Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Nationale hoogvliegers

recensie: Nederpopupdate volume 12: Albertine, Roos Meijer en Vintage Dutch
purple leaveshttps://www.pexels.com/photo/purple-leaf-459301/

In ons kikkerlandje worden veel verschillende soorten muziek gemaakt. Muziek in alle toonaarden. In deze twaalfde editie van de nederpopupdate meanderen we tussen lichte jazz met Albertine, naar folk met Roos Meijer en een tintje rock plus blues met Vintage Dutch.

Debuutalbums herbergen vaak een samengebalde eruptie van talent en het beste van vele jaren zwoegen naar zo’n uitgave. In de huidige tijd van streaming gaat er al veel vooraf dat door velen geluisterd kan worden. Daardoor kunnen debuten beter rijpen en is de kans voor een goed vervolg groter. Toch blijft het natuurlijk afwachten of na zo’n debuut er meer fraais volgt.

Albertine

Het album Drops van Albertine verschijnt eigenwijs genoeg alleen op vinyl en natuurlijk op de streamingdienst. Een cd-release wordt vooralsnog niet verwacht. Deze modieuze en toch ook weer retrohouding van deze artieste past een tikje bij het eigenwijze karakter van de muziek van deze zangeres. Albertine is de artiestennaam van de Rotterdamse Yanna Pelser.

De muziek van het album Drops beweegt zich ergens tussen de elektronica, pop, folk en een vleugje jazz. Dat alles in een eigenwijze twist zodat je Albertine niet zomaar in een hokje kan stoppen. Hoe heerlijk is dat: dat je zonder hokje je mee laat slepen in alle bochten die de muzikante je laat opslingeren. Soms lijkt Albertine zelfs een beetje dansbare muziek op ons af te laten komen. De avontuurlijke muziekliefhebber komt al snel aan zijn trekken als hij/zij bovengenoemde stijlen tot het aandachtsgebied mag rekenen.
Naast de zang van Albertine horen we haar ook op de altviool, wat haar muziek de verbindende lijn tussen de liedjes verschaft.

 

Roos Meijer

Voor uw recensent kwam het album Why Don’t We Give It A Try uit het niets vallen, evenals de zangeres Roos Meijer. Bij eerste beluistering van het album is direct de liefde gesloten. Wat een pracht van liedjes van een dijk van een zangeres! Als we vervolgens lezen dat de liedjes ook nog eens wat te vertellen hebben, dan is aandacht meer dan gerechtvaardigd om deze muziek aan een diepere analyse te onderwerpen.

Het album zal een bijzonder debuut gaan beleven in Het Paard te Den Haag onder de titel Symphonic Junction: Residentie Orkest met Roos Meijer. Als alle coronamaatregelen het toelaten zal dat een seated concert zijn in een bijzondere setting. De grotendeels door Meijer zelf geschreven liedjes herbergen een bijzondere schoonheid. De melancholieke alt-folk klinkt op het album warm. Met een orkest zal het een bijzondere belevenis zijn. Het album verhaalt over haar gesprekken met mensen die veranderingen teweegbrengen in de wereld.

Na de rumoerige start van het album bezingt Meijer in het titelnummer ‘Why Don’t We Give It A Try?‘ het vreemde van het bouwen van een muur om meer vrijheid te krijgen en doelt daarmee op de muur tussen de USA en Mexico, die Donald Trump wilde laten bouwen.
Zo snijdt de zangeres in de elf liedjes allerlei onderwerpen aan. Alles gestoken in een warme, rustige, melodische benadering. Je zou zomaar de sfeer van liefdesliedjes kunnen ontwaren, terwijl Roos Meijer over heftige onderwerpen verhaalt. Het is een echt luisteralbum dat even fraai als tijdloos klinkt, terwijl de onderwerpen waarschijnlijk een beperkte houdbaarheid hebben. Wie niet naar de teksten zal luisteren kan puur genieten van de melodie en warme zanglijnen.

Vintage Dutch

Een band formeren omdat je een zangeres tegen het lijf loopt die je als band verrast, in de goede zin van het woord, zie je natuurlijk maar zelden. Toch is het bij Vintage Dutch het geval! Geen wonder dat zangeres Kim Berger het stralende middelpunt is van deze nieuwe band, die voortgekomen is uit The Tibbs, nadat Elsa Bekman een solocarrière startte en de band feitelijk uiteenviel.
Toch gaat Vintage Dutch niet verder waar The Tibbs ophield. Er zijn duidelijke verschillen, ondanks dat de hele band exclusief de zangeres eenzelfde verleden deelde. De band heeft haar muziek aangepast aan de wat pittigere stem van Berger en laat haar volledig tot haar recht komen.

In een dozijn liedjes neemt Vintage Dutch je mee op een muzikale reis, of eigenlijk pakken ze je in om je vervolgens in een weldadig bad onder te dompelen in een retro jazzy, bluesy muziekcafé. In My Own Voice voelt als warm bad van herkenning, terwijl het toch allemaal frisse nieuwe liedjes zijn van eigen hand. De parel van het album is Never Be Told, waarin de stem van Berger optimaal benut wordt. Het klinkt bluesy en het slijpt in een grote klasse. Berger en bandleider Paul Jonker zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de composities. Het album wordt afgesloten met het liedje ‘Goodbye’ als croonend toefje slagroom op de heerlijke lekkernij, die Vintage Dutch ons voorschotelt.

Muziek / Album

Nationale hoogvliegers

recensie: Nederpopupdate volume 12: Albertine, Roos Meijer en Vintage Dutch
purple leaveshttps://www.pexels.com/photo/purple-leaf-459301/

In ons kikkerlandje worden veel verschillende soorten muziek gemaakt. Muziek in alle toonaarden. In deze twaalfde editie van de nederpopupdate meanderen we tussen lichte jazz met Albertine, naar folk met Roos Meijer en een tintje rock plus blues met Vintage Dutch.

Debuutalbums herbergen vaak een samengebalde eruptie van talent en het beste van vele jaren zwoegen naar zo’n uitgave. In de huidige tijd van streaming gaat er al veel vooraf dat door velen geluisterd kan worden. Daardoor kunnen debuten beter rijpen en is de kans voor een goed vervolg groter. Toch blijft het natuurlijk afwachten of na zo’n debuut er meer fraais volgt.

Albertine

Het album Drops van Albertine verschijnt eigenwijs genoeg alleen op vinyl en natuurlijk op de streamingdienst. Een cd-release wordt vooralsnog niet verwacht. Deze modieuze en toch ook weer retrohouding van deze artieste past een tikje bij het eigenwijze karakter van de muziek van deze zangeres. Albertine is de artiestennaam van de Rotterdamse Yanna Pelser.

De muziek van het album Drops beweegt zich ergens tussen de elektronica, pop, folk en een vleugje jazz. Dat alles in een eigenwijze twist zodat je Albertine niet zomaar in een hokje kan stoppen. Hoe heerlijk is dat: dat je zonder hokje je mee laat slepen in alle bochten die de muzikante je laat opslingeren. Soms lijkt Albertine zelfs een beetje dansbare muziek op ons af te laten komen. De avontuurlijke muziekliefhebber komt al snel aan zijn trekken als hij/zij bovengenoemde stijlen tot het aandachtsgebied mag rekenen.
Naast de zang van Albertine horen we haar ook op de altviool, wat haar muziek de verbindende lijn tussen de liedjes verschaft.

 

Roos Meijer

Voor uw recensent kwam het album Why Don’t We Give It A Try uit het niets vallen, evenals de zangeres Roos Meijer. Bij eerste beluistering van het album is direct de liefde gesloten. Wat een pracht van liedjes van een dijk van een zangeres! Als we vervolgens lezen dat de liedjes ook nog eens wat te vertellen hebben, dan is aandacht meer dan gerechtvaardigd om deze muziek aan een diepere analyse te onderwerpen.

Het album zal een bijzonder debuut gaan beleven in Het Paard te Den Haag onder de titel Symphonic Junction: Residentie Orkest met Roos Meijer. Als alle coronamaatregelen het toelaten zal dat een seated concert zijn in een bijzondere setting. De grotendeels door Meijer zelf geschreven liedjes herbergen een bijzondere schoonheid. De melancholieke alt-folk klinkt op het album warm. Met een orkest zal het een bijzondere belevenis zijn. Het album verhaalt over haar gesprekken met mensen die veranderingen teweegbrengen in de wereld.

Na de rumoerige start van het album bezingt Meijer in het titelnummer ‘Why Don’t We Give It A Try?‘ het vreemde van het bouwen van een muur om meer vrijheid te krijgen en doelt daarmee op de muur tussen de USA en Mexico, die Donald Trump wilde laten bouwen.
Zo snijdt de zangeres in de elf liedjes allerlei onderwerpen aan. Alles gestoken in een warme, rustige, melodische benadering. Je zou zomaar de sfeer van liefdesliedjes kunnen ontwaren, terwijl Roos Meijer over heftige onderwerpen verhaalt. Het is een echt luisteralbum dat even fraai als tijdloos klinkt, terwijl de onderwerpen waarschijnlijk een beperkte houdbaarheid hebben. Wie niet naar de teksten zal luisteren kan puur genieten van de melodie en warme zanglijnen.

Vintage Dutch

Een band formeren omdat je een zangeres tegen het lijf loopt die je als band verrast, in de goede zin van het woord, zie je natuurlijk maar zelden. Toch is het bij Vintage Dutch het geval! Geen wonder dat zangeres Kim Berger het stralende middelpunt is van deze nieuwe band, die voortgekomen is uit The Tibbs, nadat Elsa Bekman een solocarrière startte en de band feitelijk uiteenviel.
Toch gaat Vintage Dutch niet verder waar The Tibbs ophield. Er zijn duidelijke verschillen, ondanks dat de hele band exclusief de zangeres eenzelfde verleden deelde. De band heeft haar muziek aangepast aan de wat pittigere stem van Berger en laat haar volledig tot haar recht komen.

In een dozijn liedjes neemt Vintage Dutch je mee op een muzikale reis, of eigenlijk pakken ze je in om je vervolgens in een weldadig bad onder te dompelen in een retro jazzy, bluesy muziekcafé. In My Own Voice voelt als warm bad van herkenning, terwijl het toch allemaal frisse nieuwe liedjes zijn van eigen hand. De parel van het album is Never Be Told, waarin de stem van Berger optimaal benut wordt. Het klinkt bluesy en het slijpt in een grote klasse. Berger en bandleider Paul Jonker zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de composities. Het album wordt afgesloten met het liedje ‘Goodbye’ als croonend toefje slagroom op de heerlijke lekkernij, die Vintage Dutch ons voorschotelt.

Kunst / Expo binnenland

Mooie legpuzzel in Leeuwarden

recensie: Icons. Topstukken uit de National Portrait Gallery
Zaaloverzicht IconsFries Museum Ruben van Vliet

Stel dat het mogelijk was om je ’s nachts in het Fries Museum in Leeuwarden in te laten sluiten, dan zouden vast heel wat topstukken uit de Londense National Portrait Gallery die er nu te zien zijn, kunnen worden verhangen.

Er is in Leeuwarden namelijk niet gekozen voor een chronologische reis door vijfhonderd jaar portretkunst, maar voor thema’s als: zelfportret, roem, identiteit en macht. En daar wringt een beetje de schoen. Want waar in het werkelijke leven steeds meer wordt afgestapt van etiketten ten gunste van meerdere lagen van een persoonlijkheid, of van een fluïde identiteit, wordt een afgebeeld persoon hierdoor juist weer vastgepind op een deel van zijn of haar wezen.

Zelfportretten

Natuurlijk: het is prachtig gedaan, dat hoekje in de eerste zaal met als thema zelfportretten, waarop twee personen staan afgebeeld. Zoals bijvoorbeeld David Hockney met Charles Dare Scheips (2005) en twee aanvullende doeken uit de collectie van het Fries Museum zelf: het zelfportret van Wouter van Riessen met een clown (2004) en van Sir Lawrence Alma-Tadema met de Engelse Laura Theresa Epps (1871-1872). Maar Hockney past voor hetzelfde geld ook in de zaal of het vakje Identiteit, waaronder homoseksualiteit wordt begrepen. En Alma-Tadema zou daar ook ’s nacht naartoe kunnen verhuizen, vanwege de symboliek voor nationaliteit op dit schilderij: de tulp staat voor Nederland en de roos voor de Engeland. Dat past overigens ook nog eens perfect in de vaderlandslievende insteek van de National Gallery in Londen, die in 1855 opende en dit als uitgangspunt nam.

Welk kunstwerk in de zaal Identiteit zou dan plaats moeten maken voor Hockney, Van Riessen en Alma-Tadema? Dat wordt nog een puzzel. In ieder geval niet het portret van Beatrix Potter dat Delmar Banner maakte (1938), want dat is wel zó raak; het is net of je in een van haar boeken binnenstapt.

Zaaloverzicht. Foto: Ruben van Vliet

Portretten van beroemdheden

We vervolgen onze reis in zaal 2, met portretten van beroemdheden en concluderen dat het opbrengen van etiketten er al jong in zit. Een klas basisschoolleerlingen staat met twee meesters voor een portret dat John Collier in 1883 maakte van Charles Darwin. Een meester vraagt, of dit een portret van een wetenschapper is. ‘Ja’, antwoordt de klas. ‘Waarom?’ De meeste kinderen zijn het erover eens, dat dit komt door zijn baard. Dus wetenschappers hebben een baard, is de kinderlogica.

Even verderop in de zaal hangt een portret van Isaac Newton, geschilderd door Sir Godfrey Kneller (1702). Het bijschrift luidt, dat door zijn doordringende blik Newtons genialiteit tot uitdrukking wordt gebracht. Dus niet eens zover verwijderd van wat de schoolklas vond; jong geleerd, oud gedaan.

Zaaloverzicht. Foto Ruben van Vliet

Gewoon genieten

Zo kun je het spel, de legpuzzel zaal voor zaal verder spelen, maar je kunt ook gewoon genieten van de schitterende stofuitdrukking van de kleding van bijvoorbeeld prinses Elizabeth, koningin van Bohemen door Robert Peake (ca. 1610), de juwelen van Mary Neville door de Nederlandse schilder Hans Ewouts (1559) en koningin Elizabeth I door Nicholas Hilliard (ca. 1575). Of van de manier waarop twee bronzen koppen tegenover elkaar zijn neergezet, zodat ze naar elkaar lijken te kijken: William Ernst Henley door Rodin (1884-1886) en Sir Osbert Sitwell door Frank Dobson (1994).

Gewoon genieten dus van vijfhonderd jaar portretkunst, variërend van schilderijen, prenten en tekeningen tot beelden en foto’s met de nadruk op de meer figuratieve stijlen. Daar lijkt het deze tentoonstelling primair om te doen, de vragen oproepende thematische indeling daargelaten. En getroffen worden door de raakheid ervan, van Beatrix Potter tot Dame Zaha Hadid zoals Sir Michael Craig-Martin de architecte in 2008 op LCD-scherm portretteerde. Met dezelfde golvende haren als haar gebouwen en een interieur als het Science Museum in Londen.

 

Kunst / Achtergrond / Expo binnenland

#2 Museum Bredius: ‘verknipte’ schilderijen

special: Museum Bredius

Museum Bredius is niet alleen bijzonder vanwege de huiselijke sfeer die het museum ademt. In deze special staan enkele topstukken uit de collectie centraal, die door de tijd heen nogal wat uiterlijke veranderingen hebben ondergaan.

Wat als je een schilderij koopt, maar niet helemaal tevreden bent met de voorstelling? Dan heb je pech gehad of je had het maar niet moeten kopen, zou je denken. Daar dachten kunstverzamelaars vroeger anders over. Schilderijen werden toen door handelaren of verzamelaars in meerdere stukken ‘geknipt’, of er werd aan restauratoren gevraagd of ze voorstellingen konden overschilderen. Ook werden portretten die gemaakt waren om naast elkaar te hangen vaak van elkaar gescheiden. Een bekend voorbeeld van een ‘verknipping’ is De Nachtwacht door Rembrandt (1606-1669). Het schilderij was te groot voor de muur in het Paleis op de Dam waar het moest komen te hangen, dus werd het schilderij aan alle kanten bijgesneden.

Zulke praktijken zijn nu ondenkbaar, maar de gevolgen zijn tot op de dag van vandaag nog merkbaar. Enkele schilderijen uit de collectie van Museum Bredius zijn ook ooit onder handen genomen door verkeerde restaurateurs, ‘knippers’ of zijn gescheiden van hun pendant. Van een onbekende navolger van Adriaen Brouwer, Rembrandt-leerling Willem Drost (1633-1659), tot de wereldberoemde Hollandse meester Jan Steen (1626-1679): niemand ontspringt de dans in de collectie van Museum Bredius.

Navolger van Adriaen Brouwer, Boerenherberg, zeventiende eeuw, Museum Bredius

Een ‘verknipte’ Jan Steen

Links op het schilderij De huwelijksnacht van Tobias en Sarah door Jan Steen zien we Tobias en Sarah, geknield met hun blik naar boven gericht. Ze zijn in de overtuiging dat Tobias op het punt staat om gedood te worden door een demoon die verliefd is op Sarah. De gevoelens zijn alleen niet wederzijds en dat neemt deze demoon haar niet in dank af. Elke keer als Sarah wil trouwen straft hij haar door haar geliefde vlak voor de huwelijksnacht te doden, wat tot dusver al zeven keer is gebeurd.

De houding en gepijnigde gezichtsuitdrukkingen van Tobias en Sarah maken de wanhoop bijna voelbaar. Ze hebben hun blik dan ook gericht op engelen die boven hun hoofd zweven in de hoop dat zij hen beschermen of een boodschap van God overbrengen. Gelukkig is hulp nabij! Op de rechterkant van het schilderij zien we hoe aartsengel Rafaël de demoon stevig heeft vastgepakt en op het punt staat om hem te verslaan. Hoera voor Tobias en Sarah! Maar..

Dat was niet altijd het geval. In de negentiende eeuw heeft een van de vorige eigenaren van dit schilderij besloten om het in twee stukken te ‘knippen’. Beide afzonderlijke delen van het schilderij zijn voor het verhaal onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus waarom heeft een van de vorige eigenaren dit gedaan?

Vermoedelijk is het schilderij in de negentiende eeuw ‘verknipt’ en had de eigenaar bedacht dat het linkerdeel met Tobias en Sarah beter zou verkopen. Zo kwam de rechterkant van het schilderij met aartsengel Rafaël in 1907 in handen van Abraham Bredius. Het linkerdeel met Tobias en Sarah kwam in 1931 terecht in de collectie Goudstikker. Uiteindelijk werd in de jaren zestig ontdekt dat deze twee schilderijen ooit één geheel waren en in 1996 werden de twee doeken eindelijk met elkaar herenigd.

Roofkunst

Alleen in 2010 ontstond er een groot probleem. Er kwam boven water dat het linkerdeel met Tobias en Sarah in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers was geroofd van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker (1897-1940). De Goudstikker-erfgename, Marei von Saher, ontdekte dit in 2006 en wilde het schilderij terug. Bredius had echter in zijn testament vastgelegd dat het schilderij het museum onder geen voorwaarde mocht verlaten. Wat doe je dan met één schilderij wat twee eigenaren heeft, maar het museum niet uit mag? Het doek opnieuw in tweeën ‘knippen’ dan maar?

Gelukkig is dat laatste niet gebeurd, maar deze kwestie leidde wel tot een ingewikkelde rechtszaak. Er is uiteindelijk een schikking getroffen met de Goudstikker-erfgename. Hierdoor is het schilderij tot op de dag van vandaag te zien in Museum Bredius. Dit dankzij een gedeeltelijke gift van de erven Goudstikker ter nagedachtenis aan Jacques Goudstikker. Tevens droegen het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar BankGiro Loterij Aankoopfonds) bij. Een leuk weetje over dit schilderij is dat de bovenkant van de vleugels van de aartsengel Rafaël gedeeltelijk weg waren geknipt. De restaurator van het schilderij had dus een voorbeeld nodig om de vleugel op te baseren. Uiteindelijk vond hij in de collectie van het populairwetenschappelijke museum Museon in Den Haag een ideaal voorbeeld: een opgezette zeemeeuw, die je daar nog altijd kan bezichtigen. Zo is het schilderij van Steen ook op die manier een beetje verbonden met Den Haag.

“Me Too”, avant la lettre

Een schilderij werd vroeger dus ‘verknipt’ als door kunsthandelaren of verzamelaars werd gedacht dat twee afzonderlijke delen beter verkochten op de kunstmarkt. Of als een schilderij te groot was voor de plek waar het moest hangen, zoals De Nachtwacht. Wat deden verzamelaars en kunsthandelaren als ze slechts een detail op een schilderij niet mooi vonden? Dan bood een overschildering uitkomst, iets wat het schilderij Boerenherberg door een onbekende navolger van de schilder Adriaen Brouwer (1605-1638) goed laat zien.

Het schilderij toont een groepje mensen in een herberg. Je ziet dat de man met het rode mutsje zijn hand onder de rok van een vrouw steekt, terwijl twee mannen toekijken. De gezichtsuitdrukking van de vrouw spreekt boekdelen. Een van de vorige eigenaren van dit schilderij vond dit waarschijnlijk geen prettig aanzicht. Daarom heeft diegene de uitgestrekte hand van de aanrander laten overschilderen alsof de rok van de vrouw wat breder was. Hierdoor werd de nare gebeurtenis op dit schilderij weggepoetst. Was dit een goede keuze? Of is juist het verwijderen van deze overschildering het beste, omdat daardoor de oorspronkelijke voorstelling weer aan het licht komt? Uiteindelijk is de overschildering in een latere tijd verwijderd. Toch zal deze discussie altijd aan het schilderij blijven kleven. Dit verhaal toont namelijk ook hoe overschilderingen een rol kunnen spelen in veranderende opvattingen over grensoverschrijdend gedrag door de eeuwen heen.

Willem Drost, Portret van een onbekende vrouw, ca. 1653, Museum Bredius

Gescheiden portretten

Naast overschilderingen of ‘verknipte’ schilderijen, kon het ook gebeuren dat portretten van geliefden van elkaar gescheiden raakten. Huwelijken en verlovingen werden in de zeventiende eeuw vaak bekrachtigd met twee individuele portretten van de geliefden die waren gemaakt door dezelfde kunstenaar en samen een paar vormden, zoals Marten Soolmans en Oopjen Coppit door Rembrandt. Zonder de aanwezigheid van beide portretten is het verhaal van het koppel niet compleet. Gelukkig zijn Marten en Oopjen voor altijd ‘bij elkaar’ gebleven, maar dat geldt lang niet voor alle zeventiende-eeuwse koppels.

Velen hadden noodgedwongen een langeafstandsrelatie, omdat ze bijvoorbeeld op veilingen waren gekocht door verschillende kopers. Dit geldt ook voor het Portret van een onbekende vrouw door Willem Drost, een leerling van Rembrandt. Dit portret is gemaakt om een verloving te bezegelen. Aan de ringvinger van haar linkerhand prijkt een trouwring, die subtiel oplicht door het licht wat erop valt.

De handschoen als symbool

Over dezelfde hand heeft de vrouw een handschoen gedrapeerd. Een paar handschoenen cadeau geven aan je verloofde klinkt nu niet als het meest romantische of persoonlijke cadeau. In de zeventiende eeuw hadden handschoenen echter een symbolische functie. In de rijke Hollandse bovenklasse werden ze tot ongeveer halverwege de zeventiende eeuw gezien als statussymbolen.

Handschoenen waren bedoeld om vrouwenhanden te beschermen tegen de zon, om hun huid zacht en blank te houden Tegelijkertijd werden ze echter ook gezien als een sierlijke en modieuze kledingstukken. Een mooi en luxe cadeau in die tijd om te krijgen van je verloofde, waarop vaak ook nog symbolen werden geborduurd die verwijzen naar liefde en trouw.

Willem Drost, Portret van een man (mogelijk zelfportret van de kunstenaar), ca. 1653, Metropolitan Museum of Art

Het Portret van de onbekende man die haar deze handschoenen heeft gegeven bevindt zich in het Metropolitan Museum of Art in New York. De portretten van dit koppel waren in 1903 nog ‘samen’ op een veiling. Ergens in de jaren daarna zijn man en vrouw elkaar uit het oog verloren. Linksonder in de hoek dwarrelt een briefje waarop Drost zijn signatuur heeft achtergelaten. We weten niet wie deze mysterieuze man en vrouw zijn. Er zijn echter vermoedens dat het mogelijk gaat om verlovingsportretten van Drost en zijn vrouw.

Tijdelijke hereniging

Helaas zijn ze door de tijd heen van elkaar gescheiden geraakt. Gelukkig bieden tentoonstellingen tijdelijke oplossingen! Zo waren de verloofden in 1992, ook al was het heel even, drie maanden met elkaar herenigd op de tentoonstelling De leerlingen van Rembrandt die te zien was bij de kunsthandel Hoogsteder & Hoogsteder in Den Haag.

Van schilderijen die van elkaar werden gescheiden, ‘verknipte’ voorstellingen tot overschilderingen… er is altijd wel een mouw aan te passen! Gelukkig worden schilderijen nu goed geconserveerd voor toekomstige generaties. Dat was echter lang niet altijd het geval. Er schuilen soms meer verhalen achter schilderijen en ‘restauraties’ dan je denkt.

 

Film / Serie

Een tijdloos liefdesverhaal

recensie: Normal People
romantische foto met koppel, hoofdpersonagesEndeavor

Marianne en Connell zitten bij elkaar op de middelbare school als ze verwikkeld raken in een ongebruikelijke liefdesrelatie. Waar Connell enorm populair is, wordt Marianne gezien als een buitenbeentje. Toch lijken de twee elkaar te vinden. In een eerlijk en puur coming of age portret worden de gevoelens van twee jonge mensen openlijk in beeld gebracht.

Voyeurisme en intimiteit

Al vanaf het begin voelt de kijker zich geabsorbeerd door het verhaal van de serie. De shots zijn close, het acteerwerk is goudeerlijk en de muziek laat het vaak afweten tijdens emotionele scenes. Het helpt hierbij ook dat het verhaal verteld wordt in 12 korte afleveringen van elk onder een half uur. Hierdoor worden een soort korte portretten geschetst, waarbij de kijker telkens het gevoel heeft een inkijkje te hebben in het leven van de personages. In combinatie met het spel van de getalenteerde acteurs wordt je als kijker gelijk meegenomen in het ongemakkelijke leven van twee pubers. Je voelt ineens weer hoe het is om in de klas te zitten, om alleen door een schoolgebouw te lopen als je niemand hebt om mee naar een volgende les te gaan en hoe klein het wereldje van de gemiddelde scholier eigenlijk is. En hoe pijnlijk je hier buiten valt als jouw wereld al veel groter is, zoals Marianne overkomt.

Deze eerlijke intimiteit zet zich door in de seksscènes van de serie, waarin weinig wordt verdoezeld of aan de verbeelding overgelaten. Waar veel films of series ervoor kiezen het licht simpelweg uit te laten gaan, wordt hier extra aandacht besteed aan dat nieuwe gevoel, de onwetendheid en de spanning.

Goed ontwikkelde personages

De personages van Connell en Marianne dragen de serie. Hoewel zij lijken te beginnen als een stereotype ‘populaire jongen wordt verliefd op niet populair meisje’, ontvouwen zij zich uiteindelijk als veel complexere karakters waarvan niet elke keuze die zij maken valt uit te leggen of te onderbouwen. Op hun eigen manier ziet de kijker de twee worstelen met persoonlijke problemen en de tocht naar de volwassenheid afleggen. Het is fascinerend om te zien hoe de twee elkaar hier soms juist in vinden en kunnen helpen en elkaar op andere momenten weer compleet kwijtraken. Omdat de personages niet voldoen aan een bepaald verwachtingspatroon van gedrag wordt het makkelijker voor de kijker om zich met hen te identificeren. Connell en Marianne zijn geen onbereikbare filmsterren, hun liefdesverhaal is geen sprookje en wordt juist gekenmerkt door een enorm gebrek aan communicatie en onbegrip. Ze zijn, juist, gewoon normal people.

Losse eindjes

De serie heeft een duidelijk begin en een open einde. Hoewel dit natuurlijk juist realistisch is en een opluchtende afwisseling van het “lang en gelukkig” uit Hollywood films en series, voelt het verhaal ook onaf. Bepaalde vragen blijven onbeantwoord en het voelt alsof de serie nog enkele afleveringen rustig door zou kunnen blijven kabbelen zonder dat er belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden. Gelukkig is er voor de kijker die niet voldaan achterblijft ook nog het gelijknamige boek van Sally Rooney, waar de serie op is gebaseerd. Hierin worden veel van deze open eindjes wel afgesloten.

 

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Fictie

‘Drama’ is het toverwoord

recensie: Storm rond het landhuis – Anne Jacobs

In het eerste deel van de serie Het landhuis maakte de lezer(es) al kennis met de hoofdfiguren Jenny, Franziska en Walter, ontsprongen uit de fantasie van auteur Anne Jacobs. Hoewel het tweede deel, Storm rond het landhuis, veel meer verhaallijnen met elkaar verbindt, beklijft het niet zo erg als het eerste deel. Integendeel, het plot is bij vlagen ronduit langweilig.

Weinig sprankelende personages

De Duitse schrijfster Anne Jacobs mag zich met recht een bestsellerauteur noemen. Ze schreef eerder de veelgeprezen serie over Het weesmeisje, waaruit niet een trilogie maar zelfs een quatrologie (d.w.z. vier bijbehorende delen in één reeks) voortkwam. Het betreft één langgerekt verhaal over een jong meisje dat zichzelf omhoogwerkte binnen een familie van adel en er zelfs onderdeel van werd. Hoe vooruitstrevend het genoemde ‘weesmeisje’ (Marie geheten), hoe star het personage Jenny in Jacobs ogenschijnlijk volgende quatrologie over Het landhuis.

Qua verhaal en setting mag het waarschijnlijk minder ‘romantisch’ heten dan die van de serie over Het weesmeisje: met de reeks Het landhuis tuimelen we terug in het post-DDR tijdperk, terwijl lezeressen in Het weesmeisje naar een meer intrigerende periode werden meegenomen: de tijd voor de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum. Ook zijn de personages in de Het landhuis-serie minder sprankelend dan in andere romans van de hand van Jacobs.

Weinig inspirerend is voornamelijk Jenny, de kleindochter van Franziska. Laatstgenoemde is de ‘Barones von Dranitz’ die in 1990 terugkeerde naar haar ouderlijk huis, dat ze in de Tweede Wereldoorlog moest ontvluchten. Ondanks de grootst mogelijke tegenzin van de inwoners van Dranitz en het omliggende Waren an der Müritz, gelegen in de schone provincie Mecklenburg-Vorpommern, trachtte Franziska von Dranitz om het landhuis weer in al zijn glorie te herstellen en open te stellen voor het grote publiek: het groteske gebouw met monumentale waarde gaat vanaf nu dienstdoen als wellnesshotel. Dit tot grote afkeer van Franziska’s dochter, met wie ze een slechte kind-ouderrelatie heeft: Cornelia. Op haar beurt heeft Cornelia een slechte verstandhouding met Jenny, haar enige kind, aan wie ze overigens nooit heeft verteld wie haar verwekker was. Het beschrijven van de onderlinge familierelaties benadrukt meteen hetgeen waarop de gehele serie op stoelt: drama, drama en nog eens drama.

Zeikerige types

Jenny is op haar beurt moeder geworden van de kleine Julia, liefkozend ‘Juultje’ genoemd. De vader van deze spruit (haar ex-baas Simon) is buiten beeld… Tenminste voor een poosje, want in dit deel komt hij als ongenode gast een kijkje nemen in Waren en omstreken en denkt hij eraan om een business op te starten om dichter bij zijn dochter in de buurt te kunnen zijn. En intussen polst hij of Jenny hem héél misschien een tweede kans wil geven?

Jenny heeft wel andere zaken aan haar hoofd: een verbouwing, om maar iets te noemen. Ze is de drijvende kracht achter de nieuwe bestemming van landgoed Dranitz en werkt met man en macht mee aan het realiseren van het hotel. Daarbij stuit ze geregeld op problemen, zoals de conflicten met Sonja. Sonja is het kind van Walter (ooit de verloofde van Franziska) en Elfriede (de jongste zus van Franziska die in het kraambed overleed).

Sonja koestert nog steeds wrok jegens haar tante Franziska, aangezien ze haar verantwoordelijk houdt voor de dood van haar moeder Elfriede. Franziska ontvluchtte namelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog het landhuis en liet Elfriede, met haar zwakke gezondheid, ‘zomaar’ achter. Een nogal overdreven en zelfs bijna onrealistische wrok, zou je kunnen stellen, maar wel passend bij het karakter van deze Sonja: de fors gebouwde dierenarts van Dranitz is nogal een gevalletje ‘paranoïde’ en vreet haar eenzaamheid weg, terwijl ze vol afgunst kijkt naar degenen die het in haar ogen beter hebben. Een personage dat vermoeiend genoeg één van de focalisaties vormt in dit boek: je kijkt namelijk mee vanuit de beleving van Franziska, Walter, Jenny, Sonja en Ulli.

Een zinkend huwelijksbootje

De laatstgenoemde betreft een mogelijke love interest voor Jenny: Ulli is de ex-man van de oervervelende Angela uit het eerste deel, die een baan accepteert in Bremen, maar verknocht raakt aan de erfenis van Max Krumme (diens botenverhuur). Keert hij terug naar Dranitz om neer te strijken naast Jenny, met haar onuitstaanbaar aantrekkelijke, rode lokken? Een man die in ieder geval wél terugkeerde naar Dranitz om zijn leven te slijten met zijn grote geliefde, is Walter. Als jonge soldaat verpachtte hij ooit zijn hart aan Franziska, maar na de Tweede Wereldoorlog kon hij haar niet meer vinden. Hij verloor zichzelf in een amoureuze verhouding met Franziska’s zus Elfriede, waar de stuurse en mopperkontige Sonja uit voorkwam.

Nu is de tijd aangebroken om de verloren decennia in te halen: Walter en Franziska stappen alsnog in dat huwelijksbootje, dat al ‘eeuwen’ ligt aangemeerd. Op hun huwelijksreis worden ze getart door de grote vraag: kunnen ze genieten van elkaar in het hier en nu of knagen de herinneringen aan een pijnlijk verleden te veel aan hun prille geluk?

Weinig monumentale waarde

Het is mooi dat verscheidene generaties het woord krijgen in Storm rond het landhuis, maar eerlijk is eerlijk: het verhaal wordt wel érg gedomineerd door de oudere garde. De oude knarren geven het boek wel een erg hoog ‘Hendrik Groen’-gehalte en nodigt voor een zekere groep lezers wellicht weinig uit tot identificatie (hoewel Max Krumme de prijs krijgt voor meest humoristische van het stel). In de jongere garde wil je je niet echt inleven: hoewel de bijfiguren veel bewondering hebben voor de o zo mooie Jenny, toont ze zich maar weinig sympathiek en is ze voornamelijk onberekenbaar en opvliegend. Ook alle personen die haar omringen, kunnen je maar weinig echt raken. Ze worden dan ook erg gestereotypeerd of te oppervlakkig omschreven.

Ook het plot is niet spannend. Wat zet je er dan tóch toe aan om verder te lezen? Dat is in principe alleen maar de schrijfstijl. Jacobs kan prachtig schrijven en heeft nog steeds een vaatje waar ze voldoende humor uit kan tappen. Toch weet ze met deze roman niet dezelfde ‘hoogtes’ te bereiken als met deel 1. In deel 1 was er een mooie afwisseling tussen heden (de jaren ’90) en het verleden (WOII) en dat zorgde voor een spanningsboog en veel onverwachte wendingen. In deel 2 word je in een bouwput gedropt en kan het lot van menig personage je eigenlijk geen reet interesseren. Hoewel Jacobs mooie zijpaden inslaat, is het verhaal niet van ‘monumentale waarde’. Hopelijk keert het tij met het (zeer waarschijnlijk komende) vervolg!

Boeken / Fictie

Zo complex kan opgroeien zijn

recensie: Strovuur - Gerwin van der Werf

Volwassen worden is een lastige klus. Vooral als je in alles anders bent dan de rest. Dat gevoel heeft Fay, het hoofdpersonage uit Strovuur van Gerwin van der Werf. Hoe ontwrichtend het verhaal van Fay ook is, toch lijkt het bij de lezer niet volledig door te dringen.

Je bent zeventien, staat aan de vooravond van je eindexamenjaar en probeert al je hele puberteit zo goed mogelijk onder de radar te blijven. Je vader pleegde zelfmoord toen je veertien was en je moeder kijkt nauwelijks naar je om. Dat is de situatie van Fay als zij besluit halsoverkop met haar neef Elvin naar Parijs te vertrekken in een oude Mitsubishi Sapporo om, zo het lijkt, deze situatie te ontvluchten. Op school wordt ze immers ‘toch niet gemist’.

Brave tattoo

Fay zet zich in alles af tegen haar leeftijdsgenoten en maatschappelijke normen en cijfert ondertussen zichzelf compleet weg. Ze vertoont tekens van depressiviteit. Omdat ze zich te braaf vindt, neemt ze een tattoo, maar dan wel weer een van een lotusbloem. ‘Zelfs mijn tattoo is braaf.’ Daardoor heeft ze echter wel iets ‘kleins en onbelangrijks’ waar ze later spijt van kan krijgen en dat is precies de bedoeling. Ze heeft een hekel aan optimisten, is enorm cynisch en speelt altviool, waar leeftijdsgenoten op hockey zitten en druk zijn met social media.

Licht ontvlambaar

Dat ze uitgerekend Elvin kiest om mee op roadtrip te gaan, lijkt vanaf moment één een slecht plan. Elvins karakter omschrijft zich het best als licht ontvlambaar. De twintigjarige neef van Fay is net ontslagen als fietskoerier omdat hij een klant had uitgescholden voor nazi, waarna hij de pizza uit de doos had gepakt en tegen de voordeur had geplakt. ‘Elvin noemt zijn auto ‘De Sapporno’, dan heb je meteen een idee van zijn humor. Ik noem het een verroeste pauperbak.’

Kruishoutem

Met elke pagina neemt de onzekerheid toe over of het stel Parijs überhaupt gaat bereiken. Dat komt onder meer door de diverse personen die hun pad kruisen. Denk aan een boze pompeigenaar in het Belgische Kruishoutem die Elvin met benzine overgiet. Fays neef heeft natuurlijk geen extra setje kleding meegenomen. Op dag twee stuiten Elvin en Fay op een klooster. ‘Ik ben hier eerder geweest’, zegt Fay direct. Vanaf dat moment wordt het voor de lezer duidelijk dat de roadtrip meer is dan slechts een vakantie.

In het klooster steelt Fay een middeleeuws koorboek. Het boek leidt Fay naar Metz, de stad waar haar vader naartoe ging toen hij zei ‘er even een paar dagen tussenuit’ te willen. Hij kwam alleen nooit meer terug. Het is daar dat Fay eindelijk de lezer een inkijkje geeft in wat haar vaders zelfmoord met haar deed.

Gedeelten van het verhaal lijken zich af te spelen in het hoofd van Fay. ‘Ik kan allerlei gebeurtenissen uit dit verhaal halen en dan nog blijft het mijn verhaal. Zelfs als het hele verhaal een verzameling leugens zou zijn.’ Zo maken we onder meer kennis met Grijze Gijs, een fantasiefiguur waar Fays vader haar verhalen over vertelde.

Karakter

Strovuur komt op verschillende plekken door het verhaal terug. Na de dood van haar vader, koos Fay er bewust voor om niet in een slachtofferrol te kruipen. Die keuze past perfect in de rest van haar karakter. ‘Niet zielig wilde ik zijn, natuurlijk niet, dat is een tactiek die heel kort werkt, die snel opbrandt, als stro.’

Aan het einde van het boek belt Fay (eindelijk) met haar moeder, heeft ze het ook over strovuur, een op het eerste gezicht willekeurig gekozen woord, maar niets is minder waar. ‘Soms probeer je een woord uit in de hoop dat het iets teweegbrengt, dat het iets verandert. Dat je er een vaste vorm door krijgt, iets definitiefs, iets onontkoombaars, al is het maar voor even.’  Eigenlijk is het een van de weinige momenten dat Fay probeert de focus op zichzelf te leggen in de hoop dat iemand haar opmerkt. Zodat ze kan breken met haar vroegere zelfbeeld.

Onheil

Strovuur vertelt het verhaal van een tiener op zoek naar zichzelf. Dat doet Gerwin van der Werf met vlagen heel knap en ontluisterend: steeds leer je als lezer Fay beter kennen. Puzzelstukjes vallen op zijn plek, evenals de absurde avonturen die Fay en Elvin samen meemaken. Tegelijkertijd voel je het onheil dat het stel over zich af lijkt te roepen, waardoor je als lezer wel verder móet lezen.

Sommige passages zijn onnodig lang van stof, bijvoorbeeld wanneer we de auteur van het koorboek leren kennen. Sommige gedachtes van Fay zijn moeilijk te volgen en dat haalt de vaart uit het verhaal. Dat terwijl Van der Werf juist het ontwrichtende verhaal van een meisje op zoek naar volwassenheid probeert bloot te leggen. Dat maakt Strovuur al met al een rake roman met een duidelijk YA-tintje, maar ook een verhaal dat snel in rook opgaat zodra je het boek uit hebt.

 

Boeken / Boeken / Boeken
recensie: Tekens van het onzichtbare (Antoon Van den Braembussche) en Intimiteit en onthechting (Michel Dijkstra)

De zingbare rest

Bijna gelijktijdig verschenen twee boeken die elkaar deels overlappen en soms ook aanvullen: Intimiteit en onthechting van Michel Dijkstra en Tekens van het onzichtbare van Antoon Van den Braembussche.

Michel Dijkstra (1982) is docent en publicist op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Hij promoveerde op het eenheidsdenken bij Meister Eckhart en de Japanse zenmeester Dōgen. Antoon Van den Braembussche (1946) is een Vlaams cultuurfilosoof en dichter die zich specialiseerde in kunstfilosofie en, later, in de vergelijking tussen westers en oosters denken.

Dijkstra definieert mystiek als ‘een proces van innerlijke onthechting of versterving, (…) een tijdelijk opheffen van tegenstellingen [en] (…) de mogelijkheidsvoorwaarde voor een ontmoeting met de onvatbare ander’. Van den Braembussche ziet mystiek ‘als een verdieping van het onzegbare’. De noties van mystiek benoemt hij als ‘het spirituele, de leegte, het onzegbare en het sublieme’.  Hij zoekt net als Dijkstra ‘de affiniteiten en overeenkomsten tussen de verschillende mystieke tradities’ in oost en west. Beiden is het te doen om het onderzoek naar hoe dit in verschillende kunstvormen tot uiting komt, waarbij Dijkstra nog een tweede thema aanroert (levenskunst). Dat laatste richt zich volgens hem ‘op verbinding met de ander zonder jezelf te vergeten’.

Intimiteit en onthechting

Dijkstra verklaart de titel van zijn boek, Intimiteit en onthechting,  aan de hand van de verhouding tussen een man en een dauwdruppel door de dertiende-eeuwse Japanse zenmeester Dōgen. De man wordt weerspiegeld in de druppel en deelt zich als de ander mee. Ze zijn op die manier intiem. Tegelijkertijd is de afstand tussen ‘beide polen’ gigantisch.

Dijkstra beschouwt de dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijver Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti als brandpunten. Al deze kunstenaars onderzoeken in hun werk volgens hem ‘afstand en nabijheid ten opzichte van de ander of het andere’. Waarbij het dan gaat om de polen God-ziel, mens-wereld en ik-de ander.

Tekens van het onzichtbare

Is bij Dijkstra Dōgen het uitgangspunt, bij Van den Braembussche is dat diens Perzische bijna-tijdgenoot en soefimysticus Rumi. In diens poëzie culmineren ‘liefde, stilte en het onzegbare [die] elkaar wederzijds doordringen en vooronderstellen’. In dit verband gebruikt Van den Braembussche hetzelfde woord als Dijkstra in de titel van zijn boek: intiem. In de betekenis van de vervlechting van leven en dood, de doordringing van het zichtbare en onzichtbare. Rumi legt ‘grote nadruk op de extase en de vervoering als onderdeel van de mystiek’ wat in schril contrast staat met ‘mystieke teksten die onbewogenheid, ascese en onthechting hoog in het vaandel dragen’, teksten die met name Van den Braembussche aan de orde stelt. Van den Braembussche beschouwt de stilte bij Rumi en Paul Klee, de leegte bij beeldend kunstenaar Anish Kapoor en de nachttijd van de poëzie bij Celan als tekens van het onzichtbare. Zij zijn zijn brandpunten.

De dichter Paul Celan

Paul Celan is een voorbeeld van een dichter aan wiens werk beide auteurs aandacht besteden. Dijkstra begint zijn boek met hem, Van den Braembussche eindigt ermee.

Dijkstra stelt dat Celan in zijn laatste levensjaren zowel ‘meer dan ooit gepreoccupeerd is door mystieke teksten’, met name die van Meister Eckhart, als terug wil keren tot de oorsprong van de joodse mystiek. De auteur bespreekt enkele van Celans gedichten, zoals Keulen, Am Hof en Jij, wees jezelf, jij, altijd en Het woord van de diepte-in-gaan. Hij drukt zich daarbij soms cryptisch uit; ‘Sommige gedichten (…) lezen als een fenomenologie van deze diepte in het intermenselijke,’ is bijvoorbeeld zo’n zin. En hoewel levenskunst soms wordt aangestipt, is dit hoofdstuk vooral een uitleg van Celan tussen oost en west.

Van den Braembussche legt in zijn hoofdstuk over Celan een ander accent dan Dijkstra. Hij gaat uit van het gegeven dat ‘in de joodse mystiek (…) allereerst de taal centraal staat’ en werkt dit op een heldere, duidelijke manier uit aan de hand van het beroemde gedicht Todesfuge. Hierin gaat het niet om polen zoals Dijkstra ze beschrijft, maar ook een mythische tegenstelling tussen Margarete met het gouden haar en de donkerogige Shulamith. Later komt Van den Braembussche hierop terug, wanneer hij een schilderij van Anselm Kiefer naar aanleiding van dit gedicht bespreekt. Mooi is dat de auteur afsluit met een eigen gedicht, een ‘Coda’ waarin alles als in een soort poëtische samenvatting nog eens langs komt.

Zit er muziek in?

Dijkstra vervolgt zijn boek met een hoofdstuk over de Canadese componist Claude Vivier (1948-1983). De lijntjes naar zowel het thema als de andere hoofdstukken zijn helaas wat dun, zodat het thema muziek niet echt een aanvulling is op Van den Braembussche, die hier geen apart hoofdstuk aan wijdt. Wel eindigt hij zijn hoofdstuk over Rumi met een ontroerende opmerking over muziek, waarvoor je als lezer het essay van Dijkstra zo cadeau zou willen doen. Van den Braembussche citeert Rumi wanneer hij zegt: ‘Laat de muziek dit gedicht voltooien.’ Wanneer taal tekort schiet om het onuitsprekelijke te verwoorden, komt muziek te hulp, ‘doordrongen van heimwee naar de goddelijke oorsprong’. Waarbij tussen twee haakjes kan worden aangetekend, dat Celan het ook over iets vergelijkbaars had: ‘De zingbare rest.’

Muziek komt verder in het boek van Van den Braembussche niet voor, beeldende kunst des te meer, met Paul Klee en Anish Kapoor. Inclusief afbeeldingen. Zoals Dijkstra ingaat op Giacometti, zonder afbeeldingen weliswaar, maar iedereen kan zich er wat bij voorstellen.

Opvallend is dat Van den Braembussche in zijn hoofdstuk over Paul Klee raakt aan het begrip levenskunst dat Dijkstra wilde onderzoeken. Klee richt zich op het eind van zijn leven, ziek en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, naar zijn diepste ik. De auteur bespreekt hoe hij dit deed aan de hand van de engelenafbeeldingen van Klee. Stapsgewijs en indrukwekkend ontvouwt hij het mystieke karakter van deze eenvoudige potloodtekeningen.

De keus is aan de lezer

Misschien is dit het wat het boek van Van den Braembussche zo bijzonder maakt: hij neemt je in een bloemrijke taal mee in zijn zoektocht naar wat hij de ‘verdieping van het onzegbare’ noemt. Verdieping ook in de zin van stap voor stap te volgen en daarbij soms ontroering oproepend, zoals in zijn eigen gedicht Ein-sof en de korte passage over muziek.

Dijkstra volgt een andere, voor de lezer soms wat minder duidelijk pad in een wat drogere taal. Misschien zit het thema levenskunst hem daarbij iets in de weg en had het boek aan duidelijkheid gewonnen als hij zich, net als Van den Braembussche, tot kunst en mystiek uit oost en west had beperkt en een gelukkiger hand in het kiezen van zijn voorbeelden had gehad. Met uitzondering van Paul Celan, wat bij Dijkstra ook meteen het meest geslaagde hoofdstuk opleverde. In Celan zit ook de overlap tussen beide boeken. Dat kan niet missen. De keus is aan de potentiële lezer.

Intimiteit en onthechting
Schrijver: Michel Dijkstra
Uitgever: Boom Uitgevers
Prijs: € 20,00
Bladzijden: 176
ISBN: 978 90 2443 395 7
Sterren: 3,5
https://www.boomfilosofie.nl/product/100-10130_Intimiteit-onthechting

Tekens van het onzichtbare
Schrijver: Antoon Van den Braembussche
Uitgever: Damon
Prijs: € 19,90
Bladzijden: 160 pagina’s
ISBN: 978 94 6340 295 8
Sterren: 5
https://www.damon.nl/book/tekens-van-het-onzichtbare

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!

Kunst / Expo binnenland

Een nieuwe kijk op kunst

recensie: Met andere ogen

Elk kunstwerk vertelt een verhaal, maar dat is lang niet altijd in één oogopslag te zien. De tentoonstelling ‘Met andere ogen’ laat op een toegankelijke en interactieve wijze zien dat je door aandachtig kijken meer uit een kunstwerk kunt halen dan je vooraf zou denken.

In de eerste zaal die je betreedt hangt slechts één schilderij. Je zou geneigd zijn om snel door te lopen naar de volgende zaal, maar het idee is juist om plaats te nemen op de bank die ervoor staat en je ogen de kost te geven aan de weergegeven zonsondergang. De lucht baadt nog even in goudgeel zonlicht, terwijl de eerste koelte van de nacht zijn aantrede doet. De donkere bruintinten waarmee het heuvelachtige landschap is bedekt benadrukt die aankomende duisternis. Dat is één interpretatie bij het zien van dit schilderij.

Charles-François Daubigny, Zonsondergang, 1876-1877 © Museum Gouda

Maar…wat zie jij? In de zalen die volgen vormt wat jij wel en niet ziet de rode draad. Via de audiotour word je aangespoord om goed te kijken, luisteren, ruiken en uiteindelijk te ervaren wat voor invloed dat heeft op jouw beleving van kunst. Het maakt deze tentoonstelling een vindingrijke manier om kunst toegankelijk te maken.

Wat zie jij?

Het is lastig om te bepalen wat je ziet als je niet weet waar je op moet letten. De audiotour helpt je daarbij, maar het is de bedoeling is dat je eerst zelf naar de kunstwerken kijkt. Zo sta je in de tweede zaal oog in oog met een schilderij van een interieur. Aan tafel zit een jonge vrouw die een brief aan het schrijven is, een tafereel waar in eerste instantie niets bijzonders aan lijkt. Als je langer kijkt valt op dat er op de achtergrond schilderijen tegen een muur staan en hangen.

Piet Meiners, Portret van Cobi Arntzenius-Witsen in het atelier op Ewijkshoeve, 1896 © Museum Gouda

Zit deze vrouw in een kunstenaarsatelier? Ze draagt een trouwring, dus kun je je afvragen: is dit een getrouwde vrouw die werkt als kunstenares? Is ze getrouwd met een kunstenaar? Of komt ze uit een kunstenaarsfamilie? Via deze vragen kun je zelf aan de slag met het interpreteren van haar rol en de betekenis van het schilderij. De tentoonstelling verrast je steeds opnieuw met zulke inzichten over kunst.

Al je zintuigen gebruiken

Naast je ogen, gebruik je in deze tentoonstelling ook je oren en neus. Je ziet een stilleven en kunt via twee geurboxen ruiken aan de vruchten die je ziet. Maar leuker is een schilderij van een interieur in de avond, of in vroeg ochtendlicht. Op de achtergrond zie je een raam waar een beetje licht doorheen schemert. De voorgrond is vrij donker en wordt aan je zicht onttrokken door een half openstaande deur. Op zichzelf misschien niet heel bijzonder, maar de interessante toevoeging komt via de audiotour, waarbij je twee verschillende muziekfragmenten hoort. Als eerste een idyllisch muziekje wat het lege interieur lijkt te verlevendigen en het schilderij een vrolijke twist geeft. Als tweede hoor je een heel onheilspellend stuk, waardoor de donkere kleuren op de voorgrond opeens heel dreigend aandoen. Grappig genoeg beïnvloedt geluid je beleving van het schilderij.

Henri Fantin-Latour, Interieur, 1859 © Museum Gouda

Door de ogen van een ander

Het leuke aan kunst is dat iedereen iets anders kan zien in een kunstwerk. Door te kijken naar kunst via de ogen van iemand anders doe je nieuwe inzichten op. In het laatste deel van de tentoonstelling vertellen inwoners van Gouda wat zij zien in een kunstwerk. Hun perspectieven zorgen er dan ook voor dat je nieuwe dingen ziet in de schilderijen. Door de grote hoeveelheid audio stops en de lengte van de fragmenten is het laatste deel echter eigenlijk te lang. Bovendien zijn er vrijwel geen zaalteksten aanwezig, dus ben je verloren zonder audiotour en kun je ook niet voor kiezen om even snel de belangrijkste informatie te scannen in het laatste deel.

Toch is het een spannende tentoonstelling met een innovatief concept, dus het zou mooi zijn om meer van zulke tentoonstellingen te zien. De interactieve insteek draagt uit dat kunst niet moeilijk hoeft te zijn. Goed kijken vormt de sleutel en dat wordt hier alleen maar aangemoedigd. Zo krijg je, zonder dat je diepgaande kennis mee hoeft te brengen, een mooie introductie op de verschillende manieren waarop je naar kunst kan kijken. Goede kans dat je na afloop ‘met andere ogen’ naar kunst kijkt.