Tag Archief van: Theater

Theater / Voorstelling

Komische tekst komt niet goed uit de verf

recensie: Een man een man – Kobra Theaterproducties

Communicatie is een kunst apart. En al helemaal tussen ongelijkwaardige gesprekspartners. In Een man een man praten twee collega’s tijdens een etentje voortdurend langs elkaar heen. En omdat de een hoger in de pikorde staat dan de ander, heeft de superieur vanzelfsprekend gelijk. De tekst is geestig, maar komt onder regie van Kees Prins niet goed uit de verf.

Collega’s Van Wees (Peter Blok) en Burghardt (Peter Heerschop) ontmoeten elkaar tijdens een etentje, in een chique restaurant met een kristallen kroonluchter en linnen servetten. In een vorig leven gingen ze ooit samen met vakantie. Die trip resulteerde in een vriendschap waarvan nu alleen nog de echo over is. Van Wees heeft het verder geschopt dan Burghardt in het bedrijf waarin ze werken. Van Wees’ houding is daarom hautain, superieur. Hij schreeuwt over zijn collega heen, kleineert hem.

Comedy of errors

De gezelligheid is al meteen aan het begin van het stuk ver te zoeken: Burghardt (Heerschop) is naar de wc geweest, en is ondertussen vergeten waarover ze het voordien ook alweer hadden. Van Wees neemt hem zijn slechte geheugen enorm kwalijk. Dat is het startschot voor een comedy of errors waarin de personages elkaar voortdurend verkeerd begrijpen – of elkaar opzettelijk verkeerd begrijpen; dat zou ook kunnen. Ze stapelen misverstand op misverstand. Van Wees zuigt, pest zijn collega het bloed onder de nagels vandaan met wijsneuzigheid en arrogantie.

Van Wees is in alles een bullebak. De wijn is ook niet goed, natuurlijk niet – ongeacht welke dure fles wordt aangedragen. De serveerster (Jennifer Welts) wordt afgekat en de collega keer op keer in zijn hemd gezet. Van Wees denkt dat hij iedereen mag afzeiken omdat hij hoog op de maatschappelijke ladder staat.

Zelfde tekst

foto: Annemieke van der Togt

Een man een man (tekst: Kees Prins en Roel Bloemen) is in potentie een scherpe komedie over machtsverhoudingen, en over communicatie tussen twee mannen die gedoemd zijn elkaar niet te begrijpen. Het – toen nieuwe – stuk werd in 2018 onder regie van Gijs Scholten van Aschat gespeeld door Kees Prins, Pierre Bokma en Randy Fokke, onder de vlag van Hummelinck Stuurman Theaterproducties. Juist omdat die voorstelling sterk en hilarisch was, valt op dat diezelfde tekst in de huidige versie van Kobra Theaterproducties – de opvolgers van Hummelinck Stuurman – niet goed uit de verf komt.

Niet genoeg

Peter Blok als de bullebak is niet neerbuigend genoeg, en Peter Heerschop als de underdog is niet schlemielig genoeg. Bloks Van Wees is te weinig vilein, vals; daarvoor schmiert hij te veel. Zijn wijnproeverij mondt uit in een karikatuur die domweg te lang duurt.
En Heerschops Burghardt is te weinig onderdanig, niet gekwetst genoeg. Onder alle beledigingen blijft hij kalm. Heerschop gebruikt een lichaamstaal die verwijst naar die van Stan Laurel (de Dunne van De Dikke en De Dunne). Wat vooral jammer is, is dat Heerschops timing te wensen overlaat. Hij durft bijvoorbeeld geen echte stiltes te laten vallen, waardoor het zich-beledigd-voelen er onvoldoende uitkomt.
Jennifer Welts als de serveerster is dienstbaar. Ook haar rol krijgt weinig kleur, de ironie ontbreekt in dit personage.

De tekst van Een man een man is beslist komisch, maar deze voorstelling mist jammer genoeg de scherpte om hem echt bijtend en daardoor hilarisch te maken.

 

Tekst: Kees Prins en Roel Bloemen
Regie: Kees Prins
Spel: Peter Heerschop, Peter Blok en Jennifer Welts
Kostuums: Dorien de Jonge
Fotografie: Annemieke van der Togt

Theater / Voorstelling

Komische tekst komt niet goed uit de verf

recensie: Een man een man – Kobra Theaterproducties

Communicatie is een kunst apart. En al helemaal tussen ongelijkwaardige gesprekspartners. In Een man een man praten twee collega’s tijdens een etentje voortdurend langs elkaar heen. En omdat de een hoger in de pikorde staat dan de ander, heeft de superieur vanzelfsprekend gelijk. De tekst is geestig, maar komt onder regie van Kees Prins niet goed uit de verf.

Collega’s Van Wees (Peter Blok) en Burghardt (Peter Heerschop) ontmoeten elkaar tijdens een etentje, in een chique restaurant met een kristallen kroonluchter en linnen servetten. In een vorig leven gingen ze ooit samen met vakantie. Die trip resulteerde in een vriendschap waarvan nu alleen nog de echo over is. Van Wees heeft het verder geschopt dan Burghardt in het bedrijf waarin ze werken. Van Wees’ houding is daarom hautain, superieur. Hij schreeuwt over zijn collega heen, kleineert hem.

Comedy of errors

De gezelligheid is al meteen aan het begin van het stuk ver te zoeken: Burghardt (Heerschop) is naar de wc geweest, en is ondertussen vergeten waarover ze het voordien ook alweer hadden. Van Wees neemt hem zijn slechte geheugen enorm kwalijk. Dat is het startschot voor een comedy of errors waarin de personages elkaar voortdurend verkeerd begrijpen – of elkaar opzettelijk verkeerd begrijpen; dat zou ook kunnen. Ze stapelen misverstand op misverstand. Van Wees zuigt, pest zijn collega het bloed onder de nagels vandaan met wijsneuzigheid en arrogantie.

Van Wees is in alles een bullebak. De wijn is ook niet goed, natuurlijk niet – ongeacht welke dure fles wordt aangedragen. De serveerster (Jennifer Welts) wordt afgekat en de collega keer op keer in zijn hemd gezet. Van Wees denkt dat hij iedereen mag afzeiken omdat hij hoog op de maatschappelijke ladder staat.

Zelfde tekst

foto: Annemieke van der Togt

Een man een man (tekst: Kees Prins en Roel Bloemen) is in potentie een scherpe komedie over machtsverhoudingen, en over communicatie tussen twee mannen die gedoemd zijn elkaar niet te begrijpen. Het – toen nieuwe – stuk werd in 2018 onder regie van Gijs Scholten van Aschat gespeeld door Kees Prins, Pierre Bokma en Randy Fokke, onder de vlag van Hummelinck Stuurman Theaterproducties. Juist omdat die voorstelling sterk en hilarisch was, valt op dat diezelfde tekst in de huidige versie van Kobra Theaterproducties – de opvolgers van Hummelinck Stuurman – niet goed uit de verf komt.

Niet genoeg

Peter Blok als de bullebak is niet neerbuigend genoeg, en Peter Heerschop als de underdog is niet schlemielig genoeg. Bloks Van Wees is te weinig vilein, vals; daarvoor schmiert hij te veel. Zijn wijnproeverij mondt uit in een karikatuur die domweg te lang duurt.
En Heerschops Burghardt is te weinig onderdanig, niet gekwetst genoeg. Onder alle beledigingen blijft hij kalm. Heerschop gebruikt een lichaamstaal die verwijst naar die van Stan Laurel (de Dunne van De Dikke en De Dunne). Wat vooral jammer is, is dat Heerschops timing te wensen overlaat. Hij durft bijvoorbeeld geen echte stiltes te laten vallen, waardoor het zich-beledigd-voelen er onvoldoende uitkomt.
Jennifer Welts als de serveerster is dienstbaar. Ook haar rol krijgt weinig kleur, de ironie ontbreekt in dit personage.

De tekst van Een man een man is beslist komisch, maar deze voorstelling mist jammer genoeg de scherpte om hem echt bijtend en daardoor hilarisch te maken.

 

Tekst: Kees Prins en Roel Bloemen
Regie: Kees Prins
Spel: Peter Heerschop, Peter Blok en Jennifer Welts
Kostuums: Dorien de Jonge
Fotografie: Annemieke van der Togt

Theater / Voorstelling

Rauw discofeest in nieuw jasje

recensie: Saturday Night Fever de musical
Saturday Night Fever C Roy Beusker 3Roy Beusker

Wie nummers als ‘Stayin’ Alive’ of ‘Night Fever’ hoort, gaat vrolijk swingend de dansvloer op. De discohits van The Bee Gees zorgen altijd voor een feestelijke sfeer. Maar hoe feelgood en feestelijk is de musical met deze hits? De film met John Travolta, waarop de musical Saturday Night Fever gebaseerd is, is namelijk behoorlijk rauw.

De Graaf & Cornelissen Entertainment brengt dit theaterseizoen de vernieuwde versie van de musical Saturday Night Fever, met Buddy Vedder en Esmée Dekker in de hoofdrollen, naar verschillende Nederlandse theaters. Eerder was deze musical al te zien in 2001 en in 2012, toen was er zelfs een zoektocht op televisie naar Tony, de mannelijke hoofdrol. Deze vernieuwde versie onder regie van Martin Michel heeft een nieuwe vertaling, choreografie, ander decor en nieuwe kostuums.

DJ Monty (Barry Beijer) opent de show door het (jonge) publiek uit te leggen wat platen zijn en te vertellen hoe guur de straten van Brooklyn in het New York van de jaren ’70 zijn. De musical vertelt het verhaal van Tony Manero (Buddy Vedder) en zijn vrienden Bobby C (Michael Muyderman), Double J (Davy Reedijk) en Joey (Marvin Sikkema). Jonge jongens die hun dromen achterna willen gaan, maar ze komen uit een slecht milieu en krijgen weinig kansen. In het weekend dansen ze hun zorgen weg in de disco. Tony’s droom is om te dansen en als hij Stephanie (Esmée Dekker) ontmoet, weet hij dat zij zijn danspartner moet worden. Dit klinkt als een feelgood verhaal, maar ondertussen zitten de jongens vol woede en komen onderwerpen als abortus, zelfdoding, verkrachting en racisme aan bod.

Echte vrouwenverslinders?

De jonge jongens zijn grofgebekt en voelen zich echte vrouwenverslinders en hebben het idee dat de straten van Brooklyn van hen zijn. Ze komen eerder over als een stelletje onzekere jongens dat zich stoer voordoet, zeker Tony Manero. Het grote publiek kent Buddy Vedder natuurlijk van tv, waar hij het imago van ‘vriendelijke buurjongen’ heeft. Ondanks zijn goede looks, komt hij als Tony zeker niet over als een door zichzelf geobsedeerde vrouwenverslinder. Eerder als onzekere jongen die zich groter voordoet en zichzelf steeds overschreeuwt. Iets wat overigens prima in het verhaal past, want dat is natuurlijk ook gewoon wat Tony is.

Het stoere opgefokte gepraat tussen de vrienden komt niet altijd geloofwaardig over en is bij vlagen wat ongemakkelijk. De chemie tussen Esmée en Buddy (Stephanie en Tony) is daarentegen heel goed, ze zijn echt een droomkoppel. De sterke Stephanie walst zo over Tony heen. Esmée Dekker en Buddy Vedder zijn beide sterke dansers en zangers, al is Esmée vocaal beter en Buddy dansend iets sterker.

Saturday Night Fever C Roy Beusker

© Roy Beusker

Moderne versie

In deze nieuwe versie is de klassieke discovloer nergens te bekennen, toch wordt er een onmiskenbaar discofeestje neergezet. Op de achtergrond de wolkenkrabbers van New York en soms een gedeelte van de Brooklyn Bridge. Het decor is vrij abstract weergegeven. Zo spelen de klassieke eettafelscènes zich nu af op een geheel donker podium met alleen drie spotlights. Dit werkt goed en zo laat het ruziënde gezin meer indruk na. Ook wordt er inventief gebruik gemaakt van de grote spiegels van de dansschool. In diverse scènes draaien de grote spiegels om Tony heen, als hij opgefokt is en niet weet wat hij moet doen, of als hij zijn eigen spieren bewondert in de spiegel. Een goede vondst dus. Er zitten ook kleine grapjes in het weinige decor: acteurs vormen de schappen van de verfwinkel en twee acteurs zijn de platenspeler in de dansschool.

Noemenswaardige momenten zijn vooral de rustige nummers, zoals de solo van Esmée Dekker, en met name het nummer ‘Reddeloos’ door Michael Muyderman zorgt voor kippevel. Ook DJ Monty valt op, naast DJ lijkt hij een soort geweten van de jongeren, die hen enerzijds aanmoedigt om hun dromen na te jagen en anderzijds drugs aan hen probeert te verkopen.

Jukeboxmusical vertalen

Saturday Night Fever is een ‘jukeboxmusical’, een musical gebaseerd op bestaande liedjes, in dit geval gebaseerd op de muziek van The Bee Gees. Denk aan hits als ‘Stayin’Alive’, ‘Night Fever’, ‘Disco Inferno’ of ‘Tragedy’. Jukeboxmusicals zijn populair, want mensen luisteren graag naar populaire hits van bekende artiesten, denk aan musicals als Mamma Mia, TINA en The Bodyguard. Toch is er één groot dilemma: worden de pophits vertaald of niet? En zo ja, welke?

Opvallend is dan ook de keuze voor een geheel nieuwe vertaling door Florus van Rooijen. Dat het script moderner wordt gemaakt is logisch, maar wat was er mis met de liedvertaling van Daniël Cohen (2001 en 2012)? In die eerdere vertaling werden ‘onvertaalbare’ iconische woorden goed geïntegreerd in Nederlandse zinnen en werd ‘Stayin’ Alive’: ‘Leven in een ghetto is leven met het motto van Stayin’ Alive’. Nu is dit : ‘Ga het leven te lijf’, iets wat in de snelheid van de ensemblezang klinkt als ‘levende lijf’. Het indrukwekkende ‘Tragedy’ wordt van ‘Radeloos’ nu ‘Reddeloos’. De vraag is of dat echt nodig is.

Niet alle nummers zijn vertaald, zoals bij de meeste jukeboxmusicals worden de liedjes die het verhaal niet vooruitbrengen, niet vertaald. Dus het dansnummer van Tony en Stephanie ‘More than a woman’ blijft in het Engels. Grappig detail is dat op deze moment ‘de platenspeler’ wordt aangezet, dit is een duo acteurs dat steeds komt zingen. Bovendien is er aan het einde nog even een Engelstalige megamix, waarop het publiek mee mag swingen.

Al met al is Saturday Night Fever een musical die je gemengde gevoelens geeft, het is én een discofeestje én een rauw verhaal. De show heeft mooie, grappige en inventieve momenten én slaat af en toe de plank een beetje mis.

Theater / Voorstelling

Een oorlog kent alleen verliezers

recensie: Antigone – Het Nationale Theater

Een oorlog kent per definitie alleen verliezers. Van vermorzelde soldaten kun je niet eens zien of ze tot de ene of tot de andere partij hoorden. Zelfs als vechten in dienst van je land onvermijdelijk lijkt, sterven mensen uiteindelijk voor een twijfelachtige zaak. Aldus de anti-oorlogsvoorstelling Antigone van regisseur Nina Spijkers.

Een kinderschepje. Zo eentje waarmee kleuters in de zandbak spelen. Zo’n schepje is gevonden naast het verminkte lichaam van Polyneikes, prins van Thebe. Met dat schepje heeft zus Antigone haar broer symbolisch ‘begraven’: door zand over hem heen te strooien. Daarmee overtreedt Antigone de wet die Kreon, koning van Thebe, heeft ingesteld: het ‘zwarte schaap’ Polyneikes mocht niet begraven worden. Door dat tóch te doen, tekent Antigone haar eigen doodvonnis.

Twijfelachtige keuzes

Met zijn Antigone schreef de Fransman Jean Anouilh (1910-1987) in 1942, midden in de Tweede Wereldoorlog, een stuk dat ethische vraagtekens zet bij oorlogvoeren en de twijfelachtige keuzes die daarbij horen. Het stuk is gebaseerd op de klassieker uit 442 voor Christus van de Griek Sophocles.

Nina Spijkers maakt er bij Het Nationale Theater een anti-oorlogsstuk van; aangevuld met trekjes die doen denken aan het idealisme van Extiction Rebellion. Een voorstelling over onverzettelijke mensen die elkaar in de haren vliegen, met argumenten waar een kern van waarheid in zit, ongeacht wie aan het woord is. ‘Nee’ zeggen, je verzetten tegen zaken waarmee je het oneens bent is belangrijk, stelt Spijkers; maar sommige keuzes zijn ook nodig om de maatschappij aan de praat te houden. Ook al zijn die keuzes ethisch minder verantwoord.

Mythe

De oorspronkelijke, mythologische Antigone is de dochter van koning Oedipus van Thebe. Die wordt waanzinnig wanneer hij zich realiseert dat hij – zonder het te weten – zijn vader heeft vermoord en met zijn moeder is getrouwd. Na zijn dood vechten zijn zonen Eteokles en Polyneikes om de macht.

Op het slagveld slachten de broers elkaar af. Oom Kreon neemt de macht over. Omdat Eteokles vocht uit naam van Thebe, krijgt hij een staatsbegrafenis. ‘Landverrader’ Polyneikes wordt boven de grond achtergelaten als prooi voor de gieren. En Kreon verbiedt eenieder hem te bewenen of te begraven.

Maar de emotionele, rebelse Antigone negeert het verbod. Ze weet dat ze erom ter dood zal worden veroordeeld, maar ze ‘begraaft’ met haar kinderschepje het lichaam van haar gesneuvelde broer.

Pijnlijke keuzes

In handen van regisseur Spijkers levert deze vertelling onvermijdelijk een actuele voorstelling op over een dictatoriale machthebber die doet alsof hij er niks aan kan doen dat hij pijnlijke keuzes moet maken. Over tegenstanders die verwanten van elkaar zijn, maar elkaar desondanks naar het leven staan. Over nabestaanden – Antigone en haar zus Ismene – die volkomen wanhopig zijn, en die in hun wanhoop hun waardigheid proberen te bewaren.

De verbale strijd speelt zich af in een witte, geïsoleerde kamer, waarvan de wanden versierd zijn met lijsten: een paleis, of een chique kantoor. Op een groot rechthoekig blok dat middenin de ruimte staat, zit, loopt, ligt, knielt Antigone meestentijds. Het blok dient als tafel, bed, grafzerk – als catwalk zelfs. En als ‘altaar’, zoals dat voorkomt in Griekse tragedies: zolang je bij het altaar in de tempel blijft, mag je niet opgepakt of vermoord worden in die vertellingen.

foto: Bart Grietens

Emotioneel

De Antigone van Yela de Koning is een idealistische, kwetsbare jongvolwassene die de wereld probeert te verbeteren en die ingaat tegen het gezag, ten koste van zichzelf. De Koning zet een gelaagde rol neer. Ze speelt de vrouw emotioneel, gekwetst, koppig. Wanhopig en rustig tegelijkertijd.
Mark Rietman als de pragmatische Kreon trekt alle emotionele registers open. De ijzersterke Rietman praat zich de blaren op de tong tegen Antigone. Hij redeneert rustig sprekend, smeekt, wordt kwaad, is liefdevol, bang, vriendelijk, onhandig. En vooral: vol twijfel.

Betty Schuurman als Eurydice, de vrouw van Kreon, krijgt van Spijkers erg weinig ruimte om méér te zijn dan de tuttige tante van Antigone. Zo’n onuitstaanbare, onbuigzame vrouw die verjaardagen terroriseert.

Jammer is ook dat Sander Plukaard als Haemon, de verloofde van Antigone, op grote afstand wordt gehouden. Misschien komt dat door dat grote blok op het podium, dat toenadering lastig maakt; maar het ontbreekt tussen Antigone en Haemon aan daadwerkelijke chemie.

Vraagtekens

Spijkers meldt dat ze met deze voorstelling bedoelt te zeggen dat we mensen van allerlei pluimage nodig hebben. Maar Anouilhs teksten, over de slachtpartij tussen broers Eteokles en Polyneikes, over het niet willen toegeven, over de rede die nu eenmaal vraagt om lompe, ethisch onverantwoorde beslissingen – maken deze Antigone vooral tot een voorstelling die wanhopige vraagtekens zet bij het nut van oorlogvoeren.

 

Tekst: Jean Anouilh
Regie: Nina Spijkers
Spel: Yela de Koning, Mark Rietman, Betty Schuurman, Emma Buysse, Sander Plukaard, Mike Zanting, Ṣayọ Cadmus.
Scenografie: Studio Dennis VanderBroeck
Kostuumontwerp: Esmée Thomassen
Lichtontwerp: Tim van ’t Hof
Muziek: George Dhauw
Techniek: Paul in het Veld
Fotografie: Bart Grietens

Theater / Voorstelling

Jaha Koo brengt de kimchihype terug naar cultuur

recensie: Haribo Kimchi – Jaha Koo

Heb je de laatste tijd kimchi of gochujang gegeten, of misschien een glaasje soju gedronken? Dan is Haribo Kimchi, de nieuwste voorstelling van Jaha Koo, iets voor jou. In een tijd waarin Koreaanse gerechten steeds populairder worden in Nederland en je zelfs bij de Coffee Company een kimchitosti kunt bestellen, houdt Koo zijn publiek een culinaire spiegel voor. Hij laat hen kennismaken met kimchi als symbool van zijn ’thuis’ – een gerecht dat zowel nostalgie als ongemak oproept.

foto: Bea Borgers

Jaha Koo, zowel theatermaker als componist, heeft een kenmerkende stijl. Hij combineert film, pratende robots en elektronische muziek met verhalende scènes over zijn leven en zijn reis van Korea naar Europa. Zijn voorstellingen zijn kleurrijk, ritmisch en documentair, met veel zelfspot en humor. In 2017 maakte hij indruk met Cuckoo, waarin hij in gesprek met een pratende rijstkoker thema’s als eenzaamheid sterk invoelbaar maakte. In Haribo Kimchi voegt Koo de rol van chefkok toe aan zijn vertellerspositie, wat een nieuwe, iets afstandelijkere, dynamiek creëert tussen hem en zijn publiek.

De geur van thuis: tussen verlangen en verstikking

De geur van kimchi, geliefd in Europese restaurants, roept bij Koo gemengde emoties op. Deze geur achtervolgt hem, zowel fysiek als cultureel. Tijdens zijn reis van Korea naar Europa reist de geur letterlijk met hem mee, omdat zijn oma twintig kilo gefermenteerde kimchi in zijn koffer had gestopt. Die grote zak kimchi herinnert niet alleen Koo, maar ook de mensen om hem heen aan de afstand die hij heeft afgelegd. De geur wordt zo een fysieke herinnering aan zijn thuis, aan wat hij achterliet.

Maar zelfs als de geur afwezig is, blijft hij aan Koo kleven. Cultureel gezien symboliseert de geur onuitgesproken oordelen en vooroordelen, zoals blijkt uit een scène waarin hij vertelt over een ontmoeting op een Europees treinstation. Kort nadat hij in de trein beroofd is, vraagt hij hulp aan een medewerker, die kijkt hem aan vanachter een glazen wand en vraagt Koo zijn hoofd af te wenden vanwege zijn vermeende ‘knoflookadem’. Voor Koo is niet de belediging het meest pijnlijke, maar het voortdurende gevoel van ‘sorry’ moeten zeggen.

‘Thuis’ lijkt Koo te achtervolgen wanneer hij eraan wil ontsnappen, maar ongrijpbaar op de momenten dat hij ernaar verlangt.

De Chef als regisseur

Net zoals kimchi tijdens het fermenteren naar zuurstof snakt, zoekt Koo naar ademruimte in zijn omgeving. Zijn constante ‘sorry zeggen’ onthult een innerlijke strijd: de balans tussen jezelf aanpassen aan anderen en voldoende ruimte voor jezelf innemen. In Haribo Kimchi onderzoekt Koo dit spanningsveld door zijn rollen als chefkok en theatermaker te combineren.

Als kok in de pojangmacha draait alles om gastvrijheid. Gastvrijheid draait om het creëren van een gevoel van welkom, afgestemd op de wensen van de gast. Koo vervult deze rol perfect door herhaaldelijk aan zijn uit het publiek gekozen gasten te vragen of alles naar wens is en of ze nog iets willen drinken. Het lijkt alsof hij de kunst van bescheiden gastvrijheid moeiteloos beheerst, maar in deze theateropstelling speelt er meer.

De gerechten die Koo bereidt zijn hier niet alleen bedoeld om zijn gasten te plezieren, maar ook om zijn performance en verhaal kracht bij te zetten. Als theatermaker heeft Koo de gave om ruimte in te nemen zonder zichzelf als superieur te presenteren. In Haribo Kimchi toont hij zich zowel bescheiden gastheer als autonome, krachtige kunstenaar die met veel liefde en een kritische blik vertelt.

Haribo Kimchi maakt van de kimchihype weer cultuur. Op speelse, grappige en eerlijke wijze toont Jaha Koo zijn verhaal achter de hype en de culturele ladingen van dit heerlijke gerecht. Na deze voorstelling zal kimchi niet meer hetzelfde smaken.

Theater / Voorstelling

Liefde heelt de wonden die jaloezie slaat

recensie: Wintersprookje – Shakespeare Theater Diever

Jaloezie is een lelijk monster. Afgunst is de drijfveer die de Siciliaanse koning Leontes ertoe brengt zijn eigen leven kapot te maken. Shakespeare Theater Diever speelt dit grimmige Wintersprookje van William Shakespeare in zijn openluchttheater in het bos in Drenthe.

Koning Leontes van Sicilië is gelukkig getrouwd met Hermione. Ze hebben een zoon en Hermione is hoogzwanger van het tweede kind. Inmiddels is Leontes’ beste vriend, koning Polixenes van Bohemen, alweer negen maanden bij hen te gast. En opeens telt de jaloerse Leontes één en één bij elkaar op: zijn Hermione kan veel te goed opschieten met vriend Polixenes. Dus: zij is vast en zeker met hem vreemdgegaan, het kind dat zij draagt is niet van hem, maar van Polixenes.

Gevangenis

In zijn redeloze, ongegronde jaloersheid geeft Leontes zijn vertrouweling Camillo opdracht Polixenes te vermoorden, en zijn hoogzwangere vrouw in de gevangenis te gooien. Maar Polixenes ontsnapt naar Bohemen, vertrouweling Camillo vlucht met hem mee. Hermione bevalt in de gevangenis van een dochter, die bij haar wordt weggehaald en te vondeling wordt gelegd op een onbekende plek.

Elke zomer

Het openluchttheater in het Drentse Diever zet sinds 1946 elke zomer een stuk van Shakespeare op de planken, met deels amateurs en deels semi-professionele spelers, en altijd vergezeld van feestelijke live muziek. Feitelijk liggen aanpak en uitvoering behoorlijk dicht bij wat er in de zeventiende eeuw gebeurde in Shakespeares eigen theater in Londen.

De Drentse voorstellingen ogen vrolijk en geestig, maar ze zijn tegelijkertijd bloedserieus in hun benadering en interpretatie van Shakespeares teksten. Zo is The Winter’s Tale (van rond 1610) door vertaler/regisseur Jack Nieborg omgezet in een weliswaar geestig, maar ook wrang Wintersprookje.
Shakespeare Theater Diever speelde dit stuk twee keer eerder, in 1983 en in 1996.

Tijd

Nieborg laat nu het contrast tussen het vernietigende effect van jaloezie en het heilzame van liefde mooi uit de verf komen. De nadruk ligt op de tijd die verstrijkt. Die is neergezet als een levend personage, De Tijd, fraai gespeeld door Dick van Veen, gehuld in een lange blinkende mantel. In de indrukwekkende openingsscène komt een begrafenisstoet op met een echte doodskist met daarin een vrouw. De Tijd jaagt haar eruit: deze dode komt te vroeg in het stuk. Daarmee zet De Tijd de toon voor de rol die hij speelt; de tekst springt genadeloos heen en weer over zestien jaar en De Tijd vormt een brug tussen de verschillende episodes. Spannend is het gebruik van licht om diverse tijdsprongen te onderstrepen (lichtontwerp Henry van Niel).

Vondeling

credits: Koen Timmerman

De zestien jaar die verstrijken heeft Shakespeare nodig om een aantal elementen te kunnen uitwerken. Zo moet de te vondeling gelegde dochter van Hermione uitgroeien tot een begeerlijke deerne, Perdita. En het tijdverloop laat zien wat het oplevert je te laten leiden door jaloezie, of door juist liefde je drijfveer te laten zijn.

Zo is het op het Sicilië van de jaloerse Leontes maar een sombere en sobere boel, met mensen die in het zwart zijn gekleed (kostuumontwerp: Margot van der Kamp) en niets dan stoelen van licht hout bij wijze van decor. Dit, terwijl het in het Bohemen van Polixenes feest is, compleet met slingers, mensen in lichte kleren en fraaie kuddes schapen (decorontwerp: Janco van Barneveld). En terwijl Leontes een koningshuis leidt dat geen toekomst heeft, staat in Bohemen de volgende generatie monarchen klaar.

Visuele vondsten

Regisseur Nieborg maakt – zoals we dat in de loop der jaren van hem gewend zijn – van Wintersprookje een feestelijke voorstelling met behulp van (semi-)professionele spelers en musici. Hij heeft een hele riedel geestige en mooie visuele vondsten in petto.

Nieborg heeft de beschikking over een aantal fijne acteurs. Zoals Floris Albrecht, die van de Siciliaanse koning Leontes een zenuwpees maakt die voortdurend op de toppen van zijn tenen heen en weer staat te springen en te wiebelen. Anne Peter van Muijen zet vertrouweling Camillo neer met charismatische bravoure en zwierigheid. Iris Kasimier in de dubbelrol van moeder Hermione en dochter Perdita is als koningin waardig en ingetogen, en als vondeling vrolijk springerig. De sterke schaapherder die Frans Planken neerzet is tegelijkertijd geestig en geslepen.

Rommelig

Het is jammer dat Nieborg na een behoorlijk strak geregisseerde eerste helft van de tweede een tamelijk rommelig geheel maakt. De verhaallijn wordt daardoor chaotisch. Shakespeares tekst is daar ook lastig, maar een lossige regie maakt  de samenhang in dit deel er niet beter op.

Het publiek in het openluchttheater maakt het allemaal niet uit, dat laat zich graag uitnodigen tot meezingen en -klappen.

 

Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Jack Nieborg
Regie: Jack Nieborg
Spel: Floris Albrecht, Iris Kasimier, Siebren de van der Schueren, Muss Algra, Willem Drent, Sadichchha Koirala, Anne Peter van Muijen, Marion Nieborg-Juch, Bert Wijers, Eke Born, Berend Vrielink, Gosse Eefting, Henk Rijke, Joost de Ruiter, Dick van Veen, Frans Planken, Leon van Esveld, Inge Wijers, Annemarie de Bie, Jeroen de Jong, Raphaël Tahapary, Henk Visser, Arend Huisman, Gerard Conijn, Emma Wijers, Jolien de Roos, Karin Biemholt, Pascal van der Aa
Decorontwerp: Janco van Barneveld
Kostuumontwerp: Margot van der Kamp
Lichtontwerp: Henry van Niel
Fotografie: Koen Timmerman

 

Theater / Voorstelling

Een pleidooi voor de voorbijganger

recensie: VR-voorstelling 'Songs for a Passerby' – Silbersee

‘Weet je nog… hoe we straks aan elkaar voorbijgaan?’, vraagt een van de personages in Songs for a Passerby van Silbersee. Deze vraag verwijst naar de vergankelijkheid van de momenten buiten de VR-ervaring — het echte leven, waarin tijd genadeloos voortschrijdt en ontmoetingen vaak onopgemerkt aan ons voorbijgaan. In de virtuele droomwereld van Songs for a Passerby wordt echter wél stilgestaan. ‘Straks gaan we weer onze eigen weg, onze eigen kant uit, en vinden we opnieuw onze route tussen de dingen en momenten door, tussen mensen, anderen door’, zegt het personage.

De ervaring begint wanneer bezoekers één voor één naar binnen worden geroepen. Je wordt gevraagd je schoenen uit te doen en een vriendelijke begeleider helpt je met het opzetten van een VR-bril en koptelefoon. Wat volgt, is een dertig minuten durende VR-reis door een mistige, onheilspellende, maar betoverende muzikale droomwereld. Vlak voor de ervaring begint, krijg je een laatste advies: ‘Stap niet in het donker, laat het licht je leiden’ en ‘geef je over aan wat je meemaakt, wees in het moment aanwezig.’

Verbluffende esthetiek

Elke scène in Songs for a Passerby is een audiovisueel kunstwerk op zich. De VR-technologie is zo goed geïntegreerd dat je ondanks de glitchy, game-achtige visuele esthetiek volledig opgaat in deze wereld, zonder het gevoel te hebben ‘gevangen’ te zitten. Een bruine, kwispelende hond fungeert als trouwe gids. Zonder aarzeling volg je haar door de verschillende scènes, geleid door subtiele licht- en geluidssignalen die je onbewust de weg wijzen. Hoewel je fysiek steeds hetzelfde rondje loopt, voert de voorstelling je langs allerlei verschillende plekken in de droomstad.

Lichamelijke ervaring

credit: Aron Fels

Een van de meest zintuigprikkelende scènes is de confrontatie met een stervend paard in een smalle, benauwde ruimte. Het gigantische lichaam van het paard beweegt zo levensecht dat het lijkt alsof je de geur van het imposante dier kunt ruiken. Het kermen van het dier snijdt door merg en been. Een andere scène die lichamelijke indruk maakt speelt zich af in een metro. Terwijl je langs passagiers beweegt, worden hun gedachten steeds luider hoorbaar naarmate je dichterbij komt. Deze subtiele interactieve audiotechniek, gecombineerd met prachtig geformuleerde teksten en visuele precisie, wekt de indruk dat je werkelijk getuige bent van de gedachtenstroom in de hoofden van anderen.

Toeschouwer en hoofdpersoon tegelijkertijd

Een van de meest fascinerende elementen van de voorstelling is de onverwachte ontmoeting met jezelf. Je bent namelijk niet alleen toeschouwer, maar ook het hoofdpersonage. Terwijl je door de droomstad dwaalt, verschijnt plotseling je eigen lichaam in VR-vorm, dat je bewegingen spiegelt via 3D-camera’s. Vanaf dat moment volg je je eigen virtuele avatar door de scènes van de droomstad. Soms zie je jezelf dichtbij, soms van een afstand, wat een vervreemdende ervaring oplevert en een diepere laag van zelfbewustzijn aanboort.

Toch draait Songs for a Passerby niet om het individu als held. Integendeel, de voorstelling speelt juist in op het verlangen van je VR-avatar naar verbinding, naar het deel uitmaken van een groter geheel. Steeds weer trekt een zingende groep mensen door de stad, met rituele klanken die bijna hypnotiserend werken. Ze lijken ergens naartoe te gaan. De vraag rijst: waarom staat jouw VR-zelf buiten de groep? Wanneer zal het zich bij de groep van voorbijgangers voegen?

De logica van een droom

Wat VR zo uniek maakt en een waardevolle aanvulling op film en theater als medium, is dat het de toeschouwer verschillende perspectieven laat ervaren. In Songs for a Passerby wordt voortdurend geschakeld tussen afstand en nabijheid: het ene moment bevind je je midden in een drukke metro, omringd door passagiers; het volgende moment sta je op een verlaten perron, terwijl diezelfde metro in de verte verdwijnt. Deze abrupte overgangen, die paradoxaal genoeg volkomen natuurlijk aanvoelen, roepen de fluïde logica van een droom op, waarin de wetten van tijd en ruimte niet gelden. Wat aanvankelijk losse ontmoetingen en fragmentarische scènes lijken, komt uiteindelijk samen in een panoramisch uitzicht over de stad, waar alle puzzelstukjes van deze droomwereld naadloos in elkaar vallen en een groter geheel vormen. Net als een intense droom voelen deze dertig minuten aan als het voorbijgaan van een heel leven.

credit: Aron Fels

Pleidooi voor de voorbijganger

In deze VR-ervaring ben je het hoofdpersonage, maar in plaats van iets bijzonders te doen, observeer je de voorbijgaande momenten, fragmenten van tijd en de wereld om je heen. De vervreemdende ontmoeting met jezelf bereikt zijn hoogtepunt aan het einde van de ervaring, wanneer je oog in oog komt te staan met jezelf na dertig minuten van observeren en volgen op afstand. Nu, dichtbij, kijk je jezelf, het hoofdpersonage, in de ogen.

In een tijd waarin alles draait om hoofdpersonen die moeten opvallen, iets speciaals moeten doen, houdt deze voorstelling een pleidooi voor de voorbijganger — degene die niets hoeft te doen om betekenisvol te zijn. Voorbijgangers zijn namelijk óók hoofdpersonen, getuigen van momenten, tijd, prachtige ruimtes, mensen en dieren. Voorbijgangers hoeven niets bijzonders te doen; hun aanwezigheid alleen al is genoeg.

 

Regie: Celine Daemen
VR art direction: Aron Fels
Compositie muziek & geluid: Asa Horvitz
Libretto: Olivier Herter
Geluid & mix: Wouter Snoei
Productie: Silbersee, Studio Nergens, VIA ZUID en Muziekgebouw productiehuis

‘Songs for a Passerby’ speelt in 2024 en 2025 in Glasgow, Antwerpen en Brussel en is genomineerd voor de Gouden Kalf Competitie voor Beste Digitale Cultuurproductie 2024.

Theater / Voorstelling

Het milieu, dat ben je zelf

recensie: Het Zomeroffer – De Warme Winkel / Asko|Schönberg / Touki Delphine

‘Een auto is een gevangenis waarvan iedereen de sleutel in de broekzak heeft’, zegt een van leden van het ‘koor’ van De Warme Winkel. We hebben onze ziel verkocht aan de auto, maar terwijl wij in de file staan, gaat het milieu aan CO2-uitstoot ten onder. Weg met dat ding, is de boodschap van Het Zomeroffer.

Een hoge hijskraan, zo eentje die wordt gebruikt in de bouw, bungelt boven het Bostheater in het Amsterdamse Bos. De Warme Winkel roept in haar publiciteitsmateriaal voor de voorstelling Het Zomeroffer eenieder op de eigen auto aan hen te schenken. Die geschonken auto zal dienen als ‘offer’ in hun voorstelling in het Amsterdamse Bostheater. Tijdens de première blijkt waarom: die hoge bouwkraan hijst een zwarte Fiat 500 vanuit het bos naar een vrijgemaakte cirkel op de speelvloer. Daar heb je je zomeroffer.

Nietsvermoedende Aarde

De maatschappelijk geëngageerde groep De Warme Winkel maakt met Het Zomeroffer een muziektheatervoorstelling over de milieuproblematiek. Het is een voorstelling geworden met een enorm ensemble. Ze schetsen een beeld van de nietsvermoedende Aarde. Die biedt in zijn gefossiliseerde aardlagen de grondstof waaruit benzine kan worden gemaakt, die wij in onze vervuilende auto’s gieten. Als we die auto’s nou eens opgeven en gewoon met het openbaar vervoer gaan?

Daarmee is Het Zomeroffer dit seizoen opnieuw een voorstelling die de aanval opent op de heilige koe die de auto is voor de westerse mens, want Wunderbaum maakt momenteel met ALFA datzelfde statement.

Stravinski

Links en rechts van de speelvloer staan overdekte houten podia van het soort dat op festivals wordt gebruikt. Daarin hebben de musici van het fenomenale Asko|Schönberg ensemble en muziekgroep Touki Delphine plaatsgenomen; zij verzorgen de live muziek. Het Zomeroffer is gebaseerd op het controversiële muziekstuk Le Sacre du Printemps (Het lenteoffer) uit 1913, van de Russische componist Igor Stravinski. Daarin wordt een jonge vrouw geofferd. Hier een auto. Zo wordt Stravinski’s vrouwvijandige offer vertaald naar een goede daad die het milieu een klein stapje vooruit moet helpen.

Le Sacre du Printemps vormt de basis voor de voorstelling. De speelvloer is overdekt met houtsnippers. Kostuums en rekwisieten zijn gemaakt van auto-onderdelen en -gereedschappen, en van de blauwe overalls die garagemedewerkers dragen (kostuumontwerp: Bernadette Corstens).

Ballet

Met behulp van sneeuwschuivertjes en bezems maakt het tienkoppige koor een grote cirkel vrij in de houtsnippers op de speelvloer; het is een ballet van schoonmakers. In die lege cirkel komt de Fiat 500 te staan.

De donateur van de auto wordt uit het publiek gehaald en neemt plaats in de auto, samen met acteur Ward Weemhoff. Die speelt met verve een overstuurde milieu-fanaat, en geeft daarnaast een glanzende parodie weg op de automobilist die zelf een fout maakt en vervolgens een ander de schuld geeft.
Het verloop van de voorstelling moeten we niet verklappen, dan is de verrassing eraf.

Offertraditie

©Sofie Knijff

Goed getroffen aan Het Zomeroffer zijn de prachtige muziek, de enscenering, de ballet-achtige omzwervingen van het koor. En ook de verwijzing naar de offertraditie in het klassieke Griekenland: het koor, gehuld in witte toga’s, sluit het net rond degene die haar auto offert.

Jammer is dat de teksten over de schade die we aanbrengen aan het milieu nogal clichématig zijn en daardoor niet heel erg sterk; maar vooral: jammer dat de geluidstechniek te wensen overlaat, waardoor de teksten vaak slecht te verstaan zijn. Voorts laat regisseur Jetse Batelaan zijn acteurs wel erg de vrije hand, waardoor het geheel wat rommelig wordt.

Maar er zijn zo veel geestige, fraaie en verrassende momenten dat deze voorstelling wel degelijk een aanrader is. Het milieu, dat ben je zelf, is de boodschap van Het Zomeroffer.

 

Tekst en spel: Vincent Rietveld, Adriana Rubio Lleó, Gerben Vaillant, Ward Weemhoff, Chris Doyle, Rik Elstgeest
Compositie: Chris Doyle, Rik Elstgeest, Bo Koek
Eindregie: Jetse Batelaan
Zang en spel: Bernadeta Astari of Nienke Nillesen
Fagot: Margreet Bongers
Slagwerk: Joey Marijs
Trombone: Koen Kaptijn
Hoorn: Sergei Dovgaliouk
Piano en toetsen: Chris Doyle
Slagwerk: Rik Elstgeest
Scenografie: Janne Sterke
Kostuumontwerp: Bernadette Corstens
Lichtontwerp: Wout Panis
Geluidsontwerp: Will-Jan Pielage
Techniek: Manuel Boutreur
Fotografie: Sofie Knijff

Theater / Voorstelling

Hoe het milieu ten onder gaat aan de verslaving aan auto’s

recensie: ALFA – Wunderbaum / Landestheater Niederösterreich / Tangente St. Pölten-Festival für Gegenwartskultur

De auto is de heilige koe van de westerse wereld. En als die auto dan ook nog een prijskoe is als de Alfa Romeo, kent de heiligenverering helemaal geen grenzen meer. In ALFA van Wunderbaum kunnen we naar keuze een lofzang zien op een automerk – of een maatschappijkritische voorstelling over de vernietigende verslaafdheid van de westerse wereld aan fossiele brandstoffen.

Zes acteurs en een zanger, vier mannen en drie vrouwen, bespreken, bezingen, bejubelen het Italiaanse automerk Alfa Romeo. Dit zijn ‘Alfisti’: vereerders van de Alfa Romeo, en ze zijn afkomstig uit verschillende Europese landen. Ze kunnen aan het geluid van de verbrandingsmotor niet alleen horen dat het een Alfa is; de echte fanaten kunnen aan het geronk ook nog horen welk týpe Alfa er rijdt. En natuurlijk hebben ze er allemaal een, of meerdere. Ze scheppen er tegen elkaar over op alsof het een wedstrijdje vér-piesen is.

Ronkende verbrandingsmotor

Wunderbaum gebruikt de overgang van benzine-rijden naar elektrisch-rijden, en het voorgenomen einde van verbrandingsmotoren in de EU in 2035, om een half-serieuze, half-satirische voorstelling te maken over het automerk dat eigenlijk een groot deel van zijn reputatie heeft te danken aan dat onmiskenbare geluid van een ronkende verbrandingsmotor.

De maatschappelijk geëngageerde theatergroep Wunderbaum mag graag samenwerkingsverbanden aangaan met groepen uit binnen- en buitenland. In dit geval doen ze dat met de Oostenrijkers van Landestheater Niederösterreich en het Tangente St. Pölten-Festival für Gegenwartskultur. Een deel van de acteurs spreek Italiaans of Duits, boventiteling voorziet in de vertaling. De achterwand dient als projectiescherm voor foto’s van Alfa’s, het logo en de motor.

Alfa-kleuren

De spelers zijn gekleed in de kleuren van het Alfa-logo, in zwart, rood, wit, blauw, zilver. Ze praten over de auto’s alsof het levende wezens zijn. En ze weten werkelijk álles van het automerk: de kleppen en de pk’s en de schokdempers en de ophangingen vliegen je om de oren. Ze hebben allemaal hun eigen jeugdherinnering aan het merk: iedereen weet nog precies wanneer die voor het eerst ‘viel’ voor een Alfa.

Met zijn allen komen ze tot een soort koorzang op het Italiaanse automerk. De teksten zijn het resultaat van interviews met Alfisti en afkomstig uit allerhande documentatie. Helaas geven Wunderbaum-makers Maartje Remmers, Marleen Scholten en Walter Bart de personages niet veel diepgang mee, het blijft allemaal nogal eendimensionaal.

Nep-Alfa

Walter Bart zet het type neer van de irritante oom op een feestje, die over niks anders kan praten dan over zijn sportwagen. Marleen Scholten is de vrouwelijke kneus die al decennia lang het clubblaadje maakt voor de snel krimpende en vergrijzende Alfa-club. Simone Cammarata is de in rad Italiaans kakelende Giulio, door zijn vader Tazio (Giovanni Franzoni), vernoemd naar een Alfa-type; die auto héét Giulia, maar je kunt niet alles hebben.

Laura Laufenberg speelt een smilende pleaser, gekleed in een pitspoezenpakje. De klassiek geschoolde sopraan Jamie Petutschnig zet haar lofzang op de Alfa kracht bij met fraaie dans. Alleen Tobias Artner is naar de bijeenkomst gekomen in een hedendaagse auto: de elektrische Alfa Romeo Junior. Je kunt ook in een razendsnelle Alfa rijden zonder dat er een verbrandingsmotor in zit, betoogt hij. Maar het idee dat je je ronkende benzineauto zou inruilen voor zo’n nieuwerwetse nep-Alfa wordt door de rest weggehoond.

Symbool

Wunderbaum ALFA scenefoto ©Julian Maiwald

Wat een Alfa Romeo zo bijzonder maakt? ‘Design, schoonheid en onderhoud’. Er zijn gedichten, liederen geschreven over de Alfa Romeo. ‘Alfa is a way of life’.
Je kunt in auto’s in het algemeen en de Alfa in het bijzonder echter ook een symbool zien. Dat is de onderliggende boodschap van deze voorstelling. De Alfa Romeo is een symbool van de verslaafdheid van de westerse wereld aan de verbrandingsmotor, aan fossiele brandstoffen. Een symbool van de heimwee naar vroeger, terwijl we daardoor nu aan de rand van een onomkeerbare milieuramp staan. Een symbool voor de misplaatste nostalgie naar luxe bezit dat de wereld naar de gallemiezen helpt. En ALFA is – enigszins verholen – ook kritiek op het verstoken van tijd en hersencellen aan een vervoermiddel.

In wezen, zo kun je het commentaar van Wunderbaum op de autominnaars zien, is zo’n auto kinderspeelgoed, kinderachtig tijdverdrijf waar de bezitters maar niet overheen willen groeien. Het is jammer dat Wunderbaum die kritiek niet scherper neerzet dan in het personage van de schutterige man met de elektrische Alfa. Forse zelfkritiek, scherpere satire had het statement beter uit de verf laten komen.

 

Van: Maartje Remmers, Marleen Scholten, Walter Bart
Research: Dafne Niglio
Spel: Tobias Artner, Walter Bart, Simone Cammarata, Giovanni Franzoni, Laura Laufenberg, Marleen Scholten
Zang: Jamie Petutschnig
Muziek: Annelinde Bruijs
Scenografie: Maarten van Otterdijk

2
Theater / Voorstelling

Van rockende ballerina’s tot teder kusduet

recensie: Black Sabbath – The Ballet
2

Klassiek ballet en heavy metal muziek: niet bepaald een voor de hand liggende combinatie. Birmingham Royal Ballet durfde het aan om deze twee werelden met elkaar te combineren in Black Sabbath – The Ballet. Is het een match made in heaven of kunnen de genres beter strikt gescheiden blijven?

Het grote publiek verwacht dat ballet wordt gedanst op klassieke muziek van bijvoorbeeld Tsjaikovski (Het Zwanenmeer, De Notenkraker). Maar artistieke vernieuwingen zijn ook de op het eerste gezicht conservatieve balletwereld niet vreemd. Het combineren van contrasterende stijlen is interessant om naar te kijken én brengt wellicht een nieuw publiek naar het ballet, moet ook Carlos Acosta, directeur van het Birmingham Royal Ballet, gedacht hebben. Hij liet zich inspireren door de muziek van de heavy metal band Black Sabbath, die ook uit Birmingham afkomstig is. Holland Dance Festival brengt dit vernieuwende ballet voor enkele avonden naar het Rotterdamse Luxor theater.

Symfonische metal

Het is een ambitieus idee om een volledig ballet van ruim twee uur te ontwikkelen rondom één heavy metal band. Om het geheel toegankelijk te houden voor de gemiddelde balletliefhebber, pakt Birmingham Royal Ballet het vernuftig aan door gebruik te maken van symfonische versies van verschillende Black Sabbath nummers. Deze composities worden magistraal vertolkt door de musici van Sinfonia Rotterdam. Gelukkig ontbreken de gierende gitaren niet. Gitarist Marc Hayward wordt tijdens de eerste en laatste akte als leidmotief gebruikt, waaromheen de dansers hun kunsten presenteren. Bovendien wordt er ook gedanst op bekende Black Sabbath nummers als ‘Paranoid’ en ‘War Pigs’, inclusief de zang van Ozzy Osbourne.

Heavy Metal Ballet

Black Sabbath – The Ballet bestaat uit drie afzonderlijke aktes, waarbij in elk gedeelte een ander thema centraal staat. Acosta strikte hiervoor drie verschillende choreografen, Raúl Reinoso, Cassi Abranches en Pontus Lidberg, waardoor elke akte een eigen signatuur heeft. De eerste akte is een modern, conceptueel stuk vol traditionele balletposities. De dansers lijken gitarist Hayward te aanbidden en worden daarbij omringd door een simpel decor van lichtborden met emblemen als drumsticks, vinyl platen en natuurlijk het logo van Black Sabbath. De choreografie oogt soms wat rommelig, maar het bijzondere duet waarbij de twee solisten verstrengeld zijn in een minutenlang durende kus brengt rust in het geheel. Het is een opmerkelijke keuze om zo’n teder en intiem duet, gedanst op een orkestrale versie van ‘Solitude’, op te nemen in een heavy metal ballet.

Black Sabbath – The Ballet,

Kusduet – foto Johan Persson

Dansen op een interview

De tweede akte focust op de band zelf en wordt gedanst door een groep van twaalf nieuwe dansers. De choreografie is losser en vrijer dan de voorgaande akte. Naast instrumentale versies van nummers als ‘Planet Caravan’ en ‘Orchid’, wordt er voornamelijk gedanst op audiofragmenten van de bandleden. In het begin is de dans op het ritme van spraak interessant, maar het gaat na verloop van tijd ietwat vervelen. Het is bovendien jammer dat de sterke zangsolo van één van de dansers plotseling wordt afgekapt in plaats van vloeiend over te laten lopen in dans. In de derde akte komen alle dansers samen en wordt de legacy van de band geëerd. De kenmerkende bewegingen van de voorgaande aktes worden gecombineerd en Hayward keert terug in zijn rol als gitarist, wat een indrukwekkend geheel oplevert. Het glimmende metalen duivelsbeeld op een jaren 70 auto is daarbij een passend decorstuk.

Brave choreografie op gierende gitaren

Black Sabbath – The Ballet is zonder meer een gedurfd project. De symfonische versies van de Black Sabbath nummers zijn zeer geslaagd en ‘Paranoid’ blijkt opvallend dansbaar voor een ballerina. De choreografieën zijn echter niet heel vernieuwend, waardoor het geheel wat minder spectaculair was dan het idee van een heavy metal ballet doet vermoeden. Het enthousiasme en de kwaliteit van de uitvoerend dansers maken echter dat je meegenomen wordt in het verhaal van het ballet. Favoriet zijn de momenten waarop de dansers lijken te freestylen. De indrukwekkende sprongen en pirouettes van de solisten, met daarbij op de achtergrond rockende corp de ballet leden in strakke balletpakjes, zijn erg vermakelijk om te zien. Met Black Sabbath – The Ballet brengt Holland Dance Festival een verrassende productie naar Nederland, wat zij hopelijk de komende jaren zullen blijven doen.

Black Sabbath – The Ballet,

Lift – foto Johan Persson

Theater / Voorstelling

Liefde, revolutie en vrijheid

recensie: Fidelio – De Nationale Opera
Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_266_275Monika Rittershaus

De Nationale Opera (DNO) afficheert haar nieuwe productie van Fidelio van Ludwig van Beethoven met ‘Liefde, revolutie en vrijheid’. Het is opvallend dat juist nu Fidelio relatief kort na elkaar valt te zien: verleden jaar in een opvoering van de Nederlandse Reisopera, op dit moment een mooie, rustige productie (2018) op Stingray Brava uit St. Gallen, nu dus bij DNO en volgend jaar in een streaming op het grote doek vanuit de Metropolitan Opera.

De huidige belangstelling heeft vast te maken met die drie kernwoorden, maar ten diepste wellicht met de vrije wil, de vragen over en de keuzes tussen goed en kwaad die de bij de DNO debuterende Oekraïense regisseur Andriy Zholdak hoort in het Singspiel (een opera met zowel gezongen als gesproken tekst). Vragen zo oud als de weg naar Rome en nog steeds zo actueel als het maar kan.

Weglatingen én toevoegingen

Het verhaal op zich is eenvoudig: een vrouw vermomd als man (Leonore, het goede – vertolkt door Jacquelyn Wagner, die ook in de productie uit St. Gallen is te zien) wil haar geliefde (Florestan, Eric Cutler) redden uit de kerkers waar Don Pizarro heerst (het kwaad, Nicholas Brownlee). Als attributen dragen Leonore en Don Pizarro respectievelijk witte en zwarte engelenvleugels. Letterlijk een zwart-witopvatting. De kerkers worden vormgegeven als een wereld achter spiegels die verwijzen naar zwarte gaten in de ruimte. Maar omdat de oorspronkelijke, gesproken teksten helaas zijn vervallen (net als destijds bij de Nederlandse Reisopera) en vervangen door een nieuwe, Engelstalige tekst van Zholdak, is zelfs het eenvoudige verhaal in deze drukke en symbolisch geladen enscenering moeilijk te volgen. Hoezeer woorden en intenties volgens het fraaie programmaboek ook zowel religieus als metafysisch geladen zijn en duidelijk ontleend aan het oorspronkelijke libretto van Joseph Sonnleithner.

Maar Zholdak meende nog meer te moeten toevoegen. Niet alleen qua tekst, maar ook muzikaal, met een extra ouverture, – wat overigens wel vaker gebeurt (Leonore III en hier zelfs een fragment uit Beethovens Eroïca) – en in verwijzingen naar tal van andere kunstwerken. Een interessante puzzel voor wie van intertekstualiteit houdt. Zo herken je een boom uit de film Het offer van Tarkovsky en meen je – een ander uiterste – duidelijke, maar verder inhoudsloze reminiscenties aan de zwembadpas van Theo Thijssens geesteskind Kees de Jongen te ontwaren. ‘Tussen ernst en plezier’, zegt het programmaboek, ‘tussen lichtheid en zwaarte’. Alles bij elkaar een beetje te veel van het goede.

Goed waren in ieder geval de videobeelden die werden getoond. Een ontwerp van de bij de DNO debuterende Etienne Guiol en Malo Lacroix. Met ook hier duidelijk aanwezige symboliek, zoals het bos met licht aan de einder dat staat voor de donkerte én de hoop die de opera allebei uitstraalt. Ook de over de hele linie sterke solisten moeten worden genoemd (Wagner, Cutler, Brownlee en anderen), maar zeker ook het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO, prachtige solotrekjes bij de blazers!) en het grotendeels vanuit de orkestbak zingende Koor van de Nationale Opera. Het geheel onder leiding van de eveneens bij de DNO debuterende Colombiaans-Oostenrijkse dirigent Andrés Orozco-Estrada.

Dutch National Opera - Fidelio - Monika Rittershaus_031_017

© Monika Rittershaus

Reacties vanuit de zaal

Het publiek luisterde weliswaar muisstil, maar was gedurende de voorstelling spaarzaam met (aarzelend) applaus. Een kritiek moment was toen er (in het Engels dus) werd gezongen over hoe gelukkig de zaal is. Ze genieten van kunst. Het is maar hoe je ’t opvat; uit de zaal klonk boegeroep, gevolgd door instemmend applaus. Nee – lang niet iedereen (verre van) was gelukkig met deze opvoering, hoorde je in de wandelgangen. Maar je kan het ook opvatten als een politiek statement: wat als de regering straks wéér op kunst en cultuur gaat bezuinigen? Kan een orkest als het KCO dan nog wel in de bak zitten bij een Holland Festivalproductie als deze? Kan het publiek het dan nog wel betalen? Vragen te over. Ook hier blijven, net als in de teksten van Zholdak, de antwoorden vooralsnog uit.

 

Muziek: Ludwig van Beethoven
Libretto: Joseph Sonnleithner / nieuwe dialogen van Andriy Zholdak
Regie, decor en licht: Andriy Zholdak
Dramaturgie: Luc Joosten

De Nationale Opera
Solisten, koor en Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Andrés Orozco-Estrada
In het kader van het Holland Festival 2024