven waard is.

Deze documentaire wordt voorafgegaan door de korte film Dialoogoefening van Esther Rots. In deze film voert een 35-jarige Amsterdamse (Jara Lucieer) in haar hoofd een continue dialoog met de buurvrouw, de politie en andere mensen die haar onrecht aan lijken te doen. Grappig en tot op zekere hoogte herkenbaar.

Film / Films

Temptation Island

recensie: Vers le sud

Bij sekstoerisme denkt men over het algemeen aan morsige mannetjes die elk jaar naar Thailand afreizen om zich te vergrijpen aan minderjarig schoon. Met Vers le sud (gebaseerd op boeken van Dany Laferrière) laat regisseur Laurent Cantet (L’Emploi du Temps, Ressources Humaines) zien dat ook vrouwen niet schromen het vliegtuig te nemen voor een weekje betaalde seks. Of beter gezegd: liefde.

Haïti eind jaren zeventig. Brenda (Karen Young), een gescheiden Amerikaanse vrouw van half in de veertig komt naar het eiland om op zoek te gaan naar Legba: de jongen die haar drie jaar geleden een onvergetelijke nacht bezorgde. Wanneer zij hem tegen het welgevormde lijf loopt, blijkt al snel dat hij zich ontpopt heeft tot jongen van plezier, wiens cliëntèle voornamelijk bestaat uit toeristes van middelbare leeftijd. De 55-jarige Ellen (Charlotte Rampling) aan wie Legba al een aantal jaren zijn diensten verleent, ziet in Brenda geen bedreiging en neemt haar op in haar vakantievriendinnenclub. Wanneer ze beseft dat Brenda interesse heeft in haar toy-boy, ontstaat er een concurrentiestrijd zoals alleen vrouwen die onderling kunnen voeren.

Lustobject


~

“In Amerika vinden we donkere mannen niet interessant en op Haïti wel. Waarom? Omdat ze hier met ontbloot bovenlijf rondlopen.” Met deze opmerking probeert Ellen aan te geven dat ze de mannen op het eiland louter ziet als lustobject. Hoewel we hier te maken lijken te hebben met een vrouw die in staat is de rolpatronen voorgoed te doorbreken, blijkt al snel dat ook zij niet immuun is voor de vlinders en jaloezie. Met Vers le sud lijkt Cantet aan te willen tonen dat liefde en seks voor vrouwen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hoe graag ze het ook anders zouden willen.

Ook de armoede en corruptie in het land komen in de film duidelijk naar voren. Iets wat op zich een ‘mooi’ contrast vormt met de zorgeloosheid van de dames op het strand, maar wat de regisseur misschien beter buiten beschouwing had gelaten, aangezien het geen essentieel onderdeel vormt van het verhaal. De film draait immers om de dames en hun onderlinge strijd.

In de camera


~

Apart aan deze film zijn de momenten waarop de vrouwen hun persoonlijke verhalen aan de camera toevertrouwen. Waarom Cantet voor deze aanpak gekozen heeft, is onduidelijk. Misschien om de afstand tussen de dames onderling te bewaren (als ze het elkaar zouden vertellen, werden ze wellicht te close). Maar deze manier van filmen komt kunstmatig over, wanneer de vrouwen hun hart hadden gelucht tegenover hun minnaars, was het geheel waarschijnlijk iets natuurlijker overgekomen.

Het mooie verhaal in combinatie met de beelden van de zee en het strand maken Vers le sud een heerlijke film om naar te kijken. Dit gecombineerd met de scherpte van Charlotte Rampling als verbitterde vrouw, die elke kans tot het geven van een steek onder water met beide handen aangrijpt, maakt de film zeker de moeite waard.

Boeken / Strip

Meesterwerk

recensie: Pieter van Oudheusden & Adri van Kooten - Spertijd

Adri van Kooten en Pieter van Oudheusden zijn namen die het grote publiek weinig tot niets zullen zeggen. Toch zijn beiden al geruime tijd actief in de stripwereld: van Kooten als tekenaar, van Oudheusden als scenarist en vertaler van vele populaire strips, waaronder Thorgal. Spertijd is hun tweede gezamenlijke album, in 2002 verscheen al eerder een album van dit duo: De laatste Engel. Dat was een album met allerlei korte verhalen, nu presenteren ze ons een lang verhaal.

~

Het eerste wat je als lezer opvalt als je Spertijd openslaat is van Kootens krasserige, ogenschijnlijk slordige tekenstijl. Hij geeft bijvoorbeeld schaduwen weer door rechte lijnen te gebruiken, voor een beetje schaduw, of elkaar kruisende lijnen, voor veel schaduw. Dit is geen ongebruikelijke stijl, maar bij van Kooten schieten de lijntjes soms door, wat ervoor zorgt dat de tekeningen meer gaan leven. Zijn tekeningen vormen dan ook een groot contrast met wat sommige andere realistische tekenaars doen, het optimaliseren van een tekening tot hij nagenoeg perfect is. Perfect realistisch dan, want zulke tekeningen zijn vaak levenloos.

Van Kootens personages zijn weliswaar anatomisch correct maar komen veel losser over dan bijvoorbeeld de figuren uit Storm. Iets anders dat opvalt aan de personages zijn de neuzen: van opzij zien ze er normaal uit, maar van voren is er slechts de omtrek van de neus als geheel, zonder diepte of details.

~

Eigen werkelijkheid

In het verhaal keert Bruno Krieger na een lange afwezigheid terug in zijn woonplaats. Deze grote stad, die verder niet bij naam wordt genoemd, is dan bezet door een naamloos volk dat sterk aan de Duitsers doet denken. Met personages als een minister van propaganda en de ‘volksleider’ Augusto Gottesleben ligt de parallel dan ook voor de hand. Alleen in het begin van het album ligt hierop de nadruk, naarmate het verhaal vordert zijn er slechts bij vlagen gelijkenissen te ontdekken, zoals ‘Spertijd’, een soort avondklok, of een verzetsbeweging.

Daarna verplaatst de aandacht zich al snel naar Krieger, die bij terugkomst zijn baan weer probeert op te pakken. Hij leeft in de overtuiging dat zijn broer aan het front is gestorven, maar bij een medische controle wordt hij benaderd door een lid van “de organisatie”, een verzetsbeweging tegen het regime. Hij krijgt te horen dat zijn broer nog leeft en onderweg is naar de stad en stemt in om klusjes op te knappen voor de verzetsbeweging. Vervolgens komt hij steeds meer in zijn eigen werkelijkheid terecht en wordt het ook als lezer lastig om te ontdekken wat nu wel, en wat nu niet is gebeurd. Langzaamaan merkt de lezer dat er dingen niet kloppen, iets wat je telkens iets sneller ontdekt dan Krieger zelf. Vervolgens volgt er een epiloog waarin er voor de onoplettende lezer nog meer duidelijkheid wordt verschaft, maar eigenlijk was het leuker geweest als je het helemaal zelf had moeten uitvogelen.

~

Mysterieus

Hoewel van Oudheusden nog niet zo heel veel scenario’s heeft geschreven laat hij met Spertijd zien dat hij een schrijver is om in de gaten te houden. Het verhaal zit prima in elkaar en laat de lezer stukje bij beetje ontdekken wat er zich nu allemaal afspeelt. Het hoofdpersonage, Krieger, is zeer interessant om te volgen in zijn steeds meer verslechterende toestand. Waar hij eerst nog netjes zijn baan probeert op te pakken en een relatie begint met zijn hospita gaat hij zich door zijn rol voor de organisatie steeds vreemder gedragen, wat hem uiteindelijk ook steeds meer problemen oplevert. Ook vreemde details, zoals de namen van Europese hoofdsteden als bestemming van trams, spreken tot de verbeelding, evenals de mysterieuze broer van Krieger. Het zijn allemaal zaken die te denken geven.

Spertijd is een unicum onder de Nederlandse strips: doordat de markt steeds kleiner wordt durft eigenlijk geen enkele auteur het meer aan om aan een lang verhaal te beginnen, tenzij er een flinke beloning tegenover staat. Adri van Kooten en Pieter van Oudheusden durfden het wel en werkten er vijf jaar aan, tussen andere projecten door. Daar is het resultaat dan ook naar: een meesterwerk.

Theater / Voorstelling

Lizzy Timmers in sterke solovoorstelling

recensie: Blind (Opium voor het Volk)

Toen toneelgroep Opium voor het Volk werd opgericht herstelde links Nederland zich van moeilijk te verteren gebeurtenissen, zoals de moord op Pim Fortuyn en het oprukkende terrorisme. De oprichters van Opium voor het Volk wisten niet hoe hun gevoel hierover te benoemen en merkten dat ze geen enkel zicht hadden op de fundamenten van hun ideeën. Daarom maken ze nu onder de naam Opium voor het Volk verhalen over de wereld van de ‘pubers van Lubbers en Kok’. Verhalen over geld, geluk en vrije tijd die de huidige generatie dertigers weer moed moet geven voor een nieuwe toekomst en de rumoerige tijden die op komst zijn.

~


Met Blind wil Opium voor het Volk uitdragen dat het noodzakelijk is ‘iets aan te vangen met de Ander’. Deze generatie dertigers is opgegroeid met het idee dat individualisme een groot goed is. Je eigen mening opdringen is bijna vanzelfsprekend geworden en men is niet meer gewend om tot compromissen te komen. Toch wordt deze ‘ik-generatie’ zo nu en dan gedwongen om samen te werken in deze maatschappij; we zijn immers geen eilandjes. Opium voor het Volk wil proberen de aantrekkingskracht van deze gedeelde werkelijkheid te laten zien. Lizzy Timmers vertelt dit gemeenschappelijke verhaal aan de hand van drie grootstedelijke fabels. Ze is grotendeels lekker zichzelf en zet toch drie verschillende personages neer. Af en toe voelt het allemaal wat schizofreen aan omdat er steeds van verhaal gewisseld wordt, maar dit houdt wel de vaart erin.

Drie jonge vrouwen

Het eerste personage is een clubmeisje dat de hoogtijdagen van de Roxy in een waas van XTC heeft meegemaakt. Na het verval van de club in commercie en cokesnuivende bezoekers mijmert ze nog over de goede oude tijd van travestieten in kroonluchters, reuzenbloemen en performers in rupsenpakken. De tweede jonge vrouw is een IT-er die meer interesse heeft in computers dan de mensen om haar heen. Ze verwaarloost haar sociale contacten en probeert thuis tijd te doden door spelletjes op haar mobieltje te spelen. Als haar buurvrouw overlijdt en pas in staat van ontbinding gevonden wordt, realiseert zij zich dat ze bang is om alleen te sterven. En dan is er nog de succesvolle organisatrice van bedrijfsuitjes. De uitjes worden volop georganiseerd en het geld mag rollen. Ze loopt een leuke jongen tegen het lijf met wie ze al na twee maanden verkering een huisje koopt. Maar dan gaat het mis. De hand gaat op de knip, bedrijfsuitjes zijn niet meer aan de orde van de dag en de mobiel blijft stil. Haar zaak gaat failliet en het huis moet weer worden verkocht.

Taal en verkleedpartijen

~


Lizzy Timmers is, ondanks haar tengere postuur, een groot acteertalent. Ze houdt de aandacht tot de laatste seconde vast en weet de verhalen van tekstschrijvers Tom Helmer en Willem de Vlam goed en schijnbaar moeiteloos te vertellen. De nadruk van de voorstelling ligt duidelijk op taal en niet op theatrale aankleding. Timmers gaat wat aan de haal met een theaterspot op zoek naar mooie lichteffecten, klutst een eitje en drinkt een fles wijn. Verder is het leeg. Slechts Timmers en de bezoekers in een kleine zaal met twee verdiepingen.

Entertainment

Blind is geen moeilijke voorstelling, maar kan wel degelijk stof tot nadenken geven als je dat erin zoekt. Het is de herkenning en de confrontatie voor dertigers die de voorstelling leuk en interessant maakt. Een gemeenschappelijk idioom voor de individualistische dertigers. De teksten van Helmer en De Vlam zijn gevat, grappig, ironisch zitten zelfs een beetje tegen het cabaret aan. Lizzy Timmers heeft in ieder geval genoeg van een entertainer in zich om hier mee weg te komen. Maar het kleinschalige theater zit haar in het bloed, dus ik denk dat we haar voorlopig nog niet in de Kleine Komedie zien staan.

Blind is nog te zien tot en met 31 maart 2007. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

En toen brak eindelijk de zon door

recensie: Aberfeldy - Do Whatever Turns You On

Do Whatever Turns You On viel op mijn deurmat en met mijn eerste druk op de play-knop leek het alsof de zomer eindelijk doorbrak. De wolken trokken weg rond de zon, de regen droogde op en de bomen leken ineens veel groener dan voorheen. Ik weet niet of het gewoon aan een verandering van drukgebieden lag of aan deze fijne cd van Aberfeldy. Ik ben geneigd het laatste te denken.

~

Het tweede album van deze Schotse band stond al gauw op repeat te spelen. Niet omdat deze plaat nu zo vol briljante nummers staat. Nummers die je leven veranderen, of je kijk op muziek of kunst of je leven in het algemeen. Nee, Do Whatever Turns You On is een ongelofelijk toegankelijke plaat, waar op gestolen en gejat wordt en waar vele eerste deuren ingetrapt worden. Wat maakt dan dat dit toch zo’n fijne plaat is?

Up Tight, bijvoorbeeld, zou ik zo af kunnen fakkelen als gemakkelijk, als cliché en kinderachtig. En onder ons gezegd en gezwegen: de jaren tachtig-kitsch druipt van dit nummer af, compleet met synthesizer en handklap. Evenzogoed sloot ik dit nummer als eerste in mijn hart, juist door de eenvoud en de tongue in cheek. Daarbij liep zelfs op mijn werk, nadat ik de plaat een paar keer had laten draaien, het halve team uit Up Tight “We might as well dance all night” te neuriën.

Juist de knipogen die Aberfeldy geeft naar genres, naar de luisteraar en naar zichzelf maken dit album geloofwaardig. Met dit in het achterhoofd ontluikt ineens de charme van Do Whatever Turns You On. Dit album is pop zoals ik het graag hoor. Geen pukkelige Engelse jongetjes die pretenderen de nieuwe pop de behelzen, maar liedjes waarbij je ineens merkt dat je met je voet mee aan het tappen bent op het ritme, waarbij je ineens merkt dat je de koortjes meezingt. Het zijn de zorgvuldig opgebouwde melodieën, zoals op Poetry, het is het fijne gitaarlijntje in Someone like you, dat wordt afgelost door een ongepolijste keyboardpartij. Dit allemaal aan elkaar gelijmd door Riley Briggs’ warme stem en Sarah McFaydens backing vocals zorgt voor een album waar je hart snel een sprongetje bij maakt.

Al met al is te horen dat Aberfeldy een Schotse band is. Ik zou niet durven zeggen dat het in de buurt komt van Belle and Sebastian, maar Aberfeldy weet wel dezelfde feel over te brengen. En dat ligt niet alleen in de xylofoons en achtergrondkoortjes, dat ligt in het enthousiasme en de liefde voor het ultieme popliedje. Ongecompliceerd en onpretentieus, dit album. Do Whatever Turns You On is een aanrader voor iedereen die nog een plaat zoekt om de zomer dan eindelijk mee in te luiden.

Film / Films

Actiefilms veranderen niet

recensie: 16 Blocks

Een groezelige ochtend, 8.02 uur, New York. Jack Mosley, een oude, uitgebluste politieagent, moet Eddie, een optimistische kruimeldief en belangrijke getuige, uit zijn cel ophalen en vervoeren naar de rechtbank. Een klusje van 15 minuten dat op zich niet zo moeilijk klinkt – ware het niet dat er mensen zijn die niet willen dat de Eddie zijn bestemming bereikt en zijn getuigenis aflegt. Mensen met veel macht. Het onwaarschijnlijke duo zal, tegengewerkt door alles en iedereen, moeten proberen om de rechtbank tóch te bereiken. Tijd: 118 minuten. Afstand: 16 straatblokken.

~

Het is weer eens wat anders; Bruce Willis als alcoholistische, uitgebluste antiheld (plus snor). Het is de makers van deze film uitstekend gelukt om van hem een oude, vermoeide man te maken. Met grijs haar en diepe rimpels strompelt hij constant dronken, of zwetend van een kater, met zijn manke been door de film. De eerste paar minuten sleurt hij de kijker als politieagent Jack Mosley mee in zijn vermoeide houding, traag voortbewegend en met tegenzin beginnend aan de klus om Eddie (rapper Mos Def) naar de rechtbank te brengen. Het enige dat hij wil, is na een lange nacht werken naar huis gaan en hard zuipen voordat zijn kater inslaat. Het loopt echter anders. Als er een aanslag op Eddie wordt gepleegd, is Jack gedwongen om wakker te worden uit zijn roes en actie te ondernemen. Hij gaat een koortsachtige strijd aan om Eddie op tijd naar de rechtbank te krijgen zodat deze zijn getuigenis af kan leggen.

Typisch

Het is een film met typische Richard Donner (Lethal Weapon, Conspiracy Theory)- kenmerken: twee tegenstrijdige karakters (een stille norse politieagent en een optimistische criminele babbelkous), een groot complot en actie, actie, actie. Volgens Donner en Richard Wenk (scenario) twee mannen die elkaar iets kunnen leren en daardoor elkaar positief beïnvloeden. “People can change!” roept Eddie constant met een aangemeten irritant stemmetje, dat hem simplistisch (dus sympathiek) moet doen overkomen. Toch heeft hij iets aandoenlijks door zijn onverwoestbare positivisme, dat overeind blijft tegen de oneindig norse houding van Jack.

Oppervlakkig spektakel

~

Vanaf de eerste kogel die wordt afgevuurd is de film een aaneenschakeling van spectaculaire actiescènes, afgewisseld met ‘karakterverdiepende’ gesprekken tussen Jack en Eddie. Beiden komen echter niet helemaal uit de verf, de chemie tussen Bruce Willis en Mos Def is gering, en de actiescènes zijn dertien in een dozijn. De spannendste climax van de film zit eigenlijk zo’n tien minuten voor het einde, en sleept daarna een beetje voort. Op bepaalde momenten zit je wel op het puntje van je stoel, mede dankzij de schietgrage politie die de straten van New York lijkt te bevolken, maar van erg vernieuwend materiaal is geen sprake. Maar moeten we dit verwachten van een actiefilm? Hoe zeer je er ook een diepgaand verhaal aan probeert vast te plakken, het blijft een oppervlakkig spektakel dat alleen echte fans zal aanspreken. Bruce Willis doet het goed als de imperfecte Jack Mosley, maar Mos Def komt niet helemaal overtuigend over. David Morse in de bijrol als Jacks oude collega Frank Nugent schommelt tussen goed en over the top. Misschien kunnen mensen veranderen, maar actiefilms niet.

Boeken / Fictie

Hé, teelbal van ’n gek!

recensie: Walter van den Broeck - Het beleg van Laken

Meer dan twintig jaar na het verschijnen is Walter van den Broecks cyclus Het beleg van Laken nog zeer actueel en boeiend voor iedereen die iets van België, en van schrijven, wil begrijpen.

Een paar jaar geleden interviewde ik Walter van de Broeck in zijn woonplaats, het Kempense Turnhout. Ik had nog nooit iets van de schrijver gelezen, en wat ik over hem wist kwam uit literatuurgeschiedenissen en haastig opgezochte biografische schetsen en interviews. Belangrijke Vlaamse schrijver, geëngageerd, autobiografisch: dat ging wel lukken. Opdracht was uit te vinden wat de literaire invloeden van deze ongebruikelijke Kempenaar waren geweest, welke schrijvers hem als ‘jongmens’ hadden beïnvloed. Feitelijk kwam mijn hoofdvraag dus neer op een verkapte versie van die eeuwige, verkeerde vraag die interviewers niettemin tot het einde der literatuur aan auteurs zullen blijven stellen: waarom schrijft u?

Anekdotes

Van den Broeck stond zeer open voor het vraaggesprek. Hij was blij dat er weer eens Hollandse belangstelling was voor zijn werk en bleef toch opgewekt nadat hij hoorde dat deze Nederlander namens een Vlaams instituut kwam. De situatie was niettemin een beetje pijnlijk, want tekenend voor het onterechte gebrek aan belangstelling voor Van den Broecks werk in het noorden. De schrijver leek er niet mee te zitten: hij begon na de eerste vragen al een uitgebreid verhaal over zijn vroege lees- en schrijfervaringen. Hij was gaan schrijven, zo vertelde hij, omdat zijn vader niet tegen lawaai kon, en het krassen van een pen drong niet tot de hardhorige man door.

Dat was al een mooie, maar zijn tweede anekdote was nog ‘interviewers-fähiger’: op de middelbare school schreef zijn leraar eens het oudste Nederlandstalige zinnetje op het bord, het beroemde Hebban olla uogela. Dat had Van den Broeck aangegrepen: na negen eeuwen kon het neergeschrevene nog steeds een ander mens ontroeren. Er volgden nog andere verhalen, zoals die over zijn liefde voor de grote Russen (de schrijver liep murmelend een van de vele in het pand aanwezige boekenspelonken binnen om een aantal van zijn zeldzame dundrukjes tevoorschijn te halen), maar die eerste twee waren toch het mooiste. Enthousiaste Hollander schreef ze ijverig op en vertrok tevreden.

Een jonge Koning Boudewijn
Een jonge Koning Boudewijn

Groot was mijn verbazing en schaamte toen ik, een paar jaren later bij het eindelijk lezen van zijn magnum opus, de reeks Het beleg van Laken, ontdekte wat Van den Broeck mij eigenlijk had verteld. Onverwacht uit zijn huis gehaald, want ontboden door de Belgische koning Boudewijn, krijgt de hoofdpersoon (ene Walter van den Broeck) door de vorst schriftelijk dezelfde onmogelijke vraag voorgelegd: waarom schrijft u? Hij besteedt de vele honderden pagina’s van Het beleg van Laken en de vervolgdelen Gek leven na het bal!, Het gevallen baken en Het leven na beklag onder meer aan pogingen die vraag te beantwoorden. Eerst vertelt hij de koning over de vele schijnantwoorden, ‘pasklare verhaaltjes’, die hij klaar heeft liggen voor het geval die vervelende vraag weer eens wordt gesteld. En daar stonden ze uitgeschreven, die mooie anekdotes. In 1985, tot mijn schande.

De Belgische conditie

Of ze nu waar zijn of niet, de anekdotes, dat doet er weinig toe. Van den Broeck lijkt de lezer te dwingen op te houden met de vraag ‘of het nou echt is’ en te doen wat hij hoort te doen: lezen. Maar het universum waarin de boeken-Walter rondloopt lijkt zo bedrieglijk veel op het onze dat je geregeld geneigd bent het daarop te betrekken. Dat mag ook wel, want het beslaat niet alleen die schrijversvraag of de geschiedenis van (de fictieve) Van den Broeck, maar ook de hele Belgische wereld en geschiedenis. Het beleg van Laken is een Great Belgian Novel, waarin de ‘Belgische conditie’ uitgebreid wordt geanalyseerd, van de verlate keizersnedengeboorte in 1830 tot de ‘feitelijke opheffing’ van het land met de federalisering op haar hondervijftigste verjaardag, in 1980.

Vele, soms realistische, soms karikaturale personages komen aan het woord en geven hun visie op de merkwaardige botsing tussen oud en modern, rede en romantiek, Vlaams en Waals, mooi en lelijk die België heet. Dat gaat aan de hand van de onzalige verwikkelingen van het koningshuis der Saksen-Coburgs, van het koninklijk paleis Schoonenberg, en natuurlijk van de geschiedenis als beleefd in Olen, het Kempense geboortedorp van de schrijver. Daar kwamen arbeiders uit het hele land te wonen om in ’tfabriek’ te gaan werken, een merkwaardige warboel van dialecten en geschiedenissen die misschien België nog het beste symboliseerde. In de voorganger van de Lakense cyclus, Brief aan Boudewijn (1980), werd de koning daar door de schrijver rondgeleid.

Aan het slot van dit boek krijgt de kleine Walter van koning Boudewijn een vulpen om Olen voor de ondergang te behoeden. Nu is het omgekeerd, maar het probleem, België, blijft hetzelfde: een land met twee identiteiten, niet alleen Vlaams en Waals, maar ook vrijdenken-over-de-grenzen-heen naast rabiaat lokaalpatriottisme. Dat wil niet zeggen dat Het beleg van Laken al te zwaar op de maag ligt: Van den Broeck houdt de kost luchtig genoeg met, onder andere, zijn terugkerende taalspelletjes. De anagrammatische (hoofdstuk-)titels zijn een goed voorbeeld.

De cyclus is nu, ter gelegenheid van des schrijvers vijfenzestigste verjaardag, opnieuw uitgegeven. Dat is niet raar voor een boek dat zo actueel is en blijft. In Nederland, het werd al eerder gezegd, is het werk al tijden vergeten. En dat is jammer, want wie iets wil begrijpen van de wonderlijke staatsconstructie die België heet en de nog wonderlijker mensen die er wonen, kan niet om Het beleg van Laken heen.