Tag Archief van: Theater

Theater / Voorstelling

De pijnlijke worsteling die queer-zijn oplevert

recensie: Jongensuren – Toneelschuur Producties
Jongensuren 19 © Sanne PeperSanne Peper

‘Wij zoeken onszelf’, zegt Simone, althans: een van de vier spelers die het personage Simone neerzetten. Simone is queer in de jaren 50 van de vorige eeuw. En probeer dan maar eens jezelf te vinden. Toneelschuur Producties maakt met Jongensuren een breekbare voorstelling over die zoektocht naar de eigen identiteit.

Simone is een lesbisch joods meisje uit Den Haag. Na haar eindexamen, rond 1950, vlucht ze min of meer naar Amsterdam. Zogenaamd om daar medicijnen te gaan studeren, maar ze vertrekt vooral om onder de verstikkende invloed van haar burgerlijke ouders uit te komen. En om te proberen zichzelf te zijn.
Simone is onvermijdelijk belast met trauma’s. Als joods kind moest ze tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken zonder haar ouders. En gay zijn is wel heel ver van de heersende norm, en van de verwachtingen van haar ouders. Daarmee is de worsteling met de identiteit, met ‘wie ben ik eigenlijk’, onvermijdelijk een gegeven.

Gender

Het personage Simone is gebaseerd op de queer auteur Andreas Burnier, pseudoniem voor Catharina ofwel Ronnie Dessaur (1931-2002). Die schreef bijna een plank vol boeken. Onder andere het autobiografische meesterwerk Het jongensuur (1969), over een joods meisje in de puberteit dat worstelt met haar gender. Begrijpelijk dat Burniers werk juist nu weer in de belangstelling staat.

Jongensuren is uitdrukkelijk geen toneelversie van het boek. Het stuk is vooral een biografisch verhaal, gebaseerd op leven en gedachten van Andreas Burnier. Het meisje in Het jongensuur heet overigens wel Simone, en zo heet het hoofdpersonage in Jongensuren ook.

Vier acteurs

Zoals gezegd is ervoor gekozen Simone – afwisselend – te laten spelen door vier acteurs: Kirsten Mulder, Anne-Chris Schulting, Lulu Streefkerk en Hanna van Vliet. Zij spelen beurtelings ook alle andere personages.
De regieopvatting van Koen Verheijden is hier dat een personage dat onzeker is, in alles fysiek schutterig moet zijn. Dat moet hakkelen, moet struikelen over woorden en zinnen. De Simones flapperen met hun ledematen, hebben moeite met hun blikrichting, behalve wanneer ze lijfelijk worden met geliefden.

Verheijdens Simones verven zo rode rozen rood: zowel in tekst als in lichaamstaal beelden ze voortdurend onzekerheid uit. Eigenlijk zit er nergens commentaar tussen tekst en spel. Die rechtlijnigheid is jammer, een gemiste kans.
En voor humor is er ook geen ruimte. Alle scènes zijn bloedserieus, zelfs die waarin Simone met een vriendin naar Parijs gaat en ze daar zingen en dansen voor een mannenpubliek.

Wanneer Simone een herenkostuum aantrekt, of wanneer de speler een mannelijk personage neerzetten, kiest Verheijden voor een clichématige masculiene lichaamstaal, met veel wijdbeens staan, handen in de zijden, bravourig stemgebruik. Bijna karikaturaal.

Cirkelvormig doek

Het vermelden waard is het zeer fraaie en inventieve decor (scenografie: Juul Dekker) waarin Simones ‘bildung’ zich afspeelt. Het belangrijkste onderdeel daarvan is een opgespannen, cirkelvormig wit doek. Liggend vormt dat onder andere een soort circusarena, de lakens op een bed, en de geïsoleerde omgeving van een psychiatrische inrichting. Rechtop staand en scheef hangend kunnen er namen op het doek worden geprojecteerd, en het dient om de eerste seksuele verkenningen van Simone door te laten schemeren.

Kracht

De kracht van Jongensuren zit hem in het biografische verhaal en in de thematiek (tekst: Koen Verheijden). Andreas Burniers werk is geen hedendaagse kost (meer), hoewel het dunne Het jongensuur vroeger op de leeslijst van veel middelbare scholieren stond.

Burniers levensloop is eigenlijk weinig bekend, al is er een biografie over haar geschreven. Weinigen weten van haar leven als ondergedoken joodse kind, of als gay vrouw die met een man trouwde omdat dat nou eenmaal zo hoorde. Overigens verwierf Burnier/Dessaur behalve als schrijver een zekere faam als hoogleraar criminologie aan de Nijmeegse universiteit.

Zinvol is Jongensuren vooral omdat zichtbaar wordt dat queer-zijn indertijd pijnlijke worstelingen opleverde met de eigen identiteit en met de omgeving, nog erger dan de LHBTIQ+-gemeenschap vandaag de dag moet doormaken. Wij mogen denken dat hedendaagse queer mensen problemen hebben om geaccepteerd te worden; zeventig jaar geleden was er voor genderfluïde mensen simpelweg nog geen plek.

 

Gebaseerd op het werk van: Andreas Burnier
Kostuumontwerp: Hanne Pierrot
Lichtontwerp: Niels Runderkamp

Theater / Voorstelling

De pijnlijke worsteling die queer-zijn oplevert

recensie: Jongensuren – Toneelschuur Producties
Jongensuren 19 © Sanne PeperSanne Peper

‘Wij zoeken onszelf’, zegt Simone, althans: een van de vier spelers die het personage Simone neerzetten. Simone is queer in de jaren 50 van de vorige eeuw. En probeer dan maar eens jezelf te vinden. Toneelschuur Producties maakt met Jongensuren een breekbare voorstelling over die zoektocht naar de eigen identiteit.

Simone is een lesbisch joods meisje uit Den Haag. Na haar eindexamen, rond 1950, vlucht ze min of meer naar Amsterdam. Zogenaamd om daar medicijnen te gaan studeren, maar ze vertrekt vooral om onder de verstikkende invloed van haar burgerlijke ouders uit te komen. En om te proberen zichzelf te zijn.
Simone is onvermijdelijk belast met trauma’s. Als joods kind moest ze tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken zonder haar ouders. En gay zijn is wel heel ver van de heersende norm, en van de verwachtingen van haar ouders. Daarmee is de worsteling met de identiteit, met ‘wie ben ik eigenlijk’, onvermijdelijk een gegeven.

Gender

Het personage Simone is gebaseerd op de queer auteur Andreas Burnier, pseudoniem voor Catharina ofwel Ronnie Dessaur (1931-2002). Die schreef bijna een plank vol boeken. Onder andere het autobiografische meesterwerk Het jongensuur (1969), over een joods meisje in de puberteit dat worstelt met haar gender. Begrijpelijk dat Burniers werk juist nu weer in de belangstelling staat.

Jongensuren is uitdrukkelijk geen toneelversie van het boek. Het stuk is vooral een biografisch verhaal, gebaseerd op leven en gedachten van Andreas Burnier. Het meisje in Het jongensuur heet overigens wel Simone, en zo heet het hoofdpersonage in Jongensuren ook.

Vier acteurs

Zoals gezegd is ervoor gekozen Simone – afwisselend – te laten spelen door vier acteurs: Kirsten Mulder, Anne-Chris Schulting, Lulu Streefkerk en Hanna van Vliet. Zij spelen beurtelings ook alle andere personages.
De regieopvatting van Koen Verheijden is hier dat een personage dat onzeker is, in alles fysiek schutterig moet zijn. Dat moet hakkelen, moet struikelen over woorden en zinnen. De Simones flapperen met hun ledematen, hebben moeite met hun blikrichting, behalve wanneer ze lijfelijk worden met geliefden.

Verheijdens Simones verven zo rode rozen rood: zowel in tekst als in lichaamstaal beelden ze voortdurend onzekerheid uit. Eigenlijk zit er nergens commentaar tussen tekst en spel. Die rechtlijnigheid is jammer, een gemiste kans.
En voor humor is er ook geen ruimte. Alle scènes zijn bloedserieus, zelfs die waarin Simone met een vriendin naar Parijs gaat en ze daar zingen en dansen voor een mannenpubliek.

Wanneer Simone een herenkostuum aantrekt, of wanneer de speler een mannelijk personage neerzetten, kiest Verheijden voor een clichématige masculiene lichaamstaal, met veel wijdbeens staan, handen in de zijden, bravourig stemgebruik. Bijna karikaturaal.

Cirkelvormig doek

Het vermelden waard is het zeer fraaie en inventieve decor (scenografie: Juul Dekker) waarin Simones ‘bildung’ zich afspeelt. Het belangrijkste onderdeel daarvan is een opgespannen, cirkelvormig wit doek. Liggend vormt dat onder andere een soort circusarena, de lakens op een bed, en de geïsoleerde omgeving van een psychiatrische inrichting. Rechtop staand en scheef hangend kunnen er namen op het doek worden geprojecteerd, en het dient om de eerste seksuele verkenningen van Simone door te laten schemeren.

Kracht

De kracht van Jongensuren zit hem in het biografische verhaal en in de thematiek (tekst: Koen Verheijden). Andreas Burniers werk is geen hedendaagse kost (meer), hoewel het dunne Het jongensuur vroeger op de leeslijst van veel middelbare scholieren stond.

Burniers levensloop is eigenlijk weinig bekend, al is er een biografie over haar geschreven. Weinigen weten van haar leven als ondergedoken joodse kind, of als gay vrouw die met een man trouwde omdat dat nou eenmaal zo hoorde. Overigens verwierf Burnier/Dessaur behalve als schrijver een zekere faam als hoogleraar criminologie aan de Nijmeegse universiteit.

Zinvol is Jongensuren vooral omdat zichtbaar wordt dat queer-zijn indertijd pijnlijke worstelingen opleverde met de eigen identiteit en met de omgeving, nog erger dan de LHBTIQ+-gemeenschap vandaag de dag moet doormaken. Wij mogen denken dat hedendaagse queer mensen problemen hebben om geaccepteerd te worden; zeventig jaar geleden was er voor genderfluïde mensen simpelweg nog geen plek.

 

Gebaseerd op het werk van: Andreas Burnier
Kostuumontwerp: Hanne Pierrot
Lichtontwerp: Niels Runderkamp

Theater / Voorstelling

Ode aan de muzen

recensie: Euterpians – LeineRoebana

Dansvoorstelling of concert? Kiezen hoeft niet; de voorstelling Euterpians van LeineRoebana, die onlangs in première ging, is het allebei en dat is de kracht en tegelijkertijd ook een beetje de zwakte van de voorstelling. Er is gelukkig veel te genieten en te beleven, niet in het minst door de bijdrage van sopraan Elisabeth Hetherington, die als een dansende troubadour het publiek door de voorstelling loodst, en drie geweldige musici die live op het podium te zien zijn; spelend, dansend en zingend.

Euterpians – vernoemd naar ‘Euterpe’, muze van het fluitspel en de lyrische poëzie – is een ode aan de vrouw en het vrouwelijke in de kunst, zo belooft de promotietekst. Choreografen Andrea Leine en Harijono Roebana verkennen al jaren de grenzen tussen dans en muziek en doen dat met zichtbaar plezier en steeds weer nieuwe inspiratie. Dat werkt aanstekelijk, zeker omdat Leine en Roebana proberen om het publiek mee te nemen in hun zoektocht, en dat maakt je als toeschouwer ook een beetje deelgenoot.

Dit keer grasduinden Leine en Roebana in oude en nieuwe muziek van louter vrouwelijke componisten, live uitgevoerd op het toneel. Sopraan Elisabeth Hetherington, voor de derde keer te zien in een productie van LeineRoebana, zingt in Euterpians werk van onder andere de twaalfde-eeuwse troubadour Beatritz de Dia en componist Hildegard von Bingen, maar laat ook een overtuigende interpretatie horen van het meeslepende Lady sings the blues van Billie Holiday. Verder klinkt er muziek van eigentijdse componisten Kate Moore en Sofia Goebaidoelina. Mooi is dat daarbij grenzen vervagen: oude en nieuwe muziek vermengen zich moeiteloos.

Trillende tribune

Op het toneel zien we naast de sopraan zeven dansers, cellist Maya Fridman, gitarist Wiek Hijmans en percussionist Marianna Soroka. Hun instrumenten staan opgesteld aan weerszijden en de achterkant van het toneel, maar statisch is het allesbehalve. Gedurende de voorstelling komen muziek, klank en beweging overal vandaan: van Hetherington, maar ook van Fridman, Hijmans en Soroka. Allen laten ze zien, ieder op haar eigen manier, hoe fysiek muziek maken kan zijn. Hetherington danst, zingt en spreekt met haar zuivere sopraanstem vaak sereen en dromerig. De expressieve Fridman bespeelt de cello alsof haar leven ervan afhangt: blootvoets, bijna dierlijk, haar lange haren voorover hangend en wild bewegend, volledig één met haar instrument. Later blijkt ze ook nog prachtig te kunnen zingen, een verrassing die je niet zag aankomen. Ook Marianna Soroka gooit haar hele hebben en houwen in de strijd. Naast vibrafoon en psalterion bespeelt ze ook een gigantische trom van zeker een meter doorsnee, met grootse armbewegingen en vol overgave, zo luid dat de tribune ervan trilt. Gitarist Hijmans oogt daarnaast wat timide in zijn bewegingen maar overtuigt met zijn veelzijdige gitaarspel.

foto: Sjoerd Derine

Alledaags en poëtisch (‘Big bloody muddy earth’)

Onder de muzikale choreografie hebben Andrea Leine en Erik Bindervoet, schrijver en vertaler van onder andere werk van James Joyce, een tapijt gelegd van teksten, meestal Engelstalig, die soms alledaags, dan weer poëtisch klinken. Soms lijkt de tekst vooral een sfeer te willen overbrengen met flarden als ‘big bloody muddy earth’, of opsommingen: ‘Psyche, mother of the Sirens, Anne van Saksen uit Dresden.’ Op andere momenten wordt er echt een verhaal verteld. Dan zien we de Ierse danseres Saoirse Lambkin O’Kane en Hetherington samen struinend over het toneel terwijl ze keuvelen over ditjes en datjes. Later vertelt dezelfde Lambkin O’Kane in haar moedertaal hoeveel ze van bloemen houdt, van primroses and violets. ‘There’s nothing like nature,’ zegt ze, terwijl ze zich voortbeweegt over de grond, de aarde onder haar. Op deze momenten word je als publiek meegesleept door het verhaal, en dat is dan vooral te danken aan Lambkin O’Kane, die een waar natuurtalent blijkt met tekst, en Hetherington, die elke tekst met haar stem, of het nou vertellend of zingend is, tot leven brengt, en dat ook doet met haar dans. Met haar lange armbewegingen lijkt ze haar klanken te verlengen en als je niet beter wist zou je denken dat ze een van de dansers is, zo soepel beweegt ze zich tussen hen.

Dansvoorstelling of concert?

Op andere momenten echter leidt de tekst af, of lijkt het te veel een praatje bij een plaatje. Daarbij legt de dans het vaak af tegen de veelheid van de muziek en de tekst. En dat is jammer, want ook de choreografie en de dansers zijn zeer de moeite waard om naar te kijken. Maar misschien is het maar net met wat voor verwachting je bent gekomen: voor een dansvoorstelling of een concert? Euterpians is het allebei, en dat is de kracht en tegelijkertijd ook een beetje de zwakte van de voorstelling. De dans raakt wat ondergesneeuwd, de samenhang laat te wensen over en het geheel doet fragmentarisch aan. Tijd om je mee te laten voeren is er niet, en dat zou je op sommige momenten echt graag willen. Maar hé, er is weinig reden tot klagen: Euterpians is een feest voor ogen en oren, een – voor velen eerste – kennismaking met enkele fantastische vrouwelijke componisten en hun verrassende oude en nieuwe muziek. Sommige beelden blijven hangen op je netvlies en de muziek gonst nog dagenlang na in hoofd en lijf.

 

Concept, regie, choreografie: Andrea Leine, Harijono Roebana
D
ansers en musici: Aika Goto, Benedita Crispiniano, Saoirse Lambkin OKane, Andrea Pisano, Timon De Ridder, Mariví van den Hooff (stage), Elizabeth Steele (stage), Elisabeth Hetherington (zang), Marianna Soroka (percussie), Maya Fridman (cello), Wiek Hijmans (gitaar)
T
ekst: Erik Bindervoet, Andrea Leine
M
uziek: Beatritz de Dia, Kate Moore, Hildegard von Bingen, Barbera Strozzi, Billie Holiday, Sofia Goebaidoelina, Wiek Hijmans, Maya Fridman, Tatiana Rosa (elektronische soundscapes) en anderen
R
epetitor: Michael Jahoda
D
ramaturgische adviezen: Luc de Groen
L
ichtontwerp: Jeroen Smith
D
ecorontwerp: Jeroen Smith en Yvon Muller
G
eluidstechniek: Oscar Bouwmans, Arjan van Asselt
L
ichttechniek: Barry van Rooijen
T
echniek: Thijs Moerland of Nick van der Meij
P
roductie: Elaine Gadet
M
arketing en communicatie: Vera Goetzee
Fotografie
: Sjoerd Derine

Theater / Voorstelling

Het moederschap is een hel

recensie: De moedermonologen – Jennifer Evenhuis & Renate Reijnders

Ook als vrouwen een sterke kinderwens hebben, is zwanger worden niet vanzelfsprekend. Sommigen beginnen een gang langs vruchtbaarheidsklinieken en dito dokters. En dan nog is zwanger worden niet gegarandeerd: ‘Verwachting lóslaten!’, roept cabaretière Nathalie Baartman keer op keer, om zich heen schoppend en slaand in De moedermonologen, een cabaretachtige voorstelling over haken en ogen aan het moederschap.

Na Vagina Monologen, Kont Monologen, Hijabi Monologen, Gesluierde Monologen, Hormonologen – en er zijn vast nog een paar titels vergeten – komen Jennifer Evenhuis en Renate Reijnders nu met De moedermonologen. Het principe is steeds ongeveer gelijkluidend: de individuele ervaringen van vrouwen zijn verwerkt in een theatertekst. Die wordt per voorstelling gebracht door een wisselend gezelschap van – doorgaans drie – acteurs. Er is tussen de spelers geen interactie, elk verhaal is een monoloog.

Autobiografisch

Deze Moedermonologen worden gespeeld door Evenhuis en Reijnders, steeds met een derde speler als gast. Op de première is dat Nathalie Baartman. De teksten zijn deels geschreven door Claudia de Breij en Stella Bergsma, deels geïnspireerd op gesprekken met vrouwen, deels autobiografisch. Het spel wordt onder andere doorsneden met filmpjes met straatinterviews over het moederschap.

Er komt een scala aan moedergerelateerde thema’s voorbij. Zoals het wel of niet hebben van een kinderwens, kinderloosheid, de problemen met zwanger worden, miskramen, huilbaby’s, de last van het hebben van kleine kinderen, de last van het hebben van grote kinderen. Stiefmoederschap, ouderschap terwijl je homoseksueel bent, thuismoeder zijn.
Opvallend onderbelicht blijft de moeder die werkt, die een baan heeft. Terwijl dat voor veel moeders toch de realiteit zal zijn.

Karikaturaal

De voorstelling zwalkt nogal in kwaliteit. Terwijl sommige monologen treffend en ontroerend zijn, zijn andere houterig en karikaturaal. Moeders zijn volgens deze voorstelling eigenlijk vooral het slachtoffer. Eerst dat van hun kinderwens. Dan dat van het met pijn en moeite baren. Dan dat van de baby, het opgroeiende kind – enzovoort.

Het moederschap is voornamelijk een hel, als we deze drie spelers mogen geloven. Je wordt geleefd, je moet altijd klaarstaan. Je eigen leven, wensen en dromen opgeven. Je moet als laatste eten, als al het voedsel op of koud is. En vader komt na zijn werk – buitenshuis! – uitgerust en opgewekt thuis, voert in het huishouden geen moer uit en wordt door de kinderen op handen gedragen omdat hij leuk met ze speelt.

Overdreven

Het is duidelijk de bedoeling dat – vooral – de vrouwelijke toeschouwers zich in de getuigenissen herkennen. Maar de teksten zijn zo negatief over het moederschap, dat ze op veel plekken eendimensionaal en overdreven zijn: ‘niets draait om jou.’ Het moederschap is kennelijk afzien.

Toch zitten er rake observaties in de teksten. Zoals de eerder genoemde, waarin Nathalie Baartman de werdegang schetst van de vruchteloze wensmoeder en haar frustraties. En de constatering van Renate Reijnders: ‘moeders zijn voorbestemd om te dienen tot de dood.’ De figuur van de moeder verdwijnt nooit; zelfs niet wanneer zij is overleden. Ook dood blijft een moeder voor haar kinderen altijd ‘moeder’.

Liefde

Jennifer Evenhuis is in de premièreversie de sterkste speler. Zo heeft ze een mooi en aangrijpend verhaal over het zorgen voor heel jonge kinderen. Dat zorgen is ontroerend, het geeft veel liefde terug, maar het is ook genadeloos vermoeiend.

Wat De moedermonologen mist, is sturing door een stevige regisseur. Actrice Malou Gorter staat op de rol als regisseur, maar van pittige correctie is weinig te merken. Er zijn veel momenten die hetzij terug hadden gemoeten naar de tekentafel, hetzij geschrapt hadden mogen worden.

Kinderfiguur

Het summiere decor bestaat uit twee stoelen, waarop niet-spelende acteurs kunnen gaan zitten. Plus een achterwand waarin abstracte kinderfiguren hangen, plus een grote vrouwenfiguur die met twee handen haar vagina openhoudt.
De sfeer in het theater wordt deels gemaakt door een keur aan Nederlandstalig repertoire waarvan de teksten gaan over moeders en mama’s.

Gedurende de tournee neemt een groot aantal spelers bij toerbeurt deel aan de voorstelling, onder wie Ilse Warringa, Nadja Hüpscher, Margôt Ros en Rian Gerritsen.

 

Teksten: oa Claudia de Breij & Stella Begsma
Regie: Malou Gorter
Spel: wisselende cast: Jennifer Evenhuis, Renate Reijnders, Nathalie Baartman, Ilse Warringa, Nadja Hüpscher, Margôt Ros, Rian Gerritsen, Anne-Marie Jung, Lucretia van der Vloot, Astrid van Eck, Tatum Dagelet, Manoushka Zeegelaar Breeveld

Theater / Voorstelling

De dansvloer als plek voor ontmoeting

recensie: Gabbers waren we - Olivier Diepenhorst
Foto voorstellingAfkomstig uit de persmap.

Tijdens het Amsterdam Dance Event (ADE) ging in het DeLaMar Theater de voorstelling Gabbers waren we in première. Bij dit event wordt Amsterdam voor even één grote dansvloer voor feestgangers uit de hele wereld. De voorstelling van Olivier Diepenhorst sluit goed aan bij de sfeer van het ADE, waar mensen hun dagelijkse routines verruilen voor de vrijheid van de dansvloer. Naast de vrolijkheid toont het ADE ook de grimmigere kanten van de dancescene, die vooral in de vroege uurtjes naar voren komen: verwijde pupillen, uitgeputte lichamen. In Gabbers waren we voel je beide kanten: het feest én de vlucht. Wanneer slaat het hakken om van vieren naar verdoven?

De drie hoofdpersonages, Ben, Monica en Alexandra, ontmoeten elkaar in de jaren negentig in de Energiehal in Rotterdam, een iconische thuisbasis voor gabbers. Het decor van de voorstelling weet de sfeer van een hakfeest goed te vangen. Het is simpel maar effectief: negen witte gaasgordijnen hangen vanaf het plafond en functioneren later als afscheidingen op het podium. Achterop het podium draait een dj live keiharde gabberhouse. De setting roept zowel de hitte van een stampend hakfeest als de leegte van een energiehal op.

Hereniging na 25 jaar

In Gabbers waren we blikken Alexandra en Monica 25 jaar later middels dialoog terug op de dood van hun vriend Ben. Ondanks hun verschillende achtergronden vonden Ben, Monica en Alexandra elkaar in de jaren negentig in feesten, hakken en drugsgebruik. Terwijl Monica en Alexandra terugblikken, danst Ben in hun herinneringen rond op het toneel.

Na 25 jaar lijkt er echter weinig over van de gedeelde geschiedenis van de personages, maar voeren hun verschillende achtergronden de boventoon. Herhaaldelijk wordt genoemd dat Alexandra destijds op het gymnasium zat, terwijl Monica de mavo deed, en dat Ben een strafblad kreeg. De enige overeenkomst tussen de ex-gabbers lijkt nog hun Nike Air Max-sneakers.

Ongemakkelijke podcast

Foto voorstelling

foto: Fleur Mulder

Dat het weerzien tussen Alexandra en Monica, die uit duidelijk verschillende milieus komen, ongemakkelijk is, komt door Alexandra’s plannen om een podcast te maken over hun overleden gabbervriend Ben. Het wringt dat juist Alexandra na al die jaren een verhaal wil maken over hun verleden. Vijfentwintig jaar eerder eindigden de drie vrienden na een nacht feesten op het politiebureau. Alleen Alexandra werd echter opgehaald door haar ouders en naar een afkickkliniek gestuurd. Ze keek niet meer om naar Ben en Monica. Hoewel ze elkaar destijds vonden op de dansvloer, werpt de voorstelling de vraag op hoe diep hun vriendschap werkelijk ging.

De lichaamstaal van het hakken

De grootste kracht van Gabbers waren we ligt in de indrukwekkende fysieke performance van Ben. Terwijl de dialogen tussen Monica en Alexandra aan de oppervlakte blijven en soms zelfs tegen clichés aanleunen, brengt Ben diepgang en mysterie in de voorstelling. Als een herinnering, een geest, beweegt hij over het toneel. Gedurende de hele voorstelling danst hij zijn hakchoreografie zonder een woord te zeggen of contact te maken met de andere personages.

Met zijn kale hoofd, zware ademhaling en kenmerkende gabberoutfit straalt Ben een ietwat angstaanjagende energie uit. Zijn lichaam lijkt samen te vallen met de muziek. Aan het begin van zijn performance beweegt hij nog vol energie, maar steeds meer lijken zijn bewegingen moeizamer, geforceerder. Met elke dansscène lijkt er een stukje van zijn personage te verdwijnen. Wat is Ben weg aan het hakken? Ondanks Alexandra’s pogingen om zijn dood te verklaren, blijft het onduidelijk of Ben zichzelf naar de afgrond feestte, of zijn einde een ongeluk was, of dat deze zelfs opzet was.

Hoewel we als publiek weinig van Ben weten, voelen we met hem mee. Dit wordt versterkt door de live muziek, die ervoor zorgt dat de zaal letterlijk meetrilt op 160 BPM. In de fysieke uitputting van Bens lichaam op het toneel ligt de essentie van de voorstelling: de eenzaamheid van een lichaam dat tot het uiterste wordt gedreven, dat zichzelf ‘op’ danst.

 

Concept en tekst: Emmie Kollau
Regie: Olivier Diepenhorst
Tekst: Vera Morina
Spel: Sophie Höppener & Linda Zijl
Dans: Nestor Matytchak
Muziek: Koen van de Wardt & Jasper Meurs
Choreografie: Simon Bus & Alesya Dobysh
Lichtontwerp: Yuri Schreuders
Scenografie: Ruben Wijnstok
Decor: De Man met de Hamer
Kostuumontwerp: Bonnie Zita Brandt
Productieleiding: Lena Meijer
Productie-assistent: Lieve Fikkers
Technische productie: Dave Ruigrok
Lichttechniek: Sven Shevtzhoff & Christiaan Schreuder
Geluidstechniek: Jan Schenk & Fokke de Wit
Publiciteit: Saskia de Ruiter
Uitvoerend producent: Thomas Bruining
Producent: Aldus’ Producties & Miscellaneous Experts
Tourneeplanning: Theaterbureau de Mannen
Met dank aan: Cultuurfonds, Fonds21 en het Amsterdams Fonds voor de Kunst

Theater / Voorstelling

Een odyssee die leidt naar een leven in vrede

recensie: Branden – Toneelschuur Producties & Theater Oostpool

Wraak. Dat is de aanleiding voor conflicten die uitmonden in oorlogen. Jij hebt mijn dierbare kwaad gedaan? Dan steek ik jouw huis in de fik. Jij steekt mijn huis in de fik? Dan… enzovoort: escalatie volgt op escalatie. Branden van Toneelschuur Producties en Theater Oostpool is een aangrijpende, half-actuele, deels-mythologische aanklacht tegen oorlogen.

Van gewapende conflicten zijn altijd de burgers het slachtoffer. Anonieme, gezichtsloze burgers, die alleen aandacht krijgen wanneer aantallen doden en gewonden worden genoemd. Burgers verdwalen op de vlucht, verliezen elkaar uit het oog. De Libanees-Canadese schrijver Wajdi Mouawad (1968) haalt die burgerslachtoffers uit de anonimiteit, geeft ze een naam een gezicht. En hij laat zien dat het slachtofferschap zich niet beperkt tot één generatie, maar dat de kinderen het automatisch ook met zich meedragen.

Universeel

Toneelschuur Producties en Theater Oostpool brengen Mouawads stuk Branden, in de regie van Abdel Daoudi. Branden is het anti-oorlogsdeel van een vierluik van Mouawad. Het vierluik heeft als overkoepelend thema de zoektocht van mensen naar hun wortels. De schrijver maakt zijn tekst universeel en tijdloos door oorlogsscènes te combineren met elementen uit de Griekse mythologie.

Testament

In Branden worden die wortels opgepakt bij Nawal Marwan (Malou Gorter). Nawal is onlangs overleden. Zij heeft tegen haar volwassen tweeling Janna en Simon, opgegroeid in een vreedzaam land, altijd gezwegen over hun komaf. Maar Nawal heeft bij de notaris die haar testament beheert merkwaardige aanwijzingen voor haar kinderen gedeponeerd. Die instructies gaan zowel over haar uitvaart, als over een zoektocht die moet leiden naar de verdwenen vader van de kinderen en naar een oudere broer van wie ze nog nooit hebben gehoord.

foto: Sanne Peper

Hier begint een niet-lineair verteld verhaal over moeder Nawal, háár moeder en grootmoeder, over de tweeling Janna (Hajar Fargan) en Simon (Shahine El-Hamus). Aangevuld met personages die bepalend zijn geweest voor hun levensloop. De vertelling laat onder andere Nawal en haar verboden liefde zien. Ze laat de kinderen zien, boos en verward na de dood van hun zwijgzame moeder.

Moeder Nawal maakt een tocht door oorlogsgebieden, op zoek naar veiligheid. De kinderen moeten in diezelfde gebieden op zoek naar hun roots, om via via het verhaal van hun moeder alsnog te achterhalen.

Spektakel

Regisseur Abdel Daoudi maakt er een indrukwekkend spektakel van. In een even sober als slim decor (scenografie: Marloes en Wikke) laat hij zijn personages dolen, ruzie maken, de oorlog ontvluchten met behulp van een serieus rookgordijn. In zijn regie gebruiken personages lichaamstaal en mimiek niet om hun tekst te benadrukken, ze leveren daar non-verbaal juist commentaar op. Prettig-naturel is ook dat Daoudi de personages elkaar in de rede laat vallen, door elkaar heen laat praten, waardoor conflicten levensecht worden.

Loepzuiver

Vooral Malou Gorter schittert in de rol van Nawal. Kreunend van de pijn kruipt ze over de grond als barensweeën de komst van een kind aankondigen. Gorter heeft een aantal indrukwekkende monologen, waaronder een over een aanslag op een stadsbus vol burgers. Dankzij haar heldere tekstbehandeling zie je de gebeurtenissen voor je.

Opvallend sterk is Shahine El-Hamus als de gefrustreerde zoon Simon. Hij schreeuwt zijn woede uit, tegen huilen aan. El-Hamus is kwaad, cynisch, en tegelijkertijd liefdevol tegenover zijn tweelingzus.

Yara Brand is loepzuiver en overtuigend als het zingende, naïeve meisje Sawda, dat door Nawal op sleeptouw wordt genomen tijdens de odyssee die moet leiden naar een leven in vrede.

Minpunt

Uiteindelijk spelen zeven acteurs alle rollen, wat op zich al een prestatie is in deze monstervoorstelling die ruim twee uur duurt. Dat is meteen het enige minpunt: Branden duurt echt te lang. Vooral sommige monologen zijn erg lang, een aantal scènes kan probleemloos korter zonder aan betekenis in te boeten, en een wiskundige verhandeling over het getal 1 is ook wat veel van het goede.

Overigens zit je als toeschouwer vrijwel de volledige speelduur op het puntje van je stoel. Als ergens duidelijk wordt dat een paar oorlogszuchtige mannetjes de rest van de bevolking het leven onmogelijk maken, is het tijdens deze voorstelling.

 

Tekst: Wajdi Mouawad
Regie: Abdel Daoudi
Spel: Mohammed Azaay, Yara Brand, Shahine El-Hamus, Hajar Fargan, Malou Gorter, Heleen Kamperveen, Alwin Pulinckx
Scenografie: Marloes en Wikke
Kostuumontwerp: Dymph Boss
Lichtontwerp: Casper Leemhuis
Fotografie: Sanne Peper

Theater / Voorstelling

Feestelijk groene familiemusical

recensie: Shrek De Musical

Elke prinses droomt van een prins op het witte paard, maar in deze musical blijkt de prins een groen monster en ook de prinses heeft iets te verbergen. Shrek De Musical vertelt het verhaal van sprookjesfiguren die in opstand komen. Is deze musical net zo grappig als de legendarische animatiefilm?

In 2001 werd de tegendraadse animatiefilm Shrek een enorm succes, later volgden er nog twee delen. De film drijft de spot met de klassieke (Disney) sprookjes en is tot op de dag van vandaag nog inspiratie voor diverse memes, door de sarcastische opmerkingen van de groene oger. In 2012 was Shrek al eens als musical in de Nederlandse theaters te zien en nu weer, in een geheel vernieuwde versie.

Vlot verhaal en mooi moeras

Het rustige leven van oger Shrek (René van Kooten) wordt ruw verstoord wanneer alle sprookjesfiguren verbannen worden naar zijn moeras. Heer Farquaad (Darren van de Lek) wil namelijk geen misbaksels in zijn rijk. Shrek komt klagen bij de heer en krijgt een opdracht: als hij samen met Ezel (Qshans Thodé) de draak (Annefleur van den Berg) verslaat en prinses Fiona (Linda Verstraaten) redt dan krijgt hij zijn moeras terug.

Het verhaal wordt vlot verteld en er is nauwelijks een moment van rust, we vliegen van de ene scène en het ene nummer naar het andere. De energie van Qshans als Ezel spat echt van het podium en ook Linda Verstraaten, prinses Fiona, is een heuse wervelwind op het toneel. René van Kooten als Shrek moet een beetje op gang komen en bloeit pas op in de tweede helft, al past dit ook wel bij zijn karakter.

foto: Wim Lanser

De zang is van hoge kwaliteit en dat is ook wel nodig met de vele uithalen in de musical, die overigens bestaat uit andere nummers dan in de film. Alleen in de finale kunnen we meeswingen op ‘I’m a believer’. Vocaal valt de prachtige draak op, Annefleur van den Berg knalt het nummer er echt uit. Ook Darren van de Lek als de kleine Heer Farquaad springt eruit, want hij heeft de lachers op zijn hand.

Het decor is mooi, je waant je echt in het moeras en sprookjeskasteel Dulok. Het spektakelstuk is wel de draak. De kostuums zijn hier en daar wat minder geslaagd, sommige sprookjesfiguren, denk aan de biggetjes of het eendje, lijken zo uit een feestwinkel te komen.

Een echte familiemusical

De producent Van Hoorne Studios richt zich met zijn succesvolle shows doorgaans op zeer jonge kinderen en gezinnen, denk aan shows als Woezel & Pip, Fien & Teun en sprookjesmusicals als De Kleine Zeemeermin en Assepoester. Met Shrek probeert Van Hoorne Studios voor het eerst een wat breder publiek aan te spreken, maar of dat helemaal geslaagd is blijft de vraag. De musical staat als een huis, is feestelijk, heeft een snel tempo, een duidelijke boodschap, leuke grapjes en ook af en toe een grap gericht op volwassenen. Niet zozeer een kindermusical, als een familiemusical waar je met het hele gezin van kunt genieten.

foto: Malin Hollaar

Maar voor de inmiddels volwassen Shrekfans van het eerste uur zal deze uitvoering toch wat tegenvallen, want deze musicalversie kan niet tippen aan de legendarische film uit 2001. Het verhaal is daarvoor nu iets te gepolijst en braaf, iets minder ‘memeable’. De Nederlandse musicalversie uit 2012 was een half uur langer, waardoor er iets meer ruimte was voor de tegendraadse kracht uit de film. Dat neemt niet weg dat er ook in deze versie diverse knipogen in zitten, verwijzingen naar bijvoorbeeld Wicked of grapjes over het formaat van heer Farquaad. Deze nieuwe versie is met de inkorting en nieuwe vertaling echt gericht op gezinnen.

Kortom, Shrek de musical is een vlot feestje met een belangrijke boodschap: iedereen mag zichzelf zijn. Ook al ben je een groen monster dat scheten laat en in een moeras woont: ‘Shrek is groen en daar moet je het maar mee doen’.

Theater / Voorstelling

Boeiend in eenvoud

recensie: The Last Five Years
The Last Five Years - NANOEK 4Sjoerd Derine

Liefde is de inspiratiebron van veel musicals. Romantische verhalen waarbij de hoofdrolspelers elkaars hart nog moeten veroveren, een relatie die een moeilijke tijd doorgaat of families die ruzie hebben. Verhalen die vaak eindigen als het verliefde koppel eindelijk zonder problemen trouwt of bij elkaar is. De musical The Last Five Years gaat juist over de afgelopen vijf jaar van een relatie, maar is dat genoeg stof voor een hele musical?

Twee acteurs. Eén danser. Drie muzikanten. Zes spotlights. Dat is de musical The Last Five Years. In tijden van spektakelmusicals met grote ensembles, omgetoverde theaters en spectaculaire decors, valt deze musical juist op door zijn eenvoud. Deze show heeft weinig middelen nodig om een boeiend verhaal te vertellen.

The Last Five Years - NANOEK 6

© Sjoerd Derine

Turbulente relatie

The Last Five Years gaat over de relatie van musicalactrice Cathy (Jolijn Henneman) en schrijver Jamie (Timo Tembuyser). Jamie vertelt het verhaal in chronologische volgorde en Cathy vertelt het verhaal achterstevoren. Ze zijn dus nooit op hetzelfde moment in het verhaal, afgezien van de bruiloft, daar kijken ze elkaar even recht in de ogen.
Jamie is smoorverliefd en vertelt enthousiast over zijn relatie en zijn geluk kan niet op als zijn boek een succes wordt. Naarmate de jaren verstrijken wordt zijn enthousiasme echter minder en ziet hij vooral ook ándere vrouwen om hem heen. Cathy begint verdrietig over haar succesvolle vriend die haar niet meer ziet staan en haar musicalcarrière die blijft steken in het ensemble. Als ze terug in de tijd gaat wordt ze optimistischer over haar relatie én carrière.

The Last Five Years - NANOEK 2

© Sjoerd Derine

Het verhaal blijft boeien doordat het vanuit twee perspectieven en in twee volgordes verteld wordt. Het klinkt wat ingewikkeld, maar is prima te volgen. De musical is bijna doorgecomponeerd, de liedjes volgen elkaar in sneltempo op en er is nauwelijks dialoog. De twee acteurs zijn ijzersterk en blijven boeien, zowel in spel als in zang. Jolijn zet een sterke vrouw neer die gaat voor haar dromen en baalt van haar relatie. Timo zet vooral een enthousiaste en energieke Jamie neer. Af en toe is hij wat minder te verstaan door zijn Vlaamse intonatie. Wie echter écht de aandacht trekt is de danser, Cody Schuitenmaker. Zij beweegt mee tussen de twee verhaallijnen en ondersteunt zo met name de emoties in het verhaal. Af en toe zo goed, dat het moeilijk is om je aandacht bij de vertellende acteur te houden.

The Last Five Years - NANOEK 5

© Sjoerd Derine

Inventieve musicals

Stichting NANOEK viel vorig jaar al op met de nieuwe musical MELK die maar liefst vijf Musical Awards in de wacht sleepte. NANOEKs missie is: ‘Met brave new people maken wij brave new musicals’. The Last Five Years is iets minder ‘new’ dan MELK, want de Engelstalige productie ging in 2001 in Chicago in première en heeft verschillende adaptaties gehad, bijvoorbeeld in 2021 op West End en een verfilming in 2014. Bij het grote Nederlandse publiek is deze musical echter nog niet zo bekend.

Anouk Beugels en Suzanne Heijdra, de regisseurs, geven aan dat ze geprobeerd hebben het verhaal vanuit verschillende invalshoeken neer te zetten en een meer female gaze mee te geven. In eerdere versies vonden zij Cathy bijvoorbeeld een beetje overkomen als een zeikerd, nu wilden ze haar neerzetten als een sterke vrouw. Dat is gedeeltelijk gelukt, want Jolijn zet een sterke Cathy neer. Maar zoals vaker bij verhalen over succesvolle mannen die hun vrouw een beetje vergeten, rijst de vraag: waarom gaat ze niet weg bij haar man? Waarom kiest ze niet voor zichzelf en jaagt ze geen andere carrière na?

Simpel en intiem

De vertaling van Judith Boesen is sterk, de zang goed en de muzikale ondersteuning bijzonder mooi en dat met slechts een viool, cello en piano. Het is mooi hoe de melodieën in de gehele voorstelling over gaan van vrolijk naar somber. Het zou dan ook mooi zijn als van deze musical een (digitaal) castalbum komt.

De minimale opstelling op het podium klopt, de simpele zetting zorgt voor een extra intiem gevoel bij het inkijkje in deze liefdesrelatie. Het vergt enige verbeelding van de kijker, maar niet te veel want ook aan de muziek merk je wel waar je in het verhaal zit. The Last Five Years weet in al haar eenvoud indruk te maken en is daarom zeker een aanrader.

Theater / Voorstelling

De problematiek van landverhuizers overal ter wereld

recensie: Stepping Stones – Orkater/ Bijlmer Parktheater

Als je een Surinaamse Nederlander bent, bungel je onvermijdelijk tussen twee culturen. En vermoedelijk tussen nog meer, omdat de meeste Surinaamse Nederlanders ook oudere roots hebben: in Afrika, of in Azië. Hoe vind je desondanks je draai in Nederland – als dat al ooit echt lukt. Daarover gaat de meeslepende voorstelling Stepping Stones van Orkater.

Nederlanders met een Surinaamse achtergrond vertonen veel overeenkomsten met landgenoten met stokoude Nederlandse wortels: je hebt conservatieve en progressieve, je hebt ouderwetse en hippe, je hebt strebers en voorzichtigen, je hebt winnaars en losers.
Dat geldt ook voor de familie van de Surinaamse Oma Hedy (Manoushka Zeegelaar Breeveld). Die familie bestaat uit Orlando, de verweesde zoon van haar overleden broer, en uit Alyssia en Brian, kinderen van haar overleden dochter. Oma heeft ze opgevangen en opgevoed.

Zichzelf zijn

De drie ‘kinderen’ zoeken een weg om in Nederland zichzelf te mogen zijn. Modeman Orlando (Gery Mendes) zet vol in op het produceren van hippe sneakers. Alyssia is beeldend kunstenaar, op zoek naar een doorbraak als schilder. Brian heeft het ‘gemaakt’: hij is advocaat op de Amsterdamse Zuidas.

Orlando is nog het meest traditioneel. Spreekt alle talen door elkaar en vindt familie het belangrijkste wat er is. Alyssia is woke, ze tobt over belasting voor mens en milieu van supermarktproducten. Brian past zich aan aan het advocatenkantoor waarvoor hij werkt, ook als dat betekent dat hij zijn Surinaamse roots terzijde moet schuiven.
Zo denken alle personages vanuit een verschillend perspectief. Oma Hedy is de enige verbindende factor en zij ziet het allemaal fronsend aan.

Onafhankelijk

Stepping Stones verwoordt eigenlijk de geschiedenissen van vele Surinamers in Nederland: rond het onafhankelijk worden van deze kolonie in 1975 kozen velen ervoor te vertrekken naar Nederland. Vaak stak maar een deel van de familie de oceaan over en bleven familieleden, ouders, soms een aantal van de kinderen achter. Zo kwamen er veel onvolledige gezinnen aan, en zochten de immigranten hun toevlucht bij hier wonende familieleden, bij de gemeenschap. Ze moesten in het koude, lichtelijk wantrouwige Nederland hun weg zoeken.

De Stepping Stones uit de titel van het stuk is de naam van de band waarvan Oma Hedy zangeres was; maar het zijn ook de mensen, de bloedverwanten via wie je terecht bent gekomen op de plek waar je nu bent. Hoe doe je dat: je eigen identiteit behouden en toch aarden, functioneren in een totaal andere cultuur?

Laag na laag

Stepping Stones is het laatste deel van een drieluik waarin Orkater de problematiek van Surinamers in Nederland verbeeldt. De eerdere delen waren Woiski vs Woiski en De Gliphoeve.

Schrijvers Roziena Salihu, Geert Lageveen en Maarten van Hinte (winnaar van de Toneelschrijfprijs 2023 voor zijn Queen of Disco) zijn er met Stepping Stones in geslaagd een geloofwaardige, meeslepende tekst te maken over deze problematiek. Ze laten de veelheid van lastige keuzes zien door steeds een ander personage in de schijnwerpers te zetten. Uiteindelijk blijkt iedereen geheimen te hebben voor de anderen; en iedereen heeft meerdere dimensies. De schrijvers hebben personages bedacht waarin laag na laag na schuilgaat.

Dit alles wordt ondersteund door swingende live muziek van een uitstekende vierkoppige band, waarin ook Gery Mendes figureert. Het decor symboliseert eveneens de ‘stepping stones’: het is een inventieve stapeling van verspringende speelvloeren waarover de spelers zich verplaatsen en dansen (decor: Ruben Wijnstok).

Emotie

foto: Bas de Brouwer

Sterk is Romy Vreden als de schilderende kleindochter Alyssia. Vreden acteert veel met haar gezicht: ze kan letterlijk elke emotie neerzetten door van gelaatsuitdrukking te veranderen. Fjodor Jozefzoon als Brian – gehuld in blauw-wit gestreepte corpsballentrui – switcht naadloos van aangepaste Amsterdammer naar ras-Surinamer. Gery Mendes is een multitalent dat heen en weer springt van zijn gitaar naar het gladde personage van zakenman Orlando: ‘Het geld is ligit!’ De oma-rol van  Manoushka Zeegelaar Breeveld is het meest schetsmatig. Niettemin heeft zij een fraaie monoloog, waarin ze het land schildert waarin de Surinamers in de jaren 70 terechtkwamen, waarin Nederlanders ‘hun baantjes beschermden; hun zielen ommuurden.’

Zoetsappig

Hier en daar is de regie (Geert Lageveen) niet helemaal strak, of zijn acteurs niet goed te verstaan, maar dat zijn bescheiden uitglijdertjes. En het ‘wat houden we allemaal toch veel van elkaar’-einde is een beetje zoetsappig. Desondanks is Stepping Stones vooral een meeslepende voorstelling die verwijst naar de problematiek van landverhuizers overal ter wereld.

 

Tekst: Maarten van Hinte, Geert Lageveen, Roziena Salihu
Regie: Geert Lageveen
Spel: Fjodor Jozefzoon, Gery Mendes, Romy Vreeden, Manoushka Zeegelaar Breeveld
Muziek: Sophie Anglionin, Lito Mabjaia, Gery Mendes, Walther Muringen
Decor: Ruben Wijnstok
Kostuums: Arien de Vries
Lichtontwerp: Stefan Dijkman
Muzikale leiding: Gery Mendes
Fotografie: Bas de Brouwer

Theater / Voorstelling

Komische tekst komt niet goed uit de verf

recensie: Een man een man – Kobra Theaterproducties

Communicatie is een kunst apart. En al helemaal tussen ongelijkwaardige gesprekspartners. In Een man een man praten twee collega’s tijdens een etentje voortdurend langs elkaar heen. En omdat de een hoger in de pikorde staat dan de ander, heeft de superieur vanzelfsprekend gelijk. De tekst is geestig, maar komt onder regie van Kees Prins niet goed uit de verf.

Collega’s Van Wees (Peter Blok) en Burghardt (Peter Heerschop) ontmoeten elkaar tijdens een etentje, in een chique restaurant met een kristallen kroonluchter en linnen servetten. In een vorig leven gingen ze ooit samen met vakantie. Die trip resulteerde in een vriendschap waarvan nu alleen nog de echo over is. Van Wees heeft het verder geschopt dan Burghardt in het bedrijf waarin ze werken. Van Wees’ houding is daarom hautain, superieur. Hij schreeuwt over zijn collega heen, kleineert hem.

Comedy of errors

De gezelligheid is al meteen aan het begin van het stuk ver te zoeken: Burghardt (Heerschop) is naar de wc geweest, en is ondertussen vergeten waarover ze het voordien ook alweer hadden. Van Wees neemt hem zijn slechte geheugen enorm kwalijk. Dat is het startschot voor een comedy of errors waarin de personages elkaar voortdurend verkeerd begrijpen – of elkaar opzettelijk verkeerd begrijpen; dat zou ook kunnen. Ze stapelen misverstand op misverstand. Van Wees zuigt, pest zijn collega het bloed onder de nagels vandaan met wijsneuzigheid en arrogantie.

Van Wees is in alles een bullebak. De wijn is ook niet goed, natuurlijk niet – ongeacht welke dure fles wordt aangedragen. De serveerster (Jennifer Welts) wordt afgekat en de collega keer op keer in zijn hemd gezet. Van Wees denkt dat hij iedereen mag afzeiken omdat hij hoog op de maatschappelijke ladder staat.

Zelfde tekst

foto: Annemieke van der Togt

Een man een man (tekst: Kees Prins en Roel Bloemen) is in potentie een scherpe komedie over machtsverhoudingen, en over communicatie tussen twee mannen die gedoemd zijn elkaar niet te begrijpen. Het – toen nieuwe – stuk werd in 2018 onder regie van Gijs Scholten van Aschat gespeeld door Kees Prins, Pierre Bokma en Randy Fokke, onder de vlag van Hummelinck Stuurman Theaterproducties. Juist omdat die voorstelling sterk en hilarisch was, valt op dat diezelfde tekst in de huidige versie van Kobra Theaterproducties – de opvolgers van Hummelinck Stuurman – niet goed uit de verf komt.

Niet genoeg

Peter Blok als de bullebak is niet neerbuigend genoeg, en Peter Heerschop als de underdog is niet schlemielig genoeg. Bloks Van Wees is te weinig vilein, vals; daarvoor schmiert hij te veel. Zijn wijnproeverij mondt uit in een karikatuur die domweg te lang duurt.
En Heerschops Burghardt is te weinig onderdanig, niet gekwetst genoeg. Onder alle beledigingen blijft hij kalm. Heerschop gebruikt een lichaamstaal die verwijst naar die van Stan Laurel (de Dunne van De Dikke en De Dunne). Wat vooral jammer is, is dat Heerschops timing te wensen overlaat. Hij durft bijvoorbeeld geen echte stiltes te laten vallen, waardoor het zich-beledigd-voelen er onvoldoende uitkomt.
Jennifer Welts als de serveerster is dienstbaar. Ook haar rol krijgt weinig kleur, de ironie ontbreekt in dit personage.

De tekst van Een man een man is beslist komisch, maar deze voorstelling mist jammer genoeg de scherpte om hem echt bijtend en daardoor hilarisch te maken.

 

Tekst: Kees Prins en Roel Bloemen
Regie: Kees Prins
Spel: Peter Heerschop, Peter Blok en Jennifer Welts
Kostuums: Dorien de Jonge
Fotografie: Annemieke van der Togt

Theater / Voorstelling

Rauw discofeest in nieuw jasje

recensie: Saturday Night Fever de musical
Saturday Night Fever C Roy Beusker 3Roy Beusker

Wie nummers als ‘Stayin’ Alive’ of ‘Night Fever’ hoort, gaat vrolijk swingend de dansvloer op. De discohits van The Bee Gees zorgen altijd voor een feestelijke sfeer. Maar hoe feelgood en feestelijk is de musical met deze hits? De film met John Travolta, waarop de musical Saturday Night Fever gebaseerd is, is namelijk behoorlijk rauw.

De Graaf & Cornelissen Entertainment brengt dit theaterseizoen de vernieuwde versie van de musical Saturday Night Fever, met Buddy Vedder en Esmée Dekker in de hoofdrollen, naar verschillende Nederlandse theaters. Eerder was deze musical al te zien in 2001 en in 2012, toen was er zelfs een zoektocht op televisie naar Tony, de mannelijke hoofdrol. Deze vernieuwde versie onder regie van Martin Michel heeft een nieuwe vertaling, choreografie, ander decor en nieuwe kostuums.

DJ Monty (Barry Beijer) opent de show door het (jonge) publiek uit te leggen wat platen zijn en te vertellen hoe guur de straten van Brooklyn in het New York van de jaren ’70 zijn. De musical vertelt het verhaal van Tony Manero (Buddy Vedder) en zijn vrienden Bobby C (Michael Muyderman), Double J (Davy Reedijk) en Joey (Marvin Sikkema). Jonge jongens die hun dromen achterna willen gaan, maar ze komen uit een slecht milieu en krijgen weinig kansen. In het weekend dansen ze hun zorgen weg in de disco. Tony’s droom is om te dansen en als hij Stephanie (Esmée Dekker) ontmoet, weet hij dat zij zijn danspartner moet worden. Dit klinkt als een feelgood verhaal, maar ondertussen zitten de jongens vol woede en komen onderwerpen als abortus, zelfdoding, verkrachting en racisme aan bod.

Echte vrouwenverslinders?

De jonge jongens zijn grofgebekt en voelen zich echte vrouwenverslinders en hebben het idee dat de straten van Brooklyn van hen zijn. Ze komen eerder over als een stelletje onzekere jongens dat zich stoer voordoet, zeker Tony Manero. Het grote publiek kent Buddy Vedder natuurlijk van tv, waar hij het imago van ‘vriendelijke buurjongen’ heeft. Ondanks zijn goede looks, komt hij als Tony zeker niet over als een door zichzelf geobsedeerde vrouwenverslinder. Eerder als onzekere jongen die zich groter voordoet en zichzelf steeds overschreeuwt. Iets wat overigens prima in het verhaal past, want dat is natuurlijk ook gewoon wat Tony is.

Het stoere opgefokte gepraat tussen de vrienden komt niet altijd geloofwaardig over en is bij vlagen wat ongemakkelijk. De chemie tussen Esmée en Buddy (Stephanie en Tony) is daarentegen heel goed, ze zijn echt een droomkoppel. De sterke Stephanie walst zo over Tony heen. Esmée Dekker en Buddy Vedder zijn beide sterke dansers en zangers, al is Esmée vocaal beter en Buddy dansend iets sterker.

Saturday Night Fever C Roy Beusker

© Roy Beusker

Moderne versie

In deze nieuwe versie is de klassieke discovloer nergens te bekennen, toch wordt er een onmiskenbaar discofeestje neergezet. Op de achtergrond de wolkenkrabbers van New York en soms een gedeelte van de Brooklyn Bridge. Het decor is vrij abstract weergegeven. Zo spelen de klassieke eettafelscènes zich nu af op een geheel donker podium met alleen drie spotlights. Dit werkt goed en zo laat het ruziënde gezin meer indruk na. Ook wordt er inventief gebruik gemaakt van de grote spiegels van de dansschool. In diverse scènes draaien de grote spiegels om Tony heen, als hij opgefokt is en niet weet wat hij moet doen, of als hij zijn eigen spieren bewondert in de spiegel. Een goede vondst dus. Er zitten ook kleine grapjes in het weinige decor: acteurs vormen de schappen van de verfwinkel en twee acteurs zijn de platenspeler in de dansschool.

Noemenswaardige momenten zijn vooral de rustige nummers, zoals de solo van Esmée Dekker, en met name het nummer ‘Reddeloos’ door Michael Muyderman zorgt voor kippevel. Ook DJ Monty valt op, naast DJ lijkt hij een soort geweten van de jongeren, die hen enerzijds aanmoedigt om hun dromen na te jagen en anderzijds drugs aan hen probeert te verkopen.

Jukeboxmusical vertalen

Saturday Night Fever is een ‘jukeboxmusical’, een musical gebaseerd op bestaande liedjes, in dit geval gebaseerd op de muziek van The Bee Gees. Denk aan hits als ‘Stayin’Alive’, ‘Night Fever’, ‘Disco Inferno’ of ‘Tragedy’. Jukeboxmusicals zijn populair, want mensen luisteren graag naar populaire hits van bekende artiesten, denk aan musicals als Mamma Mia, TINA en The Bodyguard. Toch is er één groot dilemma: worden de pophits vertaald of niet? En zo ja, welke?

Opvallend is dan ook de keuze voor een geheel nieuwe vertaling door Florus van Rooijen. Dat het script moderner wordt gemaakt is logisch, maar wat was er mis met de liedvertaling van Daniël Cohen (2001 en 2012)? In die eerdere vertaling werden ‘onvertaalbare’ iconische woorden goed geïntegreerd in Nederlandse zinnen en werd ‘Stayin’ Alive’: ‘Leven in een ghetto is leven met het motto van Stayin’ Alive’. Nu is dit : ‘Ga het leven te lijf’, iets wat in de snelheid van de ensemblezang klinkt als ‘levende lijf’. Het indrukwekkende ‘Tragedy’ wordt van ‘Radeloos’ nu ‘Reddeloos’. De vraag is of dat echt nodig is.

Niet alle nummers zijn vertaald, zoals bij de meeste jukeboxmusicals worden de liedjes die het verhaal niet vooruitbrengen, niet vertaald. Dus het dansnummer van Tony en Stephanie ‘More than a woman’ blijft in het Engels. Grappig detail is dat op deze moment ‘de platenspeler’ wordt aangezet, dit is een duo acteurs dat steeds komt zingen. Bovendien is er aan het einde nog even een Engelstalige megamix, waarop het publiek mee mag swingen.

Al met al is Saturday Night Fever een musical die je gemengde gevoelens geeft, het is én een discofeestje én een rauw verhaal. De show heeft mooie, grappige en inventieve momenten én slaat af en toe de plank een beetje mis.