Film / Films

Misplaatst superioriteitsgevoel

recensie: Manderlay

Het oeuvre van Lars von Trier is uniek in zijn weerbarstigheid. De ironische Deen maakt geen films om te vermaken of om op te voeden, maar om onbetwistbaar geachte waarheden op te blazen en te vervangen door onzekerheid. Die onzekerheid is geen doel op zich, maar zorgt ervoor dat de gestolde clichés uit hun voegen springen en er ruimte ontstaat voor andere, minder evidente perspectieven. In Manderlay (2005) legt Von Trier de vinger op de misplaatste morele superioriteit die de Westerse wereld zichzelf toedicht en laat hij via een moderne parabel zien hoe dit onvermijdelijk tot contradicties leidt.

~

Von Trier is iemand die niet alleen gebruik maakt van het medium film, maar het tevens verandert en nieuwe richtingen in laat slaan. Hij combineert een buitenissige en vaak politiek incorrecte thematiek met een compromisloze en experimentele stijl. Hierdoor ontstaan films die door hun losbandige inventiviteit bewondering oproepen, maar door hun narcistische gekunsteldheid tevens afstoten. Het genie van Von Trier ligt in het feit dat hij deze tegenstrijdige impulsen tegelijkertijd weet op te roepen, waardoor de kijker uit balans wordt gebracht.

Schaduwzijden

De USA-trilogie, waarvan Manderlay het tweede deel vormt, is misschien wel Von Triers meest provocerende project tot nog toe. De trilogie gaat nier zozeer over Amerika zelf maar toont er een mythische versie van waarin typisch Amerikaanse idealen als gastvrijheid, rechtvaardigheid, democratie en vrijheid onder de loep worden genomen. In Manderlay laat Von Trier de schaduwzijden zien van humanitaire interventies als die in Irak. Hij doet dit niet op een directe wijze, maar maakt gebruik van een parabel die teruggrijpt op de Amerikaanse slavernij.

~

In Manderlay staat een plantage in Alabama centraal waarop de slavernij, zeventig jaar na de afschaffing ervan, nog steeds in praktijk wordt gebracht. Grace, de naïeve en gekwelde hoofdpersoon uit Dogville, zorgt er met behulp van de maffioso van haar vader voor dat de slaven alsnog bevrijd worden van hun onderdrukkers. “We brought them here, we abused them and made them what they are”, geeft Grace als reden voor haar optreden. Hiermee geeft ze uiting aan twee ogenschijnlijk tegenstrijdige gevoelens: superioriteit en schuldgevoel. In feite definieert ze de slavernij op Manderlay als haar probleem dat op haar manier moet worden opgelost. Dat klinkt nobel, maar zal uiteindelijk funest blijken te zijn. Het is haar probleem niet en, belangrijker nog, het kan niet op haar manier worden opgelost.

Schromelijke zelfoverschatting

Manderlay is geen aanklacht tegen humanitaire hulp of tegen militaire interventies, maar gericht tegen de onwetendheid en het gebrek aan werkelijke interesse die met deze acties gepaard gaat. Grace meent dat ze op moreel gebied superieur is aan de plantage-eigenaars en qua ontwikkeling superieur aan de bevrijde slaven. Von Trier laat echter geleidelijk aan zien dat ze zichzelf schromelijk overschat en feitelijk geen idee heeft waar ze mee bezig is. Grace maakt elke vorm van inlevingsvermogen en reflectie ondergeschikt aan haar onmiddellijke verontwaardiging. Het probleem daarbij is dat deze verontwaardiging niet voortkomt uit mededogen en werkelijke interesse, maar uit een misplaatst superioriteitsgevoel.

~

Met Dogville, het eerste deel uit zijn USA-trilogie, creëerde Von Trier een geheel nieuwe cinematografie. Hij reduceerde de set tot wat lijnen en strepen en een enkele deur, een kast, een molen. Dit levert een sobere en ongekunstelde beeldtaal op waarin de nadruk volledig op de acteurs komt te liggen. Terwijl Dogville vooral imponeerde vanwege zijn vervreemdende formele soberheid, moet Manderlay het echter meer hebben van zijn provocatieve thematiek. De cinematografische principes zijn weliswaar hetzelfde gebleven, maar ze worden minder streng toegepast. De set is uitgebreider en minder sober, de cameravoering is losser en het acteerwerk is minder imponerend. Vooral dit laatste is storend. Grootste gemis is Nicole Kidman, die als geen andere de ambigue gemoedstoestand van Grace wist uit te drukken. Bryce Dallas Howard, die haar plaats inneemt, doet haar best maar haar acteerwerk is te eenduidig om de film te kunnen dragen. Gelukkig wordt dit enigszins gecompenseerd door de uitstekende rollen van Isaach De Bankole en Danny Glover.

De extra’s op deze dvd zijn ietwat standaard, maar desondanks heel redelijk. In de documentaire The Road to Manderlay wordt de totstandkoming van de film besproken. Daarnaast staan er twee interviews op, waaronder eentje met de Nederlandse acteur Rik Launspach die in Manderlay een bijrol voor zijn rekening nam. Verder bevat de dvd een ietwat langdradig audiocommentaar, waarin Von Trier op zijn typische melige wijze vertelt over bijvoorbeeld de verliefdheid die ontstond tussen een echte ezel en zijn namaak plaatsvervanger. Het nadeel van dit audiocommentaar is dat het, mede door de bijdrage van Anthony Dod Mantle (cinematografie), vrij technisch blijft en niet dieper ingaat op de thematiek van de film. Op zichzelf is dit logisch – laat de kijker zelf maar uitvinden wat het allemaal betekent – maar anderzijds wordt het geheel er wel wat zielloos door.

Film / Films

Seks, liefde en melancholie

recensie: O Amor Natural

“Het kontje, ach wat aardig.” Aan de rand van een terras zit een oude man gebogen over een boek. Als hij deze zin voordraagt, houdt een andere, jongere man zijn pas in en kijkt met grote ogen naar de bejaarde.

~

Zo in de openbaarheid als het gedicht van Carlos Drummond de Andrade (1902-1987) wordt voorgelezen, zo stiekem is het geschreven. De erotische poëzie van Drummond werd pas na zijn dood uitgegeven in de bundel O Amor Natural. De bekendste dichter van Brazilië was waarschijnlijk bang dat het te pornografisch zou zijn. Documentairemaakster Heddy Honigmann laat in de gelijknamige documentaire oude Brazilianen deze poëzie voorlezen, vaak met publiek. De gesprekken komen bijna vanzelf. Over herinneringen aan minnaressen, aan seks in de open lucht, aan de liefde.

Eindelijk op dvd

Honigmann doet dat vaker, verhalen ontlokken via een hulpmiddel, en via losse portretten een universeel verhaal vertellen. Later doet ze dat bijvoorbeeld weer in Crazy, waarin ze veteranen laat luisteren naar de muziek die ze mee hadden naar het oorlogsgebied. O Amor Natural is een van haar eerste films. De documentaire opende in 1996 het IDFA, waardoor Honigmann definitief haar naam vestigde. Een klassieker dus, nu eindelijk op dvd gezet door het in juni gelanceerde dvd-label IDFA’s Delicatessen.

~

Bejaarden en erotische poëzie blijkt in O Amor Natural een geweldige combinatie. Jonge mensen zijn er wel, maar op de achtergrond. Ze spelen spelletjes op het strand – strakke billen, mooi gebruind. Ze zitten ’s nachts gepassioneerd te zoenen. Of ze lachen besmuikt als hun grootvader of moeder na wat expliciete anekdotes verzinkt in melancholie. Het laat zien waarom jongeren verder ook geen rol moeten spelen in O Amor Natural: de geiligheid is er nog, het perfecte lichaam en vooral: de gemakkelijke toegang tot seks.

Gelaagdheid

Nee, dan de zeventig- en tachtigjarigen. Die uitten na een gedicht bijna filosofische gedachten gevoed door levenswijsheid. En vertellen openlijk over hun seksuele escapades, omdat het toch slechts een herinnering is. “Ik heb heel wat afgeneukt,” zegt een vrouw als ze een stille traan wegveegt. “Dat moeten jullie ook doen!”

~

De film is op verschillende manieren gelaagd. Hij zegt iets over seks, over liefde, over jong en oud, over herinnering en verhaal, over intimiteit en openbaarheid. Maar zelfs in elke scène zit een gelaagdheid: het zangerige Portugees, de betekenis van de gedichten, de expressie en het gevoel van de mensen vormt een eenheid. Wie de ondertiteling leest, mist de gezichtsexpressie. Wie zich alleen mee laat voeren door het Portugees en naar de snik in de stem luistert, begrijpt niet waarom. Het is een liefdevolle dvd die je vaker wilt, kan en eigenlijk moet bekijken. En een dvd die nieuwsgierig maakt naar de juweeltjes die IDFA’s Delicatessen je nog meer laat (her)ontdekken.

Muziek / Album

Statige klezmer uit de Constellation-stal

recensie: Black Ox Orkestar - Nisht Azoy

Verschenen op het Constellation label, onder meer bekend van Godspeed You Black Emperor!, is Nisht Azoy (Niet als dit), de jongste creatie van het Amerikaans-Jiddische kwartet Black Ox Orkestar. De groep maakt gebruik van Oost-Europese, Joodse en Arabische elementen, maar houdt het veelal plechtig. Resultaat: overwegend langzame, melancholieke klezmer, soms afgewisseld met een wat snellere Balkandeun.

~

De gelieerdheid aan het Constellation-label en de bevriendheid met bands als Godspeed You Black Emperor! en A Silver Mt. Zion doen vermoeden dat de groep een geëngageerde is. Interviews bevestigen dit en linkse standpunten vinden hun weerslag in de teksten. Helaas is hier voor velen niks van te merken, aangezien alle teksten in het Jiddisch gezongen zijn. Inhoudsgewijs is dat jammer, maar de klank van de taal sluit perfect aan bij de muzikale invulling. De zang zelf is mooi en subtiel en de muzikale invloeden schemeren ook daarin door. Zo wijzen de trillers en het wat nasale stemgeluid van zanger Scott Levine Gilmore op de nabij-oostelijke oriëntatie van het ensemble.

Mengvormen

Het album bevat een aantal volledig instrumentale nummers, maar ook in de stukken waarin gezongen wordt komen hele instrumentale delen voor. Daarvan wordt de klank gedomineerd door contrabas, klarinet en drums – zoals het de klezmer betaamt. Waar oorspronkelijke klezmer vaak vlotte dansmuziek is voor op bruiloften, ligt het tempo bij Black Ox Orkestar veelal een stuk lager. De groep speelt ‘traditionals’, eigen composities, en mengvormen van die twee. Zo is het stemmige, vocale Bukharian een eigen werk, maar tevens gebaseerd op een Joods volkslied. Het van ingetogenheid naar zwierigheid bewegende, instrumentale Violin Duet draagt op haar beurt fragmenten van Tsjechische balladen en een Transsylvanische dansmelodie in zich.

Evenwichtig

De verhouding tussen gezongen en instrumentale delen is ongeveer gelijk, wat een goede balans bewerkstelligt. Complimenten voor de lengte van de plaat zijn op z’n plaats. De in acht nummers onderverdeelde vijfenveertig minuten vormen een danig uitgemeten tijdsduur: lang genoeg om door de ‘sound’ meegesleept te worden, kort genoeg om niet af te haken. Black Ox Orkestar bracht eerder een cd uit, Ver Tanzt? getiteld. In vergelijking met dat debuut uit 2004 – ofschoon verre van een slechte plaat – komt Nisht Azoy als geheel meer gestroomlijnd en gefocust over. De productie is helderder en het aantal nummers is zo goed als gehalveerd, wat de behapbaarheid van de muziek ten goede komt. De band lijkt haar evenwicht te hebben gevonden.

Muziek / Album

Bloedeloze popplaat

recensie: Dixie Chicks - Taking the Long Way

De Dixie Chicks zijn niet meer wat ze vier jaar geleden waren, op het toppunt van hun roem, tijdens een ellenlange tournee (magnifiek geregistreerd op de veelzeggende cd en dvd Top of the World). Ze waren de best verkopende vrouwenband uit de geschiedenis. Amerika (en een deel van Europa) lag aan hun voeten: de virtuoze meiden omringden zich met topmusici en speelden op de meest verfrissende manier de beste countrypop die denkbaar was.

Anno 2006 zijn de Chicks geen chicks meer: als we hun nieuwe look (zie hoesfoto) mogen geloven zijn het volwassen grote-stadsvrouwen geworden, ouder, wijzer, rijker en zakelijker. Vandaar ook dat de nieuwe plaat louter eigen materiaal bevat. De Chicks bewezen al op hun vorige twee albums dat ze uitstekende songs kunnen schrijven (Sin Wagon en Tortured, Tangled Hearts bijvoorbeeld), ook al zijn hun grootste hits en beste nummers naar goed countrygebruik altijd covers geweest.

~

Op Taking the Long Way dus geen wraak op gewelddadige echtgenoten, geen elegie voor gesneuvelde soldaten, maar bedachtzame overpeinzingen over het ouderschap, de tol van de roem, en de hoop op een betere wereld. De beslissing om andermans materiaal volledig achterwege te laten is een gewaagde stap, maar uiteindelijk een fatale fout: de Chicks blijken tegenwoordig namelijk ontstellend weinig in hun mars te hebben als songschrijvers.

Lui

Ze kregen hulp bij het schrijven door mensen als Sheryl Crow, Dan Wilson en leden van de Jayhawks en Tom Petty’s Heartbreakers, die ook meespelen. Hun invloed is wellicht dodelijk geweest: de luie lichtgewichtpop van deze artiesten staat in zo’n schril contrast met de ooit zo strijdbare Dixie Chicks dat de combinatie een halfbakken, nietszeggende reeks bloedeloze popcomposities oplevert. Zelfs de handvol van de dertien nummers op het album die de moeite waard zijn, zijn leunstoelcomposities: Easy Silence en de single Not Ready to Make Nice hebben een goede zangmelodie, die Natalie Maines als vanouds met overtuigende overgave uitbuit, maar het blijven loze liedjes, die de luisteraar er alleen maar aan herinneren dat de Chicks tot zoveel meer in staat zijn.

Vitaliteit

Een ander probleem is dat producer Rick Rubin het geheel professioneel heeft gladgestreken: het album bevat geen enkele verrassende wending, geen uitschieters. Taking the Long Way is zo sober gestroomlijnd dat niets blijft hangen. Pogingen tot variatie (een countryrockriff in Lubbock or Leave It, gospel in afsluiter I Hope) zijn halfslachtig; wat een ontroerend slaapliedje had moeten zijn (Lullaby) is een niemendalletje. Een muzikale koerswijziging is altijd prijzenswaardig, maar als een voorheen zo ijzersterke band er al zijn vitaliteit mee verliest, is de teleurstelling gigantisch en onvermijdelijk.

Theater / Achtergrond
special: reportage Holland Festival 2006

Melancholia & Hysteria – deel 3

~

Vier weken Holland Festival met tientallen voorstellingen verspreid over negen locaties in Amsterdam zitten erop. Ook dit jaar presenteerde het festival, voor de tweede maal onder leiding van Pierre Audi en Jacques van Veen, de crème de la crème op het gebied van theater, dans, muziek, muziektheater en alle mogelijke dwarsverbanden daartussen. Het festival trok in totaal 51.000 bezoekers en vele voorstellingen waren uitverkocht. Gerenommeerde nationale en internationale kunstenaars zoals Kabuki meester Ebizo Ichikawa, Jossi Wieler, Johan Simons, Sasha Waltz, Ryuichi Sakamoto, Alain Platel, Peter Greenaway en Michel van der Aa streken neer in Amsterdam, maar er was op het festival ook plek voor minder bekende talenten zoals alva noto, Elevator Repair Service, Amir Reza Koohestani en Michel Casanovas. Verbindend thema tussen de producties was dit jaar Melancholia & Hysteria. Gemoedstoestanden die van oudsher nauw verbonden zijn met de kunsten en elkaar zowel kunnen tegenspreken als aanvullen. Het was dit jaar een Holland Festival met veel verrassingen en hoogtepunten. 8WEEKLY deed bijna dagelijks verslag.

deel 1 | deel 2 | deel 3

Zondag 25 juni

Zero Degrees – Akram Khan & Sidi Larbi Cherkaoui

Foto: Tristam Kenton
Foto: Tristam Kenton

De gevierde choreografen en dansers Akram Khan en Sidi Larbi Cherkaoui zijn op het eerste gezicht twee totaal verschillende mannen. Sidi Larbi is geboren in Antwerpen in een Marokkaans-Vlaamse familie. Hij heeft een bleke huid, draagt zijn haar lang, is gekleed in grijze kleren en draagt zwarte schoenen. Khan komt uit Londen en is de zoon van Bengaalse immigranten. Hij draagt bruine kleding die passen bij zijn getinte huid en is kaal. Hij vindt schoeisel een beperking in zijn bewegingsvrijheid dus hij danst op blote voeten. Maar hun verschillende achtergronden blijken helemaal niet zo anders te zijn. Ze groeiden namelijk beiden op met de Islam in een allochtoon gezin in een westerse samenleving en werden vervolgens geïnspireerd door hun dubbele identiteit. Het resultaat daarvan is de dansvoorstelling Zero Degrees. Khan en Sidi Larbi vertellen in het Engels het verhaal over een vervelende treinreis van Bangladesh en India. De eerste scène gaat over een grenswachter die een Brits paspoort afpakt van een reiziger. De stemmen en gebaren van beide mannen zijn perfect op elkaar afgestemd, alsof ze versmelt zijn tot één persoon. Het toneel heeft aan beide kanten metershoge witte wanden, een wit speelvlak en een transparant achterdoek, waarachter de muzikanten af en toe te zien zijn. Dit decor zorgt ervoor dat er steeds prachtige schaduwen te zien zijn. Bijvoorbeeld tijdens de scène waarin de twee dansers tegenover elkaar staan en een ballet met hun handen maken. Het is een indrukwekkend beeld dat prachtig ondersteund wordt door de muziek van de Brits-Indiase componist Nitin Sawnhey, óók iemand met een dubbele identiteit.

Het thema over de reiziger die zijn paspoort moet inleveren en zijn identiteit verliest is de rode draad in de voorstelling. Het is bijzonder om met zo weinig woorden zoveel betekenis te leggen in de bewegingen. Khan en Larbi dansen zeer intensief. Ze rollen over de vloer en wringen zich in allerlei bochten. Zero Degrees is een ontzettend knappe prestatie die ook nog eens enorm beklijft. (Sophie Janssen)

Zaterdag 24 juni

Scenes from The Tempest – Thomas Adès, Sir Harrison Birtwistle

Foto: Maurice Foxall
Foto: Maurice Foxall

Veel componisten hebben geprobeerd van Shakespeares The Tempest een opera te maken, maar zelfs Verdi staakte zijn poging. Niet voor niets, want The Tempest staat te boek als een van Shakespeares ‘problem plays’, ondanks de vele prachtige regels. Prachtige regels die niet in Meredith Oakes’ bewerking terug te vinden zijn; zij kreeg vooral in eigen land veel kritiek over zich heen voor haar ‘infantiliserende’ versie.

Het Engelse wonderkind Thomas Adès, geboren in 1971, maar reeds toe aan zijn tweede grote opera en al omschreven als de nieuwe Mozart, weet de inderdaad de wat al te eenvoudige teksten te voorzien van ronduit prachtige muziek. Zijn opera zal voorlopig niet in ons land te horen zijn, maar in het Holland Festival bracht het Radio Filharmonisch Orkest een door Adès zelf samengestelde selectie uit de opera. Vooral de ijle muziek die Adès voor Ariel componeerde, met onvoorstelbaar hoge noten, illustreert dat Adès als weinig andere moderne componisten toegankelijkheid weet te koppelen aan dramatische zeggingskracht, zonder te vervallen in goedkoop effectbejag.

Ook de religieuze koormuziek van zijn landgenoot Jonathan Harvey (1939) is zeer emotionerend door op ingenieuze wijze traditie en moderne compositietechnieken met elkaar te verbinden. Veel moderner klinkt Earth Dances van de nestor van de Britse muziek Harrison Birtwistle (1934). Zo modern, dat zeker vijfentwintig mensen voortijdig het Concertgebouw verlieten, onder toeziend oog van festivaldirecteur Pierre Audi, die ook het storende gesnurk van een van de bezoekers achterin de zaal niet ontgaan kan zijn. Maar zij behoorden gelukkig tot de uitzondering en Audi kan terugblikken op een zeer succesvol Holland Festival. Ook de volgende editie belooft een bijzondere te worden, met de wereldpremière van Wagner Dream, een opera van Harvey over de laatste dagen van Richard Wagner, en vooral de Europese première van John Adams’ Doctor Atomic, de in de Verenigde Staten met gejuich ontvangen opera over de eerste atoomproef. (Henri Drost)

A Throw of Dice – Nitin Sawhney & Het Metropole Orkest

Foto: Chris Lopez
Foto: Chris Lopez

Jaren geleden werd hij binnengehaald als de vaandeldrager van de Asian Underground maar inmiddels is Nitin Sawhney dat stigma ver ontstegen. De Britse-Indiase componist, muzikant en dance-dj stond vorig jaar nog met zijn reguliere band in Amsterdam. Ditmaal heeft hij het complete Metropole Orkest achter zich en is de hoofdgast op de slotavond van het prestigieuze Holland Festival. Niet slecht voor iemand uit de underground. In 2005 schreef Nitin Sawhney de soundtrack voor een stomme Duits-Indiase zwart-witfilm uit 1929: A Throw of Dice. Vanavond is de bewuste film te zien en de soundtrack live te horen.

Het publiek in de zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ is een bonte mix van hippe jongeren, grijzende vijftigers in avondkleding en excentrieke neo-hippies. De met Indiase instrumenten doordrenkte dance en pop die Sawhney maakt spreekt duidelijk een totaal ander publiek aan dan het Metropole Orkest. Met meer dan vijftig mensen op het podium belooft het een spannend huwelijk te worden. En zo pakt het ook uit.

Het verhaal van A Throw of Dice is gebaseerd op het oude hindoe-epos Mahabharata en verhaalt over twee gokverslaafde koningen, de een slecht, de ander goed. Wie zelf in India heeft gereisd, herkent in de film de woestijn van Jaisalmer, het koninklijk paleis van Udaipur en de chaos (toen ook al!) in de nauwe straatjes. Indrukwekkend zijn de scènes waarin de legers van de prinsen tegen elkaar ten strijde trekken en waar duizenden figuranten aan meedoen.

Het is opvallend dat Sawhney’s compositie niet altijd synchroon loopt met de gebeurtenissen op het doek. Soms verwijst de muziek naar gebeurtenissen in de toekomst. Zo is tijdens het huwelijksfeest de muziek niet vrolijk maar dreigend, alsof er onheil in de lucht hangt; wat dan ook uitkomt. Later, als het volksleger ten strijde trekt, klinkt geen bombastische marsmuziek maar is de toon vrolijk en opgeruimd. Je ruikt de goede afloop bijna.

Natuurlijk domineren de violen en mogen de paukenspelers regelmatig los, zoals het hoort in goede filmmuziek. Maar wat de soundtrack van A Throw of Dice echt uniek maakt is het samenspel tussen typisch Indiase instrumenten als fluit (Ashwin Srinivasan) en tabla (Aref Durvesh) en de westerse klanken van viool, harp en trombone. Hoewel gespeeld in verschillende toonsoorten, klinkt er geen enkele dissonant. De muziek past zelfs zo goed bij de film, dat je al snel vergeet dat er een orkest onder het filmdoek staat te spelen en je helemaal opgaat in het verhaal. Lachend vergeeft het publiek het hilarische einde (de foute koning rolt van de rotsen de rivier in) en beloont Nitin Sawhney en dirigent Stephen Hussey met een minutenlange staande ovatie. (René Passet)

Vrijdag 23 juni

Amid the Clouds – Amir Reza Koohestani

foto: Shokoofeh Hashemian
Foto: Shokoofeh Hashemian

Amid the Clouds is een kleine voorstelling. Een acteur, een actrice, drie bakken water, twee houten pallets en een rode doek. Het spel is verstild, zonder enige opsmuk of onnodige beweging en de poëtische tekst wordt vloeiend, haast terloops uitgesproken. De voorstelling vertelt het verhaal van twee vluchtelingen, hedendaagse nomaden, die Europa doorkruisen op zoek naar geluk. Een verhaal van een man en een vrouw, van liefde, hoop en dromen en de harde dagelijkse realiteit van het vluchtelingenbestaan. In de sobere regie van Koohestani, die dit werk baseerde op de belevenissen van een vriend, doet het verhaal je denken aan een volksvertelling uit de rijke Iraanse verteltraditie en krijgt het actuele onderwerp een mythische dimensie mee van alle plaatsen en tijden.

Deze soberheid, veelal voortgekomen uit tijd- en geldgebrek, en soms uit het omzeilen van de censuur in Iran, is Koohestani’s handelsmerk geworden. Door de kracht van de tekst, de fijnzinnige regie en de overtuigende acteurs werken de stiltes, voel je de vermoeidheid, de kou, het onuitgesproken verdriet en zie je in het spel van een paar vingertoppen een innige omhelzing. Schrijnend en ontroerend. Deze eenvoud is rijk en ruim, wonderlijk en trefzeker tegelijk. Een grootse kleine voorstelling. (Ellen op de Weegh)

Nightwatching – Peter Greenaway

foto: still uit film van Peter Greenaway
Foto: still uit film van Peter Greenaway

Mag er iemand met zijn tengels aan de Nachtwacht zitten? Met de installatie Nightwatching in het Rijksmuseum tovert de Britse regisseur en multi-media artiest Peter Greenaway onze eigen Rembrandt om in Sherlock Holmes. Hij suggereert dat de Nachtwacht verborgen aanwijzingen bevat van een duister complot; er vond een moord plaats in de gelederen van dit 17e eeuwse schuttersgilde.

Alle personages op het schilderij worden middels een audiovisuele installatie aan je voorgesteld. Greenaway gebruikt een collage van details van de Nachtwacht, filmpjes van gekostumeerde acteurs, geluidseffecten en een geloofwaardige Engelse voice-over om de geheime samenzwering uit de doeken te doen. Alles is ook na te slaan in het boek Nightwatching dat voor de gelegenheid is verschenen. Vervolgens ga je in een tweede zaal de echte Nachtwacht bekijken. Maar verrassing: de lichten doven, er klinkt wapengekletter, de vaandel zwaait, er is vuur en regen en het schot valt. Met een vijf minuten durende geraffineerde licht- en geluidsshow lijkt het doek te bewegen en tot leven te komen.

Greenaway toont hier, net als in zijn films, zijn grote gevoel voor humor en stijlvol spektakel. Je wordt met adembenemende effecten verleid om zijn verhaal te geloven. De dwarse en theatrale aanpak sluit mooi aan bij Rembrandts werk.
Tegelijkertijd stelt Nightwatching indringende vragen. Hebben we, gezien het grote succes van Dan Brown’s The Da Vinci Code, behoefte aan eenduidige verklaringen van kunstwerken? Kunnen we zelf nog kijken en vragen stellen? Welke verhalen zoeken we? Hoeveel audiovisuele hulpmiddelen hebben we nodig om nog geprikkeld en geboeid te raken? Mooie vragen. Van mij mag Greenaway aan de Nachtwacht zitten, net zoals Junkie XL aan Elvis.

Als je de Nachtwacht nog nooit met je eigen ogen hebt gezien, is dit een goede gelegenheid, de installatie is te zien tot 6 augustus. Toch nog te saai? Wacht dan op Greenaways film over Rembrandt, de opnames starten deze zomer. Of ga naar zijn theaterstuk over Rembrandt en zijn vrouwen, dat waarschijnlijk komend theaterseizoen op de planken staat. (Ellen op de Weegh)

Dido & Aeneas – Sasha Waltz & Guests

Foto: Sebastian Bolesch
Foto: Sebastian Bolesch

Een kolossale bak water domineert het podium. Blauw verlicht water, ondersteund door een stellage van twee meter hoog. Er bovenop staan mensen, dansers. Een voor een springen ze in het water, en voeren letterlijk een waterballet uit. Lichamen glijden als zeemeerminnen langs elkaar heen. Wonderschoon, feeëriek als een prerafaëlitisch schilderij. Dit is de zee, waaruit de zonnegod Phoebus opstijgt. En op de bodem bevindt zich de gezonken stad Carthago.

Het is het openingsbeeld van Dido & Aeneas (1688-1690), de gehavend overgeleverde opera van Henry Purcell. Het is de tragische liefdesgeschiedenis van de Trojaanse held Aeneas en de Carthaagse koningin Dido, die door toedoen van goden en heksen geen gelukkig leven samen is beschoren. Deze uitvoering onder leiding van Sasha Waltz begint met water en eindigt met vuur, echte vuurtjes, brandend op de vloer van het grote lege podium: de elementen spelen een dominante rol in deze klassieke opera.

Vraag de vernieuwende Duitse choreograaf Sasha Waltz (1963) deze opera te regisseren, en je krijgt een ontroerend en komisch Gesamtkunstwerk waar een uitverkocht Muziektheater met open mond naar zit te kijken. Operazangers (Aurore Agolin als Dido, Reuben Willcox als Aeneas; muzikale leiding Attilio Cremonesi) vertolken personages die tegelijkertijd door dansers worden neergezet. Zangers en dansers vullen elkaar aan en treden in elkaars voetsporen.

De dans van Sasha Waltz wortelt in de grove, vertellende traditie van Pina Bausch, maar kent tegelijkertijd de esthetiek van Anne Teresa De Keersmaeker. Waltz zet lichamen hoekig en aards neer, met platte voeten, kromme ledematen en gespreide handen. Geliefden kronkelen om elkaar heen, versmelten tot één lichaam. Een kluwen dansers vormt een berglandschap, of een wuivend grasveld. Storm en doodsnood zien eruit als een schilderij van Jeroen Bosch, met wanhopige mensen die de armen in een roep om hulp uitstrekken naar de hemel.

Zo zet Sasha Waltz met haar uit alle hoeken van de wereld afkomstige dansers en zangers een haarscherp georkestreerde, gedanste opera neer die een heel nieuw genre vormt in het theaterlandschap. (Mieke Zijlmans)

Dido & Aeneas is nog te zien op 24 juni in het Muziektheater in Amsterdam.

Donderdag 22 juni

Hedda Gabler – Toneelgroep Amsterdam

Foto: Jan Versweyveld
Foto: Jan Versweyveld

De verwachtingen voor deze nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam waren hooggespannen. Regisseur Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld maakten Hedda Gabler namelijk al in het najaar van 2004 bij New York Theatre Workshop en daar werden o.a. de regie en scenografie bekroond met een prestigieuze Off Broadway Theatre Award.

Het beroemde verhaal van Henrik Ibsen over Hedda Gabler werd al meerdere malen geënsceneerd in Nederland. Hedda is een intelligente vrouw van goede komaf en vindt haar nieuwe leven als huisvrouw kleinburgerlijk en saai. Bij de laatste opvoering in 2003 door de Theatercompagnie ontbrak het nogal aan noodzaak en een goede verplaatsing naar onze tijd. ‘Is er ruim honderd jaar na verschijning van het stuk nog wel plek in het theater voor Hedda Gabler?’ was dan ook de vraag. Ivo van Hove bewijst dat het stuk nog steeds actueel is; hij gaf de voorstelling terecht de ondertitel: een teken des tijds.

Hedda roept in het stuk van Ibsen voortdurend tegen haar medespelers dat ze zich “dood verveelt”. Ook Halina Reijn, die ditmaal de titelrol voor haar rekening neemt, is gefrustreerd en verveeld. Maar toch draagt zij zoveel meer uit. Ze is de personificatie van de dertiger van nu die kampt met de vraag: ‘Is dit het nu?’, ‘Is dit nou mijn leven?’. Tijdens de scèneovergangen klinkt het melodramatische Blue van Joni Mitchell. Hedda is alleen en barst uit elkaar van machteloosheid. Alhoewel het verlangen groot is, blijkt ze simpelweg niet in staat om haar leven radicaal om te gooien.

Terwijl eerdere Hedda’s vooral reacties uitlokten als: ‘Mens, doe er dan wat aan!’, wekt Halina Reijn bovenal compassie op. Dit is naast het spel van Halina Reijn ook te danken aan het verrassende toneelbeeld en haar tegenspelers. Ibsen schrijft als plaats van handeling een luxueus huis voor, maar Versweyveld maakte er een armoedige ruimte van, met weinig meubels en onafgewerkte muren. Niet bepaald een omgeving waar je dolgelukkig van wordt. Ook haar man Jurgen Tesman (Roeland Fernhout) is hier niet de suffe wetenschapper die we kennen uit andere opvoeringen. Hij geeft Hedda redelijk wat tegengas, zodat ze ook echt iets heeft om tegenaan te schoppen. Dit maakt haar verwende gedrag een stuk geloofwaardiger. In de regie van Van Hove draait het niet alleen om Hedda, maar veel meer om haar relatie tot andere personages. Het is niet twee uur lang Hedda tegen de rest. Hierdoor is het contrast met de scènes waarin ze alleen met haar woede en verdriet op het toneel staat des te groter en indrukwekkender. (Sophie Janssen)

Lees hier ook nog een uitgebreide 8WEEKLY recensie over Hedda Gabler.

Hedda Gabler is nog t/m 24 juni in het Holland Festival te zien en van 15 t/m 19 augustus in de Zuiveringshal (Westergasfabriek). Daarna gaat de voorstelling t/m 14 oktober 2006 op tournee. Voor een uitgebreide speellijst klik hier.

Nono – Champ d’Action & Josse de Pauw

Foto: Gisela Gronemeyer
Foto: Gisela Gronemeyer

Boven het podium in het Muziekgebouw aan ’t IJ hangt aan twee stevige draden een grof houten raamwerk. Het vierkant vormt de lijst voor wat eruit ziet als het binnenwerk van gesloopte antieke instrumenten; een klavecimbel en een spinet. De snaren zijn verbonden met een versterker. De Vlaamse acteur Josse de Pauw gebruikt ze om er elektronische tonen aan te ontlokken terwijl hij stamelend vertaalde Poolse gedichten voordraagt: “Moskou!! Wie ben je!! Moskou!! Wie ben je!!”.

Josse de Pauw, met zijn bonkig lichaam in een zwart kostuum, heeft zich voor deze eenmalige voorstelling tijdens Holland Festival aangesloten bij het avant-gardistische Belgische ensemble Champ d’Action. Dat komt met een programma onder de wat vage noemer Toppers van de 20e eeuwse muziek. Composities van meerdere componisten worden uitgevoerd. Centrale figuur op deze avond is Luigi Nono (1924-1990), Italiaans componist. De kern van de performance is zijn werk en zijn socialistische gedachtegoed.

Het openingsstuk is fascinerend, een nieuwe compositie voor altviool van de Finse componist Kaija Saariaho, gespeeld door Garth Knox. Hij laat het instrument binnen seconden verglijden van lieflijk en harmonieus naar krassend, begeleid door versterkte stemmen die zware ademstoten voortbrengen.

Helaas haalt de rest van de anderhalf uur durende performance die emotionele intensiteit niet. Aan de musici ligt dat niet. De virtuoze pianist Yutaka Oya gooit al zijn kunnen in de strijd. Zes zangstemmen rijgen een reeks Poolse gedichten aaneen tot de ijle roep van Sirenen in een leeg landschap. Arne Deforce bespeelt een reeks cello’s.

Maar Peter Swinnen en Maarten Buyl zitten aan de knoppen en overheersen met hun elektronica het geluid. De elektronica draait elke kans op een emotie de nek om. Gaandeweg overheerst het vervreemdende, het abstracte. Het resultaat is vooral technisch heel knap, maar het is te gestileerd, het raakt de ziel niet. (Mieke Zijlmans)

Boeken / Strip

Drie keer Xtra

recensie: Drie Xtra cartoons: Retep 1, Stout, stout fruit en Hondsdol

In deze drie nieuwe boekjes van uitgeverij Xtra worden de lezers getrakteerd op een hele lading gags en cartoons die op veel mensen grof over zullen komen. Dat is dan ook waar uitgeverij Xtra zich in heeft gespecialiseerd: grove boekjes. Zo was het ook de enige uitgeverij die het aandurfde om werk van Gregorius Nekschot te publiceren. Dat kan je lovenswaardig noemen, maar de vraag is of het publiek op dergelijke uitgaven zit te wachten.

Retep 1

Retep is de oudste van de drie. De avonturen van deze, voor zijn baasje niet al te vriendelijke, hond werden in de jaren tachtig al eens uitgegeven door uitgeverij Espee, destijds ook uitgever van andere ‘schokkende’ strips, waaronder De familie Doorzon. Toen werden de gags, die telkens uit vier plaatjes bestaan, in twee albums geplaatst, nu zijn ze verspreid over drie bundels, waarvan dit de eerste is. De grappen in deze bundel draaien steeds om hetzelfde thema: Reteps baasje wil iets van hem en vervolgens zet Retep zijn baasje voor schut.

De varianten op dit thema beginnen al snel te vervelen en na een grap of tien weet je eigenlijk wel wat je kan verwachten. Ook Schreurs’ niet al te aantrekkelijke tekenstijl helpt niet mee aan het leesplezier: de kreukels in de trui van Reteps baasje zijn net een soort golven en zijn vingers lijken wel met een tang bewerkt. Lichtpunten zijn enkele wel geslaagde grappen zoals een erg komische serie waarin Retep zijn baasje de hele tijd op zijn kop laat staan omdat er anders sancties volgen. Deze leuke grappen zijn niet voldoende tegenwicht voor de mindere grappen, maar zorgen er wel voor dat het geheel net iets boven een gemiddelde gagstrip uitkomt.

~

Stout, stout fruit

Bandirah, de auteur van Stout, Stout fruit, zal een enkeling al kennen van zijn publicaties op internet, die ook deels in deze bundel zijn opgenomen. Bandirah’s in zwart-wit getekende figuren zijn over het algemeen naakt, lijken allemaal borsten te hebben en zijn nogal lomp. Maar lompe figuren hoeven geen probleem te zijn, en al helemaal niet als het cartoons betreft: dat hebben Kamagurka en Gummbah al aangetoond. En ja, net als Kamagurka en Gummbah maakt Bandirah absurde cartoons. Maar waar die twee het vaak nog redelijk netjes houden richt Bandirah zich meer op choquerende situaties. Denk bijvoorbeeld aan volwassenen die seks met kinderen bedrijven of andere onsmakelijkheden.

Helaas zijn deze cartoons niet leuk genoeg om het ongemakkelijke gevoel dat ermee gepaard gaat te compenseren. Het heeft er vaak de schijn van dat Bandirah geen goede grap kon bedenken en vervolgens maar iets heel absurds bedacht, zodat het alsnog een geslaagde cartoon zou lijken. Hiermee geeft Bandirah eigenlijk een perfect voorbeeld van hoe je absurdisme niet moet aanpakken. Te vaak vergeet hij de subtiliteit, en trakteert hij de lezer op iets vreemds, dat blijkbaar grappig moet zijn. Er zijn natuurlijk ook wel geslaagde grappen in de bundel te vinden, maar over het algemeen stellen ze een beetje teleur.

Hondsdol

De dunne bundel Hondsdol bevat cartoons over honden van de Franse tekenaar Remi. Het eerste dat opvalt als je het boekje openslaat is dat Remi goed kan tekenen: tamelijk ingewikkelde situaties brengt hij prima in beeld door middel van zijn naar het realisme neigende stijl. In de cartoons worden telkens een of meerdere gemeen ogende honden geportretteerd als agressieve en poepproducerende beesten. Hoewel niet alle cartoons even goed zijn, is een aantal best geslaagd, waarbij vooral de afsluitende grap (muis, kat, hond en mensenarm met lijn, allemaal met een bandenspoor erdoorheen) erg sterk is. Wel had hij zijn grappen wellicht wat subtieler kunnen brengen: nu worden ze je in het gezicht geworpen en valt er verder niet veel bij na te denken. Leuker was het geweest als je iets meer moeite had moeten doen om de cartoons te begrijpen.

Retep 1 • Scenario en tekeningen: Eric Schreurs • Uitgever: Xtra • Prijs: € 12,50 (softcover, zwart-wit) • 104 bladzijden • 90 77766 34 0

Stout, stout fruit • Scenario en tekeningen: Bandirah • Uitgever: Xtra • Prijs: € 13.90 (softcover, zwart-wit) • 160 bladzijden • ISBN: 90 77766 32 4

Hondsdol • Scenario en tekeningen: Remi • Uitgever: Xtra • Prijs: € 7.90 (softcover, zwart-wit) • 40 bladzijden • ISBN: 90 77766 39 1

Theater / Voorstelling

Sartre leeft voort in intiem theater

recensie: Huis Clos (Theater Het Hof)

Je ziet graag eens een toneelstuk, met professioneel spel, en je schrikt er niet voor terug een filosofische stelling voorgeschoteld te krijgen. Dan wacht je een goede avond in Theater Het Hof in Arnhem. Dit is intiem theater: een kleine zaal, een bar tegenover het toneel en daar tussenin tafeltjes met prettige stoelen en een acteur die de toeschouwers welkom heet. En Huis Clos van Jean-Paul Sartre wordt prima neergezet door Theater Het Hof. Geen poespas, want het gaat hen om het verhaal en haar uitgangspunt: “de hel, dat zijn de anderen”.

In het gedachtegoed van Sartres existentialisme is de ander degene die je vrijheid beperkt. Of eigenlijk doet de blik van de ander dat, die pint je vast. In de ogen van de ander ben je namelijk altijd een ‘object’; ‘een chauffeur’, ‘een bakker’, ‘een voorbijganger’. Om te ontkomen aan die fixerende blik is volgens Sartre maar één manier: die blik weerstaan en de ander op jouw beurt tot jouw object maken. Dat laatste is dan ook wat hij zijn personages in Huis Clos laat doen.

Welkom in de hel

~


Inez, Estelle en José zijn alledrie net overleden. Eén voor één worden zij door een bediende een kamer binnengeleid. Ze krijgen fragmenten te zien van hoe het leven zonder hen verder gaat. Door deze beelden realiseren zij zich dat hun invloed op hun oude omgeving voorgoed voorbij is. Nu oude bekenden hen niet meer zien, brengt dat hun bestaansrecht – of het gevoel dat ze bestaan – aan het wankelen. De enigen die hen nog wel kunnen zien, zijn de twee andere personen in de gesloten kamer. Hun aanvankelijk naar binnen gekeerde blik begint zich zodoende meer en meer te concentreren op de ander. De ander wordt een middel om de grip op het zelfbeeld weer terug te krijgen. Dit doet de emoties in de gesloten kamer hoog oplopen. Totdat de deur plotseling wijd open vliegt… De keuze is nu aan hen; weglopen of blijven. Hiermee accentueert Sartre de kern van zijn ideeën; een mens heeft altijd een keuze, en draagt dus ook eigen verantwoordelijkheid voor de loop van de gebeurtenissen.

Theater in dienst van het stuk

Huis Clos past goed in het repertoire van Theater Het Hof. Ze kiezen voor hun voorstellingen toneelteksten uit het wereldrepertoire op basis van kwaliteit en toegankelijkheid. Deze zetten zij centraal en laten bijzondere aandachtspunten in spel of decor achterwege. De focus ligt volledig op de personages, op hun innerlijke strijd en onderlinge verhoudingen. Het decor bestaat uit de basale benodigdheden voor het stuk; drie banken, een muur, een beeldje op een statief en een trap naar een deur. Het ziet er verzorgd uit; mooi en degelijk. Maar verder is een kamer uiteindelijk maar een kamer. Spel en decor worden beide in dienst van het stuk gesteld. Het is dus niet zozeer vernieuwend theater wat zij bieden, maar onderhoudend.

Sfeer en kwaliteit

Het is het ’totaalplaatje’ wat een bezoek aan Theater Het Hof aantrekkelijk maakt. Er is de kleine sfeervolle zaal, het kwalitatief goede toneelstuk en -spel en de informele sfeer. Samen maken zij de avond. Vrij exclusief bovendien, want zij spelen bijna alleen in eigen huis. En voor wie een intieme theateravond weet te waarderen, is een reisje naar Theater Het Hof in Arnhem zeker de moeite waard.

Huis Clos is nog t/m zondag 2 juli te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Falende Oostkust-Westkust-samenwerking

recensie: Alias & Tarsier – Brookland/Oaklyn

Brookland/Oaklyn is de uitkomst van de samenwerking tussen de in Oakland actieve beatcreator Alias en zangeres Tarsier uit Brooklyn, New York. De aanzienlijke afstand tussen de Amerikaanse West- en Oostkust was, naast de inspiratie voor de cd-titel, reden voor de wijze van samenwerking. Die vond namelijk plaats zonder fysieke ontmoeting van de twee.

In 2004 ontving Alias – lid van het experimentele hiphopcollectief Anticon – een email van Tarsier, die zeer enthousiast was over zijn, in 2003 verschenen, soloalbum Muted. Ze vroeg hem om een remix van een van zijn nummers, met haar inbreng, te overwegen. Dat was de aanleiding voor de samenwerking die zou leiden tot het huidige project, dat zowel staats- als muzikale grenzen overschrijdt.

De tussen hip- en triphop laverende beats en de daarboven zwevende zang vormen een geheel dat enigzins doet denken aan de muziek van Björk ten tijde van Vespertine: Tarsier zingt op een soortgelijke manier. Jammer genoeg mist Brookland/Oaklyn de inventiviteit van die plaat. De muziek van Alias is niet slecht, maar bevat ook weinig memorabele momenten of pakkende hooks. Toch omvat ze de beste vijftig procent van de samenwerking; het zwakke punt ligt namelijk vooral in Tarsiers bijdrage. Hoewel er met haar stem zelf niet veel mis is, grijpt ze ook niet echt de aandacht, wat te wijten is aan de saaie melodieën die voortdurend aangevoerd worden. Ieder nummer lijkt steeds weer dezelfde vocale behandeling te krijgen waardoor het geheel zich – helaas! – voortsleept als een doodbloedend oorlogsslachtoffer. De meest interessante momenten vinden nog plaats wanneer Tarsier even stilvalt en er gerapt wordt: door Alias zelf in Last Nail, of door Dose One in Luck and Fear.

Alternatieven

Hoewel een muzikale samenwerking op afstand ongetwijfeld ook goede gevolgen zou kunnen hebben, ga je je toch afvragen of Alias en Tarsier er niet beter aan gedaan hadden elkaar toch gewoon op te zoeken – hoewel het misschien onwaarschijnlijk is dat dat tot veel betere resultaten geleid zou hebben. De kwaliteit van de zang en vooral de melodieën van Tarsier lijken daarvoor simpelweg te laag.

Alias heeft in het verleden echter wel laten blijken spannende muziek te kunnen maken. Geïnteresseerden in zijn transgressieve hiphop worden dan ook doorverwezen naar projecten die onder zijn eigen naam verschenen, zoals Through the Looking Glass (2002), en de zich nog verder van hiphop verwijderende Muted (2003) en Lilian (2005), werkstukken die stuk voor stuk stukken beter zijn dan het huidige. Dit is er een om gauw te vergeten.

Film / Films

Geëngageerde cinema uit de favela’s van Kenia

recensie: The Constant Gardener

In The Constant Gardener (2005) maakt Fernando Meirelles drie jaar na het succes van City of God (Cidade de Deus) opnieuw indruk met een fraai vormgegeven film waar de sociale betrokkenheid van afdruipt.

~

Hoewel de regisseur na zijn film over het leven van jeugdbendes in de favela’s van Rio de Janeiro diverse grote aanbiedingen uit Hollywood heeft gehad, doet hij wat betreft inhoud en stijl van zijn nieuwe film geen concessies. In The Constant Gardener ontdekt de sterk sociaal betrokken diplomatenvrouw Tessa Quayle een sinister complot: westerse medicijnfabrikanten voeren in Kenia in het geheim experimenten uit op de arme bevolking. Wanneer Tessa onder mysterieuze wijze om het leven komt zet haar echtgenoot Justin haar gevaarlijke werkzaamheden voort.

Het perspectief waar Meirelles in The Constant Gardener voor kiest is op zijn minst verfrissend te noemen. Zonder dat de spanningsopbouw er onder lijdt vragen vooral de emotionele verwikkelingen tussen Justin en Tessa en de fascinerende verbeelding van het Afrikaanse continent om de aandacht. In beide gevallen gaat Meirelles door op de weg die hij met City of God is ingeslagen. Hij weet de frisheid in het acteerwerk te bewaren door veel met improvisatie te werken. Voor veel rollen in zijn film over de Braziliaanse sloppenwijkbewoners maakte Meirelles vooral gebruik van jeugdige bewoners van de wijk. Wanneer een jong straatrovertje tijdens de opnames van een gewelddadige scène buiten het script om eerst de lieve heer vraagt hem te beschermen – zoals hij het in zijn normale leven ook gewend is – kan daar natuurlijk geen acteerwerk aan tippen. Dezelfde spontaniteit wordt in The Constant Gardener bereikt door Fiennes en Weisz in hun liefdesleven te laten improviseren. Wanneer Justin Tessa met een webcam filmt terwijl ze in bad ligt, lijkt haar ietwat gegeneerde reactie levensecht. Een indrukwekkend resultaat van de vrijheid die aan de acteurs wordt geboden.

Het beste uit twee werelden

Voor het filmen in Kibera, een arme wijk van Nairobi, is vrijwel alleen gebruik gemaakt van een eenvoudige digitale videocamera. Voor de relatieve onopvallendheid van de cameraploeg valt in deze context veel te zeggen. Het normale leven wordt minder gehinderd en kan daardoor gefilmd worden zonder het in scène te hoeven zetten. Net als in City of God negeert Meirelles de genregrenzen tussen documentaire en fictie. Spelende straatkinderen zijn ook echt aan het spelen. Acteurs figureren hier meer in het dagelijks leven van de wijkbewoners dan andersom.

~

Het is niet bezwaarlijk dat het camerawerk dankzij het niet gebruiken van kranen en stellages ruwer is, de kleurrijke chaos laat zich erdoor beter vertalen naar de kijker. Waar dit soort scènes snel gemonteerd zijn gebruikt Meirelles op andere locaties een hele andere beeldtaal. De moord op Tessa komt alleen in beeld in de vorm van de doordraaiende banden van de ontspoorde jeep, opvliegende vogels die vanuit de lucht zijn gefilmd en een totaal niet waterpas gefilmd, maar niettemin wonderschoon shot van de kleurrijke mineralen op de plaats van de moord. Met een drietal fraaie, met suggestie geladen beelden vertelt Meirelles op onconventionele wijze zijn verhaal. In verschillende settings kiest de regisseur voor een beeldtaal die uiteen kan lopen tot de hectische beelden van een digitale camera in een arme wijk van een metropool tot uitermate gestileerde beelden van opvliegende vogels die sterk doen denken aan natuurfilms. Door niet voor één stijl te kiezen behoudt Meirelles het beste uit twee werelden.

Identificatie

Fernando Meirelles, zelf afkomstig uit een middenklasse gezin uit São Paulo, toont in de onderwerpskeuze van zijn films een sterke affiniteit met de sociale onderklasse van moderne metropolen. De regisseur doet met zijn documentairestijl zijn best de oorspronkelijke bewoners van de favela’s en Keniaanse buitenwijken zonder afstand te benaderen. Door ook op de feitelijke locatie te filmen kan de bevolking bovendien meedelen in de baten van de filmproductie. De betrokkenheid die hier uit spreekt verklaart Meirelles in een interview met cinema.nlals volgt:

Omdat ik uit Brazilië kom, kon ik de film op een andere manier maken dan een Brit gedaan zou hebben. Ik identificeerde me meer met de Kenianen dan met de Britten in het verhaal. Ik heb er veel Britse personages en plotlijntjes uitgehaald. Daarvoor in de plaats heb ik een aantal scènes bedacht in de straten van Nairobi. Met sfeer in plaats van plotontwikkeling.

~

Hiermee behoort Meirelles tot een slag filmmakers dat ondanks toenemende budgetten en het werken met goedbetaalde acteurs geen concessies aan vorm of inhoud doet: hij wil vooral eigen ideeën en stijlmiddelen uitbouwen. De Spaanse regisseur Almodóvar is hem hierbij tot voorbeeld:

Mijn ideale carrière zou zijn om te doen wat Pedro Almodóvar doet in Spanje, Braziliaanse films maken voor het internationale publiek. Dat zou perfect zijn.

Met The Constant Gardener zet Meirelles een goede stap in deze richting.

Extra op de dvd staat een interessante reportage over het filmen in de arme en afgelegen gebieden van Kenia. Daarnaast een interview met schrijver John le Carré en regisseur Fernando Meirelles ineen, over het proces van de boekverfilming. Hieruit blijkt ondermeer hoe eigenzinnig Meirelles in de verfilming te werk is gegaan. Hetzelfde kan geconcludeerd worden uit de deleted scenes: een groot aantal fraaie of verhelderende scènes zijn opgeofferd voor een meer kernachtige vertelling. De kwaliteit van het eindproduct heeft duidelijk voorop gestaan bij het maken van dergelijke beslissingen.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Grizzly Man / Department 36 / Broken Flowers

.

Grizzly Man
(Olivier Marchal, 2004 • Paradiso)

De twee grootste acteurs van Frankrijk in een op feiten gebaseerde politiethriller, door een voormalige dienstklopper geregisseerd: op papier een interessante film. In Frankrijk werd het een succes. Momenteel draait de film in de Britse bioscopen; bij ons werd hij (zonder extra materiaal) op dvd gedumpt. Terecht, want Department 36 is onderhoudend en spannend, maar verder een allesbehalve opzienbarende film.

~

Regisseur Marchal wilde zich duidelijk als een Franse evenknie van Michael Mann bewijzen, maar faalt jammerlijk. Behalve de kille, gestroomlijnde vormgeving deugt er weinig aan zijn film. Er is geen moment een geloofwaardige chemie tussen een zoals altijd sterke Daniel Auteuil (de brute maar rechtschapen diender) en een ingehouden maar volledig verspilde Gérard Depardieu (de Machiavelli). Bovendien is het verhaaltje nauwelijks bijzonder en verzandt het beoogde realisme al gauw in een hyperbool van intrige, waarin de geloofwaardigheid volledig zoek is. (Paul Caspers)

Broken Flowers
(Jim Jarmusch, 2005 • A-Film)

Jim Jarmusch bevindt zich in een curieuze positie: louter op grond van oudere successen ziet hij zich nog steeds verzekerd van een bioscooproulement en een welhaast blinde, kritiekloze ontvangst van zijn films, hoe weinig die tegenwoordig ook om het lijf hebben. Broken Flowers is een portret van een eenzame pensionaris die hoort dat hij ooit een kind verwekt heeft, en meer uit verveling dan overtuiging op zoek gaat naar de mogelijke moeder van de jongen. Een lome Bill Murray doet weinig anders dan wat hij altijd gedaan heeft: droogkomische humor teweegbrengen die vooral afhangt van zijn dik ironische oogopslag.

~

Het verschil is dat hij minder praat, langzamer beweegt en dat regisseurs de camera langer op hem richten, zodat de huidige generatie filmhuisgangers ongegeneerd om hem kan lachen, net als het gepeupel dat twintig jaar geleden bij Ghost Busters deed. Je waardering voor Murrays kunstje is waar Broken Flowers volledig van afhangt, want Jarmusch weigert zijn verhaal ook maar een moment geloofwaardig of innemend (laat staan sluitend) te maken. De ironie van Murrays personage vindt daarom geen tastbare weerklank, en blijft dus loos. Een fraai ingevoegd kleurenmotief en een aangenaam sloom ritme ten spijt; bovendien zijn de bijrolvertolkers (Julie Delpy, Chloë Sevigny) zonder uitzondering verspild. De extra’s stellen teleur: zinloos materiaal over de acteurs en een handvol volstrekt nietszeggende uitspraken van Jarmusch. Ons exemplaar had tenslotte een erg slechte, veel te donkere beeldkwaliteit. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.