Boeken / Achtergrond
special: Turkse schrijvers in een lastig parket

Wordt vervolgd?

Rechtszaken tegen schrijvers zijn in de Lage Landen even zeldzaam als onschuldig. Alleen met persoonlijke beledigingen lijk je nog enig risico te lopen. Dat kan bijvoorbeeld Herman Brusselmans bevestigen na het proces dat modeontwerpster Ann Demeulemeester enkele jaren geleden tegen hem aanspande. Toch kunnen auteurs niet overal even vrij hun pen hanteren. Vooral Turkije zorgde het afgelopen jaar voor afkeurende krantenkoppen met de rechtszaken tegen de bekende schrijvers Orhan Pamuk en Elif Shafak.

Artikel 301

Aan het begin van deze éénentwintigste eeuw bevindt Turkije zich in een allesbehalve benijdenswaardige positie. De leiders van het land doen hun best om de toetreding tot de Europese Unie zo vlot mogelijk te laten verlopen, en daarbij kunnen ze negatieve propaganda missen als kiespijn. Een aantal spoken uit het verleden speelt hun echter parten. Eén daarvan is artikel 301 van het nieuwe Turkse strafwetboek, dat het beledigen van de Turkse identiteit strafbaar maakt. Sinds het van kracht werd, leidde dat artikel al tot tientallen klachten. De meest bekende zijn die tegen de vooraanstaande auteurs Orhan Pamuk en Elif Shafak.

Istanbul
Istanbul

Orhan Pamuk, in het Westen de bekendste van de twee, kwam in de problemen na enkele uitspraken in een interview met een Zwitsers blad. Daarin fulmineerde hij tegen het Turkse taboe rond de genocide van dertigduizend Koerden en één miljoen Armeniërs. Diezelfde Armeense genocide, die zich afspeelde tijdens verschillende conflicten in de vorige eeuw, bracht ook Elif Shafak in een moeilijk parket. Zij verwees naar de kwestie in haar boek De bastaard van Istanbul en zou daarmee eveneens de Turkse identiteit beledigd hebben.

Terwijl Pamuk ondertussen rustig kan ademhalen – zijn zaak werd begin dit jaar geseponeerd – wachten de zwangere Elif Shafak nog bange dagen: zij verschijnt namelijk pas deze maand voor het gerecht. Haar angst is niet onterecht. Ook als het niet tot een veroordeling zou komen (die haar in het slechtste geval drie jaar gevangenisstraf kan opleveren), kan ze waarschijnlijk rekenen op een moeilijke periode vol verbaal en misschien zelfs fysiek geweld. Bovendien is de goede afloop van de rechtszaak evenmin gegarandeerd: op basis van datzelfde artikel 301 werd vorige maand nog een Turkse uitgever veroordeeld.

Extreemrechts

Hoewel de zaken tegen Pamuk en Shafak in West-Europa de meeste aandacht krijgen, zijn ze zeker geen geïsoleerd verschijnsel. In zijn korte leven gaf het gevreesde artikel namelijk al aanleiding tot meer dan 60 klachten. Vele daarvan komen van één en dezelfde persoon: de nationalistische advocaat Kemal Kerincsiz. Voor extreemrechtse activisten in Turkije is artikel 301 dan ook een uitgelezen kans om hun stem te laten horen. Als tegenstanders van de Turkse toetreding tot de Europese Unie kunnen ze op die manier hun land in het Westen heel wat negatieve publiciteit bezorgen. Dat lijkt hun ook gelukt: de Europese journalisten, intellectuelen en politici hebben zich inderdaad als hongerige wolven op de zaken Pamuk en Shafak gestort. Tegelijkertijd komt zo ook de EU in Turkije in een slecht daglicht te staan: vele argwanende Turken zien die Westerse aandacht (of bemoeizucht?) namelijk als een aanval op hun soevereiniteit.

Toch zou het te gemakkelijk zijn om de schuld van rechtszaken als die tegen Pamuk en Shafak helemaal in de schoenen van een handvol extreemrechtse nationalisten te schuiven. Uiteindelijk maken zij ook maar gebruik van een dubieus artikel dat zwart op wit in het Turkse strafwetboek staat en dat met andere woorden door de regering is goedgekeurd. Het artikel moet dus wel een breder draagvlak hebben. Er zijn nochtans ook aanwijzingen voor het tegendeel. Zo werd Recep Tayyip Erdogan, vandaag de Turkse eerste minister, tien jaar geleden nog veroordeeld voor het voorlezen van een gedicht dat iets te opruiend klonk. De vrijheid van meningsuiting is sindsdien ongetwijfeld toegenomen, al valt dat niet steeds uit de westerse berichtgeving op te maken. In dat opzicht lijkt het artikel niet meer dan een overblijfsel uit vervlogen tijden.

Anachronisme of niet, artikel 301 doet de Turkse identiteit duidelijk meer kwaad dan goed. Elke democratie moet kritiek toelaten, ook al gaat die over gevoelige zaken. Een herziening van het strafwetboek lijkt dan ook aan de orde, liefst niet onder druk van het Westen, maar op initiatief van de Turkse regering zelf. Op die manier kan ze tonen dat de gevallen die nu in de pers zo breed worden uitgesmeerd, in de Turkse strijd voor vrije meningsuiting niet meer dan wat achterhoedegevechten zijn.

Film / Films

Duistere metalscene op aangename wijze belicht

recensie: Metal: a Headbanger's Journey

.

~

De jonge antropoloog Sam Dunn, verteller en de headbanger uit de titel, neemt ons mee op zijn persoonlijke queeste naar ’the heart of the beast’. Al van jongs af aan heeft Dunn een fascinatie voor het metalgenre. Metal: a Headbanger’s Journey volgt hem in zijn zoektocht naar het antwoord op de vraag waarom metal, al zo lang als het bestaat, het slachtoffer is van stereotypen, niet wordt geaccepteerd en meedogenloos wordt veroordeeld, terwijl miljoenen fans juist zo gepassioneerd hun heil zoeken in deze muzieksoort.

Wagner en Beethoven

Aan de hand van thematische hoofdstukken dalen we steeds verder af in de duistere krochten van de metal-subcultuur. Van de ontstaansgeschiedenis tot het muzikale geluid en van de controverse met religie tot het vraagstuk rondom gender en seksualiteit in de muziek. Interviews met metalhelden van nu en rocklegendes van vroeger, geven een duidelijk en soms zelfs komisch inzicht in de turbulente wereld van heavy metal. Zo wordt er op een gegeven moment verteld dat de oorsprong van metal zich onder andere bevindt in zware klassieke muziekstukken van Wagner en Beethoven. En volgens critici was deze laatste onbetwist “a member of Led Zeppelin if he would have been alive in that era”.

Openhartig

~

De openhartigheid waarmee Dunn zijn geïnterviewden benadert en zijn ongedwongen enthousiasme om alles te vragen en in beeld te brengen, doet in de verte denken aan de documentairestijl van Michael Moore. Dunn is net als Moore een man met een missie. En hoewel misschien wat minder controversieel, is hij op zijn eigen manier wel zeer vermakelijk én informatief. Ook wanneer interviews niet helemaal lopen zoals gepland, blijft hij als een soort ‘fly on the wall’ filmen om te zien hoe de situatie zich ontwikkelt. En dat maakt het beeldmateriaal pas echt interessant. Zo komt hij tijdens een interview met de Noorse death metalband Mayhem (waarvan de vorige zanger zichzelf door het hoofd heeft geschoten en de overgebleven leden kettingen dragen met stukjes van zijn schedel) tot de conclusie dat bier drinken en tegelijkertijd interviews houden geen groot succes is.

Dunns uiteindelijke conclusie, “Metal will always be a culture of outsiders“, is misschien wat kort door de bocht en voor de hand liggend, maar dat doet niets af aan het feit dat zijn documentaire zowel voor metalliefhebbers als voor leken buitengewoon interessant is. De sterke fundering die hij legt en de snelheid waarmee hij zijn bevindingen weet uit te werken, maken Metal: a Headbanger’s Journey tot een boeiend ‘reisje’ dat je zeker niet mag missen.

Muziek / DVD

Overbodig materiaal op magere dvd

recensie: The Dillinger Escape Plan – Miss Machine: The DVD

.

Helaas, heel veel bijzonders heeft deze dvd eigenlijk niet te bieden. Buiten de drie videoclips van Panasonic Youth, Setting Fire to Sleeping Giant en Unretrofied is er eigenlijk weinig boeiends te beleven. Unretrofied met z’n bizarre ziekenhuissetting, de plaat waarvan ook de making of is bijgesloten op deze dvd, spreekt nog het meest aan.

Making of

~

De toegevoegde waarde van The Making of Unretrofied ontgaat mij echter een beetje. Buiten het feit dat je een beeld krijgt van de primitieve middelen waarmee de surrealistische sfeer van de clip is gefabriceerd, wordt het eigenlijk op geen enkel moment echt boeiend. Veel uitleg over de toedracht van de clip hoef je niet te verwachten. De meeste woorden die er worden gesproken, gaan op aan flauwe grapjes.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de making of van Miss Machine, waar de beelden ook nog eens van zwarte-witte homevideo-kwaliteit zijn. In eerste instantie worden je wat beelden voorgeschoteld van de opnames, waarna zo’n twintig minuten volgen waarin de verschillende bandleden – staand in een lift waarvan de deuren letterlijk elke verdieping wéér open en dicht gaan – uit de doeken doen hoe het album tot stand kwam. Dit is in wezen een interessant verhaal, maar de herhalende beelden voegen weinig toe.

Dan rest nog…

Ook de ‘pers-gallerij’ is zo’n item op de dvd waar ik eigenlijk weinig mee kan; er staan foto’s op van de verschillende artikelen die over de band verschenen zijn, onder begeleiding van Dillinger Escape Plan-muziek natuurlijk. De artikelen zijn helaas niet te lezen en zijn dus totaal overbodig. Gelukkig zijn er nog de live-opnames van enkele nummers, waarbij we de band actief over het podium zien stuiteren. Hier valt wat plezier aan te beleven, vooral ook vanwege de goede geluidskwaliteit. Dat is bij een band als deze natuurlijk geen overbodige luxe.
Al met al is Miss Machine: The DVD niet echt een dvd om warm van te worden; iets wat ik eigenlijk wel had gehoopt bij een band van dit kaliber.

Kunst / Expo binnenland

Geklieder met diepgang

recensie: Dutch Masters. Street Art and Urban Painting

.

Waar denkt de gemiddelde Nederlander aan als je begint over Street Art en Urban Painting? Geklieder op muren en afgedankte materialen waar niemand meer om geeft, waarschijnlijk. Deze stereotypering klopt voor een deel van de werken in de tentoonstelling Dutch Masters over Street art in het GEM, museum voor actuele kunst te Den Haag, al is dit ‘geklieder’ wel van een zeer hoog niveau.

Super A, Throw up playground
Super A, Throw up playground

Kunstenaars die zich bezig houden met Street Art of Urban Painting, twee namen voor dezelfde stroming, maken hun kunst met spuitbussen, een soort airbrush en gebruikte, afgedankte materialen van de straat zoals cassettebandjes. De werken bevatten wel ingredienten uit stripverhalen, zijn vaak cynisch, soms met een vleugje seks. De video van de VPRO die getoond wordt tussen de twee zalen van de tentoonstelling in, maakt veel duidelijk over de werkwijze van deze kunstenaars. Zo word je deelgenoot van het leven een skater uit New York die op zijn skateboard de hele stad door rolt op zoek naar afgedankte nummerplaten, cassettebandjes en overige onderdelen die in zijn ogen bruikbaar zijn. Van de cassettebandjes maakte hij een rooster dat hem aan de underground van New York deed denken. In Berlijn maakte een kunstenares een anti-barbie; een zwart leren man-vrouw figuur in een sm-pakje. Street Art heeft dus veel te maken met je op een originele manier afzetten tegen de gevestigde orde, misschien dat het daarom ondergrondse kunst is die soms als illegaal wordt gezien.

De ruimte van de straat

De Street Art-kunstenaars willen iets duidelijk te maken aan de wereld. En dat is precies wat te zien is in de eerste tentoonstelling in Nederland over deze ondergrondse kunstvorm. Het GEM in Den Haag heeft het aangedurfd om gehoor te geven aan de schreeuw naar aandacht en gaf een handvol getalenteerde Nederlandse Street Art en Urban Painting kunstenaars de kans om te laten zien hoe zij de wereld beleven. Dit heeft geleid tot een zeer gevarieerde en originele expositie die normaal gesproken in de open lucht zou worden gehouden. De chaos, die je vaak ervaart als je voor het eerst in een grote stad als bijvoorbeeld New York komt en onlogische gang van zaken die zich in de huidige samenleving voordoet, wordt door deze kunstenaars verwoord in hun werk

Het GEM heeft de Street Art en Urban Painting-artiesten de vrije hand gegeven. Ieder kreeg zijn eigen stek, tussen een paar geïmproviseerde muren en het materiaal waar hij/zij op en mee wilde werken. Hiermee komt het concept Street Art het dichtst bij zijn originele staat, namelijk de straat. Doordat er in de wereld van bijvoorbeeld graffiti-artiesten een strikte orde heerst – niemand spuit over een ander zijn werk heen – zijn de aparte ‘hokjes’ van elke kunstenaar toepasselijk. De muren zijn van een neutrale, bijna steriele kleur. Ze doen denken aan de betonmuren van bijvoorbeeld geluidsdempende muren langs het spoor en palen van een viaduct. Wat weer de favoriete plekken zijn van Street Art-artiesten.

Laser 3.14
Laser 3.14

Niet alleen schunnige teksten

Ook in deze museale context willen de aanhangers van Street Art en Urban Painting, hun plek in de wereld vinden en veroveren, ze willen aandacht en doen dit met een schreeuw. Felle kleuren, opvallende teksten en provocerende onderwerpen zijn dan ook zeer prominent aanwezig, maar daarachter schuilt nog zoveel meer. Als je wat langer blijft kijken, zie je dat er behoorlijk wat diepgang in de kunstwerken zit. Een goed voorbeeld hiervan is Laser 3.14: vier muren van spaanplaat met daarop alleen oneliners en de handtekening van de kunstenaar. Als je de teksten gaat lezen, hebben ze één voor één van een diepe, soms wat cynische betekenis en zet het je meteen aan het denken. Bijvoorbeeld ‘Sometimes hope delays a lot’. Wat wil Laser 3.14 hier nu mee zeggen, is het waar, ben je het ermee eens en zo ja wat doet dat dan met je?

Kunst zonder hokje

Het leukste en meteen ook het meest verwarrende van Street Art en Urban Painting is dat de kunstvorm lastig te benoemen is. Zelfs de namen die er nu aan gegeven worden, bestaan uit beschrijvingen die de lading niet geheel dekken. Dit blijkt wel uit de video van de VPRO waarin de Street Art-kunstenaars zelf zeggen dat de naam Street Art of Urban Painting lang niet alles verwoordt dat tot deze stroming behoort. Omdat er voor de helderheid toch een naam aan het genre gegeven moest worden, zijn het deze twee termen geworden. Het boeiende van deze stroming is toch vooral de paradox waarin ‘alles’ tegerlijkertijd ook ‘niets’ blijkt te zijn. Een afgedankt stukje plastic dat weer wordt gebruikt in een kunstwerk. Een werk dat vervolgens nergens in de kunstscene te plaatsen valt. ‘Niets’ wordt ‘iets’ en andersom, anti-kunst wordt kunst, maar kan het wel kunst zijn als de kunstenaar zegt dat het géén kunst is?

Bfree, I can't
Bfree, I can’t

De wereld in kunstvorm

Of dit ook de dilemma’s van de kunstenaars zelf zijn, wordt niet duidelijk. Eerder zijn en blijven de kunstenaars maatschappelijk betrokken. Vaak zetten de kunstenaars zich af tegen deze wereld en creëren hun eigen versie hiervan, of drukken de toeschouwer met de neus op de feiten: deze wereld is nep en je wordt voortdurend in de maling genomen. De supermarktheld van Super A; de hero die de consument zal redden van te hoge prijzen en verstreken houdbaarheidsdata. De Barbapapa’s van Bfree, de meesters in het opzetten van maskers: eeuwige verandering en niet laten zien wie je echt bent. Denk ook aan de Amerikaanse schoonheidsidealen die eigenlijk iedereen ongelukkig maken. En Space Colonies van The Boghe, terug naar de kindertijd waarin alles verwoest kon worden zonder knagend geweten, zoals George Bush nu doet met zijn mensen (de robots) en legerpoppetjes, zijn hier een goed voorbeeld van.

Street Art en Urban Painting is niet te onderschatten qua diepzinnigheid en is door het ‘straat’-aspect veel toegankelijker, waardoor kunst dichter bij de het gemiddelde publiek komt te staan. Als de gemiddelde Nederlander dan naar deze tentoonstelling is geweest en je zou weer over Street Art en Urban Painting beginnen, zou hij of zij meteen weten dat het zeker niet alleen uit geklieder op de muur en afgedankte spullen bestaat.

Boeken / Strip

Kleine meisjes, zwarte jurken

recensie: Richard Sala - Peculia // Ross Campbell - Natte maan. Vage omzwervingen

In Nederland kennen de meeste mensen de Gothicstijl voornamelijk van (met name) pubers die in zwarte, liefst fluwelen kleren over straat flaneren met gezichten die eruitzien alsof ze tot hun vijftiende in een kerker hebben gezeten. Natuurlijk is Gothic niet alleen een kledingstijl, maar een hele culturele stroming, met eigen muziek, films (Tim Burton!), boeken, beeldende kunst en strips. Of beter gezegd comics, want de meeste Gothic comics komen uit Amerika. Uitgeverij Xtra heeft nu twee Gothic comics vertaald in het Nederlands: Peculia van Richard Sala en Natte maan van Ross Campbell.

~

Ik was erg enthousiast toen ik zag dat het werk van Richard Sala vertaald was in het Nederlands. Ik had het al wel vaker in de stripwinkel zien liggen en was bijzonder gecharmeerd van zijn tekenwerk. Sala gebruikt een mooie donkere stijl met dikke grafische lijnen. Het lijkt of hij, net als Peter Kuper, een zogenaamd scraperboard gebruikt of dat hij houtsnedes maakt zoals de Belgische kunstenaar Frans Masereel deed aan het begin van de vorige eeuw. Maar daarvoor zijn de tekeningen van Sala, die een stijl hebben tussen art nouveau en art deco in, te precies getekend.

Dunne verhaaltjes

De sfeer en tekeningen van Sala sluiten goed aan bij de humoristische lichte horrorverhalen over het meisje Peculia, die eerder in Amerika verschenen in Sala’s comic Evil Eye. Peculia leeft in een sprookjesachtige wereld waarin de raarste dingen gebeuren. Ze moet steeds twee vaste belagers ontwijken: de knappe Justine die haar probeert om te brengen en de mysterieuze Obscurus die verliefd op haar is. De verhaaltjes zijn op zichzelf grappig, maar je hebt tijdens het lezen steeds het gevoel dat je iets mist. Er zit namelijk maar weinig verband tussen de verhalen. Enerzijds is dat jammer, maar het maakt het lezen er toch ook wel interessanter op omdat je nu zelf op zoek moet naar de verbanden.

Studentes

~

De strip van Ross Campbell is in een heel andere stijl getekend. Hij gebruikt een artistieke versie van de realistische tekenwijze met lichte abstractie, die je zou kunnen verwachten van een Amerikaanse superheldencomic of een Europese realistische strip. Deze stijl wordt ingezet om een rauwrealistische weergave te geven van de wereld van de hoofdpersoon van Natte maan, de wat mollige eerstejaars studente Cleo. Vage omzwervingen heet het eerste deel van deze strip rond de Gothic Girl en haar vriendinnen. Een duidelijke verhaallijn zit er nog niet in; het draait vooral om de manier waarop Cleo – voor het eerst op kamers en eenzaam – een draai probeert te geven aan haar leven.

Cliché?

De auteur weet, mede door zijn tekeningen vol knoestige koppen, aftandse gebouwen en meisjes met piercings en geschoren haar, een sfeer op te roepen die sterk doet denken aan het desolate van een Amerikaanse studentenstad vlak voor het begin van het studiejaar. Hoe de verschillende verhaallijnen gaan lopen waarvoor nu een aanzet is gegeven, kan eigenlijk niet zoveel schelen, vooral ook omdat sommige figuren die worden geïntroduceerd nog helemaal niet worden uitgewerkt, zoals een meisje met allemaal piercings in haar rug (die kunnen dienen als onderdeel van een levend korset, brrrr). Hopelijk komt er een tweede deel, zodat duidelijk wordt of het verhaal de wereld van de clichés instapt of dat het zich onwikkelt in een meer onverwachte richting.

Richard Sala · Peculia · Uitgeverij: Xtra · Prijs: € 11,90 · 96 bladzijden · ISBN: 90-77766-31-6

Ross Campbell · Natte maan. Vage omzwervingen · Uitgeverij: Xtra · Prijs: € 14,90 · 176 bladzijden · ISBN: 90-77766-19-7

Muziek / Album

Agressief en lekker

recensie: Terror - Always the Hard Way

In 2003 zette Terror met hun debuut Lowest of the Low de hardcorescene op zijn kop. De spijkerharde hardcore in de stijl van het oude Agnostic Front, Cro Mags en Madball, overschreeuwd door frontman en brulboei Scott Vogel, was er één met een ‘beuken tot je er bij neervalt’-attitude. De lichte metalinvloeden maakten het geheel nog venijniger en het was dan ook niet heel verbazingwekkend dat Vogel in 2004, vlak voor de tour met Sick of it All, nog thuis zat met een nekblessure. De hardcorefanaat geeft namelijk zelf op het podium en tussen het publiek graag het goede voorbeeld in halsbrekende capriolen.

~

Heel veel tijd had hij niet om te herstellen want het (toen nieuwe) album One with the underdogs moest natuurlijk ook gepromoot worden. Een album dat muzikaal gezien in het verlengde lag van Lowest of the Low, hoewel er net wat meer midtempopassages op te beluisteren waren. Het klonk dus wat gepolijster dan zijn voorganger, maar blies nog steeds iedereen moeiteloos omver. Hoe hoog is de lat gelegd bij het nieuwe album Always the hard way, nu producer Zeuss, bekend van onder andere Hatebreed, achter de knoppen heeft gezeten?

Making of

Zeuss, die naast Always the Hard Way ook Hatebreeds aanstaande album Supremacy produceerde, heeft het album in ieder geval een superbruut geluid mee gegeven. Wat zowel muzikaal als productioneel erg opvalt in vergelijking met beide voorgaande albums, is dat alles wat zwaarder klinkt. De drums zijn in de mix behoorlijk ver naar voren gehaald en je trommelvliezen knallen dan ook dwars door midden van het geweld dat er tegenaan gemept word. Daarnaast klinken ook de gitaren zwaarder dan voorheen waardoor het resultaat net wat lomper is uitgevallen. En dat is wat mij betreft helemaal niet vervelend.

Veranderingen

Muzikaal gezien zit er ditmaal wat meer variatie in de riffs. Dit zou kunnen liggen aan de bezettingwisselingen: gitarist Frank Novinec vertrok naar Hatebreed en werd vervangen door Martin Stewart, en bassist Buske vervangt de vertrokken Carl Swartz. We horen nog wat meer ‘NYHC’-groove in de nummers, maar desondanks blijft de agressie stevig overeind. Toch zijn in sommige nummers nog duidelijk metalinvloeden aanwezig. Neem bijvoorbeeld het intro van Lost, dat bijna terug te leiden valt op Heavy Metal stijlen. De enige vreemde eend in de bijt is eigenlijk het hiphopnummer met Dibbs en Murs, die naast Eddie Sutton (in het nummer So Close to Defeat) en Aaron Knuckles (op You Can’t Break Me) ditmaal de gastoptredens verzorgen.

Het zou mij op basis van dit album niks verbazen als uitsmijters zich wederom het zweet in de bilnaad voelen druipen wanneer ze horen dat Terror weer komt optreden. Always the Hard Way is een verplichte aanschaf voor zowel metalheads als hardcorefreaks.

Kunst / Expo binnenland

De Nieuwe Kerk wordt Modetempel

recensie: Fashion DNA; modecollectie Rijksmuseum in De Nieuwe Kerk

Het Rijksmuseum in Amsterdam is in verbouwing en blijft dat ook nog even. Pas in 2009 zullen de deuren van het geheel ‘verbouwde, vernieuwde en gerenoveerde’ museum weer open gaan. Om de omvangrijke collectie in de tussentijd toch te kunnen blijven tonen, is het Rijksmuseum verschillende samenwerkingen aangegaan. Zo was er in het Drents Museum in Assen de tentoonstelling Het Rijkmuseum aan de Brink te zien. Met De Nieuwe Kerk in Amsterdam werkt het Rijksmuseum ook samen. De twee instellingen maken in 2006 en 2007 twee grote tentoonstellingen met werken uit de collectie van het museum rond het thema ‘Nederlandse identiteit’. De expositie Fashion DNA is de eerste in dit tweeluik.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Fashion DNA is een tentoonstelling rond identiteit, het lichaam en de rol die mode daarbij speelt. De tentoonstelling is opgedeeld in verschillende thema’s, zoals ‘uitbreiding’, ‘vervorming’, maar ook sociale gebeurtenissen waarin mode een essentieel onderdeel vormt, zoals het huwelijk. Al deze onderwerpen worden in beeld gebracht door kledingstukken uit de kostuumcollectie van het Rijksmuseum te tonen naast hedendaagse kleding. De inrichting, waar de Italiaanse architect Italo Rota voor tekende, is spectaculair. Rota is onder andere bekend van de verbouwing van Musée d’Orsay waarbij hij nauw betrokken was. Opvallend in de presentatie zijn de houten boxen waarin de kleding hangt; het lijken een soort barbiedozen, met een doorzichtige voorkant van plastic waar je doorheen kunt kijken. Daarnaast vallen de vele videoschermen op, waarop de thema’s van de tentoonstelling worden verbeeld door een compilatie van videofragmenten.

Corset anno 2005

Er is gekozen voor een verfrissende manier om de historische collectie van het Rijksmuseum te presenteren. Oude stukken hangen naast nieuwe ontwerpen, waardoor er een interessante dialoog ontstaat. Zo worden corsetten tegenwoordig niet meer gedragen om het lichaam te vervormen, maar worden ze als bovenkleding gedragen. Het corset is niet meer ouderwets, maar juist hip. Net zoals de verleidelijke enkel in de 19e eeuw juist bedekt werd door een laarsje, om extra aantrekkelijk te zijn. Het staat in schril contrast met een meer hedendaagse visie dat verleidelijke delen van het lichaam, zoals het decolleté, juist getoond moeten worden. Er wordt in deze expositie leuk gespeeld met deze twee inzichten. Behalve in de rol van de cultuurhistorische dialoog, zijn er ook oude ontwerpen die hedendaagse modevormgevers inspireren.

Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Crinolines, kooiachtige onderrokken die de rokken bol lieten staan, uit de collectie van het Rijksmuseum hangen naast een kort model crinoline van La Perla, een bekend lingeriemerk. Deze lingerie vindt haar inspiratie in de 19e eeuw en actualiseert daardoor de gedachte achter dit oude ontwerp. Maar in plaats van een manier om de heupen groter te laten lijken of de vrouw te ‘kooien’, benadrukt het moderne ontwerp juist de eigen vormen van het lichaam door het in de modeshow over andere lingerie heen te laten dragen. Juist hier wordt, erg goed vormgegeven, een interessant aspect van mode getoond; de manier waarop ze citeert.

Naast thema’s worden ook een aantal rituelen verbeeld in de tentoonstelling. Kleding vormt een uitdrukking van rouw, of vreugde, zoals bij een geboorte; mooie bruidsjurken, vertederende kleine kleertjes, of een doodshemd dat door de toekomstige draagster geborduurd is en veel indruk maakt. Een mooi uitgewerkt thema is ‘de dood’. Op grafzerken die door de gehele Nieuwe Kerk liggen, is een drietal glazen kisten neergezet. In één daarvan wordt de jas van koning-stadhouder Willem III getoond. Nadat – volgens de overlevering – Willem III van zijn paard gevallen was, moest de mouw van zijn jas opengeknipt worden, zodat de stadhouder gered zou kunnen worden. Tevergeefs: Willem III overleefde het niet, maar zijn jas werd gerepareerd door de opgeknipte mouw met strikjes bijeen te houden. Een leuke manier om in zo’n tentoonstelling een historisch relevant voorwerp te tonen.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Kous, La Perla, 2006. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Waar is de mode?

In de tentoonstelling zijn vooral die onderwerpen die direct verband houden met mode, zoals ‘de doop’ of de ‘verleiding’ interessant. Het zijn belangrijke gebeurtenissen die worden verbeeld in mode. Daarnaast zijn er de functies die mode worden toebedeeld; kleding verfraait, een jurk verleidt. Na deze context rond mode te hebben gecreeërd, neemt de tentoonstelling een andere wending. De ‘modetentoonstelling’ – zoals Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum, Fashion DNA zelf noemt – gaat ineens niet meer over mode. In plaats daarvan staat het naakte lichaam en lichaamsverzorgingin in het middelpunt van de belangstelling. De interessante vraag hoe mode een rol speelt in de manier waarop we ons voelen over ons eigen lichaam, hoe we het willen tonen of juist bedekken, en hoe kleding een rol speelt bij belangrijke gebeurtenissen, lijkt niet meer aan de orde. Er zijn, naast enkele mooie waskommen en haarspelden, vooral verzorgingsproducten te zien. Hier wordt het allemaal wat minder interessant en in dit gedeelte verwordt de tentoonstelling tot een merkenshow. Het historisch element speelt nog wel een rol, maar de link met mode is verdwenen.

Commercie

Mode zal altijd commercieel blijven en dat is ook merkbaar in Fashion DNA. Er worden veel sponsors bedankt die op verschillende manieren aan de tentoonstelling hebben bijgedragen; reclames en merken maken
onderdeel uit van de tentoonstelling. Ook het fashionmagazine, dat in plaats van een catalogus is uitgegeven, wordt niet alleen opgesierd door mooie modefoto’s, maar bevat een groot aantal advertenties. Al deze sponsering heeft ervoor gezorgd dat er zo’n groots opgezette tentoonstelling gemaakt kon worden. Dat is allemaal te prijzen, maar soms lijkt de commercie de overhand te nemen. Het Nederlandse merk Mexx, aangemerkt als ’tentoonstellingssponsor’, heeft in de expositie ruimte gekregen om verschillende kledingstukken uit de nieuwe collectie te tonen. Dit past echter niet altijd bij het thema. Daardoor dient de barbiedoos niet alleen als een vitrine, maar ook als etalage en is het slechts een korte route naar de museumwinkel, waar het kledingstuk aangeschaft kan worden.

Muziek / Album

Verlaat en verstikkend debuut

recensie: Alarma Man

In feite dateert dit oorspronkelijk bij Carcrash Records (Gothenburg) verschenen titelloze debuutalbum alweer van april vorig jaar. Sinds het Zweedse Alarma Man voor de distributie begin augustus een deal sloot met het onafhankelijke, Duitse Sinnbus Records (Berlijn) wordt het plaatje nu ook geleidelijk aan opgepikt door de internationale pers. Niet geheel onterecht zo blijkt, want de duistere smeltkroes van noise, emo, indie, mathrock, en progressieve metal roept meer dan eens associaties op met grote namen uit het genre zoals Don Caballero, Man Or Astroman, Fugazi en At The Drive-In.

~

Sinnbuss Records heeft in de underground een zekere naam opgebouwd als experimenteel label met een voorliefde voor uitgesponnen, jazzy postrock, dwarse noise en knisperende, Duitse elektronica. Plus zo’n beetje alles wat daar tussenin zit. Dan mag je denken aan bands als Seidenmatt, Kinn en Barra Head. Voor de vier jonge Zweden van Alarma Man is het ogenschijnlijk een grote stap voorwaarts ten opzichte van het relatief onbekende Carcrash Records. Dat dit debuutalbum ons een jaar na dato alsnog heeft bereikt is daarvan nog wel het beste bewijs.

Niet gemist

Alarma Man bestaat uit gitarist Calle Fredriksson, basgitarist Niklas Fors, gitarist Viktor Lager en drummer Andreas Litfeldt. Uit welke stad ze komen en wanneer de band is opgericht is mij volslagen onbekend; informatie daarover ontbreekt. Op deze officiële debuut-cd hebben ze de vocalen achterwege gelaten. Op hun Myspace-site staat ook een nummer van de eerder dit jaar verschenen split EP met de band Knife and Ape. Daarop is wel emotionele zang te horen. Het enige wat ik daar verder over wil zeggen is: ik mis het bij deze plaat niet.

Ook zonder zang grijpt de muziek van Alarma Man je bij de strot, misschien nog wel meer dan met zo’n obligate, semi-gekwelde emo-stem erbij. Zelf duiden de Zweden hun muziek trouwens als ‘labyrinth mathpunk’. Het dekt de lading behoorlijk; de afgestompte, staccato gitaarriffs die onophoudelijk nerveus om elkaar heen cirkelen: ze vliegen je als mortiergranaten om de oren. Echt plezierig luisteren is het niet. Rustmomenten zijn aan deze vier ADHD-Zweden niet besteed en aan refreintjes hebben ze een broertje dood. ‘Verstikkend’ is waarschijnlijk nog de beste omschrijving voor de sfeer die dit debuutalbum van Alarma Man uitademt. De band walst en zaagt net zo lang door tot je er horendol van wordt. En dan te bedenken dat dit schijfje nog niet eens 40 minuten klokt. In die tijd krijg je als luisteraar toch nog 10 nummers voorgeschoteld, met veelal flauwe titels als Fell In Love With A Woman Twice My Size, Cheese My Dad en I Am Eleven Years Old, I Have No Animals.

Wat niet wegneemt dat het technisch van zeer hoog niveau is. Ook compositorisch zit het bij Alarma Man wel snor. Ze zouden alleen net iets meer rust in hun donder moeten krijgen. Wellicht dat het met de jaren komt.

Boeken / Strip

Toonderiaanse taferelen

recensie: Was Tom Poes maar hier: een hommage aan Marten Toonder

Het is ondertussen al meer dan een jaar geleden dat Marten Toonder, een van de grootste vertellers die Nederland ooit kende, in het Rosa Spier Huis te Laren overleed. Hij sleet er zijn laatste dagen temidden van de andere hoogbejaarde kunstenaars, van wie hij over het algemeen geen hoge dunk had. Als een laatste eerbetoon vroeg uitgeverij De Bezige Bij vele Nederlandse tekenaars om een bijdrage voor het boek Was Tom Poes maar hier. Het resultaat is een verzameling van maar liefst 41 tekeningen en strips.

Tekening Siegried Woldhek. Uit besproken boek.
Tekening Siegried Woldhek. Uit besproken boek.

Na een interessante introductie van Dick Matena, die zelf ooit in de studio van Marten Toonder begon, volgen de tekeningen die stuk voor stuk liefde voor het werk van Toonder uitstralen. Opvallend is dat maar een van de auteurs ervoor heeft gekozen zijn bijdrage in Toonder-stijl te leveren, de rest prefereert losse illustraties of korte strips. Bij enkele auteurs is er ook nog een korte anekdote te vinden waarin duidelijk wordt wat precies hun band was met Toonder, wat ook meer lading geeft aan hun geleverde bijdrage. Ook is het interessant om al de verschillende tekenstijlen door elkaar te zien, want alle auteurs hebben in de voor hun typerende stijl gewerkt.

Het was wellicht aardig geweest om een iets uitgebreidere uitleg te plaatsen bij de bijdrages, want er zullen ongetwijfeld tekeningen bijzitten waarvan de diepere betekenis zelfs aan de oplettende lezertjes verloren gaat. Wie kent er bijvoorbeeld de uitgaven van de Muinck en co. uit de jaren ’40 nog, waarvan Typex de stijl van de kaft zo goed weet te benaderen? En wie weet wat een gevulde ‘oelewoeler’ is?

De Toonder studio’s

Hoewel het grote publiek Toonder vooral kent als de schepper van Tom Poes en heer Ollie, was hij ook verantwoordelijk voor het tot stand komen van strips als Kappie, Panda en Koning Hollewijn, stuk voor stuk met dezelfde tekst/plaatjes-formule. Veel van de verhalen uit deze series zijn echter niet van zijn hand, maar van destijds onbekendere auteurs, die hij zo een kans gaf zichzelf te ontwikkelen als tekenaar of scenarist. Dit werd allemaal verenigd in zijn eigen studio (die hij in 1942 was begonnen), destijds een unicum voor de Nederlandse stripwereld en vandaag de dag eigenlijk nog steeds. Twintig jaar lang werden er onder zijn leiding vele pareltjes geproduceerd en er was zelfs een tijdje een eigen weekblad: het Tom Poes-weekblad.

Nadat Toonder in 1965 naar Ierland was vertrokken om een rustiger leven te gaan leiden ging het met de studio bergafwaarts. In eerste instantie liep alles nog prima, maar doordat de strips niet genoeg winst opleverden werd de productie langzaam omlaag geschroefd, zodat er in 1973 nog maar drie echte striptekenaars in dienst waren. Pas in 2000 werd de studio definitief gesloten. Ondanks dit treurige einde hebben ze veel betekend voor de Nederlandse strip: vele bekende tekenaars begonnen er hun carrière en nog veel meer tekenaars werden beïnvloed door de strips die door de studio werden gemaakt.

Bijdragen aan de Nederlandse taal

Ook bijzonder is het grote aantal bijdragen die Toonder aan de Nederlandse taal heeft geleverd: iedereen kent wel een uitdrukking die door hem is verzonnen en hij maakte er een ware kunst van om nieuwe woorden te verzinnen, waarvan velen hun weg vonden naar het woordenboek. Dit alles was mogelijk door de combinatie van tekst en plaatjes zoals die destijds gewoon was, maar vandaag de dag helemaal verdwenen is. Toonder bleek de absolute meester in het combineren van zijn sfeervolle teksten met zo mogelijk nog sfeervollere plaatjes ter illustratie. Ook vele strips uit de studio’s maakten gebruik van deze stijl, al is er zelfs van Tom Poes een serie te vinden waarin de teksten gewoon in ballonnetjes staan.

Het lijkt erop dat de vele tekenaars die een bijdrage leverden de tijd hebben genomen om er wat moois van te maken, met als gevolg een goed verzorgde bundel die voor Toonder-liefhebbers zeker de moeite waard is. En het is natuurlijk handig om in afwachting van de speciale jubileumuitgaven (in september te verschijnen) alvast weer een beetje van die typische Tom Poes-sfeer te proeven.

Muziek / Album

Weinig nieuws onder de stralende zon

recensie: The Hidden Camera's - Awoo

Dat de Hidden Camera’s weten hoe ze vrolijke muziek op een symfonische manier moeten maken, werd al duidelijk op de vorige twee platen. Met hun nieuwe cd Awoo wordt deze muzikale lijn duidelijk doorgetrokken. Er wordt nog altijd afgewisseld tussen zoete ballades en sterke up-tempo popliedjes, al begint de herhaling eveneens toe te slaan bij de dertienkoppige Canadese band.

Vrolijkheid

~

De vorige albums van The Hidden Camera’s zetten aan tot vrolijkheid. Op het derde album Awoo is dit nog altijd het geval en zijn The Beach Boys en de vroege nummers van R.E.M nooit ver weg. Joel Gibb heeft nog altijd een mierzoete stem, die soms zelfs op die van Michael Stipe lijkt. In het nummer Lollipop lijkt snelheid waarmee Gibb woorden uitspuwt zelfs heel veel op het metrum van Stipe in It’s The End Of The World As We Know It.

Zomerse violen

~

De viool speelt een belangrijke rol op Awoo. Het is dan ook niet verwonderlijk dat violist Owen Pallet verantwoordelijk is hiervoor. Als soloartiest onder de naam Final Fantasy en op het debuut van Arcade Fire wist hij al te overtuigen. In het nummer Fee Fie zorgt hij voor een zoetsappig Motown-randje en in het vrolijke Lollipop geeft hij het nummer nog net wat extra tempo mee. Zo weet hij voor bijna elk nummer een geschikte vioolpartij te vinden. Naast de viool zorgen vocale koortjes en een spaarzame piano ervoor dat Awoo een hoog symfonisch gehalte kent. Als je hier de melodieën van Gibb bij optelt – die vrijwel altijd mee te neuriën zijn – kan van een ware zomerse plaat gesproken worden.

Meezingbare popliedjes

In crooner van het hoogste soort Heavens Turn To zingt Gibb met een enorme vibrato in zijn stem. Een love-it-or-hate-it-nummer vanwege de overvloed aan sentiment; daar moet je maar net van houden. Halverwege de plaat gaan de rustige, zoete nummers nogal vervelen. Het is duidelijk dat de band het sterkst is in de meezingbare popliedjes, maar met deze liedjes lukt het de band niet om de gehele plaat lang de aandacht vast te houden. Fans van Belle & Sebastian en The La’s zullen genoeg voldoening halen uit dit album, maar de kenners van de vorige Hidden Camera’s-platen zullen op Awoo weinig nieuws ontdekken.