Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Ironie als verleidster en leidsvrouw

recensie: Søren Kierkegaard (vert. Willem Breeuwer) - Ironie

De Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) geldt tegenwoordig vooral als de grote existentialist avant la lettre. In Over het Begrip Ironie, met Continue Verwijzing naar Socrates, uit 1841, onderzocht hij de socratische ironie (Socrates stelde zich in zijn gesprekken onwetend op). De hier opnieuw uitgegeven tekst, Ironie, is het tweede deel van zijn proefschrift.

Over het Begrip Ironie, met Continue Verwijzing naar Socrates, uit 1841, onderzocht hij de socratische ironie (Socrates stelde zich in zijn gesprekken onwetend op). De hier opnieuw uitgegeven tekst, Ironie, is het tweede deel van zijn proefschrift.

~

Waar heeft Kierkegaard het over wanneer hij spreekt van ironie? Het gaat hem niet om de ‘oratorische’ vorm, dat wat de ironie van alledag genoemd zou kunnen worden. Het ene zeggen waar men het andere bedoelt, slechts half geïnteresseerd in de vraag of de luisteraar of lezer het spel doorziet. Nee, bij Kierkegaard gaat het om iets veel wezenlijkers: niets minder dan een ironische levenshouding. Deze ironie is wat Kierkegaard oneindig en absoluut negatief noemt. Het is oneindig omdat het zich niet tegen een specifiek fenomeen richt, het is absoluut omdat het vanuit die hoedanigheid alles ontwricht. Het is wat je zou kunnen noemen ‘ironie om de ironie’. Geen poging een bepaald punt te maken, iemand voor paal te zetten of juist de hemel in te prijzen, maar zien dat de wereld vol tegenstrijdigheden zit.

Romantische ironie

Kierkegaard onderzoekt de ironie die op dat moment in Centraal-Europa een hoge vlucht heeft genomen. Hij analyseert de opvattingen van enkele Duitse filosofen en schrijvers: Karl Wilhelm Ferdinand Solger, de gebroeders Schlegel, Ludwig Tieck en de felle kritiek die Hegel op hen leverde. Hoewel hij Hegel volgt in diens opvatting dat de romantici doorgeschoten zijn in hun pogingen alle kunst, en zelfs het gehele bestaan, ironisch op te vatten, weigert Kierkegaard in navolging van Hegel de ironie helemaal af te schrijven.

De ironie moet in bedwang worden gehouden. Maar wanneer men daarin slaagt, wordt een leven mogelijk dat het waard is menselijk genoemd te worden. Kierkegaard eindigt met een pleidooi voor een begrensde opvatting van de ironie:

Zoals er zonder twijfel geen ware wetenschap mogelijk is, zo kan men zeggen dat er zonder ironie geen echt humaan leven mogelijk is. […] Men moet dan ook waarschuwen tegen de ironie als tegen een verleidster, men moet haar ook aanprijzen als een leidsvrouw.

Te veel, te weinig?

Uitgeverij Boom werpt zich de afgelopen jaren op als de grote popularisator van het filosofische boek. In dat licht bezien is de serie Kleine Klassieken een lovenswaardige poging belangwekkende teksten voor een breder publiek toegankelijk te maken. En wat betreft de vorm slaagt de uitgeverij glansrijk. Het enige probleem is dat de inhoud doorgaans gewoon doorwrocht denkwerk is. Dat vereist een zekere affiniteit met de filosofische traditie waarin geschreven wordt. En toewijding van de lezer.

Op deze specifieke uitgave valt vooral aan te merken dat het enerzijds te veel en anderzijds te weinig is, wat de lezer voorgeschoteld krijgt. Hoewel het tweede deel van Kierkegaards proefschrift zich expliciet bezighoudt met het contemporaine begrip ironie, is het onmogelijk zijn overpeinzingen los te zien van zijn onderzoek naar de socratische ironie. Het gevaar bij dit soort ondernemingen, het opnieuw uitgeven van slechts een deel van een werk, is dat het los in de ruimte komt te hangen. Helaas lijkt dat af en toe inderdaad het geval. De keuze van de uitgever is echter gemakkelijk te rechtvaardigen: een drie keer zo omvangrijke bundel was alleen interessant geweest voor Kierkegaardadepten, doorgewinterde Socratesonderzoekers en overijverige studenten.

Enigszins paradoxaal zou ook gesteld kunnen worden dat het boek juist te omvattend is voor de lezer die de uitgever waarschijnlijk voor ogen heeft. De inleidende beschouwingen en het laatste hoofdstuk, ‘Ironie als beheerst moment’, geven inzicht in het wezen van de ironie. Maar de kritische beschouwingen over Kierkegaards tijdgenoten, verreweg het grootste deel van het boek, zijn vooral interessant voor wie enige achtergrondkennis heeft. Wie echter niet schrikt van namen als Schlegel en Tieck kan dit verder sympathieke boek met een gerust hart aanschaffen.

Boeken / Non-fictie

Ironie als verleidster en leidsvrouw

recensie: Søren Kierkegaard (vert. Willem Breeuwer) - Ironie

De Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) geldt tegenwoordig vooral als de grote existentialist avant la lettre. In Over het Begrip Ironie, met Continue Verwijzing naar Socrates, uit 1841, onderzocht hij de socratische ironie (Socrates stelde zich in zijn gesprekken onwetend op). De hier opnieuw uitgegeven tekst, Ironie, is het tweede deel van zijn proefschrift.

Over het Begrip Ironie, met Continue Verwijzing naar Socrates, uit 1841, onderzocht hij de socratische ironie (Socrates stelde zich in zijn gesprekken onwetend op). De hier opnieuw uitgegeven tekst, Ironie, is het tweede deel van zijn proefschrift.

~

Waar heeft Kierkegaard het over wanneer hij spreekt van ironie? Het gaat hem niet om de ‘oratorische’ vorm, dat wat de ironie van alledag genoemd zou kunnen worden. Het ene zeggen waar men het andere bedoelt, slechts half geïnteresseerd in de vraag of de luisteraar of lezer het spel doorziet. Nee, bij Kierkegaard gaat het om iets veel wezenlijkers: niets minder dan een ironische levenshouding. Deze ironie is wat Kierkegaard oneindig en absoluut negatief noemt. Het is oneindig omdat het zich niet tegen een specifiek fenomeen richt, het is absoluut omdat het vanuit die hoedanigheid alles ontwricht. Het is wat je zou kunnen noemen ‘ironie om de ironie’. Geen poging een bepaald punt te maken, iemand voor paal te zetten of juist de hemel in te prijzen, maar zien dat de wereld vol tegenstrijdigheden zit.

Romantische ironie

Kierkegaard onderzoekt de ironie die op dat moment in Centraal-Europa een hoge vlucht heeft genomen. Hij analyseert de opvattingen van enkele Duitse filosofen en schrijvers: Karl Wilhelm Ferdinand Solger, de gebroeders Schlegel, Ludwig Tieck en de felle kritiek die Hegel op hen leverde. Hoewel hij Hegel volgt in diens opvatting dat de romantici doorgeschoten zijn in hun pogingen alle kunst, en zelfs het gehele bestaan, ironisch op te vatten, weigert Kierkegaard in navolging van Hegel de ironie helemaal af te schrijven.

De ironie moet in bedwang worden gehouden. Maar wanneer men daarin slaagt, wordt een leven mogelijk dat het waard is menselijk genoemd te worden. Kierkegaard eindigt met een pleidooi voor een begrensde opvatting van de ironie:

Zoals er zonder twijfel geen ware wetenschap mogelijk is, zo kan men zeggen dat er zonder ironie geen echt humaan leven mogelijk is. […] Men moet dan ook waarschuwen tegen de ironie als tegen een verleidster, men moet haar ook aanprijzen als een leidsvrouw.

Te veel, te weinig?

Uitgeverij Boom werpt zich de afgelopen jaren op als de grote popularisator van het filosofische boek. In dat licht bezien is de serie Kleine Klassieken een lovenswaardige poging belangwekkende teksten voor een breder publiek toegankelijk te maken. En wat betreft de vorm slaagt de uitgeverij glansrijk. Het enige probleem is dat de inhoud doorgaans gewoon doorwrocht denkwerk is. Dat vereist een zekere affiniteit met de filosofische traditie waarin geschreven wordt. En toewijding van de lezer.

Op deze specifieke uitgave valt vooral aan te merken dat het enerzijds te veel en anderzijds te weinig is, wat de lezer voorgeschoteld krijgt. Hoewel het tweede deel van Kierkegaards proefschrift zich expliciet bezighoudt met het contemporaine begrip ironie, is het onmogelijk zijn overpeinzingen los te zien van zijn onderzoek naar de socratische ironie. Het gevaar bij dit soort ondernemingen, het opnieuw uitgeven van slechts een deel van een werk, is dat het los in de ruimte komt te hangen. Helaas lijkt dat af en toe inderdaad het geval. De keuze van de uitgever is echter gemakkelijk te rechtvaardigen: een drie keer zo omvangrijke bundel was alleen interessant geweest voor Kierkegaardadepten, doorgewinterde Socratesonderzoekers en overijverige studenten.

Enigszins paradoxaal zou ook gesteld kunnen worden dat het boek juist te omvattend is voor de lezer die de uitgever waarschijnlijk voor ogen heeft. De inleidende beschouwingen en het laatste hoofdstuk, ‘Ironie als beheerst moment’, geven inzicht in het wezen van de ironie. Maar de kritische beschouwingen over Kierkegaards tijdgenoten, verreweg het grootste deel van het boek, zijn vooral interessant voor wie enige achtergrondkennis heeft. Wie echter niet schrikt van namen als Schlegel en Tieck kan dit verder sympathieke boek met een gerust hart aanschaffen.

Boeken / Non-fictie

Schrijversportretten uit een al wat oudere doos

recensie: Jan Siebelink - Conversaties. In gesprek met Milan Kundera, Julien Cracq, James Purdy e.a.

Nadat Jan Siebelink met zijn roman Knielen op een bed violen ruimschoots was doorgebroken, had hij nog het een en ander in zijn bureaula liggen waarmee hij zijn uitgever kon verblijden. Een paar decennia geleden kluste hij er als leraar Frans wat bij met besprekingen van en gesprekken met merendeels Franse schrijvers. Een bundeling daarvan is nu verschenen onder de titel Conversaties.

Conversaties.

Daarin paraderen naast zeventien Fransmannen ook onze eigen Johan Polak, die een persoonlijke vriend van Siebelink was, de Amerikaan James Purdy en de Franse Tsjech Milan Kundera. Zes van de twintig zijn geïnterviewd, zodat een titel als Conversaties niet erg voor de hand ligt. Kundera leeft nog, maar Siebelink laat na de overlijdensjaren van de overigen te geven. De bundel komt van pas voor wie met de Franse literatuur kennis wil maken, die overigens gruwelijk snel bezig is van de oude stempel te worden. De meer ingewijde lezer kan zijn geheugen wat opfrissen en lezen hoe Siebelink de schrijvers en dichters karakteriseert.

Betrokken
Hij is vast een leraar Frans geweest (met pensioen inmiddels) die zijn lessen danig voorbereidde, zijn leerlingen niet als kleuters behandelde en evenmin over hun hoofden heen zeverde. Siebelink geeft in betrekkelijk korte bestekken een helder en betrokken beeld van schrijverschappen. Aangestoken door de talloze uittreksels van zijn leerlingen is hij alleen wat al te royaal met het navertellen van verhaallijnen. Dat komt wat schools over. De dichters hebben het geluk er compacter af te komen.

Er passeren geen benijdenswaardige levens, nogal ingedeukt als die zijn door amoureus, alcoholisch, lichamelijk, geestelijk en/of ander ongerief. Niet weinig eindigen ze door de hand aan zichzelf. De heren (dames keken wel uit) vonden het hun taak tot het uiterste te gaan, veelal ook in hun fictie, die daardoor niet altijd even leesbaar was. Ze wilden bijzonder zijn in een getemde wereld. ‘Alles is toegestaan in de queeste van een groots bestaan,’ aldus Siebelink. Roger Vailland schreef: ‘Weer boven water komen uit de zachte waanzin van jazz en gin, op een twijfelachtige morgen… en men is gelukkig… en gebroken.’

Toppers
In de jaren dat Siebelink aan de portretten werkte, telden alle schrijvers stellig nog mee. Inmiddels is dat voor sommigen anders. Zo werd spirituele zwartkijker E.M. Cioran (1911) in de nasleep van de woelige jaren zestig op het schild gehesen van menig jonge Franse intellectueel en voorts wereldwijd vertaald; maar zijn roem bleek kortstondig. Milan Kundera maakte enorme furore met De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, zo’n succesroman waarvan verfilming niet kon uitblijven. Maar wie kent Kundera nog? Emmanuel Bove was bij leven en welzijn een meer dan geslaagd auteur, raakte na zijn dood in diepe vergetelheid en beleefde een herwaardering waar Siebelink accuraat op inhaakte. Maar die opleving was van korte duur. De vertalingen liggen opgetast in het antiquariaat.

Jammer dat Siebelink niet in een epiloog vermeldt hoe het inmiddels gesteld is met de belangstelling in het algemeen en zijn eigen belangstelling in het bijzonder voor deze auteurs, wier portretten hij destijds schreef. Wat niet wegneemt dat toppers als Verlaine, Proust, Mallarmé en Rimbaud nimmer aan glans zullen verliezen. Zij sieren menige boekenkast en zijn onverkort in vertalingen beschikbaar, al kun je je afvragen hoe driftig ze nog gelezen worden. Aan Jan Siebelink zal het niet liggen.

 

Boeken / Fictie

Next stop: Perenijsje

recensie: Owen Donkers - Calippo Cola

Wie het met zijn boek schopt tot een recensie op Recensiekoning – de site die alles recenseert wat ten onrechte eerder nooit gerecenseerd werd (zoals het haar van Matthijs van Nieuwkerk) – heeft het ver gebracht. Dat pakken ze Owen Donkers en zijn tweede boek al niet meer af.

heeft het ver gebracht. Dat pakken ze Owen Donkers en zijn tweede boek al niet meer af.

Het hoofdpersonage van Calippo Cola, de novelle van Donkers (1977), ben jij. Tenminste, er is een ‘jij’ en die ‘jij’ wordt aangesproken. De ‘jij’ in Calippo Cola (wát een goede titel is dat trouwens) is eigenlijk een ‘ik’, een alter ego van de ik-figuur. Goed gevonden. Laten we daarom voor het gemak spreken van Jij, als naam van een personage. De kans dat jij, lezer van deze recensie, tevens de ‘jij’ uit Calippo Cola bent, lijkt nihil. Jij zit nog op school. Zijn (of: jouw) vrije tijd gaat op aan bijklussen in de champignonkwekerij, honkbal en de liefde. Voor haar. Natuurlijk. Haar zullen we verder Zij noemen.

191 RBI
School is bijzaak in het leven van Jij. Zijn passie wordt verdeeld over het honkbalveld en het meisje van zijn dromen, met wie hij bij de honkbalclub dan weer goeie sier hoopt te maken. Zijn talent voor de liefde is groter dan zijn honkbalcapaciteiten. Jij is een van die duizenden, nee tienduizenden, nee honderdduizenden jongetjes die tot op veel te hoge leeftijd zichzelf een weergaloos sporttalent wanen. Jijs wens een grote honkballer te worden heeft weinig met de realiteit te maken. Hij is een redelijke speler, meer niet. En zoals dat vaak gaat met redelijke spelers, probeert hij zijn gebrek aan talent te compenseren met kennis van de geschiedenis van de sport, alsof hij zichzelf wil inpeperen in welke traditie hij nooit terecht zal komen. Langzamerhand neemt het realisme bij Jij de overhand en begrijpt hij dat de meeste van zijn honkbalsuccessen aan niets anders te danken zijn dan aan zijn doorzettingsvermogen.

Donkers beheerst de kunst van het weglaten. Hij schrijft geserreerd en laat zijn hoofdfiguur zich op bijzaken concentreren zodat dat waar het werkelijk om gaat – het liefdesverhaal waar op het omslag gewag van wordt gemaakt, en dat veel tragischer is dan de kreet ‘Mooiste liefdesverhaal van het jaar’ doet vermoeden – naar de achtergrond verdwijnt. Het lijkt wel alsof Jij zelf niet inziet dat het belangrijkste bezig is hem door de vingers te glippen. Liever houdt hij zich nog maar eens bezig met de geschiedenis van de honkbalsport.

Het record voor de meeste binnengeslagen punten in een seizoen staat op naam van Hack Wilson, die in 1930, voor de Cubs uit Chicago, 191 RBI liet aantekenen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is geen enkele speler ooit nog boven de 170 uit gekomen. De all-timeranglijst wordt aangevoerd door Hank Aaron, die die koppositie vooral door zijn duurzaamheid wist te bereiken. Aaron kwam in één seizoen nooit verder dan 132 RBI, zijn persoonlijke piek uit 1957, maar speelde wel drieëntwintig jaar op het hoogste niveau.

Koeltjes, alsof hij een History of Baseball zit voor te lezen. Deze passages dragen bij aan de tragiek van Jij.

Soms. Wat. Staccato.
Ondanks de fraaie, omzichtige beschrijving van de teloorgang van iets moois, en de natuurlijke manier waarop Donkers drie verhaallijnen (champignons, liefde, honkbal) tot een harmonieus geheel weeft, kent Calippo Cola wel degelijk zijn tekortkomingen. Zo is er de lengte: de schrijver heeft zich wel erg beperkt door drie aspecten van het leven in een kleine honderd pagina’s (met opvallend veel wit tussen de regels) te willen proppen. Bovendien zijn de beschrijvingen van bijvoorbeeld de werkzaamheden in de champignonkwekerij nogal technisch. Vermoedelijk probeert Donkers hiermee duidelijk te maken hoezeer Jij in zijn eigen universum leeft, een heelal waarin andere mensen slechts schimmen zijn en feiten en technieken de concrete werkelijkheid. Toch stoort die licht autistische presentatie van Jij; niemand is immers in werkelijkheid zo alleen op de wereld als Jij in Calippo Cola.

Tweede punt is de stijl. Donkers schrijft korte zinnen. Heel korte zinnen. Zoals deze. Zonder veel komma’s. Staccato. Soms misschien wel een beetje té. Ook dat draagt bij aan de karaktertekening van Jij, het is duidelijk een strategische keuze van de auteur, maar het is voor de lezer soms wel wat erg kort en kaal. Je moet ervan houden.

In de zomer was het warm in de hal. Op die zolder zat je net onder het dak. En dan de zon door de ramen. Broeikas. Veel te heet. Maar ’s avonds was het lekker. Acht uur, half negen, als de zon was weggezakt. Als de broeikas begon af te koelen.

Met Calippo Cola heeft Donkers een kaal maar fraai verhaal over de liefde geschreven. Een volgende keer mag het ietsje meer zijn, meer van alles: woorden per zin, zinnen per pagina, pagina’s per boek. De collega’s van Recensiekoning hadden al een suggestie voor de titel: Perenijsje.

 

Boeken / Non-fictie

Laat me toch met rust!

recensie: Maarten 't Hart - Dienstreizen van een thuisblijver

Wees verstandig, word nooit schrijver. Dat adviseert de man die tegen wil en dank beroemd werd. Veel wil Maarten ’t Hart niet prijsgeven over zijn persoonlijke leven. Toch verscheen onlangs al zijn derde boek binnen de serie Privé-domein. Dienstreizen van een thuisblijver is het komische relaas van een schrijver die luid protesterend de tol van zijn roem betaalt.

Dienstreizen van een thuisblijver is het komische relaas van een schrijver die luid protesterend de tol van zijn roem betaalt.

Sinds 1984 heeft Maarten ’t Hart niet veel meegemaakt. Toen verschenen – ook in de serie Privé-domein – zijn boeiende en geestige jeugdherinneringen: Het roer kan nog zesmaal om. Maar het roer ging niet meer om, en de levenskoers van de schrijvende bioloog heeft sindsdien weinig verbazing gewekt. In Nederland bleef hij succesvol als auteur van ambachtelijk bereide romans en verhalen. Maar ook in Engeland, Zweden en vooral Duitsland werd zijn ‘wunderbar altmodische‘ vertelkunst beloond met indrukwekkende verkoopcijfers en grote populariteit.

Wat Maarten het liefst wil
Kan Maarten ’t Hart door dit succes nu doen wat zijn hartje begeert: de ganse dag lezen en schrijven? Neen. Want o, wat zijn de verplichtingen talrijk die zijn status als sterschrijver hem opdringen: interviews, filmopnames, fotosessies, voorleesavonden, en het ergst van allemaal: buitenlandse auteursbezoeken. Het kost hem een voortdurende inspanning om het knellende juk van al deze ‘onzalige nevenactiviteiten’ zoveel mogelijk van zijn schouders te lichten.

Het liefst zou ’t Hart zijn huis zelden verlaten. ‘Laat me toch met rust!’, roept hij de bemoeizuchtige buitenwereld toe. Hij is een volbloed Stubenhocker, een honkvaste huismus die diep terneergeslagen raakt als zijn uitgever hem weer eens op een ‘doodvermoeiende tocht’ naar het buitenland stuurt. Want daar staan hem louter gruwelen te wachten. Zoals hotelbedden waarin hij geen oog dichtdoet, of een gnoomachtige, zwaarbebrilde Zweedse bewonderaarster die hij op een boekenbeurs wanhopig van zich af tracht te schudden.

Wat Maarten allemaal meemaakt
Dienstreizen van een thuisblijver
is een niet heel sterk samenhangende verzameling autobiografische geschriften die altijd onderhoudend en meestal ook vermakelijk zijn. Of ontroerend, zoals het verhaal over ’t Harts Hongaarse vertaler en diens blinde vrouw, die hem eeuwig dankbaar blijven voor een hervonden paspoort. Verder laat hij opdringerige Duitse vrouwen door een nijdige bok van zijn erf jagen, breekt hij zijn been, wordt hij door zijn Duitse uitgeefster duchtig financieel belazerd, treft hij onder een kerk een sm-kelder aan en beschuldigt een plagiator hem van plagiaat.

In een van de meer essayistische verhalen gaat Maarten ’t Hart de Nederlandse literaire coterie te lijf met een serie observaties over het ‘primatengedrag in het reservaat der letteren’. Daarbij terloops meldend dat men hem uit afgunst over zijn commerciële succes nooit grote literaire prijzen heeft toegekend. Dit betoog mondt uit in een wild-ironisch pleidooi om Arnon Grunberg, ‘het grootste talent aller tijden’, ‘deze Rembrandt der letteren’, in godsnaam dan voortaan maar álle literaire prijzen te geven, een oplossing die de juryleden veel leeswerk en de schrijvers veel spanning zou schelen.

Waar Maarten een hekel aan heeft
Gul en aanstekelijk is ’t Hart in zijn lof voor dierbare schrijvers en componisten, en vaak komisch nurks in de boutades tegen wie hem minder goed bevalt. Sommige hekelingen lijken nogal lukraak uitgedeeld, zoals wanneer hij componistenbiograaf Maynard Solomon enkele iets te krasse verwijten maakt, waarbij hij diens naam overigens tot vijf maal toe verwart met die van de bioloog John Maynard Smith.

Voorts gaat de auteur van Dienstreizen nog tekeer tegen mobiele telefoons, auto’s, hotelkamers, calvinisme, laat opstaan, rechtsverkrachting, zevendedagsadventisten, voetbal en gelukkig ook nog tegen die ‘verpletterende gruwel’ die popmuziek heet.

Waarvan akte.

 

Film / Films

Het zoete hiernamaals

recensie: Hereafter

Het lijkt of hij van geen ophouden weet. Clint Eastwood is inmiddels tachtig jaar oud en komt bijna ieder jaar met een film op de proppen. Na Invictus 2009) is hier Hereafter, een mozaïekfilm over drie personages die allen een ervaring hebben met het hiernamaals. Het had tot een interessante studie kunnen leiden, maar Hereafter heeft weinig om het lijf: het verhaal leidt op voorspelbare wijze naar zijn apotheose en is nergens verrassend of opzienbarend.

~

De film opent met een zonovergoten strand in een Aziatisch land waar Marie (Cécile De France, Haute tension) en haar vriend Didier op vakantie zijn. Wanneer zij cadeautjes voor zijn kinderen uitzoekt wordt het strand overspoeld door verwoestende golven. Marie wordt meegezogen en beleeft een bijna-doodervaring. Dan verplaatst de locatie zich naar San Francisco, waar George (Matt Damon, True Grit) met de doden kan communiceren. Hij was succesvol als paragnost, maar heeft zijn beroep naast zich neergelegd. Voor George is het contact met de doden een kwelling in plaats van een gave en hij weigert om nog consulten te geven. In Londen, de derde plotlijn, heeft Marcus zijn tweelingbroer verloren en zoekt een manier om contact met hem te krijgen.

Hereafter volgt de drie personages in hun worsteling met de dood. Terug in Parijs raakt Marie geobsedeerd door haar bijna-doodervaring, waardoor zij haar baan en haar relatie dreigt te verliezen. George raakt in tweestrijd wanneer hij weer met zijn gaven geconfronteerd wordt. En de jonge Marcus is wanhopig op zoek naar antwoorden. Langzaamaan werken de drie verhaallijnen naar elkaar toe, totdat de onvermijdelijke ontmoeting plaatsvindt en het hiernamaals voor ieder een betekenis krijgt.

Toeval

~

De mozaïekfilm wordt vaak als middel ingezet om grootse, complexe thema’s aan te snijden. Hereafter komt qua structuur misschien nog wel het dichtst in de buurt van Babel (2006) van de Mexicaanse regisseur Iñarritú. Babel bevat vier verhalen, op verschillende locaties, die onlosmakelijk met elkaar verbonden blijken te zijn. Het toeval speelt hier een grote rol. Hereafter is eenvoudiger van opzet, al is het alleen maar om het hoofdthema (het hiernamaals) dat in ieder verhaal de scepter zwaait. Ook deze film berust op toeval, maar in tegenstelling tot het complexe Babel, waarin de personages en gebeurtenissen op geraffineerde wijze bij elkaar worden gebracht, is de verhaallijn voorspelbaar en de uiteindelijke ontmoeting tussen de drie te kunstmatig en bedacht.

Hoewel Hereafter veelbelovend begint, met een verwoestende en levensechte tsunami die Marie bijna het leven kost, kabbelt hij daarna in rustig tempo verder om nog even op te leven bij een bomaanslag in de Londense metro. Die twee gebeurtenissen tonen Marie en Marcus een korte blik in het hiernamaals, die helaas niet ontdaan is van banaliteiten. Een onverklaarbare kracht waait Marcus’ petje af, waardoor hij zijn metro mist. Die vervolgens in brand vliegt. En Marie ziet tijdens haar bijna-doodervaring een wazige wereld, waarin stemmen en zielen in elkaar over lijken te vloeien.

Eindstreep
Helaas kan ook de verhaallijn met Matt Damon de film niet redden. Hoewel George het meest interessante personage is, wiens gave een last is en van grote invloed is op zijn leven, is zijn karakter minimaal uitgewerkt. Een vergelijking met andere mediums, die in tegenstelling tot de oprechte George alleen uit zijn op geld en de boel belazeren, is ook niet uitgediept. Zo hoort het dus niet, lijkt scenarist Peter Morgan (scriptschrijver van ondermeer Frost/Nixon en The Queen) te willen zeggen, maar meer dan een balletje opgooien doet hij niet. Maar waar hij zich vooral op verkijkt, is die geforceerde eindstreep waar de drie karakters zo nodig samen moeten komen. In het geval van Hereafter is het geheel niet meer dan de som der delen. De film is te fragmentarisch en niet consistent genoeg om te blijven boeien. Een misstap dus van Eastwood, maar misschien maakt hij het goed met J. Edgar, zijn volgende film die in 2012 moet verschijnen. Over productief gesproken.

Muziek / Album

Pure verwennerij

recensie: DeWolff - Orchards/Lupine

Hij is er. En hij is nog verdomd goed ook. DeWolff zet met hun tweede plaat Orchards/Lupine een heerlijk album neer dat doet denken aan vervlogen tijden. Bluesrock, psychedelica en symfonische rock uit de jaren zestig en zeventig. De twee broers Pablo en Luka van de Poel en vriend Robin Piso draaien hun hand er niet voor om. Een aanstaande internationale doorbraak lijkt dus ook onvermijdelijk.

~

Dat de bandleden bizar jong zijn voor het geluid dat ze produceren, is niet meer aan de orde. Wekten de muzikanten van DeWolff bij het debuut vooral door hun leeftijden verbazing (toen gemiddeld zestien), Nederland zal moeten accepteren dat na deze release leeftijd er niet meer toe doet. Klaar met dat onderwerp dus. De muziek spreekt voor zich.

DeWolff begint met de spannende opener ‘Diamonds’. Direct is de knipoog naar het verleden, zeg begin jaren zeventig, duidelijk te horen. Een heerlijk donker, zompig rockgeluid. Tegelijkertijd voegt het trio toch iets nieuws toe aan het nummer, iets van henzelf. Het nummer smaakt naar meer en maakt nieuwsgierig naar wat de rest van de plaat te bieden heeft.

The Black Keys

‘Evil and the Midnight Sun’ laat een bekender DeWolff-geluid horen, het hammondorgel speelt hierin dan ook de hoofdrol. Deze track en andere doen sterk aan The Black Keys denken, waarmee het trio deze maand in de Heineken Music Hall in Amsterdam staat. ‘Everything Everywhere’ laat horen dat nummers niet kort hoeven. In de zeven minuten tellende track weet de band de spanningsboog vast te houden en blaast meteen het geluid van Black Sabbath nieuw leven in.

Niet zo vernieuwend is ‘Pick Your Bones Out Of The Water’, het had op het debuut kunnen staan. Desalniettemin is het een van de betere nummers op het album. Een stevig rocknummer dat geen enkel moment verveelt. Hetzelfde geldt voor ‘Seashell Woman’. Hoewel deze track misschien wat minder interessant is, zou hij door Led Zeppelin geschreven kunnen zijn.

Wereldfaam

Absolute topper op Orchards/Lupine is ‘The Pistol’. Ruim negen minuten lange verwennerij van pure psychedelische rock gemengd met jazz en symfonica. Denk daarbij aan strak drumwerk en een wazige gitaar. Als halverwege het nummer het hammondorgel wordt ingebracht, doet dat denken aan het instrumentale einde van ‘Light My Fire’ van The Doors. ‘Poison’ sluit het album af. Geen zwaar rocknummer maar een rustige psychedelische afsluiter die zeker weet te boeien.

DeWolff is een dynamische band. Gepassioneerd en sterk geïnspireerd door oude klassiekers. De muziek is dus ook zeker een must voor liefhebbers van Led Zeppelin, The Black Keys, Focus en Deep Purple. Dat vroeg of laat het trio internationaal zal doorbreken, staat buiten kijf. Stap voor stap komt DeWolff dichter bij hun eigen geluid. Wanneer dat moment daar is, en ze de wereld veroveren, kunnen ze vol trots terugkijken op Orchards/Lupine

Muziek / Album

Transcendentaal en overweldigend

recensie: Akron/Family - S/T II: The Cosmic Birth And Journey Of Shinju TNT

Muziek die sterk leunt op klankkleur, spanningsopbouw en repetitie is in de oren van sommige mensen een reliek uit de jaren zeventig. Dat dit soort impressieve muziek niks onderdoet voor de vluchtigere, geserreerde muziek die de hitlijsten domineert bewijst Akron/Family op hun nieuwe plaat S/T II: The Cosmic Birth And Journey Of Shinju TNT.

~

Het is een veelgehoorde klacht. De bondige en vaak wat vlakke composities die overheersen in de gangbare media nemen wel erg veel plek in op het muzikale toneel. Zoveel plek zelfs dat er geen ruimte meer is voor werken met meer diepgang en een artistieker karakter. Bovendien zijn de pogingen die er gedaan worden vaak een oubollige herhaling van zetten. Het cynische oordeel luidt dan dat dankzij de digitalisering van het muziekaanbod de kwantiteit ervan weliswaar extreem is, maar dat de kwaliteit jammerlijkerwijs achterblijft. Dat is een zienswijze die alleen hout snijdt wanneer je het muzikale aanbod wel erg oppervlakkig beschouwt. Er is namelijk onder de oppervlakte van de vaak generiek klinkende mainstream een hoop pracht te beluisteren.

Er zijn nog steeds muzikanten met zo’n pathologische vernieuwingsdrift en devotie voor kunst dat ze – getooid met een rugtas vol geestverruimende middelen – de inspirerendste plekken van de blauwe planeet opzoeken en hun daar beleefde spirituele extases omzetten in hypnotiserende composities. Akron/Family is zo’n band. Hun albumtitel S/T II: The Cosmic Birth And Journey Of Shinju TNT doet op het eerste gezicht wellicht wat kolderiek aan. Na een eerste luisterbeurt van het album wordt niettemin duidelijk dat zo’n nevelige titel perfect past bij de bedwelmende muziek van het Amerikaanse collectief.

De muziek

De band smelt een eclectische mix van folk, psychedelica, indie en hardrock om tot een eigenzinnig en karakteristiek geluid. Het geluidsbeeld is op het eerste gehoor wel erg opaque, maar ook dat blijkt bij te dragen aan het betoverende effect van het album. De opener ‘Silly Bears’ zet meteen goed de toon. Een agressief begin vol met ruis en tribale drums blijkt de achtergrond voor een opgewekte en zwaar overstuurde gitaarriff. Als de drums eenmaal hun cadans inzetten en de etherische zang er bij komt, is overgave de enige optie. Het tweede nummer laat een heel ander timbre horen, maar overtuigt ook volledig. Een gedragen akkoordprogressie en etherische strijkers vormen de achtergrond voor een zangpartij die het meest doet denken aan een eerbiedwaardige grijsaard die je een mooi verhaal vertelt.

De rest van de cd houdt de trip die is ingezet moeiteloos vast. Speciale vermelding is er nog voor het nummer ‘Say What You Want To’, dat de perfecte synthese vormt tussen een popliedje en een manisch gitaarexperiment. Akron/Family neemt je met S/T II: The Cosmic Birth And Journey Of Shinju TNT mee in een volstrekt unieke droomwereld. Bovendien tonen ze aan dat er ook tegenwoordig nog genoeg moois te beluisteren is en dat langgerekte psychedelica allerminst tot het verleden behoort.

 

8WEEKLY MediaPlayer
Film / Films

Alleskunner speelt waaghals

recensie: 127 Hours

James Franco is niet zomaar de zoveelste aantrekkelijke acteur. Hij is een alleskunner, of in ieder geval iemand die alles wil kunnen. Misschien is het juist die eigenschap die hem zo geschikt maakt voor de rol van durfal Aron Ralston in 127 Hours.

Een weekendje bergbeklimmen in de Blue John Canyon in de Amerikaanse staat Utah. Aron Ralston vond het in 2003 niet nodig om zijn familie daarover te informeren. Vol goede moed trekt hij de bergen in, zijn natuurlijke habitat. Tussen de rotsen voelt hij zich de koning te rijk. Hoe oerstom het is dat hij niemand heeft verteld waar hij heen ging, realiseert hij zich als hij met zijn hand tussen een rotswand en een rotsblok vast komt te zitten.

Overleven

~

De overlevingsfilm speelt zich voornamelijk af tussen de rotsen, op niet meer dan een vierkante meter. Het draait allemaal om een man, een hele uitdaging voor een acteur. Regisseur Danny Boyle doet het nodige om afwisseling in de film te brengen door Ralstons gedachten aan zijn familie en ex-vriendin te verbeelden, maar uiteindelijk leunt de film toch voornamelijk op de overtuigingskracht van de hoofdrolspeler. Net als Ralston moet hij zien te overleven. Elke minuut moet hij de film dragen, zorgen dat het publiek meeleeft, zich identificeert, het lijden voelt, en met de hoofdpersoon afscheid neemt van zijn hand.

Voor de ambitieuze James Franco is dat geen probleem. Geen wonder, want zelf is hij net als Ralston iemand die de uitdagingen opzoekt. Toen hij een aantal jaar geleden doorbrak met de

~

Boyle wilde al jarenlang een film maken over de benauwde uren die Aron Ralston doormaakte. Hij kon het jammer genoeg niet laten om het ware verhaal in het begin iets aan te zetten met een onrealistische scène over een paradijselijk ondergronds meer. Verder levert hij prima werk af. Maar een stap verder doet hij niet. Dat hoeft ook niet als je Franco gecast hebt. Het is jammer dat Colin Firth de gedoodverfde favoriet voor de Oscar is. 

Film / Films

De eerste indruk

recensie: Forget the Film, Watch the Titles!

Een goede titel wekt verwachtingen die al dan niet worden waargemaakt in de film. Het zet een tempo of een sfeer neer die de kijker gelijk pakt en meeneemt. Met de goed verzorgde dvd Forget the Film, Watch the Titles! hoef je als kijker je even niet druk te maken over de kwaliteit van het eindresultaat en kun je genieten van een staalkaart van eigentijdse titelsequenties.

~

De titelsequentie als een bijna opzichzelfstaande kunstvorm ontstond in de jaren vijftig en zestig door ontwerpers als Saul Bass en Maurice Binder, die op een vernieuwende manier omgingen met het tonen van de openingscredits. Ze speelden met lettertypen en gebruikten animaties. Muziek werd ook een essentieel deel in de mix om de kijker te vangen. De voorbeelden zijn bekend, zoals Bass’ onovertroffen openingssequentie voor Vertigo en Binders iconische aanpak voor de James Bond-films.

Dansende typografie

Dat die periode nog steeds wordt gezien als het gouden tijdperk voor titelontwerp blijkt wel uit de indirecte hommages die je ziet op de dvd Forget the Film, Watch the Titles!. In bepaalde gevallen heeft dat te maken met de setting van de film zoals de Franse spionageparodie Oss 117: Nest of spies, die zich afspeelt in de jaren vijftig. Reden genoeg voor ontwerper Laurent Brett om in de opening te verwijzen naar Binder en Bass door middel van minimale animatie en strakke typografie. Hetzelfde geldt voor de films Crustacés et coquillages en Ça se soigne?, die met hun geanimeerde titels proberen te charmeren door te verwijzen naar de speelsheid van de titeldesign van de Pink Panther-films. Dit is misschien het meest voor de hand liggend in de geanimeerde opening van The Life and Death of Peter Sellers, waarin Sellers zelf als tekenfilmfiguur rondloopt.

Naast verwijzingen naar het verleden valt op dat een deel van de films op de dvd een bijna fetisjistische fascinatie heeft voor technologie, nieuwigheid en snelheid. De sequenties voor Les chevaliers du ciel en het computerspel Killzone 2 zijn snelle montages van machines en wapens, waar wordt ingezoomd op details voorzien van een bombastische soundtrack op de achtergrond. Technisch indrukwekkend, maar met een kil effect. Dit is ook waar de films voor AICP 2009 en OFFF 2009 onder lijden. Dit zijn geen titelsequenties voor films, maar promofilmpjes die nog het meest lijken op reclamespotjes. De films zijn vooral illustratief voor de mogelijkheden die CGI biedt om te imponeren, maar het gevolg is een inflatie van verbazing. OFF 2009 toont een serie experimenten op de typografie van logo’s met verrassende gevolgen. De film voelt aan als een kopie van de revolutionaire videoclips van Chris Cunningham, die mede dankzij de afstemming met de juiste muziek uniek zijn.

Wat ook te zien is aan veel sequenties, is hun afhankelijkheid van de genreconventies van film. De films Splice en Copelia kunnen al gelijk worden geclassificeerd als sci-fithrillers in hun dromerige mengeling van organische en technologische beelden. Hetzelfde geldt voor de thrillers Breadcrumbs en Die Tür, die elk een unheimische sfeer proberen te zetten. De kijker lijkt in die gevallen te krijgen wat hij na het zien van de opening verwacht.

Valse starts

~

De beste films op de dvd zijn de sequenties die de signatuur weten over te nemen van de films die ze inleiden. De opening van Ex drummer is fantastisch in zijn rauwheid en heeft ook narratief doel doordat een voice-over het verhaal inleidt. Je ziet teruggedraaide beelden van de hoofdrolspelers terwijl op de soundtrack de Belgische rockband Millionaire is te horen. Credits doemen op in dagelijkse dingen zoals een straatbord, stickers en reclame. In de combinatie van realisme en desoriëntatie wordt je gelijk meegezogen in de wereld van de film.

De opening van de documentaire Moog is grappig en maakt gebruik van animaties die perfect passen bij de onwereldse geluiden van de moog-synthesizer. Energiek is ook de sequentie voor Mathieu Amalrics Tourné, die veel van zijn kracht ontleent aan een heerlijk garagenummer van The Sonics, terwijl de credits in neon en showlichten te zien zijn. Wat deze sequenties krachtig maakt is dat ze de film niet gelijk categoriseren en je nieuwsgierig maken naar wat er gaat komen.

Naast de titelsequenties bevat de dvd negen korte documentaires over titelontwerpers die praten over het proces achter het creëren van een sequentie. De dvd bevat ook een mooi boekje, waar aanvullende info over de filmpjes staat vermeld.

Muziek / Album

Voor beperkte inname

recensie: White Lies - Ritual

Met het debuut To Lose My Life… wist White Lies direct naar een groot publiek door te breken en wereldwijd een miljoen albums te verkopen. De druk op deze drie jonge mannen om opnieuw zo’n knaller te maken, is natuurlijk enorm hoog.

De muziek van White Lies doet het uitstekend in grote stadions en op festivals. Daar mogen de heren dan ook regelmatig optreden. Ze zijn beïnvloed door postpunkbands als Joy Division en The Cure. Zanger/gitarist Harry McVeigh, bassist/zanger Charles Cave en drummer/keyboardspeler Jack Lawrence-Brow lijken geen vrolijke jongens. De teksten van het debuut verhaalden van moord, dood en begrafenissen. Daar zijn nu de onderwerpen religie en liefde aan toegevoegd. De sound van de band is overigens minder zwartgallig dan de teksten doen vermoeden.

Veiligheid

~


Het album Ritual is geproduceerd door Alan Moulder, die in het verleden met Depeche Mode, Erasure en recenter The Killers samenwerkte. De toevoeging van synthesizers is zeker aan de bemoeienis van Moulder te danken, iets wat gezien zijn verleden geen verrassing is.

White Lies richt zich met Ritual vooral op het continueren van het succes dat de band mocht oogsten met het titelloze debuut. De single ‘Bigger Than Us’ heeft de heren inmiddels terug in de hitparades gebracht. Het nummer is een lekkere hapklare brok die de grote schare aanhangers tevreden zal stellen. Wat dat betreft laat White Lies niets aan het toeval over. De band heeft voor veiligheid gekozen en dit zal van Ritual een succesalbum maken. Bij het beluisteren van het hele album landen alle liedjes met gemak op de juiste plaats. Vanaf ‘Is Love’, dat met zijn galm zo uit het stadion lijkt te komen, tot en met ‘Come Down’, dat ook niet misstaan zou hebben op een Depeche Mode-album, weet White Lies de spanningsboog strak te houden.

Allergie

Aan het maken van deze veilige keuze ligt een stukje gemakzucht ten grondslag die een volgende stap wel eens heel moeilijk zou kunnen maken. Het verleggen van de grenzen wordt natuurlijk met elk groot succes steeds lastiger en is ook niet zonder risico; het mogelijke verlies van een deel van de schare opgebouwde fans. Toch zal White Lies bij een volgende stap niet ontkomen aan het verleggen van de artistieke grenzen om ook de lof van de pers te kunnen behouden. Wat dat betreft legt dit album de lat voor het cruciale derde album erg hoog.

Bij herhaalde beluistering van Ritual ontstaat de behoefte aan meer afwisseling. De verveling lijkt snel om zich heen te slaan. De holle klanken en de duidelijke zucht naar stadionsucces leiden tot verzadiging. Dit tweede album van White Lies staat als een huis en lijkt een snoepje waar je niet vanaf kunt blijven. Toch is Ritual een plaat die met mate moet worden ingenomen om zo een allergie te voorkomen.

Live in Nederland:
24 februari: Heineken Music Hall, Amsterdam