Theater / Achtergrond
special: reportage Holland Festival 2006

Melancholia & Hysteria – deel 3

~

Vier weken Holland Festival met tientallen voorstellingen verspreid over negen locaties in Amsterdam zitten erop. Ook dit jaar presenteerde het festival, voor de tweede maal onder leiding van Pierre Audi en Jacques van Veen, de crème de la crème op het gebied van theater, dans, muziek, muziektheater en alle mogelijke dwarsverbanden daartussen. Het festival trok in totaal 51.000 bezoekers en vele voorstellingen waren uitverkocht. Gerenommeerde nationale en internationale kunstenaars zoals Kabuki meester Ebizo Ichikawa, Jossi Wieler, Johan Simons, Sasha Waltz, Ryuichi Sakamoto, Alain Platel, Peter Greenaway en Michel van der Aa streken neer in Amsterdam, maar er was op het festival ook plek voor minder bekende talenten zoals alva noto, Elevator Repair Service, Amir Reza Koohestani en Michel Casanovas. Verbindend thema tussen de producties was dit jaar Melancholia & Hysteria. Gemoedstoestanden die van oudsher nauw verbonden zijn met de kunsten en elkaar zowel kunnen tegenspreken als aanvullen. Het was dit jaar een Holland Festival met veel verrassingen en hoogtepunten. 8WEEKLY deed bijna dagelijks verslag.

deel 1 | deel 2 | deel 3

Zondag 25 juni

Zero Degrees – Akram Khan & Sidi Larbi Cherkaoui

Foto: Tristam Kenton
Foto: Tristam Kenton

De gevierde choreografen en dansers Akram Khan en Sidi Larbi Cherkaoui zijn op het eerste gezicht twee totaal verschillende mannen. Sidi Larbi is geboren in Antwerpen in een Marokkaans-Vlaamse familie. Hij heeft een bleke huid, draagt zijn haar lang, is gekleed in grijze kleren en draagt zwarte schoenen. Khan komt uit Londen en is de zoon van Bengaalse immigranten. Hij draagt bruine kleding die passen bij zijn getinte huid en is kaal. Hij vindt schoeisel een beperking in zijn bewegingsvrijheid dus hij danst op blote voeten. Maar hun verschillende achtergronden blijken helemaal niet zo anders te zijn. Ze groeiden namelijk beiden op met de Islam in een allochtoon gezin in een westerse samenleving en werden vervolgens geïnspireerd door hun dubbele identiteit. Het resultaat daarvan is de dansvoorstelling Zero Degrees. Khan en Sidi Larbi vertellen in het Engels het verhaal over een vervelende treinreis van Bangladesh en India. De eerste scène gaat over een grenswachter die een Brits paspoort afpakt van een reiziger. De stemmen en gebaren van beide mannen zijn perfect op elkaar afgestemd, alsof ze versmelt zijn tot één persoon. Het toneel heeft aan beide kanten metershoge witte wanden, een wit speelvlak en een transparant achterdoek, waarachter de muzikanten af en toe te zien zijn. Dit decor zorgt ervoor dat er steeds prachtige schaduwen te zien zijn. Bijvoorbeeld tijdens de scène waarin de twee dansers tegenover elkaar staan en een ballet met hun handen maken. Het is een indrukwekkend beeld dat prachtig ondersteund wordt door de muziek van de Brits-Indiase componist Nitin Sawnhey, óók iemand met een dubbele identiteit.

Het thema over de reiziger die zijn paspoort moet inleveren en zijn identiteit verliest is de rode draad in de voorstelling. Het is bijzonder om met zo weinig woorden zoveel betekenis te leggen in de bewegingen. Khan en Larbi dansen zeer intensief. Ze rollen over de vloer en wringen zich in allerlei bochten. Zero Degrees is een ontzettend knappe prestatie die ook nog eens enorm beklijft. (Sophie Janssen)

Zaterdag 24 juni

Scenes from The Tempest – Thomas Adès, Sir Harrison Birtwistle

Foto: Maurice Foxall
Foto: Maurice Foxall

Veel componisten hebben geprobeerd van Shakespeares The Tempest een opera te maken, maar zelfs Verdi staakte zijn poging. Niet voor niets, want The Tempest staat te boek als een van Shakespeares ‘problem plays’, ondanks de vele prachtige regels. Prachtige regels die niet in Meredith Oakes’ bewerking terug te vinden zijn; zij kreeg vooral in eigen land veel kritiek over zich heen voor haar ‘infantiliserende’ versie.

Het Engelse wonderkind Thomas Adès, geboren in 1971, maar reeds toe aan zijn tweede grote opera en al omschreven als de nieuwe Mozart, weet de inderdaad de wat al te eenvoudige teksten te voorzien van ronduit prachtige muziek. Zijn opera zal voorlopig niet in ons land te horen zijn, maar in het Holland Festival bracht het Radio Filharmonisch Orkest een door Adès zelf samengestelde selectie uit de opera. Vooral de ijle muziek die Adès voor Ariel componeerde, met onvoorstelbaar hoge noten, illustreert dat Adès als weinig andere moderne componisten toegankelijkheid weet te koppelen aan dramatische zeggingskracht, zonder te vervallen in goedkoop effectbejag.

Ook de religieuze koormuziek van zijn landgenoot Jonathan Harvey (1939) is zeer emotionerend door op ingenieuze wijze traditie en moderne compositietechnieken met elkaar te verbinden. Veel moderner klinkt Earth Dances van de nestor van de Britse muziek Harrison Birtwistle (1934). Zo modern, dat zeker vijfentwintig mensen voortijdig het Concertgebouw verlieten, onder toeziend oog van festivaldirecteur Pierre Audi, die ook het storende gesnurk van een van de bezoekers achterin de zaal niet ontgaan kan zijn. Maar zij behoorden gelukkig tot de uitzondering en Audi kan terugblikken op een zeer succesvol Holland Festival. Ook de volgende editie belooft een bijzondere te worden, met de wereldpremière van Wagner Dream, een opera van Harvey over de laatste dagen van Richard Wagner, en vooral de Europese première van John Adams’ Doctor Atomic, de in de Verenigde Staten met gejuich ontvangen opera over de eerste atoomproef. (Henri Drost)

A Throw of Dice – Nitin Sawhney & Het Metropole Orkest

Foto: Chris Lopez
Foto: Chris Lopez

Jaren geleden werd hij binnengehaald als de vaandeldrager van de Asian Underground maar inmiddels is Nitin Sawhney dat stigma ver ontstegen. De Britse-Indiase componist, muzikant en dance-dj stond vorig jaar nog met zijn reguliere band in Amsterdam. Ditmaal heeft hij het complete Metropole Orkest achter zich en is de hoofdgast op de slotavond van het prestigieuze Holland Festival. Niet slecht voor iemand uit de underground. In 2005 schreef Nitin Sawhney de soundtrack voor een stomme Duits-Indiase zwart-witfilm uit 1929: A Throw of Dice. Vanavond is de bewuste film te zien en de soundtrack live te horen.

Het publiek in de zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ is een bonte mix van hippe jongeren, grijzende vijftigers in avondkleding en excentrieke neo-hippies. De met Indiase instrumenten doordrenkte dance en pop die Sawhney maakt spreekt duidelijk een totaal ander publiek aan dan het Metropole Orkest. Met meer dan vijftig mensen op het podium belooft het een spannend huwelijk te worden. En zo pakt het ook uit.

Het verhaal van A Throw of Dice is gebaseerd op het oude hindoe-epos Mahabharata en verhaalt over twee gokverslaafde koningen, de een slecht, de ander goed. Wie zelf in India heeft gereisd, herkent in de film de woestijn van Jaisalmer, het koninklijk paleis van Udaipur en de chaos (toen ook al!) in de nauwe straatjes. Indrukwekkend zijn de scènes waarin de legers van de prinsen tegen elkaar ten strijde trekken en waar duizenden figuranten aan meedoen.

Het is opvallend dat Sawhney’s compositie niet altijd synchroon loopt met de gebeurtenissen op het doek. Soms verwijst de muziek naar gebeurtenissen in de toekomst. Zo is tijdens het huwelijksfeest de muziek niet vrolijk maar dreigend, alsof er onheil in de lucht hangt; wat dan ook uitkomt. Later, als het volksleger ten strijde trekt, klinkt geen bombastische marsmuziek maar is de toon vrolijk en opgeruimd. Je ruikt de goede afloop bijna.

Natuurlijk domineren de violen en mogen de paukenspelers regelmatig los, zoals het hoort in goede filmmuziek. Maar wat de soundtrack van A Throw of Dice echt uniek maakt is het samenspel tussen typisch Indiase instrumenten als fluit (Ashwin Srinivasan) en tabla (Aref Durvesh) en de westerse klanken van viool, harp en trombone. Hoewel gespeeld in verschillende toonsoorten, klinkt er geen enkele dissonant. De muziek past zelfs zo goed bij de film, dat je al snel vergeet dat er een orkest onder het filmdoek staat te spelen en je helemaal opgaat in het verhaal. Lachend vergeeft het publiek het hilarische einde (de foute koning rolt van de rotsen de rivier in) en beloont Nitin Sawhney en dirigent Stephen Hussey met een minutenlange staande ovatie. (René Passet)

Vrijdag 23 juni

Amid the Clouds – Amir Reza Koohestani

foto: Shokoofeh Hashemian
Foto: Shokoofeh Hashemian

Amid the Clouds is een kleine voorstelling. Een acteur, een actrice, drie bakken water, twee houten pallets en een rode doek. Het spel is verstild, zonder enige opsmuk of onnodige beweging en de poëtische tekst wordt vloeiend, haast terloops uitgesproken. De voorstelling vertelt het verhaal van twee vluchtelingen, hedendaagse nomaden, die Europa doorkruisen op zoek naar geluk. Een verhaal van een man en een vrouw, van liefde, hoop en dromen en de harde dagelijkse realiteit van het vluchtelingenbestaan. In de sobere regie van Koohestani, die dit werk baseerde op de belevenissen van een vriend, doet het verhaal je denken aan een volksvertelling uit de rijke Iraanse verteltraditie en krijgt het actuele onderwerp een mythische dimensie mee van alle plaatsen en tijden.

Deze soberheid, veelal voortgekomen uit tijd- en geldgebrek, en soms uit het omzeilen van de censuur in Iran, is Koohestani’s handelsmerk geworden. Door de kracht van de tekst, de fijnzinnige regie en de overtuigende acteurs werken de stiltes, voel je de vermoeidheid, de kou, het onuitgesproken verdriet en zie je in het spel van een paar vingertoppen een innige omhelzing. Schrijnend en ontroerend. Deze eenvoud is rijk en ruim, wonderlijk en trefzeker tegelijk. Een grootse kleine voorstelling. (Ellen op de Weegh)

Nightwatching – Peter Greenaway

foto: still uit film van Peter Greenaway
Foto: still uit film van Peter Greenaway

Mag er iemand met zijn tengels aan de Nachtwacht zitten? Met de installatie Nightwatching in het Rijksmuseum tovert de Britse regisseur en multi-media artiest Peter Greenaway onze eigen Rembrandt om in Sherlock Holmes. Hij suggereert dat de Nachtwacht verborgen aanwijzingen bevat van een duister complot; er vond een moord plaats in de gelederen van dit 17e eeuwse schuttersgilde.

Alle personages op het schilderij worden middels een audiovisuele installatie aan je voorgesteld. Greenaway gebruikt een collage van details van de Nachtwacht, filmpjes van gekostumeerde acteurs, geluidseffecten en een geloofwaardige Engelse voice-over om de geheime samenzwering uit de doeken te doen. Alles is ook na te slaan in het boek Nightwatching dat voor de gelegenheid is verschenen. Vervolgens ga je in een tweede zaal de echte Nachtwacht bekijken. Maar verrassing: de lichten doven, er klinkt wapengekletter, de vaandel zwaait, er is vuur en regen en het schot valt. Met een vijf minuten durende geraffineerde licht- en geluidsshow lijkt het doek te bewegen en tot leven te komen.

Greenaway toont hier, net als in zijn films, zijn grote gevoel voor humor en stijlvol spektakel. Je wordt met adembenemende effecten verleid om zijn verhaal te geloven. De dwarse en theatrale aanpak sluit mooi aan bij Rembrandts werk.
Tegelijkertijd stelt Nightwatching indringende vragen. Hebben we, gezien het grote succes van Dan Brown’s The Da Vinci Code, behoefte aan eenduidige verklaringen van kunstwerken? Kunnen we zelf nog kijken en vragen stellen? Welke verhalen zoeken we? Hoeveel audiovisuele hulpmiddelen hebben we nodig om nog geprikkeld en geboeid te raken? Mooie vragen. Van mij mag Greenaway aan de Nachtwacht zitten, net zoals Junkie XL aan Elvis.

Als je de Nachtwacht nog nooit met je eigen ogen hebt gezien, is dit een goede gelegenheid, de installatie is te zien tot 6 augustus. Toch nog te saai? Wacht dan op Greenaways film over Rembrandt, de opnames starten deze zomer. Of ga naar zijn theaterstuk over Rembrandt en zijn vrouwen, dat waarschijnlijk komend theaterseizoen op de planken staat. (Ellen op de Weegh)

Dido & Aeneas – Sasha Waltz & Guests

Foto: Sebastian Bolesch
Foto: Sebastian Bolesch

Een kolossale bak water domineert het podium. Blauw verlicht water, ondersteund door een stellage van twee meter hoog. Er bovenop staan mensen, dansers. Een voor een springen ze in het water, en voeren letterlijk een waterballet uit. Lichamen glijden als zeemeerminnen langs elkaar heen. Wonderschoon, feeëriek als een prerafaëlitisch schilderij. Dit is de zee, waaruit de zonnegod Phoebus opstijgt. En op de bodem bevindt zich de gezonken stad Carthago.

Het is het openingsbeeld van Dido & Aeneas (1688-1690), de gehavend overgeleverde opera van Henry Purcell. Het is de tragische liefdesgeschiedenis van de Trojaanse held Aeneas en de Carthaagse koningin Dido, die door toedoen van goden en heksen geen gelukkig leven samen is beschoren. Deze uitvoering onder leiding van Sasha Waltz begint met water en eindigt met vuur, echte vuurtjes, brandend op de vloer van het grote lege podium: de elementen spelen een dominante rol in deze klassieke opera.

Vraag de vernieuwende Duitse choreograaf Sasha Waltz (1963) deze opera te regisseren, en je krijgt een ontroerend en komisch Gesamtkunstwerk waar een uitverkocht Muziektheater met open mond naar zit te kijken. Operazangers (Aurore Agolin als Dido, Reuben Willcox als Aeneas; muzikale leiding Attilio Cremonesi) vertolken personages die tegelijkertijd door dansers worden neergezet. Zangers en dansers vullen elkaar aan en treden in elkaars voetsporen.

De dans van Sasha Waltz wortelt in de grove, vertellende traditie van Pina Bausch, maar kent tegelijkertijd de esthetiek van Anne Teresa De Keersmaeker. Waltz zet lichamen hoekig en aards neer, met platte voeten, kromme ledematen en gespreide handen. Geliefden kronkelen om elkaar heen, versmelten tot één lichaam. Een kluwen dansers vormt een berglandschap, of een wuivend grasveld. Storm en doodsnood zien eruit als een schilderij van Jeroen Bosch, met wanhopige mensen die de armen in een roep om hulp uitstrekken naar de hemel.

Zo zet Sasha Waltz met haar uit alle hoeken van de wereld afkomstige dansers en zangers een haarscherp georkestreerde, gedanste opera neer die een heel nieuw genre vormt in het theaterlandschap. (Mieke Zijlmans)

Dido & Aeneas is nog te zien op 24 juni in het Muziektheater in Amsterdam.

Donderdag 22 juni

Hedda Gabler – Toneelgroep Amsterdam

Foto: Jan Versweyveld
Foto: Jan Versweyveld

De verwachtingen voor deze nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam waren hooggespannen. Regisseur Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld maakten Hedda Gabler namelijk al in het najaar van 2004 bij New York Theatre Workshop en daar werden o.a. de regie en scenografie bekroond met een prestigieuze Off Broadway Theatre Award.

Het beroemde verhaal van Henrik Ibsen over Hedda Gabler werd al meerdere malen geënsceneerd in Nederland. Hedda is een intelligente vrouw van goede komaf en vindt haar nieuwe leven als huisvrouw kleinburgerlijk en saai. Bij de laatste opvoering in 2003 door de Theatercompagnie ontbrak het nogal aan noodzaak en een goede verplaatsing naar onze tijd. ‘Is er ruim honderd jaar na verschijning van het stuk nog wel plek in het theater voor Hedda Gabler?’ was dan ook de vraag. Ivo van Hove bewijst dat het stuk nog steeds actueel is; hij gaf de voorstelling terecht de ondertitel: een teken des tijds.

Hedda roept in het stuk van Ibsen voortdurend tegen haar medespelers dat ze zich “dood verveelt”. Ook Halina Reijn, die ditmaal de titelrol voor haar rekening neemt, is gefrustreerd en verveeld. Maar toch draagt zij zoveel meer uit. Ze is de personificatie van de dertiger van nu die kampt met de vraag: ‘Is dit het nu?’, ‘Is dit nou mijn leven?’. Tijdens de scèneovergangen klinkt het melodramatische Blue van Joni Mitchell. Hedda is alleen en barst uit elkaar van machteloosheid. Alhoewel het verlangen groot is, blijkt ze simpelweg niet in staat om haar leven radicaal om te gooien.

Terwijl eerdere Hedda’s vooral reacties uitlokten als: ‘Mens, doe er dan wat aan!’, wekt Halina Reijn bovenal compassie op. Dit is naast het spel van Halina Reijn ook te danken aan het verrassende toneelbeeld en haar tegenspelers. Ibsen schrijft als plaats van handeling een luxueus huis voor, maar Versweyveld maakte er een armoedige ruimte van, met weinig meubels en onafgewerkte muren. Niet bepaald een omgeving waar je dolgelukkig van wordt. Ook haar man Jurgen Tesman (Roeland Fernhout) is hier niet de suffe wetenschapper die we kennen uit andere opvoeringen. Hij geeft Hedda redelijk wat tegengas, zodat ze ook echt iets heeft om tegenaan te schoppen. Dit maakt haar verwende gedrag een stuk geloofwaardiger. In de regie van Van Hove draait het niet alleen om Hedda, maar veel meer om haar relatie tot andere personages. Het is niet twee uur lang Hedda tegen de rest. Hierdoor is het contrast met de scènes waarin ze alleen met haar woede en verdriet op het toneel staat des te groter en indrukwekkender. (Sophie Janssen)

Lees hier ook nog een uitgebreide 8WEEKLY recensie over Hedda Gabler.

Hedda Gabler is nog t/m 24 juni in het Holland Festival te zien en van 15 t/m 19 augustus in de Zuiveringshal (Westergasfabriek). Daarna gaat de voorstelling t/m 14 oktober 2006 op tournee. Voor een uitgebreide speellijst klik hier.

Nono – Champ d’Action & Josse de Pauw

Foto: Gisela Gronemeyer
Foto: Gisela Gronemeyer

Boven het podium in het Muziekgebouw aan ’t IJ hangt aan twee stevige draden een grof houten raamwerk. Het vierkant vormt de lijst voor wat eruit ziet als het binnenwerk van gesloopte antieke instrumenten; een klavecimbel en een spinet. De snaren zijn verbonden met een versterker. De Vlaamse acteur Josse de Pauw gebruikt ze om er elektronische tonen aan te ontlokken terwijl hij stamelend vertaalde Poolse gedichten voordraagt: “Moskou!! Wie ben je!! Moskou!! Wie ben je!!”.

Josse de Pauw, met zijn bonkig lichaam in een zwart kostuum, heeft zich voor deze eenmalige voorstelling tijdens Holland Festival aangesloten bij het avant-gardistische Belgische ensemble Champ d’Action. Dat komt met een programma onder de wat vage noemer Toppers van de 20e eeuwse muziek. Composities van meerdere componisten worden uitgevoerd. Centrale figuur op deze avond is Luigi Nono (1924-1990), Italiaans componist. De kern van de performance is zijn werk en zijn socialistische gedachtegoed.

Het openingsstuk is fascinerend, een nieuwe compositie voor altviool van de Finse componist Kaija Saariaho, gespeeld door Garth Knox. Hij laat het instrument binnen seconden verglijden van lieflijk en harmonieus naar krassend, begeleid door versterkte stemmen die zware ademstoten voortbrengen.

Helaas haalt de rest van de anderhalf uur durende performance die emotionele intensiteit niet. Aan de musici ligt dat niet. De virtuoze pianist Yutaka Oya gooit al zijn kunnen in de strijd. Zes zangstemmen rijgen een reeks Poolse gedichten aaneen tot de ijle roep van Sirenen in een leeg landschap. Arne Deforce bespeelt een reeks cello’s.

Maar Peter Swinnen en Maarten Buyl zitten aan de knoppen en overheersen met hun elektronica het geluid. De elektronica draait elke kans op een emotie de nek om. Gaandeweg overheerst het vervreemdende, het abstracte. Het resultaat is vooral technisch heel knap, maar het is te gestileerd, het raakt de ziel niet. (Mieke Zijlmans)