Tag Archief van: landscape

modernisme
Kunst / Kunstboek

Modernisme als katalysator

recensie: Modernism: In Print - Dutch Graphic Design 1917-2017
modernisme

Het modernisme in de grafische vormgeving is niet een van de vele stromingen binnen het vakgebied, maar stond aan de basis van de algehele ontwikkeling ervan. Alles moest op de schop in het begin van de twintigste eeuw, dus ook de traditionele vormen van visuele communicatie.

In de omvangrijke publicatie Modernism: In Print begint auteur Frederike Huygen met de vaststelling dat het begrip modernisme lijkt samen te vallen met het toverwoord ‘Bauhaus’. Dat is een gemakkelijke ingang, die niet betekent dat deze kunst- en designopleiding uit de jaren 20 van de vorige eeuw het alleenrecht bezit op de internationale ontwerprevolutie. Als symbool is het echter wel tot een waardevol cliché geworden. In dat licht stoeit Huygen verder met de veelheid aan betekenissen die het modernisme aankleven: is het een ontwerpmethode, een doorwrochte ideologie of slechts een esthetische stijlvorm?

modernisme

Piet Zwart, catalogus Nederlandse Kabel Fabriek, 1929

Nieuwe beroepsgroep

Ook de onderregel Dutch Graphic Design 1917-2017 wordt terecht tegen het licht gehouden, want hoe Nederlands is die modernistische wending nu helemaal? Bij de Hongaar László Moholy-Nagy vinden we de oorsprong van ‘Die neue Typographie’; een beginselverklaring over de toepassing van typografie en fotografie in vormgeving. Dat maakte veel los bij een keur aan ontwerpers, waaronder in Nederland Piet Zwart, Paul Schuitema en Gerard Kiljan, die deze nieuwe ontwikkelingen overnamen, uitvoerig toepasten en verder verspreidden. Het geheel kan gezien worden als internationale, revolutionaire reactie op de tot dan toe gepubliceerde vormgeving in drukwerk. De overheersende invloed van symmetrie en ornamentiek (Art Nouveau en Arts and Crafts) werd luidruchtig tegengegaan door een wijdverbreide beweging die asymmetrisch, primair gekleurd en strakgevormd de aandacht naar zich toe trok.

Wat Huygen onvoldoende benadrukt in Modernism: In Print is het feit dat er tegelijkertijd een nieuwe beroepsgroep werd geboren. Het vak grafische vormgeving, over het algemeen beoefend door kunstenaars en andere ambachtslieden (met name drukkers), kreeg een duidelijk gezicht door de dogmatische werkwijze en de uitgesproken beeldtaal van de modernisten. Opvallende elementen zijn geometrie, fotografie en schreefloze typografie.

modernisme

Wim Crouwel, affiche Jean Dubuffet, Van Abbemuseum, 1960

Zacht modernisme

Vooral in het vroege werk van Piet Zwart is de heldere lijn te zien. Zijn ontwerpen voor de Nederlandse Kabel Fabriek in 1928 zijn experimenteel en tegelijk informatief, met een continue doorgevoerde beeldtaal die de opdrachtgever – en het Nederlandse ontwerpklimaat – in één klap op de internationale kaart zette. Niet alle ontwerpers waren overtuigd van de effectiviteit van de rigide modernistische stijl. Er ontstonden stromingen (het zachte modernisme) met diverse variaties op de hoofdlijnen: een breder kleurpalet, klassieke typografie en een meer organische vlakverdeling.

Aan de hand van prachtig beeldmateriaal voert Modernism: In Print de lezer mee door de decennia van pionieren, vastleggen en voortbouwen. Eind jaren vijftig is het modernisme via de uitstapjes van ontwerpers als Dick Elffers, Otto Treumann en Jan Bons aangekomen bij de invloed van de Zwitserse school. Een uiterst functionele en rationele systematiek in grafische vormgeving is het gevolg, met voorvechter Wim Crouwel en het spraakmakende bureau Total Design als leidende gids. De ontwerper is niet meer de artistieke createur van voorheen, maar een professionele probleemoplosser die zonder inzet van persoonlijke expressie zijn werk doet.

modernisme

Studio Dumbar, affiche meubelfabriek Artifort, 1985

Pandemonium aan richtingen

Vanzelfsprekend volgt op de dogmatiek van Crouwel (waar hij overigens zelf regelmatig van afweek) weer een tegenbeweging die met enige voorzichtigheid postmodern genoemd kan worden. De expressie van Studio Dumbar en de neoromantiek van ontwerpbureaus als Hard Werken zijn directe reacties op de zakelijke structuur van de Zwitserse stijl. Sinds die periode, de late jaren zeventig, is het hek van de dam en lijkt het modernisme in de grafische vormgeving te zijn aanbeland in een pandemonium aan richtingen en denkwijzen. Dat de doorlopende digitalisering van het vak (handwerk wordt computerwerk) hier mede oorzaak van is, is een understatement.

In een to the point hoofdstuk ter afsluiting meent Huygen te moeten concluderen dat het Nederlandse modernisme heeft geleid tot het bruisende vakgebied dat bekend staat als grafische vormgeving. De vele specialismen en diverse stromingen binnen de branche – autonomie versus commercie, kleinschaligheid versus megabureaus – laten nog altijd zien dat ‘de modernistische ethiek is verweven met de unieke identiteit van het vak’. Deze indrukwekkende uitgave, Modernism: In Print, is daar een zichtbaar bewijs van.

 

Modernism: In Print – Dutch Graphic Design 1917-2017
Auteur: Frederike Huygen
Uitgever: Lecturis
ISBN: 978 94 6226 224 9
184 pagina’s
€ 29,95

modernisme
Kunst / Kunstboek

Modernisme als katalysator

recensie: Modernism: In Print - Dutch Graphic Design 1917-2017
modernisme

Het modernisme in de grafische vormgeving is niet een van de vele stromingen binnen het vakgebied, maar stond aan de basis van de algehele ontwikkeling ervan. Alles moest op de schop in het begin van de twintigste eeuw, dus ook de traditionele vormen van visuele communicatie.

In de omvangrijke publicatie Modernism: In Print begint auteur Frederike Huygen met de vaststelling dat het begrip modernisme lijkt samen te vallen met het toverwoord ‘Bauhaus’. Dat is een gemakkelijke ingang, die niet betekent dat deze kunst- en designopleiding uit de jaren 20 van de vorige eeuw het alleenrecht bezit op de internationale ontwerprevolutie. Als symbool is het echter wel tot een waardevol cliché geworden. In dat licht stoeit Huygen verder met de veelheid aan betekenissen die het modernisme aankleven: is het een ontwerpmethode, een doorwrochte ideologie of slechts een esthetische stijlvorm?

modernisme

Piet Zwart, catalogus Nederlandse Kabel Fabriek, 1929

Nieuwe beroepsgroep

Ook de onderregel Dutch Graphic Design 1917-2017 wordt terecht tegen het licht gehouden, want hoe Nederlands is die modernistische wending nu helemaal? Bij de Hongaar László Moholy-Nagy vinden we de oorsprong van ‘Die neue Typographie’; een beginselverklaring over de toepassing van typografie en fotografie in vormgeving. Dat maakte veel los bij een keur aan ontwerpers, waaronder in Nederland Piet Zwart, Paul Schuitema en Gerard Kiljan, die deze nieuwe ontwikkelingen overnamen, uitvoerig toepasten en verder verspreidden. Het geheel kan gezien worden als internationale, revolutionaire reactie op de tot dan toe gepubliceerde vormgeving in drukwerk. De overheersende invloed van symmetrie en ornamentiek (Art Nouveau en Arts and Crafts) werd luidruchtig tegengegaan door een wijdverbreide beweging die asymmetrisch, primair gekleurd en strakgevormd de aandacht naar zich toe trok.

Wat Huygen onvoldoende benadrukt in Modernism: In Print is het feit dat er tegelijkertijd een nieuwe beroepsgroep werd geboren. Het vak grafische vormgeving, over het algemeen beoefend door kunstenaars en andere ambachtslieden (met name drukkers), kreeg een duidelijk gezicht door de dogmatische werkwijze en de uitgesproken beeldtaal van de modernisten. Opvallende elementen zijn geometrie, fotografie en schreefloze typografie.

modernisme

Wim Crouwel, affiche Jean Dubuffet, Van Abbemuseum, 1960

Zacht modernisme

Vooral in het vroege werk van Piet Zwart is de heldere lijn te zien. Zijn ontwerpen voor de Nederlandse Kabel Fabriek in 1928 zijn experimenteel en tegelijk informatief, met een continue doorgevoerde beeldtaal die de opdrachtgever – en het Nederlandse ontwerpklimaat – in één klap op de internationale kaart zette. Niet alle ontwerpers waren overtuigd van de effectiviteit van de rigide modernistische stijl. Er ontstonden stromingen (het zachte modernisme) met diverse variaties op de hoofdlijnen: een breder kleurpalet, klassieke typografie en een meer organische vlakverdeling.

Aan de hand van prachtig beeldmateriaal voert Modernism: In Print de lezer mee door de decennia van pionieren, vastleggen en voortbouwen. Eind jaren vijftig is het modernisme via de uitstapjes van ontwerpers als Dick Elffers, Otto Treumann en Jan Bons aangekomen bij de invloed van de Zwitserse school. Een uiterst functionele en rationele systematiek in grafische vormgeving is het gevolg, met voorvechter Wim Crouwel en het spraakmakende bureau Total Design als leidende gids. De ontwerper is niet meer de artistieke createur van voorheen, maar een professionele probleemoplosser die zonder inzet van persoonlijke expressie zijn werk doet.

modernisme

Studio Dumbar, affiche meubelfabriek Artifort, 1985

Pandemonium aan richtingen

Vanzelfsprekend volgt op de dogmatiek van Crouwel (waar hij overigens zelf regelmatig van afweek) weer een tegenbeweging die met enige voorzichtigheid postmodern genoemd kan worden. De expressie van Studio Dumbar en de neoromantiek van ontwerpbureaus als Hard Werken zijn directe reacties op de zakelijke structuur van de Zwitserse stijl. Sinds die periode, de late jaren zeventig, is het hek van de dam en lijkt het modernisme in de grafische vormgeving te zijn aanbeland in een pandemonium aan richtingen en denkwijzen. Dat de doorlopende digitalisering van het vak (handwerk wordt computerwerk) hier mede oorzaak van is, is een understatement.

In een to the point hoofdstuk ter afsluiting meent Huygen te moeten concluderen dat het Nederlandse modernisme heeft geleid tot het bruisende vakgebied dat bekend staat als grafische vormgeving. De vele specialismen en diverse stromingen binnen de branche – autonomie versus commercie, kleinschaligheid versus megabureaus – laten nog altijd zien dat ‘de modernistische ethiek is verweven met de unieke identiteit van het vak’. Deze indrukwekkende uitgave, Modernism: In Print, is daar een zichtbaar bewijs van.

 

Modernism: In Print – Dutch Graphic Design 1917-2017
Auteur: Frederike Huygen
Uitgever: Lecturis
ISBN: 978 94 6226 224 9
184 pagina’s
€ 29,95

Kunst / Achtergrond
special: NIEUWE MEESTERS – OUTSIDER ART MUSEUM IN HERMITAGE AMSTERDAM

Kunst die het normale ontstijgt

Kunst gemaakt door mensen die buiten het normale circuit van kunstenaars en musea vallen. Outsiders, dus. De tentoonstelling Nieuwe Meesters van het Outsider Art Museum in de Hermitage Amsterdam toont ruim 70 van zulke werken die ondanks of misschien wel dankzij de verstandelijke beperking of psychiatrische achtergrond van de maker, van bijzondere kwaliteit zijn en met recht een eigen plek hebben veroverd in de kunstwereld.

Sander Troelstra: portret van Ben Augustus

Mensen zoals ze zijn

Aan de muren hangt van elk van de 30 outsider-kunstenaars een grote zwart-witte portretfoto, geschoten door fotograaf Sander Troelstra. Troelstra won in 2015 de Nationale Portretprijs met een foto van succesvol beeldend kunstenaar Ben Augustus. Ben heeft het syndroom van Down. Troelstra heeft een bijzondere interesse in het onalledaagse en wil mensen laten zien ‘zoals ze zijn, ongepolijst. Gewoon als mens dus. Ook al zijn ze anders’. In de tentoonstelling worden naast fotoportretten van de kunstenaars ook videobeelden afgespeeld waarin te zien is hoe Troelstra de outsider-kunstenaars laat poseren en ze vastlegt met zijn camera. De kwetsbaarheid van deze mensen komt hierin goed naar voren en ontroert.

Uiting aan obsessies

In Nieuwe Meesters zijn zeer uiteenlopende werken te zien, die allemaal één ding gemeen hebben: ze geven uiting aan een obsessie van de maker. Elke maker heeft zijn of haar eigen specifieke en vaak eigenaardige belevingswereld die voor buitenstaanders lastig te doorgronden is. Deze mensen vinden ieder om verschillende reden moeilijk aansluiting bij de maatschappij, en veelal is het maken van kunst voor hen een noodzakelijk middel om zich tot die buitenwereld te verhouden en uiting te geven aan hun emoties. Het is kunst zonder pretenties, die geheel spontaan tot stand komt. Alleen al die wetenschap maakt de werken bijzonder. Hoewel alle tentoongestelde werken de moeite van het bekijken waard zijn, springen de stukken van een aantal kunstenaars eruit.

Sander Troelstra: portret van Lionel Plak

Lionel Plak

Kunstenaar Lionel Plak is een rijzige, donkere man die prijkt op de tentoonstellingsposter. Hij tekent op minutieuze wijze dienstregelingen van trams, treinen en metro’s met een handschrift zo priegelig dat je als kijker geneigd bent met je neus het doek aan te raken. Hoewel het onderwerp van zijn kunst in eerste instantie simpel lijkt, zorgt de compositie van tekst, lijnen, kleuren en detail in tweede instantie voor een bewonderenswaardig geheel. Plak heeft een autistische stoornis en zijn werk representeert een bepaalde obsessie met controle en macht. Zijn angst voor de buitenwereld beteugelt hij door zich de netwerken en systemen in die buitenwereld eigen te maken en op te tekenen. Hiermee wordt die wereld een stuk minder griezelig. Overigens heeft Plak zelf nog nooit met openbaar vervoer gereisd.

Werk van Ben Augustus

Ben Augustus

Augustus maakt onderdeel uit van Galerie Atelier Herenplaats in Rotterdam, die plek biedt aan diverse getalenteerde kunstenaars met een beperking. Zijn werk is de afgelopen jaren ontdekt door kunstliefhebbers en wordt in de kunstwereld alom geprezen. Zijn werk is al op meerdere exposities en beurzen tentoongesteld. In de Hermitage hangt een lang, wit papier dat vanaf een paar meter hoogte is uitgerold naar beneden en deels op de grond ligt. Het doet denken aan een rol behang. Het papier is compleet gevuld met een stripverhaal, getekend met zwarte stift. De kwaliteit van de tekeningen valt direct op, hoewel het verhaal niet meteen te volgen is. Van Augustus is bekend dat hij een obsessie heeft voor intimiteit. Hij is hierin niet uniek. Onderzoek door de Universiteit van Twente wees uit dat seks een belangrijk onderwerp is voor mensen met een verstandelijke beperking. Augustus kreeg op een bepaald moment in zijn leven een pornoblad in handen, waarna het onderwerp seks hem niet meer losliet. Intimiteit maakt dan ook vaak onderdeel uit van zijn kunst.

Werk van Coen Ringeling

Coen Ringeling

Het tentoongestelde werk van Coen Ringeling bevat onder andere een bijzonder drieluik waarop hij in kleurpotlood een fantasiewereld laat zien met sierlijke, kleurrijke tekeningen van werelden en oceanen waarin fantastische wezens leven. Ringelings idool is M.C. Escher, zijn tekeningen bevatten dan ook hier en daar optische grapjes. Zijn inspiratie haalt hij voornamelijk uit de verschillende levels van computerspellen die hij van jongs af aan speelt. Fantasie is een thema dat bij veel outsider-kunstenaars terugkomt, iets wat niet erg verwonderlijk is gezien hun unieke brein dat garant staat voor een gigantische verbeelding. Ringelings tentoongestelde werk is van hoge kwaliteit en straalt frivoliteit uit. De tekeningen zouden uitstekend passen in kinderboeken van niveau. Ringeling werkt net als Augustus vijf dagen per week in Galerie Atelier Herenplaats.

Werk van Lionel Plak

Belangstelling voor Outsider Art – iets nieuws?

Is de belangstelling voor kunst gemaakt door wat lang geleden ‘art of the insane’ werd genoemd iets nieuws? Nee, volstrekt niet. Al in 1907 publiceerde Franse psychiater Marcel Rajé een boek genaamd L’art chez les Fous. Rajé was zeer geïnteresseerd in deze kunst en een gepassioneerd verdediger van controversiële kunstenaars uit zijn tijd zoals Edvard Munch. Terwijl Rajé relatief onbekend is bij het grote publiek, is de Heidelbergse psychiater Hans Prinzhorn dat niet. Hij schreef het bekende Bildnerei der Geisteskranken (1922) en markeerde een turning point in de waardering van kunst gemaakt door geesteszieken. Prinzhorn beschouwde deze kunstwerken als ‘meticuleus getekende zielsverkenningen’. Kunstenaar Jean Dubuffet introduceerde de term art brut, wat letterlijk vertaald ‘ruwe, ongepolijste kunst’ betekent. Het is kunst door ongeletterden of ongeschoolden – autodidacten dus. Dubuffet, die zelf geen beperking had, was zodanig geïnteresseerd in art brut dat hij zich op dit genre stortte. In feite sloeg hij de plank hiermee mis – doelbewuste art brut, is eigenlijk geen art brut.

Inspiratie voor Dalí en Picasso

Na de Eerste Wereldoorlog verlangde men naar zuivere kunst, en art brut sloot daar goed bij aan. Pablo Picasso, surrealisten als Salvador Dalí en CoBrA schilders als Karel Appel waren groot fan van art brut, en lieten zich daardoor zichtbaar inspireren. Onderdeel van de Prinzhorn collectie, een verzameling van de werken van zijn patiënten, is de kunst van een patiënt die veel kubistische figuren tekende. Dat dit van invloed is geweest op de stijl die Picasso ontwikkelde leidt geen twijfel. Kortom, de interesse in outsider art, een term die in de jaren 70 werd bedacht door een Britse kunsthistoricus, is eigenlijk van alle tijden.

Doorbraak van Outsider Art

Lange tijd was men huiverig om deze artiesten een plek in het officiële kunstcircuit toe te kennen. Langzaam maar zeker groeit echter de bereidheid binnen musea, galeries en beurzen om zich open te stellen voor deze kunstwerken die buiten het normale kunstcircuit tot stand komen. Een expositie van een zwaar autistische Japanse kunstenaar op de Biënnale van Venetië betekende een doorbraak voor dit kunstgenre. Inmiddels is er een speciale Outsider Art Biënnale in Wuhan, China.

Kunst die ontstijgt

Inmiddels zou je kunnen bepleiten: outsider art is hot. De oprichting in 2016 van het Outsider Art Museum door museum Het Dolhuys in Haarlem en de samenwerking met de Hermitage Amsterdam levert in Nederland een belangrijke bijdrage aan de belangstelling voor en waardering van de rijkdom aan kunstwerken die achter de schermen vervaardigd worden. De tentoonstelling Nieuwe Meesters is al met al zeer de moeite waard en toont meesterlijke werken van een bijzonder genre: kunst van mensen met ongeziene talenten die, juist door hun beperking, werk maken dat door hun unieke verbeelding en buitengewone creativiteit veel ‘normale’ kunst ontstijgt.

De tentoonstelling Nieuwe Meesters is te zien tot en met 28 mei 2018 in het Outsider Art Museum in de Hermitage Amsterdam.

 

 

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Ballard - High-Rise - Lebowski
Boeken / Fictie

‘Een krachtcentrale van wrok’

recensie: J.G. Ballard - High-Rise
Ballard - High-Rise - Lebowski

Een torenflat met duizenden bewoners valt ten prooi aan achteloosheid, anarchie, moordzucht en totale vernietiging. En niemand die het tij lijkt te kunnen of willen keren. J.G. Ballard maakt er in High-Rise een absurde en tegelijkertijd angstaanjagende vertoning van.

‘Later, toen hij op zijn balkon van de hond zat te eten (…)’. Met deze woorden begint de roman, waarmee blijk gegeven wordt van een vervreemding die in de rest van het eerste hoofdstuk nog niet wordt prijsgegeven. Robert Laing, een van de hoofdpersonen, is dan al afgezakt naar het dieptepunt van zijn bestaan en kijkt terug op hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. De lezer is direct op het verkeerde been gezet en leest behoedzaam verder.

In High-Rise (1975, nu opnieuw vertaald door Irving Pardoen) speelt een luxe appartementengebouw de hoofdrol. De bewoners, onder te verdelen in een drietal sociale klassen, vervallen collectief in een staat van wetteloosheid die tot totale chaos leidt. Voor een veelzijdig schrijver als J.G. Ballard, bekend van The empire of the sun (1984) en de cultklassieker Crash (1973), is het gesneden koek om een bizarre situatie te creëren in een ogenschijnlijk normale samenleving. Zijn verbeelding is grenzeloos als het gaat om het oprekken van de menselijke omgangsvormen, zoals zijn werk in het fantasy- en sciencefiction-genre al volop heeft bewezen.

Champagnefles

Waar Ballard minder goed mee uit de voeten kan is de aanloop naar zo’n omstandigheid. Hij excelleert in de losgeslagen gekte maar heeft moeite met het aannemelijk maken van de oorzaken. Op pagina dertien gaat het plotseling mis als de volstrekt normaal functionerende Robert Laing een lege champagnefles over de balustrade kiepert. ‘Hardop lachend om deze dwaze inval keek hij omhoog’, staat er dan en vervolgens dendert het verhaal richting de wanorde die de schrijver zo snel mogelijk lijkt te willen bereiken.

Het ontbreken van een psychologische opmaat naar deze extreme situatie is een gemis aan kracht in een verder goed geschreven roman. Ballard laat de bevolking van het gebouw te snel afzakken naar volledige krankzinnigheid, terwijl de lezer hem probeert bij te houden, maar blijft denken: hoe heeft het zover kunnen komen? De insteek van dit verhaal is duidelijk: wij mensen zijn uiteindelijk de diersoort die alle vormen van beschaving van zich afwerpt als de directe leefomgeving wordt bedreigd door een overheersende klasse. In de ‘krachtcentrale van wrok’ leidt dat tot een vorm van guerilla-oorlog die begint met pesterijtjes en verborgen afgunst en eindigt in moordpartijen en mensonterende omstandigheden.

Psychopathologie

Het doel van de schrijver, de beschrijving van de ondergang van een compacte menselijke samenleving, is al binnen enkele pagina’s bereikt door het vermengen van de normaliteit met een flinke dosis absurdisme. Het perspectief verschuift naar de totale ontluistering, of zoals Ballard het schrijft: ‘de torenflat als het model om de uitdrukking van een werkelijk ‘vrije’ psychopathologie mogelijk te maken (…) een domein waarin de meest abnormale impulsen de vrijheid krijgen om zich naar believen te uiten’.

Hij maakt er een bizarre geschiedenis van, die natuurlijk door de ogen van de tijd gezien moet worden, en leeft zich uit in verbeeldingen die zich gemakkelijk laten vertalen in fantasy-achtige sferen. High-Rise lijkt vooral te zijn geschreven om abnormale impulsen de vrijheid te geven zich op papier te manifesteren. Een boeiend en leesbaar experiment, waarbij de nodige verfijning nog ontbreekt.

Borg McEnroe
Film / Films

Stoïcijns ijskonijn vs. ontvlambaar enfant terrible

recensie: Borg McEnroe
Borg McEnroe

Wimbledon 1980. Björn Borg heerst al jaren op de internationale tennisbanen. De Zweed heeft het Engelse tennistoernooi viermaal op een rij gewonnen en gaat voor zijn vijfde titel. Het jonge Amerikaanse talent John McEnroe wil de hegemonie van de nummer een van de wereld doorbreken. Borg is een sympathieke en vriendelijke sportman. McEnroe ontploft tijdens elke wedstrijd wel een keer. Hij scheldt, tiert en raast om beslissingen van de scheidsrechter. Het publiek van de wedstrijden wenst soms heimelijk een scheldkanonnade van de Amerikaan mee te maken. De organisatoren in Engeland hopen op een duel tussen de stoïcijnse Borg en de licht ontvlambare McEnroe. De finale in 1980 van het grootste tennistoernooi ter wereld zou de geschiedenis ingaan als dé wedstrijd van de eeuw.

Regisseur Janus Metz is vooral bekend geworden door het maken van documentaires. Daarnaast heeft hij een episode van de Amerikaanse televisieserie True Detective op zijn naam. De bemoeienis van de Zweedse regisseur is in eerste instantie gericht op het maken van een documentaire over de beroemde tenniswedstrijd. Tot zijn eigen verbazing wordt de weinig ervaren filmmaker naar voren geschoven om de film Borg McEnroe te schieten.

In Zweden is er al er snel een kandidaat voor de rol van Borg. Sverrir Gudnason heeft niet alleen het uiterlijk van het tenniskanon Borg, hij speelt ook een behoorlijk potje tennis. Voor de rol van McEnroe wil Metz de bekende acteur Shia Labeouf. Er wordt een script verstuurd en na lang wachten is er plots een positief antwoord. Labeouf laat weten rechtshandig te zijn en vraagt de regisseur of dat een probleem is. Een van de wapens van McEnroe was het feit dat hij linkshandig speelde.

Chagrijn

Labeouf staat bekend als acteur die zich voor 100% en meer inleeft in zijn rol. In Fury, de oorlogsfilm met Brad Pitt douchte hij zich niet, omdat de soldaten aan het front dat ook niet deden. Het feit dat hij na enkele weken een uur in de wind stonk interesseerde hem niet. Labeouf staat ook bekend om zijn soms wat chagrijnig gedrag op de filmset. Redenen genoeg om de acteur in de schoenen van McEnroe te willen zien acteren.

De wedstrijd tussen beide kemphanen is legendarisch. Op YouTube is het bloedstollende verloop klap voor klap te volgen. Borg tennist met de ijzersterke en keiharde dubbele backhand, McEnroe toont zijn fluwelen techniek en streelt de ballen bijna. Het duel ontspoort ook verbaal niet. De twee tennissers respecteren elkaar en accepteren de beslissingen van de scheidsrechter. De onderhuidse spanning spat van het scherm en is bijna voelbaar, maar leidt niet tot uitbarstingen.

Titel

De strijd gaat gelijk op. Er is in twee gevallen een tiebreak nodig om de set te beslissen. Uiteindelijk wint Borg zijn vijfde titel op rij. Luttele weken na het toernooi kondigt hij zijn afscheid aan. In Borg McEnroe wil de finale niet spannend worden. Er is in de aanloop naar de wedstrijd veel aandacht voor de psychologische aspecten van de topsport. Borg denkt veel na over zijn jeugd en de weg naar de top, McEnroe mist bij het reizen het gezelschap van zijn ouders en is communicatief zo onhandig dat elk telefonisch contact op ruzie uitloopt. De twee beste tennissers van de wereld zijn sociaal beperkte mensen.

Nagelbijtend

De film sleept zich door de finale. Het scorebord is spannender dan de rally’s die worden gespeeld. Met een minimum aan zweetdruppels en een maximum aan gepijnigde blikken spelen de acteurs zich naar het bekende einde. Op het groene gras van Wimbledon was de match Borg tegen McEnroe nagelbijtend spannend, op het witte doek van de bioscoop is de strijd slaapverwekkend.

Leuk detail is de rol van Leo Borg. Er werd gezocht naar een jonge tennisser, die ook acteren kon. De zoon van Borg schreef een brief na de oproep van Janus Metz. De jonge Borg kreeg na veel aarzelingen van de regisseur de rol. Vader Björn kwam zelfs een keer kijken bij de opnames. Zoals van de stoïcijnse ex-topsporter mocht worden verwacht, hield hij zich afzijdig.

De inmiddels 60 jarige Zweedse winnaar heeft laten weten de film zeer te waarderen. Van de Amerikaanse verliezer is nog geen reactie bekend.

Kunst / Expo binnenland

“Die dwaas met zijn vijf vrouwen”

recensie: Anton Heyboer – Het goede moment

De titel van deze recensie geeft aan hoe Heyboer (1924-2005) door het grote publiek werd gezien. De man die aan de lopende band schetsen produceerde van zijn handelsmerk: de kip. Het Gemeentemuseum Den Haag wil met zijn tentoonstelling een ‘andere’ Heyboer laten zien. De man die in de jaren zestig en zeventig internationaal doorbrak. Een man die de normen en waarden van de maatschappij verwierp en een eigen werkelijkheid creëerde.

 

Anton Heyboer, Christus-paradijs, 1979, gelatinezilverdruk met rode (lak)verf, 40 x 30 cm, Gemeentemuseum Den Haag.

De tentoonstelling is ruim opgezet en laat de veelzijdigheid van de kunst van Heyboer zien: etsen schilderijen en foto’s. Het werk begrijpen is een ander verhaal. Veel van zijn etsen tonen primitieve vormen, lijnen, teksten en getallen; zijn foto’s rode verf. Om zijn werk enigszins te doorgronden zal men toch over enige achtergrondinformatie moeten beschikken.

Het begin

Heyboer werd in 1924 geboren in Indonesië (Pulau Weh, Sabang). Vlak na zijn geboorte verhuisde het gezin achtereenvolgend naar Haarlem, Delft, Voorburg, Curaçao en New York.
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keerde het gezin echter weer terug naar Haarlem. In 1943 werd hij door de Duitsers werd opgepakt om dwangarbeid in Berlijn te verrichten. Hij ontsnapte en vluchtte getraumatiseerd terug naar Nederland.
In 1951 liet hij zich vanwege zijn oorlogstrauma vrijwillig opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis in Santpoort. Hij verbleef daar vier maanden. De diagnose die door de artsen werd gesteld was: krankzinnigheid met een Christus-complex.

Anton Heyboer, Het goede moment, 1963, ets, Galerie Magnus P. Gerdsen, Hamburg

Internationaal bekend

In 1954 schreef Heyboer zich in Haarlem in als kunstenaar, waardoor hij afhankelijk werd van de contraprestatie. In datzelfde jaar begon hij aan zijn boek Het systeem van Anton Heyboer. In 1957 maakte Heyboer zijn debuut in de toonaangevende Galerie Espace in Haarlem. Daar kocht het Stedelijk Museum Amsterdam direct zesentwintig etsen en kondigde tevens een tentoonstelling aan (1958). In de jaren die daarop volgden verwierf hij internationale bekendheid. In 1964 werd het grootste werk dat hij ooit maakte Het goede moment (1963) getoond op de Documenta III in Kassel (Duitsland). Dit werk bestaat uit zevenentwintig etsbladen met een afmeting van drie bij vijf meter. De afbeeldingen lijken tekens aan de wand; een soort hiërogliefen.

Het systeem

Het systeem van Heyboer bestaat uit hoek- en kruispunten, aangeduid met cijfers. De cijfers staan voor elementaire begrippen, zoals: het wezen, de vader, de moeder, et cetera. Bovendien is zijn werk doordrenkt van christelijke symboliek: God, Maria, Christus, Adam en Eva, schuld, geweten en het kruis. Misschien zag hij zichzelf wel als een soort Christus, gezien de foto Anton Heyboer, Christus -paradijs (1979). In 1976 heeft Hans Locher, de toenmalige hoofdconservator van het Gemeentemuseum,  het systeem van Heyboer proberen te duiden.

Anton Heyboer, Mijn leven verantwoord, 1960, inkt op papier, 50 x 76 cm, Anton Heyboer Stichting

Commune

In 1960 kwam Heyboer Maria tegen. Zij bracht structuur in het leven van Heyboer. In 1961 verhuisden zij van Amsterdam naar Den Ilp (dorp in de provincie Noord-Holland). Respectievelijk kwamen Lotti (1965), Mariken (1974), Joke (1975) en Petra (1982) bij Heyboer wonen. Zijn commune-achtige samenlevingsvorm was voor hem een verzet tegen de samenleving en de kleinburgerlijkheid. Zijn ouderlijk huis vergeleek hij, net als de maatschappij en het werkkamp, met een concentratiekamp (te weinig creatief). Heyboer en zijn vrouwen wilden als spelende kinderen zijn met, welteverstaan, Heyboer als regisseur. Bij Heyboer staat zijn eigen lijden centraal. De kunst was zijn redding. Zijn onderwerp was datgene dat niet onder woorden kon worden gebracht.

Anton Heyboer, Zonder titel, 1975, olieverf en lakverf doek, 200 x 150 cm, collectie Meeuwissen, Oirschot

Nieuwe weg

In 1984 brak hij met Galerie Espace en ging zijn eigen werk verkopen. Het was zijn verzet tegen de gevestigde kunstorde. In 1974 stopte Heyboer met etsen en legde zich verder toe op het schilderen. Hij wilde weer helemaal opnieuw beginnen met iets wat hij niet kon. Om zijn succes te ondermijnen schilderde hij zijn schilderijen over met roze verf.  In 1973 begon hij ook te fotograferen. Heyboer fotografeerde niet om kunst te maken; hij zei: ‘Mijn leven is kunst en ik maak geen kunst’.

De tentoonstelling strookt niet met het beeld dat veel mensen van Heyboer hebben: een clown als parodie op de kunstenaar. Hoewel de uitgebreide expositie dit beeld zeker doorbreekt, blijft zijn werk moeilijk te bevatten.

Theater / Voorstelling

“Happily Ever After” is sprookjesachtig mooi.

recensie: Maas theater en dans - Happily Ever After

Jasper van Luijks eerste jeugddansvoorstelling is een viering van de dood waar jongens en meisjes van 8 tot 88 jaar van kunnen genieten.

Je moet het maar durven: een voorstelling over de dood voor 8 jaar en ouder. Niet het meest gemakkelijke onderwerp, maar choreograaf Jasper van Luijk weet er prima raad mee. Door sterfscènes te verweven met sprookjes benadert hij de dood vanuit de beleving van jonge kinderen. Hoe ga je om met een einde dat echt een einde is? Wat als de prinses niet meer wakker gekust kan worden?

Fantasie en werkelijkheid

Twee jongens en een meisje beginnen een spelletje waar we bekende sprookjesmotieven in herkennen. Als volleerde Sneeuwwitjes vallen ze neer, soms na een hap van een appel, om daarna weer tot leven gekust te worden. Het spel verandert als een vierde danseres een solo danst, neervalt, en niet meer opstaat. De geruststelling dat zelfs stervende prinsessen een happy end krijgen wordt hier even doorbroken door de realiteit van het leven. Diezelfde spanning tussen fantasie en werkelijkheid keert later terug in een duet, waarin een van de jongens het dode meisje tevergeefs ‘tot leven’ probeert te wekken. Zij beweegt als een pop mee, hij gaat stug door. In sprookjes leven we immers lang en gelukkig. Voor de dood is geen plek.

Onbevangen kinderen

Het thema mag dan zwaar lijken, de voorstelling is het allerminst. De kracht van Happily Ever After ligt juist in de lichtheid en transparantie waar van Luijk en zijn performers voor gekozen hebben. Inés Belda Nácher, Yeli Beurskens, Anton van der Sluis en Art Srisayam hebben de onbevangenheid van een kind op verkenningstocht. Ze spreken de taal van een jong publiek, zonder het uitvergrote spel te gebruiken waar volwassenen in jeugdtheater soms op terugvallen. In een sober decor – een oplopend vlak met een enkele roze magnolia – laten ze ons op verschillende manieren nadenken over de dood. Het eerste deel staat in het teken van het ontdekken van de dood en een verlies van onschuld. Na een lange slaap – Doornroosje komt om de hoek kijken – wordt het winter. Het decorbeeld wordt grimmiger, de dansers klampen zich aan elkaar vast en remmen elkaar af. Angst voert de boventoon.

Dan worden de roze bloesems van de magnolia opgeraapt en gebruikt om een van de danseressen te versieren en klaar te maken voor het hiernamaals. Hier wordt een hele andere kant van de dood getoond, een waar Van Luijk geïnspireerd door raakte: het levenseinde als een vreugdevol afscheid waar je niet bang voor hoeft te zijn. Na de ontdekking en de angst wordt ten slotte de schoonheid van het sterven belicht. Versierd met bloemen loopt de danseres langzaam omhoog, op de helling naar een vermoedelijk hiernamaals. Of dat hiernamaals er ook is, wordt in het midden gelaten, maar dat maakt niet uit. Het einde zelf is mooi, en hoeft helemaal niet eng te zijn.

Theater / Voorstelling

Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist

recensie: National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night

Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.

De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.

Aandachtstrekker  / Een curieuze moord

Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.

Hoofd vol herrie/ruis

Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.

Méér dan perfect

De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.

Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post
Boeken / Achtergrond
special: 35ste Nacht van de Poëzie
Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post

Nacht vol levende poëzie

Opnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.

Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.

De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.

Oude crooners

Cees Nooteboom - Patrick Post

Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)

Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.

In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

Wervelwind Karsu

Antjie Krog - Patrick Post

Antjie Krog (foto: Patrick Post)

Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.

Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.

Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

Jaap Robben - Patrick Post

Jaap Robben (foto: Patrick Post)

Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.

‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.

 

35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017

Kunst / Expo binnenland

Uit de kunst

recensie: Vrouwen Uit de kunst! Kunstenaressen op de noordelijke Veluwe 1880-1950

Wanneer je als bezoeker de tijdelijke tentoonstelling in het fijne Noord-Veluws Museum in Nunspeet binnenkomt, loop je meteen tegen vijf vrouwenportretten aan. Een springt in het oogt: van Suze Robertson, een van de zestien vrouwen waarvan werk wordt getoond. Op de een of andere manier hebben ze allemaal in Nunspeet of in de nabije omgeving gewoond en gewerkt.

Suze Robertson (1855-1922), Vischpoort te Harderwijk, circa 1910. Olieverf op doek, 89 x 106,5 cm (Singer Laren)

Verderop hangt een krachtig, groot doek van Robertson, waarop de Vischpoort in Harderwijk is afgebeeld. Een kenmerkend schilderij voor de steeds zelfbewuster schilderende vrouwelijke kunstenaars uit de periode 1880-1950.

In de loop der tijd

De bezoeker kan door de chronologische opzet van de expositie niet alleen de ontwikkeling van de zestien kunstenaars volgen, maar en passant ook die van de kunstgeschiedenis zelf. Dit geeft de tentoonstelling een extra laag, net als de uitgebreide biografieën die op banieren terzijde van de werken hangen.

Het begint zo rond 1880 met de stemmige, donkere doeken van Sientje Mesdag-van Houten, die door mannelijke recensenten soms kritisch werden ontvangen als zijnde te detaillistisch of uit balans. Ook het thema ‘vissersvrouw’ dat Aletta van Thol-Ruijsch gebruikt voor een prachtige kop in houtskool (ca. 1890-1910) is verwant aan die van de Haagse School. Raak getroffen op dit portret zijn de peinzende, diep liggende ogen.

Blanche Douglas Hamilton (1853-1927), Schapen met lammeren op een weide met bloeiende vruchtbomen, penseel op papier, 48,7 x 32,3 cm (Teylers Museum)

Wat gedurfder

Maar pas op: het werk van iemand als Chrisje van der Willigen doet op het eerste gezicht misschien traditioneel aan, maar is toch redelijk gedurfd en doet soms, zoals haar Bloemen in blauwe pot (1902) niet alleen aan Voerman maar ook aan Jan Mankes’ werk denken.
Zoals de waterlelies die Blanche Douglas-Hamilton aquarelleerde herinneren aan hetzelfde thema bij Monet, en het licht op haar met potlood en waterverf opgezette Haven in Noord-Italië (1897-1927) wat weg heeft van het zuidelijke licht van Pissarro.

Des te verder je in zowel de tijd komt als in het afzonderlijke werk van een kunstenares, des te sterker en persoonlijker het wordt. De naam van Suze Robertson is al genoemd. Haar latere werk kan worden gerekend tot de aanloop naar het expressionisme. Voor die tijd schilderde ze bijvoorbeeld Brabantse vrouwen à la Van Gogh, vrouwen die thuis of op het land aan het werk zijn. Op de vraag van een kunsthandelaar om over te stappen op portretjes, gaat ze niet in. Zij kan dit doen, omdat ze een baan heeft als tekenlerares.

Van Suze Robertsons kleindochter, Suzanne Eckhart, wordt in een vitrine keramiek getoond, zoals er ook een vitrine is met de door de oud-Bauhausleerlinge Kitty van der Muijll Dekker ontworpen theedoeken die nog steeds modern aandoen.

Gaby Bovelander (1931), Zonder titel, 1978. Olieverf op paneel, 58 x 61 cm (Collectie kunstenaar)

Modern

De ontwikkeling van de kunst en een eigen stijl valt ook duidelijk af te lezen aan het werk van Jo Koster. Zij was een van de eerste vrouwen die studeerde aan de kunstacademie van Rotterdam. Later studeerde ze in Brussel, omdat Parijs in die tijd volgens haar te conservatief was. Onder invloed van Jan Toorop schildert ze enkele pointillistische doeken die in Nunspeet zijn te zien.
Ook de inmiddels 86-jarige Gaby Bovelander vindt zichzelf telkens opnieuw uit. Van haar hangt er zowel magisch realistisch werk als een eigenlijk buiten de scope van de expositie vallend, fascinerend Zelfportret (1971) met een krachtige blik die aan het beroemde zelfportret van Charley Toorop doet denken.

Hedwig Kleintjes-van Osselen (1871-1936), Zinnia’s, 1934. Olieverf op doek, ca. 50 x 60 cm (Collectie Gemeente Heerde)

Wie thuis alles nog eens na wil lezen over leven, werk en context van de zestien exposanten, is er een mooie catalogus beschikbaar die werd samengesteld onder eindredactie van de curator van de tentoonstelling: Margot Jongedijk. Hierin valt ook te lezen hoe de receptie van het werk was. Zoals over Hedwig Kleintjes-van Osseler– om nog een van de zestien namen te noemen – : ‘Sterk is deze kunst niet, wel rustig, gul en gevoelig.’ Waar of niet – inderdaad is niet alles wat wordt getoond van de bovenste plank –, maar een mooi inzicht en beeld van kunstenaressen op de noordelijke Veluwe geeft deze tentoonstelling die louter uit bruiklenen bestaat zeker.