Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Afrekening

recensie: Dimitri Verhulst - Kaddisj voor een kut

Ruim een jaar geleden noemde ik De laatkomer ‘een van Verhulsts beste romans’. Het is maar goed dat het tweede verhaal in het tweeluik Kaddisj voor een kut zo middelmatig is, anders was ik genoodzaakt geweest in herhaling te vallen.

Beide verhalen, die de titels ‘Kaddisj voor een kut’ en ‘De aankomst in de bleke morgen’ dragen, gaan over het lot dat veel ex-instellingskinderen beschoren is: wie zonder ouderliefde en met alle mogelijke vormen van geweld opgroeit en noodgedwongen in een instelling geplaatst wordt, is eigenlijk gedoemd te mislukken.

Begrip

Zo gaat ‘Kaddisj voor een kut’ over Gianna die samen met de verteller opgroeide in een instelling en op een dag uit een raam van diezelfde instelling sprong. De verteller herinnert zich de uitvaartsmis van Gianna en het leven dat ze samen leefden in de instelling. ‘Kaddisj voor een kut’ choqueert, ontroert en eist dat de lezer begrip opbrengt voor het lot dat veel van deze kinderen ten deel valt. Een van de meest memorabele scènes is die van de moeder die haar zoontje afzet bij de instelling, omdat ‘ze hem niet meer moet’.

[Opvoedster Katelijn:] “Maar uw zoontje hier zomaar achterlaten, neen, dat gaat niet, dan heeft u de betekenis van deze instelling verkeerd begrepen. Het gaat om kinderen, mevrouw, om mensen, niet om flessen melk die de melkman op de deurstoep zet.”
Mooi betoog, bravo, jullie waren geen flessen melk. Katelijn had het bijna zelf geloofd.

Bovenstaand citaat is ook tekenend voor de stijl van het boek. Verhulst hanteert de je-vorm waardoor je direct meegezogen wordt in de hersenspinsels van de verteller. De stijl is inktzwart en er valt deze keer, in tegenstelling tot zijn andere romans, niets te lachen. Iedere zin doet aan als een afrekening met de liefdeloosheid waarmee Verhulst en zijn lotgenoten opgegroeid zijn.

Twee gekken
‘De aankomst in de bleke morgen’ steekt schril af bij het indrukwekkende verhaal dat ‘Kaddisj voor een kut’ is. In dit tweede verhaal beschrijft Verhulst in de vorm van een toneeltekst hoe twee ex-instellingskinderen hun twee kinderen in een hotelkamer om het leven brengen. Het verhaal is schokkend, maar kan in de verste verte niet tippen aan het eerste verhaal, simpelweg omdat Verhulst niet de tijd neemt om de daad van deze ouders inzichtelijk genoeg te maken voor de lezer. Hierdoor blijft ‘De aankomst in de bleke morgen’ de lezer vooral bij als het verhaal over twee gekken die hun kinderen vermoorden. 

Verhulst en uitgeverij hadden er beter aan gedaan om Kaddisj voor een kut als novelle uit te geven. Dan had ik met recht hier kunnen zeggen dat Verhulst zichzelf weer overtroffen had. 

Boeken / Fictie

Afrekening

recensie: Dimitri Verhulst - Kaddisj voor een kut

Ruim een jaar geleden noemde ik De laatkomer ‘een van Verhulsts beste romans’. Het is maar goed dat het tweede verhaal in het tweeluik Kaddisj voor een kut zo middelmatig is, anders was ik genoodzaakt geweest in herhaling te vallen.

Beide verhalen, die de titels ‘Kaddisj voor een kut’ en ‘De aankomst in de bleke morgen’ dragen, gaan over het lot dat veel ex-instellingskinderen beschoren is: wie zonder ouderliefde en met alle mogelijke vormen van geweld opgroeit en noodgedwongen in een instelling geplaatst wordt, is eigenlijk gedoemd te mislukken.

Begrip

Zo gaat ‘Kaddisj voor een kut’ over Gianna die samen met de verteller opgroeide in een instelling en op een dag uit een raam van diezelfde instelling sprong. De verteller herinnert zich de uitvaartsmis van Gianna en het leven dat ze samen leefden in de instelling. ‘Kaddisj voor een kut’ choqueert, ontroert en eist dat de lezer begrip opbrengt voor het lot dat veel van deze kinderen ten deel valt. Een van de meest memorabele scènes is die van de moeder die haar zoontje afzet bij de instelling, omdat ‘ze hem niet meer moet’.

[Opvoedster Katelijn:] “Maar uw zoontje hier zomaar achterlaten, neen, dat gaat niet, dan heeft u de betekenis van deze instelling verkeerd begrepen. Het gaat om kinderen, mevrouw, om mensen, niet om flessen melk die de melkman op de deurstoep zet.”
Mooi betoog, bravo, jullie waren geen flessen melk. Katelijn had het bijna zelf geloofd.

Bovenstaand citaat is ook tekenend voor de stijl van het boek. Verhulst hanteert de je-vorm waardoor je direct meegezogen wordt in de hersenspinsels van de verteller. De stijl is inktzwart en er valt deze keer, in tegenstelling tot zijn andere romans, niets te lachen. Iedere zin doet aan als een afrekening met de liefdeloosheid waarmee Verhulst en zijn lotgenoten opgegroeid zijn.

Twee gekken
‘De aankomst in de bleke morgen’ steekt schril af bij het indrukwekkende verhaal dat ‘Kaddisj voor een kut’ is. In dit tweede verhaal beschrijft Verhulst in de vorm van een toneeltekst hoe twee ex-instellingskinderen hun twee kinderen in een hotelkamer om het leven brengen. Het verhaal is schokkend, maar kan in de verste verte niet tippen aan het eerste verhaal, simpelweg omdat Verhulst niet de tijd neemt om de daad van deze ouders inzichtelijk genoeg te maken voor de lezer. Hierdoor blijft ‘De aankomst in de bleke morgen’ de lezer vooral bij als het verhaal over twee gekken die hun kinderen vermoorden. 

Verhulst en uitgeverij hadden er beter aan gedaan om Kaddisj voor een kut als novelle uit te geven. Dan had ik met recht hier kunnen zeggen dat Verhulst zichzelf weer overtroffen had. 

Theater / Voorstelling

Roddel en achterklap in lichtvoetig anti-theater

recensie: Moeremans & Sons - Shoot the messenger

Hoe lang kun je geen voorstelling spelen? Hoe lang houdt je publiek dat vol en waarmee stuur je hen uiteindelijk naar huis? Moeremans & Sons probeerde het uit in het humoristische en lichtvoetige Shoot the Messenger. Vijf personages te midden van het publiek, wachtend op een voorstelling die niet komt.

~

Al in de wachtruimte voor de zaal begint de verwarring. Het publiek wordt de zaal ingestuurd en er vervolgens net zo snel weer uit gebonjourd. Twee personages verbazen zich over de gang van zaken: ‘dit is onduidelijk, we weten niet waar we aan toe zijn.’
Na deze scène, waarop sommige mensen uit het publiek ongegeneerd reageren, zakt het publiek achterover in het veilige pluche van de theaterzaalstoelen. De vijf personages vlijen zich neer op de eerste rij om daar de komende anderhalf uur niet vanaf te komen. De voorstelling kan niet beginnen door een verdwaalde slang. Alles is erop gestoeld om gezamenlijkheid met de zaal te creëren. Maar of die dat ook zo ervaart?

Wiedergutmachungssnoepjes
De boze, de meeloper, de afwachtende, de kletskous en de criticus: de personages krijgen steeds meer kleur door de sterke, soms filosofische dialogen van regisseuse en schrijfster Sarah Moeremans. Alleen het personage van de medewerkster van de schouwburg staat er buiten. Knap gespeeld door Nazanin Taheri: zij ontvangt onderkoeld de ergernis van de anderen. Maar ja, zij kan er ook niets aan doen dat de voorstelling niet kan beginnen en deelt als verzachting wiedergutmachungsnoepjes uit. Dat die vervolgens over de datum blijken te zijn, leidt tot collectieve verontwaardiging. Als de voorstelling dan echt eindelijk begint, verschijnen er op een scherm langzaam titels van songteksten en speeches, die bij zowel het publiek als de personages meer verwarring dan duidelijkheid oproepen.

~

Roddelen als bindmiddel
Net als bij de vorige voorstelling van Moeremans & Sons, Kill Your Character, staat de vraag centraal wat theater in deze tijd nog voor betekenis heeft. Maar waar daar dat bij Kill Your Character knap geïntegreerd was met het thema, blijft dat nu slechts gissen. De flyer belooft ons een voorstelling over roddelen als bindmiddel van de samenleving, maar de gezamenlijke frustratie over het uitblijven van een echte voorstelling is voor het publiek niet voelbaar genoeg. Dat komt misschien wel doordat we overduidelijk personages blijven zien (allen theatraal in het groen gekleed) die voor te weinig verwarring zorgen.
Daarom blijft deze voorstelling kunst over kunst en zet het te weinig aan het denken en werpt het geen nieuw licht op het thema. Maar misschien was dat niet de bedoeling van deze jonge hondenclub en wilde zij, zoals acteur Matthijs IJgosse in zijn aankondiging al zei, het publiek niet choqueren of ontroeren, maar vooral goed voor ze zorgen. Dat is in elk geval gelukt.

 

Muziek / Album

Niets meer, niets minder

recensie: Ian Siegal - Man & Guitar

.

Op Man & Guitar horen we opnames gemaakt door de BBC, in de fameuze Royal Albert Hall tijdens het London Bluesfest in 2013. Het is in al zijn eenvoud, en met alle foutjes, een recht-voor-zijn-raap-opname zoals we Ian Siegal ook van het podium kennen.

Evenveel energie
Wie de band van Ian Siegal ooit live aan het werk heeft gehoord en gezien, zal de wens om dat op cd vastgelegd te krijgen kennen. Een vraag die de man dan ook vaak heeft gehoord, net als het verzoek om zijn solo-optredens op te nemen. Met Man & Guitar is er een combinatie van beide, zoals Siegal schrijft in de verder karige informatie op de verpakking van dit album.

Bluesman Siegal speelt een mengeling van eigen composities, covers en traditionals, zoals we hem kennen vanuit het clubcircuit. Al doet hij daar ook wel eens een show met louter covers, bijvoorbeeld als hij zijn eigen nummers beu is vanwege de opnames van een nieuw album. Maar of het nu eigen liedjes zijn of liedjes van anderen: de energie waarmee Siegal speelt blijft groot. Zo is het ook op deze negen composities tellende live-plaat, de drie intermezzo’s niet meegerekend.

Hoogtepunten
Siegel start het album met een riedel op zijn gitaar. Tevreden memoreert hij dat het goed is, om vervolgens in te zetten met het eerste nummer: ‘The Silver Spurs’, een van zijn eigen composities. Siegal gaat direct in een hoge versnelling. Het publiek beloont hem met een fijn applaus. Dat het echt live is, laat Siegal het publiek weten door te vertellen dat de opname inclusief foutjes zal zijn. Maar wie hoort de fouten van een routinier op het podium die speelt of zijn leven ervan afhangt?

Hoogtepunten noemen van Man & Guitar is lastig. Als Siegal verhaaltjes vertelt in een liedje is dat heel vermakelijk. Zeker als het een verhaal is over ‘Callo Del Cielo’, waarbij het publiek gaat meelachen. En daar waar Siegal het beste uit zijn gitaar Charlie weet te halen in het Charlie Patton-nummer ‘Pony Blues’, gecombineerd met zijn gedreven manier van zingen en voordragen, is het opnieuw genieten geblazen.

Boeken / Fictie

‘Duisternis is een meester uit Duitsland’

recensie: Martin Amis - Het interessegebied

.

Het interessegebied speelt zich grotendeels af in een nazivernietigingskamp zoals Auschwitz, waarmee Amis al eerder van zich deed spreken. In zijn roman Times Arrow (1991) beschreef hij het leven van een nazidokter in een omgekeerd tijdsverloop waardoor de uit de dood opgestane hoofdpersoon verder leeft naar zijn toekomstige geboorte toe. Tijdens deze extreem doorgevoerde inversie worden zijn slachtoffers van medische experimenten massaal genezen. De verbrandingsovens produceren honderdduizenden joden die – ‘nog altijd zwak en ziek’ – per trein worden teruggevoerd naar hun plaats van herkomst. 

De omkeertruc die Amis toepaste, zorgde voor een keiharde en zeer ontregelende confrontatie met de zwartste periode uit de wereldgeschiedenis. Toch was het een truc die, hoewel alom geprezen, ook gezien werd als literaire kunstgreep. 

Grote onbehaaglijkheid
Dat is niet aan de orde in zijn nieuwe boek Het interessegebied. Martin Amis kruipt zonder omwegen in het hoofd van drie personages die in het kamp een leidende rol spelen. Allereerst in dat van SS-officier Angelus ‘Golo’ Thomsen, een gemotiveerde dienstklopper die zich vooral als frivole rokkenjager doet gelden. Zijn chef, kampcommandant Paul Doll, is de brute, nietsontziende misdadiger. Diens onberekenbaarheid maakt het geweld voelbaar in alle facetten van dit boek. Als derde wordt de jood Szmulek Zacheriasz ‘Szmul’ opgevoerd, het tragische hoofd van een Sonderkommando: joodse gevangenen die door hun beulen worden ingezet voor het meest gruwelijke ‘opruimwerk’. Met hun eigen dood nog even uitgesteld. 

Door dit driemanschap in afzonderlijke hoofdstukken aan het woord te laten over hun wederwaardigheden in het kamp, creëert Amis een op scherp staande fragmentatiebom waarmee hij de lezer genadeloos bij de keel grijpt. Golo Thomsen is verliefd op Hannah Doll, de vrouw van de kampcommandant. Een liefde die begint als de geile opwinding van een womaniser maar gaandeweg verandert in een oprecht, maar onbeantwoord, verlangen. Hier pleegt Martin Amis zijn eerste aanslag: op deze plek een romantisch gevoel laten ontstaan dat neigt naar zuivere liefde is een ongerijmdheid die in grote onbehaaglijkheid omslaat.

Hel van de waanzin
De tweede confrontatie ontstaat als we meegenomen worden in de zielenroerselen van kampcommandant Doll. Deze problematische manager is niet zozeer overtuigd nazi als wel een carrièreman, vooral bang voor zijn eigen falen in het systeem. Hij wantrouwt zijn vrouw, heeft een verdachte relatie met zijn dochters en staat onder grote druk door één, telkens terugkerend probleem: hoe de constante stroom van transporten met joodse ‘evacués’ in ordelijke banen te leiden. De Stücke, zoals mensen hier genoemd worden, moeten zo kalm mogelijk de trein verlaten en na de ‘selectie’ zonder paniek naar de doucheruimte gevoerd worden. In deze maskerade spelen de Sonders onder leiding van Szmul een grote rol.

Het is hier dat Amis de hel van de waanzin opent. Hij gebruikt de gedachten van Doll, zijn beestachtige manipulaties en vooral zijn taal – nicht? – om zo dicht mogelijk bij de kern van ontmenselijking te komen. Dat lukt hem uitstekend, vooral door de inzet van satire en scenes die niet zouden misstaan in een middelmatige komedie. Hij kan alle wreedheden van Doll laten zien, hij kan ze zelfs door hem laten benoemen, maar verklaren kan hij ze niet. Martin Amis leidt ons regelrecht naar het brandpunt van de hedendaagse queeste: de Warum-Frage.

Sonderkommandoführer
Vrijwel murw gebeukt krijgen we, als derde, het innerlijk van Sonderkommandoführer Szmul te zien. Hier is de absolute bodem van het menszijn bereikt: Szmul weet zijn leven een fractie te rekken door zijn medeslachtoffers en volksgenoten probleemloos naar hun einde te begeleiden. En naderhand de stoffelijke resten te doen verdwijnen. Szmul kijkt niemand meer in de ogen om te vermijden dat hij zichzelf ziet. Op meesterlijke wijze geeft Amis juist deze Szmul een dosis menselijkheid mee: de man die geen enkele drang heeft om te blijven leven – ‘op deze plek waar sneeuw eruitziet als de stront van engelen’ – blijkt nog het meest begaan te zijn met de waarde ervan:

Er is een tijd geweest dat ik het grootste ontzag had voor nachtmerries – voor de intelligentie en artisticiteit ervan. Inmiddels vind ik nachtmerries waardeloos. Ze zijn volstrekt niet in staat om iets te verzinnen dat in de verste verte zo gruwelijk is als wat ik de hele dag doe – en ze proberen het ook niet eens meer. Nu droom ik alleen maar over eten en schoon zijn. 

Duistere binnenkant
Alle bloedstollende beelden en beschrijvingen van concentratiekampen ten spijt, het blijven registraties van politici, historici en de handvol nog levende ooggetuigen. Het is de buitenkant van een barbaars systeem, zichtbaar gemaakt in tekst en beeld, die voldoende indruk maakt om de mensheid voor altijd te verafschuwen. Amis legt zich niet neer bij die buitenkant; hij gebruikt zijn eigen middelen om op zoek te gaan naar de binnenkant, naar de diepe duisternis die mogelijk een licht werpt op de eeuwig smeulende vraag: ‘waarom?’. Die binnenkant weet hij vol bravoure te bespelen met zijn zinderende taal, maar antwoorden vindt hij niet. Net zomin als Edgar Hilsenrath deed in zijn zowel tragische als hilarische De nazi en de kapper (1971) of Jonathan Littell met het omvangrijke De welwillenden (2006). 

Door zijn onbegrensde verbeelding weet Martin Amis – op de tast – tastbaar te maken wat onmogelijk door historische feiten aan de oppervlakte gebracht kan worden. Het interessegebied geeft een opwindende, verrijkende en vooral huiveringwekkende blik. Zelden is het belang van literaire fictie zo overtuigend bewezen als met deze fenomenale roman.

Boeken / Fictie

De bedachtzame keizer

recensie: John Williams - Augustus

.

de wankelmoedige heroïek van een zoekende man bloot te leggen. Maar nu van een man ‘on top of the world’. 

De Romeinse keizer Augustus (zijn eigenlijke naam is Gaius Octavius), bekend als de heerszuchtige adoptiezoon van Julius Caesar, wordt door zijn tegenstrever Marcus Antonius weggezet als ‘die kleine bastaard met die bleke kop’. Dat zijn kwalificaties die je niet leest in een gemiddeld geschiedenisboek maar die John Williams aan het papier toevertrouwt alsof hij uit eerste hand citeert.

Oom Julius
Het is de bedwelmende kracht van Augustus: Williams laat een keur aan tijdgenoten van de keizer aan het woord die in hun persoonlijke berichten en verslagen een compleet beeld boetseren van het tijdperk Augustus. De levensloop van de jonge Gaius Octavius, die na de dood van zijn oom Julius diens status en titel erft, laat zich lezen als een energiek ooggetuigenverslag dat een haast actuele sfeer uitstraalt.

In een vroege brief van Julius Caesar aan zijn nicht Atia, Augustus’ moeder, deelt hij mee Gaius Octavius naar het Griekse Apollonia te sturen. Daar kan hij, buiten de invloedssfeer van het ontaarde Rome, een degelijke – lees: militaire – opleiding krijgen om klaargestoomd te worden voor de veldtochten tegen de opstandige Parthen. Eenmaal gearriveerd, krijgt Octavius het bericht dat Caesar is vermoord.

Tactisch heerser
Vanaf dat moment eigent de twintigjarige erfgenaam zich de macht toe en omringt hij zich met loyale legioenen om naar Rome te marcheren. Er volgt een confrontatie met de machtsbeluste Marcus Antonius die zich vreselijk ergert aan de ‘pompeuze, weinig indrukwekkende knaap’ die zich gedraagt ‘als een diepbedroefde weduwe, terwijl hij zich Caesar noemt, wat een onzin allemaal’.

Door de correspondentie en berichtgeving van de hoofd- en bijrolspelers – zoals Marcus Agrippa, Cicero, Livius, Horatius, Marcus Antonius en Cleopatra – laat John Williams op fraaie wijze zien hoe Octavius/Augustus zich staande houdt als dictator van Rome. Hoe hij de grenzen van het Rijk moet verdedigen, terwijl er doorlopend aan zijn stoelpoten wordt gezaagd en hij tegelijk ook in familiekring de boel op orde moet houden. Er is roddel en achterklap, machtsmisbruik en repressie, er worden allianties gesmeed die maken dat vrienden niet meer van vijanden onderscheiden kunnen worden.

In dit geweld blijft de bedachtzame Augustus een tactisch heerser die niet terugdeinst om met harde hand zijn visie en veiligheid te waarborgen. De onbetrouwbare Marcus Antonius – inmiddels gelieerd aan Cleopatra – wordt definitief verslagen, de ooit bevriende Cicero wordt verbannen en vermoord, zelfs zijn eigen losbandige dochter Julia krijgt levenslang op een afgelegen eiland.

Vergeefsheid
Het zijn de fictieve woorden van anderen waarmee John Williams een levendig portret schetst van een man die goed weet dat hij slechts een radertje in het geheel is. Hoe machtig ook, het is vooral de onmacht die Augustus telkens weer te lijf moet gaan. Zijn verwantschap met dichters en filosofen, meer dan met militairen en senatoren, kenmerkt zijn diepste gedachten over de vergeefsheid van het bestaan. Maar voor de continuïteit van Rome moet gezorgd en desnoods gestreden worden.

De ontroerende laatste brief van Augustus is het meest indrukwekkend. In een openhartig afscheid van het leven beschrijft hij de ambitie van de jeugd, de magie van de erotische liefde en de angst van de Romein voor zowel de onvoorspelbare zee als de ongrijpbare dichters. Een staaltje vroege zelfkennis:

Ik ben een mens, en even dwaas en zwak als de meeste mensen. Als ik iets op mijn medemensen heb voorgehad, dan is het dat ik dat van mijzelf heb geweten, en dus hun zwakheden heb gekend, en nooit heb gedaan alsof ik meer kracht en wijsheid in mijzelf aantrof dan in een ander. Dat ik dat wist, was een van de bronnen van mijn macht.

Geschiedschrijving in optima forma: geen deskundige historicus die terugblikt en conclusies trekt, maar de belangrijkste personages die in hun eigen woorden – en met een eigen stem – de werkelijkheid verbeelden. John Williams werkt dat perfect uit, behalve dat hij in de brieven soms teveel informatie kwijt wil om de draad van het verhaal helder te houden. Dat wringt met het adagium ‘show, don’t tell’, maar doet niets af aan de geweldige indruk die deze roman achterlaat.

Boeken / Fictie

De roman kan goed zijn, ‘als God het wil’

recensie: Selva Almada (vert. Adri Boon) - Het onweer

Een nieuw Argentijns talent is opgestaan, als we de flaptekst van Selva Almada’s Het onweer mogen geloven. Uit deze roman blijkt dat nog niet.

Twee mensen, vader en dochter, zijn in Argentijns niemandsland gestrand. Een toevallige passant rijdt hen naar een monteur. ‘Kunt u hem repareren?’ vraagt de vader aan de monteur. ‘Ik denk het wel,’ antwoordt deze. ‘De auto zal vanmiddag klaar zijn,’ zegt de vader vervolgens tegen de dochter, ‘als God het wil.’ ‘En als Hij dat niet wil?’ geeft zij als antwoord, waarna ze naar muziek gaat luisteren.

Zo ongeveer begint Selva Almada’s debuutroman Het onweer (pas in een later hoofdstuk wordt duidelijk hoe vader en dochter bij de monteur gekomen zijn). Vader is een rondreizende dominee, die de uitgestrekte vlakten van Noord-Argentinië verkozen heeft om het woord van God te verspreiden. Op weg naar een bevriende dominee begeeft hun auto het van de hitte.

Personages onder druk
Almada plaatst haar personages – naast de dominee, zijn dochter en de monteur ook nog diens zoon – in een kleine, benauwde omgeving. Ze trekken als het ware naar elkaar toe – het land is broeierig en dor. De vier zitten op elkaars lip. Het stelt Almada in staat de onderlinge verschillen te benadrukken: de stugge, aardse monteur en zijn zoon, en de wereldse, begerige dominee en dochter.

De belangrijkste handeling in het boek bestaat uit de pogingen van de dominee om de monteurszoon, Tapioca geheten, te bekeren. Hij ziet een simpele, naïeve, maar ook pure jongen, die het licht van God bijgebracht moet worden. Zijn woorden over Jezus en Jeruzalem, goed en kwaad vallen in vruchtbare aarde bij de jongen – en zijn tegen het zere been van diens vader, die alleen in de krachten van de natuur gelooft.

Een lome roman
Almada was iets te tevreden met haar initiële opzet om haar personages vorm te geven. De dominee wordt van begin tot eind gekarakteriseerd als een man van God, misschien zelfs als een godsdienstwaanzinnige. Zijn dochter gaat met haar vader mee, maar verzet zich ook tegen hem – in ieder geval in gedachten. De monteur is een stugge, conservatieve man, wie alles overkomt (zelfs zijn kind is hem geschonken). Tapioca, als laatste, is al helemaal een niet-handelend personage.

Gedurende het grootste deel van Het onweer blijven de personages zo. In de lome uren dat ze wachten tot de monteur de auto heeft gerepareerd, denken ze terug aan belangrijke gebeurtenissen in hun leven. Het is daarbij opvallend dat alle kinderen in deze roman maar één ouder hebben: de dominee denkt aan zijn moeder, zijn dochter aan haar verdwenen moeder, en de monteur aan een vriendin die hem Tapioca gaf en er daarna vandoor ging.

Net wanneer de voortkabbelende flashbacks de roman op beginnen te breken, arriveert het titulaire onweer. De personages breken uit hun schil: er wordt gevochten en er worden beslissingen genomen. Helaas heeft Almada de spanningsboog naar dit moment toe onvoldoende opgebouwd. Het onweer overvalt de personages, hun handelingen de lezer. Alsof Almada zich opeens realiseerde dat er nog iets moest gebeuren in deze onevenwichtige roman.

Boeken / Fictie

Ontroerende avonturen

recensie: John Green (vert. Aleid van Eekelen-Benders) - Paper Towns & Het Grote Misschien

.

John Green schrijft boeken waarin je ’s avonds in bed veel te lang blijft lezen. Ook als je je met de beste wil van de wereld geen Young Adult meer kunt noemen en de volgende ochtend weer vroeg op kantoor wordt verwacht.

De verfilming van het tragische en tegelijk lichtvoetige verhaal The Fault In Our Stars heeft geleid tot de doorbraak bij het grote publiek die John Green verdient. Het boek (in het Nederlands Een weeffout in onze sterren) staat al enkele weken op de eerste plaats van de bestseller top 10. Hoe aangenaam is het om dan te ontdekken dat Green al heel wat boeken op zijn naam heeft staan, door Lemniscaat nu ook nog opnieuw uitgegeven.

Paper Towns
Paper Towns (2008) is het verslag van de zoektocht naar Quentins buurmeisje Margo, die hij beschouwt als het ‘schitterend mooiste schepsel dat God ooit had geschapen.’ Het boek begint buitengewoon grappig, als Margo ’s avonds laat voor het slaapkamerraam van Quentin verschijnt. Ze neemt hem mee op een nachtelijke wraaktocht langs haar voormalige vriend en beste vriendin die een affaire blijken te hebben. Het tamelijk onschuldige kattenkwaad (met bijvoorbeeld ontharingscrème op wenkbrauwen en exploderende visingewanden onder de achterbank van een SUV) wordt afgewisseld met scherpe dialogen waaruit blijkt dat deze hoofdpersonages (net als in The Fault In Our Stars) wat humor en intelligentie betreft aan elkaar gewaagd zijn.

De volgende ochtend wordt het grimmiger, als Margo niet op school verschijnt. De grote zoektocht kan beginnen. Quentin wordt geheel in beslag genomen door de mysterieuze verdwijning van zijn buurmeisje, en probeert de sporen te volgen die ze al dan niet bewust voor hem heeft uitgezet. Steeds meer blijkt hoe zwaarmoedig Margo was, hoe weinig ze op had met de wereld waarin ze leefde. Maar dit is ook een boek dat me hardop heeft doen lachen, om de maffe vrienden van Quentin en de wraakactie met de exploderende visingewanden.

Het Grote Misschien
In de debuutroman van John Green, Het Grote Misschien (2005) speelt een zelfde soort meisje een hoofdrol. Even intelligent als zwaarmoedig, even grappig als grenzeloos. Miles gaat op zijn vijftiende ‘op kostschool’ en ontmoet daar Alaska. Zijn onmiddellijke adoratie voor haar (‘het meest sexy meisje uit de hele geschiedenis van de mensheid stond voor mijn neus’) lijkt ook op die van Quentin voor Margo. Tel daarbij een vriendengroep die vooral de taak heeft het verhaal van humor te voorzien, en filosofische citaten die het verhaal ondersteunen. Veel overeenkomsten, maar desalniettemin twee verrukkelijke boeken.

Modelkinderen
Greens hoofdpersonen worden steevast gedreven door fascinaties, eigenaardigheden die een grote rol spelen in het verhaal. Hazel is in The Fault In Our Stars geobsedeerd door een roman die middenin een zin ophoudt, het boek dat de leidraad vormt voor haar avonturen met Augustus Waters. In Het Grote Misschien weet Miles alles over laatste woorden van beroemde mensen.

‘Die van Henrik Ibsen vind ik goed. Dat was een toneelschrijver. (…) hij was al een tijd ziek en zijn verpleegster zei tegen hem: “U lijkt u vanochtend beter te voelen,” en Ibsen zei: “Integendeel,” en toen ging hij dood.’

Het zou triviale feitenkennis kunnen zijn, maar het wordt keer op keer zo knap met het verhaal verweven. En ja, het wordt vaak sentimenteel, maar nooit wordt het een trucje.

In zekere zin zijn de personages van John Green allemaal modelkinderen. Brave jongens die hun ouders knuffels geven en hoge cijfers halen. Ook de meisjes die het hun ouders en zichzelf knap lastig maken met hun hang naar destructie – in deze boeken Margo en Alaska – doen dat alsnog op een heel intelligente wijze. Ze lenen zich uitstekend voor het vertelplezier van Green, waarvan de boeken bol staan. Verpakt in scherpzinnige dialogen, ontroerende avonturen en altijd met een filosofische (en verantwoorde) boodschap.

Kunst / Expo binnenland

Nieuwsgierigheid kent geen tijd: op ontdekkingstocht door de Appel

recensie: Nina Katchadourian, Matt Mullican, Thomas Grünfeld e.a. - Curiosity

Met Curiosity is de Appel arts centre tijdelijk omgetoverd tot hedendaagse Wunderkammer. De tentoonstelling voert je mee met de koers van nieuwsgierige kunstenaars door de eeuwen heen, die de kijker zowel doen verbazen over het vreemde als verwonderen over het alledaagse.

Hoe zou een kruising tussen een pinguïn en een pauw eruit zien? Waar zoekt een paus die door een telescoop tuurt naar? En hoe veelzijdig zijn de voorwerpen die je in een vliegtuig kunt vinden? Vragen vermenigvuldigen zich bij ieder kunstwerk dat de kijker in de Appel voorgeschoteld krijgt.

De tentoonstelling, die is samengesteld door kunstcriticus en romanschrijver Brian Dillon, toont dat nieuwsgierigheid door de jaren heen een belangrijke drijfveer is geweest voor de mens, en dat ook nu nog, in een wereld waarin alle kennis binnen klikbereik is, het vreemde een bron van verwondering blijft. 

Laurent Grasso, <em>Specola Vaticana (Paul VI Schmidt)</em>, 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Laurent Grasso, Specola Vaticana (Paul VI Schmidt), 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

De wondere wereld van het onbekende


Het tonen van curieuze objecten vindt zijn oorsprong in de zeventiende-eeuwse Wunderkammern, waarin vreemde vondsten uit de natuur naast kunstvoorwerpen werden samengebracht. Al in de zestiende en in de zeventiende eeuw hadden kunstenaars en wetenschappers aandacht voor het ongewone. Zo is in de Appel de wereldberoemde houtsnede van Albrecht Dürer uit 1515 te zien, die hij maakte naar aanleiding van een beschrijving van een neushoorn. De houtsnede werd talloze malen gekopieerd en wijduit verspreid, waardoor men gedurende drie eeuwen dacht dat een neushoorn er daadwerkelijk zo uitzag. Ook Galileo Galilei’s Sidereus Nuncius (De Sterrenboodschapper) uit 1610 is het resultaat van nieuwsgierigheid: het werk omvat de allereerste observaties gedaan met een telescoop. Deze ontdekkingen brachten hem uiteindelijk in de problemen met de katholieke kerk. Extra vreemd lijken in dit licht dan ook de foto’s die naast Galilei’s historische document tentoongesteld worden. De bezoeker ziet kerk en wetenschap plotseling verbonden in de beelden van Specola Vaticana (2012), waarop pausen en bisschoppen verwonderd door telescopen kijken. Staren ze zomaar de hemel in, zoekt de Vaticaanse Sterrenwacht naar een teken van God, of hopen ze toch bewijs tegen Galilei’s heliocentrische wereldbeeld te vinden?

Thomas Grünfeld, <em>Misfit (Pinguïn/Pauw)</em>, 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Thomas Grünfeld, Misfit (Pinguïn/Pauw), 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Curiositeit en alledaagsheid


De curieuze schoonheid van de natuur zien we in de vorm van een van de wonderlijkste onderzeewezens, de kwal, in Pulmo Marina (2014) van Aurélien Froment. De kijker wordt gehypnotiseerd door de trage, zwevende bewegingen van dit onschuldig ogende dier.
Thomas Grünefeld gaat nog net een stapje verder in het dierenrijk. Zijn Misfit (1994 en 2005) lijkt op het eerste gezicht gewoon een opgezet dier, maar al gauw blijkt er iets niet te kloppen. Zijn mislukte dieren zijn onmogelijke kruisingen die de natuur nooit zou kunnen voortbrengen, zoals een pinguïn met een pauwenkop.

Maar de bezoeker merkt dat verwondering ook in het alledaagse verborgen kan liggen. Nina Katchadourian laat met haar project Seat Assignment de kijker met andere ogen naar de doodgewone objecten kijken die je in een vliegtuig tegenkomt. Sinds 2010 maakt ze foto’s, video’s en geluidsopnames met haar telefoon, waaronder figuren van borrelnootjes en selfies in de weerspiegeling van de seatbelt.

Tacita Dean brengt in Manhattan Mouse Museum (2011) kunstenaar Claes Oldenburg in beeld, die met grote zorgvuldigheid zijn eigen kabinet van curiositeiten in zijn atelier afstoft en opnieuw rangschikt. De kleine objecten op zijn boekenplank zijn onbeduidend voor de kijker, maar door de haast ontroerende zorgzaamheid van Oldenburg wordt nieuwsgierigheid gewekt.

Ook het atelier van Matt Mullican weet verwondering op te wekken. In een 2-kanaals videowerk toont het ene beeld wat de kunstenaar doet en het andere beeld wat hij ziet. Hij beweegt zich door zijn atelier alsof hij zich in een buitenwereldlijke ruimte bevindt. Zo kruipt hij in een kussensloop en onderwerpt hij een cameratas aan nadere inspectie. Doordat het ene beeld vanuit de ogen van de kunstenaar is gefilmd, wordt de kijker meegenomen in zijn ontdekkingstocht door het alledaagse, maar tegelijkertijd wordt enige afstand bewaard door het andere beeld, dat de absurditeit van een afstandje toont. 

Corinne May Botz, <em>Kitchen (Room from Afar)</em>, 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Corinne May Botz, Kitchen (Room from Afar), 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Menselijke verwondering


Dat de mens zelf ook een wonderlijk wezen is blijft niet onopgemerkt. Susan Hillers Split Hairs: The Art of Alfie West (1998) toont in een vitrine de gespleten haren van een meubelreiniger uit Bayswater. Alfie West behaalde het Guinnes World Record door een menselijke haar zeventien keer te splijten. De kunstwerkjes die hij met de haren maakte werden aangekocht door Hiller.
Minder onschuldig zijn de foto’s die Corrine May Botz maakte van poppenkastinterieurs uit de jaren ’40 en ’50. Ieder interieurtje, zeer minutieus opgebouwd, toont taferelen met soms bloederige sterfgevallen. Ze zijn ontworpen door een forensisch wetenschapper, die ze gebruikte bij instructiesessies en tonen de speurtocht die zo’n duistere dood met zich meebrengt.

Op deze diverse manieren geeft de tentoonstelling objecten weer die zijn ontstaan uit nieuwsgierigheid, en deze ook bij de kijker weer weten te wekken. Reëel of surreëel, wie met een nieuwsgierig oog naar de wereld kijkt weet zich altijd wel ergens over te verwonderen. Zowel in alledaagsheid als in absurditeit kan men schoonheid vinden. Wie zich in deze tentoonstelling mee laat voeren door de blik van de nieuwsgierige kunstenaars wordt daaraan herinnerd.

Film / Films

Ruimtekomedie in superuniversum

recensie: Guardians of the Galaxy

Zelfs voor superheldenstandaarden is dit een van de vreemdste films die dit jaar in première gaat. Dat werkt uitstekend op de lachspieren, maar van emotie of diepgang hoeft niet veel verwacht te worden.

Peter Quill (Chris Pratt; The Lego Movie), beter bekend (door hemzelf) als Star-Lord, is een ruimteboef die wordt ingehuurd om een mysterieus voorwerp te vinden. Er zijn echter meer kapers op de kust en binnen de kortste keren vindt hij zich in een ongemakkelijke alliantie met mensachtige aliens, een boommens en een pratende wasbeer. Samen moeten zij verhinderen dat een buitenaardse legercommandant een hele planeet uitroeit.

Verwarrend en summier uitgewerkt

~

Guardians of the Galaxy doelt het mystieke aspect van het Marvel-universum wat te verdiepen. Sinds Iron Man is het universum met elke nieuwe film stukje bij beetje uitgebreid met nieuwe personages en locaties. Guardians of the Galaxy is daarin de grootste sprong tot nu toe en dat eist af en toe veel van het publiek. Na The Avengers wisten we dat er aliens in deze wereld bestaan, maar nu worden we getrakteerd op verschillende nieuwe planeten, rassen en wezens die allemaal hun eigen naam en achtergrond hebben. Het is makkelijk om het overzicht te verliezen wanneer ze allemaal tegelijkertijd geïntroduceerd worden. Daarnaast zorgt de buitenaardse setting ervoor dat de verbinding met de andere Marvel-films, op een paar easter eggs na, erg summier is.

Daarnaast maken de filmmakers niet optimaal gebruik van de nieuwe wereld om hem interessant in te vullen. Visueel ziet alles er wederom fantastisch uit, vooral de wasbeer Rocket (stem van Bradley Cooper; The Hangover), maar veel personages krijgen nauwelijks een degelijke uitwerking. De slechterik Ronan (Lee Pace; The Hobbit) wordt beter gepresenteerd dan gerealiseerd en bijna alle secundaire personages, zoals dievenleider Yondu (Michael Rooker; The Walking Dead) zijn ronduit saai. Dit is het ergst bij Drax – een alien die geen metaforen kan begrijpen – omdat hij een van de vijf hoofdpersonages is. Zijn personage is zo tweedimensionaal dat hij de hele film lang niets meer wordt dan zijn schamele achtergrond en deze ene grap. Keer op keer knaagt het gevoel dat bij veel personages het uiterlijk belangrijker is dan het innerlijk.

Humor boven alles

~

De enige personages die wel uitstekend zijn uitgewerkt zijn Star-Lord, Rocket en boommens Groot (stem van Vin Diesel; The Fast and the Furious-reeks). Dit is geen toeval. Zij zijn namelijk niet alleen hoofdpersonages, maar ook de belangrijkste bron van het constante spervuur aan grappen. Guardians of the Galaxy is duidelijk een film die humor boven alles stelt en daar uitstekend mee om weet te springen. Grappen (de meesten geslaagd) volgen elkaar in hoog tempo op. De hoge grapdichtheid zorgt er echter wel voor dat de enkele emotionele of episch-spannende momenten niet zo overkomen als ze bedoeld zijn, ondanks dat ze er visueel prachtig uitzien. Het acteerwerk (vooral Pratt en de stemacteurs) is geweldig en valt precies samen met de toon van de film.

Guardians of the Galaxy valt qua humor en visuele stijl precies samen met de eerdere Marvel-films en geeft net genoeg informatie over dat universum om essentieel kijkvoer te zijn voor iedereen die alle hierop volgende films wil begrijpen. De emotionele lading en gravitas die de andere films hebben (sommigen meer dan anderen) ontbreekt echter. De actie is geweldig, maar door de grappige, zelfspottende toon voelt het nooit alsof er veel op het spel staat. Het is de vraag of Marvel misschien toch iets te snel naar een van de vreemdere, minder bekende comicgroepen is gesprongen. Guardians of the Galaxy is een leuke ruimtekomedie, maar een middelmatige superheldenfilm.

Film / Films

Hersenloos

recensie: Lucy

Lucy begint veelbelovend, maar al snel verkiest regisseur-schrijver Luc Besson (Léon: The Professional) willekeurige actie en effecten boven logica en emotie.

Lucy (Scarlett Johansson; The Avengers) is het slachtoffer van een drugsbende die een zakje experimentele drugs in haar buik naait zodat zij het over de grens kan smokkelen. Het zakje scheurt echter open en de overdosis drugs in Lucy’s systeem zorgt ervoor dat zij steeds meer van haar hersenpotentiaal kan gebruiken, wat ze inzet voor een wraakmissie en een zoektocht naar haar levensdoel.

Koude gebreken

~

Lucy is gebaseerd op de theorie dat de mens slechts 10% van zijn hersencapaciteit gebruikt en speelt met de vraag wat er zou gebeuren als dat meer zou zijn. Afgezien van het feit dat deze theorie compleet wetenschappelijk achterhaald is (wat nog best te vergeven zou kunnen zijn) wordt deze premisse nauwelijks benut en houdt Besson zich meer bezig met het verzinnen van mentale krachten die er tof uitzien, dan met de vraag waar een sterker brein echt toe in staat zou zijn. Lucy heeft spontaan medische expertise, kan plotseling de zwaartekracht beheersen en hoeft maar met haar ogen te knipperen of een kamer vol mensen valt bewusteloos ter aarde, maar hoe dit alles tot stand komt door meer van je brein te benutten blijft voor iedereen een raadsel. Nieuwe krachten worden lukraak aan Lucy’s arsenaal toegevoegd tot het op het einde ontploft in een hoop flitsende verwarring.

Naast een gebrek aan uitleg mist Lucy ook emotie en ontwikkeling. Zodra zij de drug in haar bloedbaan heeft wordt ze de clichématige koude en gecalculeerde superintelligentie die nergens meer van onder de indruk is of zelfs een reactie heeft. Het is simpelweg geen interessant personage om een film lang te blijven volgen. Dit is ontzettend jammer, aangezien het zo goed begon met een fantastische openingsscène waarin Johansson in korte tijd het publiek meetrekt door een breed scala aan emoties. Dit culmineert in het moment dat Lucy (inmiddels al vol drugs) haar moeder belt en vertelt hoe ze zich plotseling alles uit haar jeugd kan herinneren. Deze scène – makkelijk de beste in de hele film – toont een plausibeler gevolg van verhoogde hersenefficiëntie en loopt over van de emotie, waarmee het een bitterzoete indruk is van wat Lucy had kunnen zijn.

Logisch acteerwerk

~

Scarlett Johansson speel uitstekend voor zover het script haar dat toelaat. De bijrollen – onder andere van Min-Sik Choi (Oldeuboi) en Amr Waked (Syriana) – voegen niet bijster veel toe behalve het plot gaande houden (wat op diens beurt weer enkel in dienst staat van de actie en de effecten). Met name Morgan Freeman (The Dark Knight) heeft een ridicule rol waarin geen persoonlijkheid is geschreven, maar die slechts dient om aan het publiek uit te leggen wat er momenteel aan de hand is. Luc Besson had een leuk, origineel idee en wist dat uit te werken tot een half uur uitstekende film. Daarna vervalt het hoofdpersonage echter tot een ongefundeerde combinatie van Black Widow en Professor X en eindigt het in een film die logica, verhaal en begrijpelijkheid achterwege laat en enkel nog te volgen is wanneer je brein op 0% staat.