Tag Archief van: 8WEEKLY

Amy Schumer
Boeken / Non-fictie

Minder geslaagde ‘femoir’

recensie: Amy Schumer - Het meisje met de onderrugtattoo
Amy Schumer

Het meisje met de onderrugtattoo is een verzameling luchtige essays van de comédienne en actrice Amy Schumer (35). Een niet echt geslaagde poging om op de kar te springen van de vandaag zo welig tierende, zogenaamde ‘femoirs’.

Als we mogen afgaan op haar one woman shows en haar waanzinnig populaire (en ook door haarzelf geschreven) filmdebuut Trainwreck, dan kunnen we alleen maar vaststellen dat Amy Schumer geobsedeerd is door seks. Dat is in dit boek niet anders. Niets mis mee, zeker niet wanneer je als kijker/lezer geamuseerd wordt, maar bij Het meisje met de onderrugtattoo is dat helaas te weinig het geval. En dat terwijl Schumer er een voorschot van 8 miljoen dollar voor betaald kreeg.

Open brief aan vagina

Af en toe geeft ze blijk van rake inzichten, bijvoorbeeld wanneer ze het over het wapenbeleid in de Verenigde Staten heeft, of over de Kardashians. Het wordt zelfs heel prangend wanneer ze haar jeugd aankaart: Schumer werd immers geboren in een welgestelde familie die ineens alles kwijtraakte, waardoor ze op een bepaald moment met haar moeder in één bed moest slapen. Op de koop toe kreeg haar vader te kampen met de slepende ziekte MS en gingen haar ouders uit elkaar. Helaas gaat ze daar te weinig op in, om daarentegen te focussen op haar seksleven (zoals in het openingsessay ‘Open brief aan mijn vagina’), of het feit dat ze voor een show altijd verschrikkelijk veel last heeft van haar darmen.

Draak

Maar het grote probleem is hetzelfde probleem dat Trainwreck finaal kelderde als geslaagde parodie: ze wil iets te kakken zetten, om dan uiteindelijk een knieval te doen voor het onderwerp van haar spot. In de film steekt ze de draak met kleffe relaties en huwelijksaanzoeken, om dan uiteindelijk zelf die richting uit te gaan. En in het boek doet ze aan de ene kant heel hard haar best om zich als one of the guys te profileren en het feminisme te bestrijden, maar aan de andere kant pakt ze wel uit met bekentenissen van heel andere aard. Ze vertelt bijvoorbeeld over hoe zeer ze zich verbaasde dat een jongen oprechte gevoelens voor haar kon hebben. Ook spoort ze vrouwelijke lezeressen aan om hun eigen weg te volgen, in de meest kleffe bewoordingen.

Wat dit boek echter volledig om zeep helpt, is de vertaling. Grammaticaal foutloos als die mag zijn, heb je op geen enkel moment het gevoel dat Amy Schumer aan het woord is (eenzelfde verwijt dat de onlangs verschenen memoires van Bruce Springsteen trof). De ‘nou’s’, ‘te gek’s’ en ‘meiden’ vliegen je om de oren, wat van het geheel een onechte en ongemakkelijke leeservaring maakt. Of zie jij Amy Schumer dingen zeggen als: ‘Zullen we samen een biertje doen?’? Kortom, in het echt is ze grappiger.

Amy Schumer
Boeken / Non-fictie

Minder geslaagde ‘femoir’

recensie: Amy Schumer - Het meisje met de onderrugtattoo
Amy Schumer

Het meisje met de onderrugtattoo is een verzameling luchtige essays van de comédienne en actrice Amy Schumer (35). Een niet echt geslaagde poging om op de kar te springen van de vandaag zo welig tierende, zogenaamde ‘femoirs’.

Als we mogen afgaan op haar one woman shows en haar waanzinnig populaire (en ook door haarzelf geschreven) filmdebuut Trainwreck, dan kunnen we alleen maar vaststellen dat Amy Schumer geobsedeerd is door seks. Dat is in dit boek niet anders. Niets mis mee, zeker niet wanneer je als kijker/lezer geamuseerd wordt, maar bij Het meisje met de onderrugtattoo is dat helaas te weinig het geval. En dat terwijl Schumer er een voorschot van 8 miljoen dollar voor betaald kreeg.

Open brief aan vagina

Af en toe geeft ze blijk van rake inzichten, bijvoorbeeld wanneer ze het over het wapenbeleid in de Verenigde Staten heeft, of over de Kardashians. Het wordt zelfs heel prangend wanneer ze haar jeugd aankaart: Schumer werd immers geboren in een welgestelde familie die ineens alles kwijtraakte, waardoor ze op een bepaald moment met haar moeder in één bed moest slapen. Op de koop toe kreeg haar vader te kampen met de slepende ziekte MS en gingen haar ouders uit elkaar. Helaas gaat ze daar te weinig op in, om daarentegen te focussen op haar seksleven (zoals in het openingsessay ‘Open brief aan mijn vagina’), of het feit dat ze voor een show altijd verschrikkelijk veel last heeft van haar darmen.

Draak

Maar het grote probleem is hetzelfde probleem dat Trainwreck finaal kelderde als geslaagde parodie: ze wil iets te kakken zetten, om dan uiteindelijk een knieval te doen voor het onderwerp van haar spot. In de film steekt ze de draak met kleffe relaties en huwelijksaanzoeken, om dan uiteindelijk zelf die richting uit te gaan. En in het boek doet ze aan de ene kant heel hard haar best om zich als one of the guys te profileren en het feminisme te bestrijden, maar aan de andere kant pakt ze wel uit met bekentenissen van heel andere aard. Ze vertelt bijvoorbeeld over hoe zeer ze zich verbaasde dat een jongen oprechte gevoelens voor haar kon hebben. Ook spoort ze vrouwelijke lezeressen aan om hun eigen weg te volgen, in de meest kleffe bewoordingen.

Wat dit boek echter volledig om zeep helpt, is de vertaling. Grammaticaal foutloos als die mag zijn, heb je op geen enkel moment het gevoel dat Amy Schumer aan het woord is (eenzelfde verwijt dat de onlangs verschenen memoires van Bruce Springsteen trof). De ‘nou’s’, ‘te gek’s’ en ‘meiden’ vliegen je om de oren, wat van het geheel een onechte en ongemakkelijke leeservaring maakt. Of zie jij Amy Schumer dingen zeggen als: ‘Zullen we samen een biertje doen?’? Kortom, in het echt is ze grappiger.

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

posthuma
Boeken / Fictie

Stuurloos volwassen worden

recensie: Jente Posthuma - Mensen zonder uitstraling
posthuma

‘Die avond in bed staarde ik naar het plafond. Ik besta niet, dacht ik. Ik ben een verzinsel van anderen.’ Veel eigenwaarde geeft debutante Jente Posthuma haar beschouwende hoofdpersoon niet mee. Toch lijkt ze gaandeweg het leven prima aan te kunnen.

Met een moeder als actrice – iemand met uitstraling – en een vader als psychiater kijkt de jonge vertelster met een heldere blik en in afgemeten zinnen naar het verloop van haar leven. Het is de naïeve verwondering van een kind die ongemerkt overgaat in de onzekerheid van de opgroeiende puber. Een groot obstakel in de dagelijkse omgang vormen de geluiden die anderen maken, met name tijdens het eten: ‘De cruesli kraakte tussen zijn kiezen. Het doorslikken van de hap ging gepaard met een duidelijk hoorbaar samentrekken van de keelspieren. Daarna klonken een dof klikje en een zucht’.

In zeer precieze observaties wordt een universum aan ervaringen blootgelegd, terwijl de licht ironische toon prachtig contrasteert met de ernst van de situatie. De moeder is terminaal ziek en blijft tot haar overlijden – en tot ver daarna – als een veeleisende diva over de houding van haar dochter waken. Mensen zonder uitstraling zijn verschrikkelijk, zo verkondigt ze vanaf haar sterfbed, die zijn nog erger dan lelijke mensen. ‘Om haar blij te maken zei ik steeds dat ze de mooiste van de wereld was’, is de weldoordachte reactie van dochterlief.

Geen medelijden

Het is de achteloze stijl waarmee Posthuma haar vertelster een uiterst indringende sfeer laat oproepen. De verschillende indrukken worden aan elkaar geknoopt om zo in twaalf afzonderlijke hoofdstukken een haast terloops beeld van een jong leven te presenteren. Ouders staan op een voetstuk, het gezin is de meest vertrouwde plek ter wereld en daarbuiten is alles nieuw en rijp voor ontdekking en avontuur. Voor deze jongvolwassene ligt de romantiek vervolgens in Parijs, waar een boek geschreven moet gaan worden. Met die zelfverworven onafhankelijkheid blijkt het moeizaam te dealen, de eenzaamheid slaat om in wanhoop en het project mislukt jammerlijk: ‘Verder lag ik te lang op bed, was mijn hoofd te klein vergeleken met de rest van mijn lichaam en at ik overal te veel mayonaise bij. Ondertussen kwam ik niet aan schrijven toe’.

Ondanks de aanhoudende stuurloosheid die Mensen zonder uitstraling gemakkelijk tot een larmoyante bekentenisroman had kunnen maken, houdt Posthuma de teugels stevig in handen. Haar nuchtere registratie roept geen medelijden op, maar wijst telkens vooruit, naar het heden waarin de vertelster een volwassen vrouw en zelf moeder is geworden. Alle toestanden ten spijt – het gemis van een overheersende moeder, de verhouding tot een rouwende vader, de zoektocht naar een betrouwbare partner en een opspelende kinderwens – blijkt het geluk toch maakbaar te zijn. Zo wordt in een zakelijke boodschap meegedeeld: ‘De baby heette Bob’.

De vraag is in hoeverre Jente Posthuma in Mensen zonder uitstraling haar eigen leven als inspiratie heeft genomen. Volgens de schrijfster bestaat het uit een mengeling van persoonlijke ervaringen, bekentenissen van mensen uit haar omgeving en een goed gevoel voor fictie. Zeker is dat met deze ingrediënten een bijzonder boek is gecomponeerd, in een uitgesproken stijl en een meeslepende vorm. Het wachten is op nummer twee.

Boeken / Non-fictie

Tegen de stroom in

recensie: De literaire apologie, een alternatieve verdediging van het christendom


Wie vandaag de dag gelooft, moet zich dikwijls verdedigen. Dat was tijdens het vroege christendom niet anders. In De literaire apologie vergelijkt theoloog en literatuurwetenschapper Hans van Stralen de moderne en klassieke apologeten (geloofsverdedigers) van het christendom.

De situatie van de hedendaagse christen in Nederland is vergelijkbaar met die van de vroege christenen in het Romeinse Rijk: als minderheid dienen zij zich te verweren tegen een niet-christelijke meerderheid. Nu hoeven de christenen van vandaag de dag niet te vrezen dat ze in een kolkende kuip door leeuwen worden verslonden, zoals in Rome veelvuldig gebeurde. Maar wie intellectueel nog serieus genomen wil worden, heeft het als christen niet eenvoudig.

Nu zou Willem Jan Otten, nadat hij als christen uit de kast kwam, de bulderende lach van z’n collega’s van het NRC Handelsblad ongetwijfeld als onprettig hebben ervaren. Toch valt dit immer te prefereren boven het gebrul van een hongerige leeuw.

Er staat, kortom, minder op het spel en dat klinkt door in de toon van de geschriften. Klassieke apologeten als Irenaeus, Tertullianus en Origenes verdedigden hun geloof in zeer felle bewoordingen en deinsden niet terug om hun tegenstanders te beledigen (Tertullianus vergeleek het hoofd van een tegenstander met een pompoen omdat hij hem een leeghoofd vond). Het doel was de superioriteit van het christendom te verdedigen; een idee waar zij heilig van overtuigd leken.

Het innerlijke


Moderne apologeten kenmerken zich door een andere insteek: niet zozeer de superioriteit van het christendom wordt verdedigd, maar meer het recht om gelovig te mogen zijn. De nadruk ligt meer op de individuele belevingswereld van de schrijver waarbinnen ook veel ruimte is voor twijfel. Áls al getracht wordt de ander te overtuigen, dan leggen de moderne apologeten, anders dan de klassieke, meer de nadruk op de schoonheid en minder op de waarheid van het geloof.

Van Stralen ziet Friedrich Schleiermacher (1768-1834) als de grondlegger van deze moderne vorm van apologetiek bedrijven. Ook de Nederlandse literaire apologeten die Van Stralen behandelt – Gerard Reve, Frans Kellendonk en Willem Jan Otten – staan duidelijk in die traditie. Net als Schleiermacher voeden zij graag het romantische beeld van de outcast en zijn ze niet bepaald terughoudend om de nadruk te leggen op hoe intolerant de intellectuele goegemeente staat tegenover hun christen-zijn.

Miscommunicatie


Weinig goede woorden heeft Van Stralen over voor atheïsten als Richard Dawkins en Herman Philipse die zich veelvuldig kritisch uitlaten over het geloof, maar ‘het niet nodig achten zich op theologisch vlak te verdiepen in geloofszaken’. Volgens Van Stralen koesteren veel atheïstische denkers vaak achterhaalde of onjuiste denkbeelden over religie, hetgeen een zorgvuldige discussie in de weg staat.

Van Stralen geeft een goed overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de klassieke en moderne apologie. Helaas gaat hij niet erg diep in op de behandelde schrijvers. Hij behandelt er ook wel erg veel (veertien!) voor een boek van zo’n 150 pagina’s. Van Stralen had best wat uitgebreider mogen citeren uit het proza van bijvoorbeeld Kellendonk of Reve. Dat had het boek niet alleen inhoudelijk sterk gemaakt, maar zou ook een welkome compensatie zijn geweest voor het tamelijk droge schrijven van Van Stralen zelf.

picasso
Kunst / Expo binnenland

Klei, glazuur en vuur

recensie: Picasso aan zee - Keramiek & Sculptuur
picasso

Op dit moment toont het Museum Beelden aan Zee de tentoonstelling Picasso aan zee – Keramiek & Sculptuur. Toepasselijker kan bijna niet. In 1946 verbleef de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso (1881-1973) zes maanden aan de Middellandse Zee. Daar lag de bakermat voor zijn keramische oeuvre van na 1947. Tevens is er een bijbehorende catalogus onder dezelfde titel te verkrijgen.

Bij binnenkomst sta je direct tegenover een foto van Picasso op het strand, waar hij bezig is een vorm in het zand te tekenen. Het zou zomaar een warme dag op het Scheveningse strand kunnen zijn. Een warme sfeer, die ook tot uitdrukking komt in de tentoongestelde keramiek met zijn mediterrane vormen en kleuren in glazuur.

Madoura

picasso

Femme Agenouillée, 1950. 29 cm hoog. Coll. Musée National Picasso, Parijs © RMN Grand Palais musée Picasso, Parijs. Gérard Blot

In 1946 verbleef Picasso een aantal maanden op het kasteel Grimaldi (nu Picasso-museum) in Antibes aan de Franse Rivièra. Tijdens zijn verblijf besloot hij de pottenbakkerstentoonstelling in het nabijgelegen Vallauris te bezoeken. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de stand van Suzanne en Georges Ramié, die daar hun Madoura keramiek toonden. Hij bezocht hun pottenbakkerij waar hij een workshop volgde en drie werken maakte. Later kwam hij terug om te kijken hoe de stukken tevoorschijn waren gekomen. Hij was zo tevreden over het resultaat, dat hij meer wilde maken. Vanaf dit moment keerde Picasso vaak terug naar Vallauris, waar hij in 1949 zelf een huis kocht. In de loop der jaren (1945-1960) ontstonden er vele vazen, potten, kannen en borden van zijn hand.

Tanagrabeeldjes

Tanagra is een Griekse stad in het zuidoosten van Boeotië (Midden-Griekenland). Het is ook de vindplaats van de uit de vierde eeuw voor Christus daterende zogenoemde Tanagra-beeldjes. Dit zijn kleine beeldjes van terracotta, die daar, voornamelijk in graven, werden gevonden. Meestal stellen ze staande of zittende vrouwen voor. Picasso liet zich door deze beeldjes inspireren om zijn eigen ‘Tanagra’ te maken. Hij liet de plaatselijke meesterpottenbakker uit Vallauris, Jules Agard, traditionele vaasvormen vervaardigen, die hij zelf in de natte klei bewerkte door er allerlei vormen aan toe te voegen. Zo stelde hij uit de hals van een traditionele vaas, een op de zij gedraaide amfora en een voetstuk ‘Uil’ (1947-1948) samen. Het oor van de amfora vormt een vleugel. Zo ontstonden zijn eigentijdse beeldjes, gebaseerd op de Griekse oudheid.

Thematiek en techniek

picasso

‘Tanagra au long cou’, 1947-1948, 28.5 cm hoog, Coll. Musée Antibes, © Succession Picasso 2016, Photo © imageArt, Claude Germain

De thema’s die Picasso voor zijn keramiek gebruikte zijn, net als in zijn overige oeuvre, van grote eenvoud. Buiten vrouwenfiguren, komen ook dieren vaak voor. Als Spanjaard was Picasso gek op stierenvechten, dat ook in Zuid-Frankrijk een zeer geliefde bezigheid was. Stieren, paarden en picadors zijn dan ook als decoratie op zijn keramische werk te vinden. Maar ook vogels, vissen en geiten decoreren zijn werken.
Picasso leerde de grondbeginselen van het decoreren van aardewerk in de Madoura-pottenbakkerij. Toen hij die eenmaal onder de knie had, begon hij zijn eigen ontwerpen te realiseren en fantasierijke variaties te maken op de bestaande vaste productie van Madoura. Hij beeldhouwde en schilderde in klei. Maar eenmaal in het vuur, ging het regelmatig mis. Het bleek dat sommige elementen dikker moesten worden gedraaid. Picasso’s uitgangspunt was, dat zijn ontwerpen geen gebruiksvoorwerpen waren om bijvoorbeeld olie of water in te bewaren, maar puur als plastische vorm moesten functioneren. Ook in de keramische technieken probeerde Picasso zoveel mogelijk de traditie van de klassieke oudheid te doen herleven.
Naast de keramiek zijn nog een aantal sculpturen te bewonderen. Soms in brons en soms als objects trouvés (gevonden voorwerpen).
Al met al een heldere, ruim opgezette tentoonstelling met een verrassend warme en zonnige uitstraling, die benieuwd maakt naar de bijbehorende catalogus.

Catalogus

In deze gelijknamige en tweetalige (Nederlands en Engels) uitgave zijn de tentoongestelde werken terug te vinden met meer achtergrondinformatie. De catalogus heeft een mooie lay-out en sterke foto’s. De teksten zijn wat minder boeiend. Na een tamelijk saai voorwoord van Jan Teeuwisse over de aanloop tot deze tentoonstelling van, volgt het artikel ‘Picasso’s keramiek: Een nieuw artistiek avontuur’ van Picassodeskundige Marilyn McCully. Zij schrijft over de eerste jaren van Picasso’s werk bij de Madoura pottenbakkerij en de ontdekkingen die hij deed op structureel en technisch gebied. De drukfout op pagina 43 werkt nogal storend. Daarna volgt nog een artikel van de kunsthistoricus en -criticus Jean-Louis Andral over Picasso in Antibes. Hoewel de titel anders is: ‘Picasso in Antibes’, bevat het weinig nieuwe informatie in vergelijking met het voorgaande artikel. Overigens komt de prijs- en kwaliteitsverhouding wel overeen.

 

Titel: Picasso aan zee. Keramiek en sculptuur
Auteurs: Andral, J-L. & McCully, M. & Teeuwisse, J. & Bürgi, M. (2016)
Uitgever: Waanders uitgevers Zwolle
ISBN 9789462621114
Prijs: € 19,95.
Beoordeling: 3 sterren

Herfsttij der middeleeuwen
Boeken / Non-fictie

Het verleden vergeten?

recensie: Johan Huizinga - Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen

Herfsttij der middeleeuwen is een van de bekendste, zo niet hét bekendste geschiedkundig werk van de Lage Landen. Een toonbeeld van eruditie, een magnum opus van een geleerde met een fascinatie voor het Avondland. Helaas is het ook een boek dat heel sterk in zijn tijd is ingebed, waardoor ook deze nieuwe editie nauwelijks nog leesbaar is. Zeker omdat ervoor werd gekozen de oorspronkelijke taal van de auteur te hanteren.

Het is natuurlijk een moeilijke spagaat. Kies je ervoor om deze cultuurhistorische klassieker in een hedendaagse Nederlandse hertaling uit te geven, dan ontdoe je het meteen van zijn eigenheid en van de unieke stem van zijn auteur Johan Huizinga. Geef je het uit in de oorspronkelijke taal, zij het minimaal opgepoetst, dan krijg je een hermetisch resultaat. Men koos voor het laatste, en dan ook nog eens zonder de illustraties uit vorige edities – een echte misvatting. Zeker omdat Huizinga voortdurend verwijst naar schilderijen, miniaturen en dergelijke, en de schilderkunst expliciet als basis gebruikt om de middeleeuwse leefwereld op te roepen. Het resultaat is een dichtbedrukt werk met nauwelijks ademruimte. Welk lezerspubliek de uitgever hier voor ogen had, is me een raadsel. Zeker omdat men in de inleiding de wens uitspreekt zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Grote zwakte

Herfsttij der middeleeuwen heeft natuurlijk zijn verdiensten. Het is verbluffend te zien hoe iemand zo erudiet kon zijn. Huizinga durfde het aan om zijn uitgangspunt – de teloorgang van de middeleeuwse maatschappij en de kiemen van de renaissance, die erop zou volgen – in één alomvattende, monumentale studie te concentreren. Bovendien is de ambitie om in de hoofden van de toenmalige (hoofse) mensen te kruipen al even indrukwekkend. Maar wie als eigentijdse historicus het boek leest, ziet daarin ook de grote zwakte. Het is nogal vooringenomen om de 14e en 15e eeuw te zien als het einde van een tijdperk en vervolgens alle feiten te verzamelen die dat bevestigen. Terwijl de werkelijkheid uiteraard veel genuanceerder is.

Haast poëtisch

Daarom is Herfsttij der middeleeuwen vooral interessant als historiografisch werk – een voorbeeld van hoe men vroeger aan geschiedschrijving deed. Men ging op zoek naar de emotie en historische sensatie en schreef verhalend en nauwelijks objectief. Dit boek is dus zelf een historisch document geworden. Maar als literatuur is het, in deze uitgave, anno 2016 nauwelijks te behappen. Op hier en daar een haast poëtische, ritmische beschouwing na. Want hoe men het ook draait of keert, dat Huizinga in zijn tijd en discipline een taalvirtuoos was, daar kan niemand onderuit:

‘In de pastorale verbeeldt zich de positieve tegenstelling van het hoofse leven; de negatieve uiting is de hofvlucht, de lof der aurea mediocritas, de verloochening van het aristocratische levensideaal, hoe en waar men het dan ook ontvluchten wil: in studie, in eenzame rust, in arbeid.’

Dave Eggers
Boeken / Fictie

Grenzeloos entertainment

recensie: Dave Eggers - Helden van de grens
Dave Eggers

Hoe komt het toch dat romans (of films) die zich in de wildernis afspelen, zo vaak meesterwerken opleveren? Denk maar aan The Lost City of Z, Butcher’s Crossing, The Revenant, Into the Wild of Chaplins The Gold Rush. Helden van de grens, van Dave Eggers, mag nu gerust aan dat rijtje worden toegevoegd.

Onze relatie met Eggers begon moeizaam. Zijn debuut, het wel heel postmoderne Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit, vonden we compleet over het paard getild: blanco pagina’s, omgekeerde zinnen… Allemaal foefjes die het nochtans veelbelovende verhaal in de weg stonden.

Maar Eggers is rijper geworden en beseft dat je een mooi plot zo weinig mogelijk in de weg moet leggen. Helden van de grens is een rechtlijnig avonturenverhaal, met hier en daar een sprookjesachtige ondertoon. De grootste troef is echter ironie. De wildernis van Alaska wordt niet romantisch of nostalgisch voorgesteld, maar als de omgeving die ze is: kil, meedogenloos en vooral ten onrechte opgehemeld.

Alles draait om Josie, een moeder van twee die haar tandartspraktijk heeft moeten sluiten nadat een patiënt haar had aangeklaagd. Bovendien kampt ze met een knoert van een schuldgevoel: ze heeft een jongen ervan overtuigd te gaan vechten in Afghanistan. Samen met haar twee kinderen, Paul en Ana, trekt ze daarom de wildernis van Alaska in. Zonder dat haar man ergens van op de hoogte is.

Magisch

Het interessante aan dit verhaal is dat het tegelijkertijd ontmythologiseert én een vleugje magie toevoegt. Wat dat eerste betreft: Alaska is helemaal niet het koude paradijs dat we ons allemaal voor de geest halen. Het is er kil, het krioelt er van rijkelui die niets met de authentieke volksaard van doen hebben en er gebeuren meer rampen dan je lief is. En het magische? Dat ligt vooral in het feit dat het gezin regelmatig in bedreigende situaties terechtkomt, maar daar telkens op een bizarre manier onderuit lijkt te komen. Grappig ook, hoe Eggers zijn roman laat afspelen in een decor dat niet méér kan afwijken van zijn vorige boek, Een hologram voor de koning.

Een heel leesbaar boek dus, met als bijzondere troef de heel mooi geportretteerde kinderen, die de emotionele kern van Helden van de grens (ook de titel is ironisch) vormen. Paul en Ana zorgen ook voor de komische noot. Bijvoorbeeld tijdens een discussie over de tekeningen die ze hebben gemaakt en de vorm die de piemels van de dieren daarop moeten hebben. Een ideaal boek voor deze koude tijden!

Niemand is ooit verloren
Boeken / Fictie

Op reis naar gedachtenland

recensie: Catherine Lacey - Niemand is ooit verloren
Niemand is ooit verloren

In Catherine Laceys debuut Niemand is ooit verloren neemt Elyria een enkele reis naar Nieuw-Zeeland om daar rond te reizen. De echte reis vindt echter plaats in haar hoofd. Het boek is één grote, soms ietwat langdradige, gedachtestroom, waarin filosofische gedachten worden afgewisseld met flashbacks naar het leven dat ze achterliet.

Een vlucht naar Nieuw-Zeeland

Elyria woont met haar man in New York. Zonder aankondiging vertrekt ze naar Nieuw-Zeeland, op zoek naar dichter Werner die haar ooit uitnodigde op zijn boerderij. Haar enige doel is om al liftend die boerderij te bereiken. De mensen die ze onderweg ontmoet, krijgen niet de kans haar te leren kennen. Elyria heeft zichzelf mentaal afgesloten van de buitenwereld. Ze ontmoet mensen, hoort hun verhalen aan, en vertrekt vervolgens weer.

Uit flashbacks blijkt hoe het komt dat Elyria zo afwezig is. Ze komt niet bepaald uit een warm nest. Haar vader is afwezig, haar moeder is meestal dronken en gedraagt zich meer als kind dan als ouder. Elyria’s geadopteerde zus Ruby pleegt zelfmoord in haar studententijd. Dit laatste zet Elyria’s leven volledig op zijn kop. Ze trouwt met de man die Ruby het laatst gezien heeft (De Docent), beleeft daardoor een paar gelukkige jaren, maar zakt uiteindelijk weg in een vreselijke depressie. In deze staat trekt ze door het verre Nieuw-Zeeland.

Weinig sympathiek

Hoe meer Elyria in de war raakt, hoe verder de lezer ook van de realiteit af komt te staan. Het wordt als lezer steeds moeilijker om sympathie te voelen voor de hoofdpersoon. Het lezen wordt daardoor steeds meer een worsteling door langdradige, afstandelijke passages. In plaats van emoties te voelen, analyseert Elyria hoe haar lichaam op situaties reageert:

‘In mijn bijna-menselijke moment voelde ik achter mijn ogen de tranen opwellen, ze borrelden daar, bruisten als een waterketel tegen het kookpunt aan, maar ik huilde niet.’

Waar de flashbacks nog redelijk kalm geschreven zijn, voel je in het heden de onrust door de lange zinnen die zomaar een hele pagina doorgaan. Op het verleden heeft ze nog grip, maar in het heden wordt ze geplaagd door een ‘wildebeest’ in haar binnenste. Hoewel dit niet altijd leuk is om te lezen, is het wel knap wat Lacey doet. Wat dit boek namelijk zo bijzonder maakt, is dat Lacey ons niet uitlegt dat Elyria depressief is, maar dat ze dit laat voelen via haar schrijfstijl.

Deze onrust is ook merkbaar in de toon van Elyria’s gedachten. In het begin is ze nog vrij nuchter, bijna grappig zelfs:

‘Na een paar uur wachten langs de smalle, met bomen omzoomde weg waar de verpleegster me had afgezet, werd duidelijk dat sommige plekken geen goede plekken zijn om een mens te zijn in plaats van een auto en daar stond ik nu.’

Maar naar het einde toe worden de zinnen associatiever en raas je als een wervelwind door het verhaal heen. Ze raakt steeds verder verwijderd van het normale leven. Op een gegeven moment wordt ze zelfs door een pijlstaartrog gebeten, maar beseft ze pas dat er iets aan de hand is als een ander in paniek raakt:

‘[Ik liep] terug naar het strand, maar toen ik daar aankwam, bloedde ik zo dat je het gerust een ernstige bloeding kan noemen, en pas toen voelde ik dat ik licht in het hoofd werd en dat mijn armen en benen los in de kom zaten en ik wist dat ik iets aan mijn plotselinge mankement moest doen […]. [De man] merkte het gevaarlijke afval op dat ik uitstootte en rende schreeuwend op me af en pas toen voelde ik een verschrikkelijke pijn.’

Door de lange zinnen en haar eigen gebrek aan gevoel, is het als lezer moeilijk om betrokken te blijven. Je ziet dat er iets aan de hand is met Elyria, maar net als zij voel je de pijn niet.

Bijna poëzie

Tussen de langdradige alinea’s door zitten gelukkig ook fantastische, bijna poëtische observaties. Voor iemand die moeite heeft met emoties, kan Elyria behoorlijk scherp emotionele situaties beschrijven:

‘Toen we die avond naar huis liepen, ruikend naar de bourbon die op onze knieën was gedropen, wist ik dat mijn man een liedje was waarvan ik de tekst was vergeten en dat ik een wazige foto was van iemand die hij ooit had liefgehad.’

Het lezen van Niemand is ooit verloren is geen vrolijke ervaring. Elyria vertelt met zo veel woorden en zijpaden over zichzelf, probeert alles te analyseren en voelt tegelijk zo weinig, dat het moeilijk is om echt op te gaan in het verhaal. Het is onmiskenbaar goed geschreven en er zit een interessante ontwikkeling in de roman, maar de afstand die Elyria ervaart zorgt ook voor een afstand bij de lezer. Dat het uiteindelijk toch de moeite waard is om te lezen komt met name door de vele scherpe observaties en prachtige zinnen die uit Laceys pen vloeien.

Boeken / Interview
special: Interview met Richard Russo

Reünie in upstate New York

Richard Russo wordt geroemd om zijn vertellingen over het alledaagse leven in kleine Amerikaanse steden. Zijn Empire falls leverde hem in 2002 zelfs een Pulitzer Prize op. Wat Russo’s romans bijzonder maakt, is de flinke dosis humor waarmee hij zijn verhalen doorspekt.

Dit geldt ook voor het in 1993 verschenen Nobody’s fool, over de excentrieke Sully die zijn dagen slijt in North Bath. Ooit floreerde dit dorp dankzij het spa resort wat er gehuisvest was. Maar sinds de natuurlijke bronnen zijn opgedroogd en de toeristen wegblijven, zijn de inwoners aangewezen op elkaar. In Russo’s onlangs verschenen Everybody’s fool lezen we hoe het de dorpelingen een decennium later vergaat. Inmiddels ligt de Nederlandse vertaling van Nobody’s fool,  Niemands gek, in de winkels. Allemans gek zal dit voorjaar volgen.

Nooit eerder schreef u een vervolg op een van uw boeken. Wat maakte dat u terug wilde keren naar North Bath?

‘Ik heb eigenlijk nooit de intentie gehad om een vervolg te schrijven. Allemans gek heeft dan ook een bijzondere ontstaansgeschiedenis. De roman is opgedragen aan de schrijver Howard Frank Mosher. Tijdens het lezen van Niemands gek raakte hij verknocht aan Rub Squeers, Sully’s ietwat dommige beste vriend. Iedere keer als ik Howard tegenkwam, vroeg hij hoe het met Rub was, alsof het een echt persoon betrof. Het antwoord moest ik hem verschuldigd blijven. Tot ik in 2008 een verhaal hoorde over een man die zijn vrouw al een tijdje beloofd had om een tak van een boom af te zagen. Eigenlijk zou hij het klusje met een vriend van hem klaren, maar toen die niet kwam opdagen besloot hij het alleen te doen. Gewapend met een kettingzaag klom hij in de boom en zaagde de tak af. Pas toen de tak op de grond lag, besefte hij dat hij nu niet meer naar beneden kon klimmen en dus vastzat in de boom. Uren heeft hij in de boom moeten zitten voordat zijn vrouw hem vond en kon verlossen. Ik moest ontzettend lachen om dit verhaal en de eerstvolgende keer dat ik Howard sprak vertelde ik hem dit verhaal alsof het Rub betrof en het Sully was die niet op was komen dagen. Het was zo leuk om weer in die wereld te verkeren dat ik er mee doorgegaan.’

Het is niet altijd eenvoudig om een vervolg te schrijven dat aan het origineel kan tippen. Ervoer u enige druk tijdens het schrijven om de hoge verwachting in te lossen?

‘Als je tijdens het schrijven al bezig bent met hoe een boek gaat vallen dan houd je je niet met de juiste dingen bezig. Dat kan verlammend zijn. Wanneer je schrijft, moet je jezelf en je eigen gevoelens zo veel mogelijk wegcijferen. Het gaat om Sully, om Ruth, agent Raymer: hoewel ze niet bestaan, zijn dat de mensen die er toe doen. Daarnaast kon ik me Niemands gek nauwelijks herinneren, het was immers 24 jaar geleden dat ik dit boek schreef! Ik had zo’n zestig pagina’s geschreven van Allemans gek toen ik me realiseerde dat ik het vorige boek opnieuw moest lezen omdat veel details me ontschoten waren. De film had ik recentelijk nog wel gezien en tijdens het herlezen kwam ik er zelfs achter dat ik in de zestig pagina’s die ik had geschreven verwijzingen had gemaakt naar Niemands gek die wel in de film zaten maar niet in het boek.’

En heeft u die verwijzingen laten staan?

‘Jazeker, voor de nieuwsgierige mensen!’

Sully is gebaseerd op uw vader. Hoe was het om weer over hem te schrijven?

‘Fantastisch, het voelde alsof ik mijn vaders gezelschap weer terughad voor een paar jaar. Hij is meer een vriend dan een vader voor me geweest. Als kind zag ik mijn vader niet veel. Als volwassene heb ik een tijdje met hem gewerkt en leerde ik hem wat beter kennen. Helaas werd hij niet lang daarna ziek en overleed hij. Door terug te gaan naar deze verhaalwereld, was het niet alleen alsof ik mijn vader terug had maar ook zijn hardwerkende en grappige vrienden. In zekere zin heb ik ook Paul Newman, die Sully zo memorabel vertolkte in de verfilming van Niemands gek, tijdelijk weer tot leven gewekt. In het begin leek het me angstaanjagend, het opwekken van de doden, maar algauw kreeg ik door dat ik er alleen maar goede dingen uit zou halen.’

Is Sully’s zoon Peter op uzelf gebaseerd?

‘Omdat Sully op mijn vader gebaseerd is, ligt een gelijkenis wel voor de hand. Ten tijde van het schrijven van Niemands gek gaf ik bijvoorbeeld net als Peter les aan de universiteit. Maar zodra ik op een personage stuit dat veel gelijkenissen met mij vertoont, heb ik de neiging om afstand te creëren tussen mij en het personage. Peter werd een man die zijn vrouw bedriegt, die geen geweldige vader voor zijn kinderen is en wiens academische carrière niet op rolletjes loopt. Anders dan zijn vader, is hij snel gekrenkt en geeft hij anderen de schuld voor zijn falen. In de eerste instantie was ik niet zo weg van het acteerwerk van de acteur die Peter speelt in de verfilming, maar juist daardoor is hij misschien wel geschikt. Peter is ook gewoon een snotaap.’

Ruth, Sully’s minares, is een belangrijk personage in Niemands gek maar blijft buiten beeld in de film. Vanwaar deze keuze?

‘Regisseur Robert Batton had de moeilijke taak om 600 pagina’s te verwerken in een film van anderhalf uur. Hij moest snijden in het verhaal om het behapbaar te maken. Zo had hij het gevoel dat er in de film maar één vrouw in Sully’s leven kon zijn. Sully’s geflirt met Toby paste beter in de film dan een buitenechtelijke relatie met Ruth. In Allemans gek heb ik derhalve geprobeerd Ruth een wat grotere rol te geven en juist Toby een kleinere.’

Waar de onzekere agent Raymer in Niemands gek slechts een bijfiguur is, is hij in Allemans gek een van de hoofdpersonages. In de film wordt de onzekere agent Raymer gespeeld door Philip Seymour Hoffman. In hoeverre heeft zijn vertolking u beïnvloed tijdens het schrijven van Allemans gek?

‘Hij was en is een soort muze voor me. Het bericht van zijn overlijden kwam toen ik zo’n 250 á 300 pagina’s had geschreven. Hoffmans rol in de film was klein, maar zijn vertolking van agent Raymer was perfect. Ik moest ook aan andere rollen van hem denken. Hij had het vermogen om absoluut verbijsterd te zijn, als een hert dat in de koplampen kijkt. Vaak vertolkte hij mannen die zo vol met twijfel zitten dat ze niet kunnen functioneren in een wereld die bevolkt wordt door mensen die zekerder zijn van zichzelf. Hoffmans overlijden heeft me even doen twijfelen of ik niet beter iemand anders als inspiratiebron kon nemen. Maar hij is een muze en zijn overlijden doet daar geen afbreuk aan. Het beurde me op om agent Raymer op het einde zijn triomfantelijke moment te geven, ik zag voor me hoe Hoffman hier zou zegevieren.’

U groeide op in upstate New York. Het leven in dorpen als North Bath is u dus welbekend?

‘Klopt, het grootste deel van mijn leven heb ik doorgebracht in dorpen als North Bath. Wanneer je ergens veel tijd doorbrengt dan leer je die plek echt kennen De ervaringen die je er opdoet worden onderdeel van je hardware. Als schrijver ben ik voornamelijk geïnteresseerd in sociale klasse. De plekken waar ik het grootste deel van mijn leven heb gewoond, zowel fysiek als in mijn hoofd, zijn interessant omdat de rijken en de armen met elkaar samen moeten leven. Ze zijn op elkaar aangewezen.’

Dus uw romans zouden zich niet kunnen afspelen in grote steden?

‘Nee, dat denk ik niet. In grote steden leven mensen gescheiden van elkaar, op basis van klasse, educatie, inkomen of juist een gebrek daaraan. In kleine dorpen kan dat niet, daar zijn rijk en arm tot elkaar veroordeeld.’

Hoe zit het met ‘het Amerikaanse’ in uw romans? Hadden Niemands gek en Allemans gek ook gesitueerd kunnen zijn in kleine dorpen in bijvoorbeeld Nederland of Engeland?

‘Toen mijn boeken voor het eerst vertaald werden, was ik best verbaasd. Ik vroeg me af wat een Nederlandse of Franse lezer aanmoest met mijn typisch Amerikaanse verhalen. Mijn idioom is erg Amerikaans en vertalers moeten regelmatig navragen wat bepaalde woorden betekenen. Toch is het zo dat waar ik ook ben, mensen op me afkomen die zeggen dat mijn romans over hún dorp gaan. Zo vertellen mensen uit de omgeving van Manchester me over hun dorp waar het werk opdroogde nadat de mijnen gesloten werden. Het blijkt dat mijn boeken universeler zijn dan ik aanvankelijk dacht.’

Het valt me op dat veel personages overspel plegen in Niemands gek en Allemans gek. Wat betekent dit thema voor u?

‘Het klopt dat er veel buitenechtelijke relaties in mijn romans plaatsvinden. Maar het staat ver af van het soort overspel dat je bijvoorbeeld tegenkomt in de werken van John Updike en John Cheever. Bij hen is overspel haast epidemisch. Updike schrijft over mensen met veel materieel bezit, die een leegte in hun leven voelen die ze met vleselijke genoegens als vrouwenruil proberen te vullen. Ik denk dat het overspel dat zich in mijn romans afspeelt veel meer te maken heeft met wanhoop en eenzaamheid. Mijn personages hebben vaak al vroeg in hun leven een beslissing gemaakt die consequenties heeft voor de rest van hun leven. Het is niet dat mijn personages een spirituele honger voelen zoals bij Cheever en Updike. Ze zoeken eerder naar wat warmte en liefde, ook al heeft dat een prijskaartje. Ik vind niet dat Sully en Ruth echt oneerlijke mensen zijn. Sterker nog, wat ze doen grenst meer aan oprechtheid. Het is een eerlijke erkenning van een echte fout die ze beiden hebben gemaakt toen ze nog te jong waren om zich te realiseren dat ze een fout maakten.’

Komen Sully en Ruth misschien het beste tot hun recht wanneer ze minnaars zijn in plaats van een stel?

‘Zeker. Sully komt het best tot zijn recht in relaties waar geen voorwaarden aan ontleend kunnen worden. Hij was niet weg van het idee om een vader, echtgenoot en zoon te moeten zijn. Maar het eerste wat hij doet zodra hij aan deze verplichtingen is ontkomen, is het zoeken van een plaatsvervangende familie. Hij vindt uiteindelijk een moeder in mevrouw Beryl, een vrouw in Ruth en een zoon in Rub. Zo slaagt hij erin een familie om zich heen te hebben, zonder dat er iemand is die zegt dat hij het een of ander verplicht is aan iemand. Als Ruth zijn vrouw was, zou hij wel verantwoordelijkheden hebben en dat zou hun verhouding er niet beter op maken.’

Ik vind het grappig dat u vindt dat Sully een zoon in Rub ziet. Rub beschouwt Sully als zijn beste vriend, niet als een vaderfiguur.

‘Misschien komt dat doordat Sully nooit de affectie toont die vrienden normaal gesproken voor elkaar hebben. Hij zorgt simpelweg voor Rub, koopt jelly doughnuts voor hem en geeft hem advies. Wanneer Sully meer tijd doorbrengt met zijn echte zoon, beschouwt Rub Peter als zijn concurrent. Ook dat is vergelijkbaar met de nijd die kinderen kunnen voelen. In zekere zin bereidt hij Rub voor op de tijd wanneer Sully er niet meer is. Net zoals ouders dat doen.’

Wat komt er na Allemans gek?

‘Ik ben bezig met een nieuwe roman. Daarnaast leg ik op dit moment de laatste hand aan een essaybundel. Volgend jaar verschijnt ook een korte verhalenbundel van mijn hand. Verder ga ik aan een project werken met mijn jongste dochter die filmmaker is. Onvermijdelijk op mijn leeftijd is dat je je gaat afvragen hoeveel romans je nog in je hebt. Maar voorlopig zit dat nog wel goed bij mij!’

Boeken / Non-fictie

Hoopvol in de wereld staan

recensie: Gerard de Korte - Geroepen tot hoop: bouwen aan een barmhartige kerk


Dit jaar werd Gerard de Korte bisschop van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Kort daarvoor kwam zijn nieuwste boek uit: Geroepen tot hoop. De Korte is realistisch maar weigert zich over te geven aan wanhoop of pessimisme.

Het boek begint met een voor De Korte teleurstellende constatering: de christelijke gemeenschap van morgen zal een minderheid zijn. Wanhopen is er voor een christen echter niet bij: ‘De deugd van de hoop is voor een krimpende en kwetsbare Kerk letterlijk een geschenk uit de hemel.’ De Korte, die tevens historicus is, beschrijft hoe de christenheid in deze situatie is beland en waar hij, ondanks de gegeven situatie, kansen ziet voor de toekomst.

Geloofstwijfel


De erfenis van de Verlichting, zo schrijft De Korte, is uitermate ambivalent. Mensenrechten, democratie en rechtvaardigheid, zaken die veelal aan de Verlichting gekoppeld zijn, worden ook door christenen gekoesterd. Maar de Verlichting heeft ook de vanzelfsprekendheid van het geloof ondermijnd. Denkers van na de Verlichting zoals Marx, Darwin, Freud en Nietzsche hebben deze geloofstwijfel verder gevoed. Spraken zij in de negentiende eeuw nog voor een kleine intellectuele elite, inmiddels is hun boodschap van wantrouwen gemeengoed geworden. Hoe in deze tijd nog te geloven?

De Korte ziet, naast alle obstakels, ook aanknopingspunten. Er is bij veel mensen nog steeds een religieus verlangen dat, hoewel de kerken leeglopen, is blijven sluimeren en zo nu en dan boven komt drijven in nieuwe, vaak door het Oosten geïnspireerde vormen. Die groep wil De Korte niet buitensluiten. De uitdaging voor kerken is om het christelijke geloof uit te dragen: ‘zo kunnen mensen worden geholpen de geloofssprong te wagen en in vriendschap te gaan leven met de Bijbelse God.’

De Korte’s boodschap is helder: de Bijbelse God en de persoon van Jezus Christus dienen voor christenen centraal te staan. En wie de Bijbel niet kent, kent Christus niet, zo spreekt hij met kerkvader Hiëronymus. Hij bedoelt hiermee niet alleen een intellectueel kennen, ‘maar ook en vooral een affectief kennen; een kennen met het hart.’ De Korte is kortom gericht op Christus en erg Bijbelvast, hetgeen niet onder alle katholieken even vanzelfsprekend is.

‘Katholieke’ ChristenUnie


Het is dan ook niet gek dat De Korte bekendstaat als een oecumenische bisschop die goed verstaan wordt in andere christelijke denominaties. In deze lijn past ook zijn pleidooi voor een ‘katholieke’ ChristenUnie. De Korte doelt hier op de vroegchristelijke betekenis van het woord ‘katholiek’, waarmee ‘algemeen’ en ‘universeel’ bedoeld werd. Hij pleit hier voor een ChristenUnie die zich nadrukkelijker openzet voor álle christenen, dus ook katholieken. ‘Ik vermoed dat de partij met name aantrekkelijk is voor de groep katholieken die het christen-democratische gehalte van het CDA te vlak en te flets vinden.’ Maar, zo benadrukt De Korte, de katholieke visvijver voor de ChristenUnie zal niet erg groot zijn.

De grootste toegevoegde waarde voor deze ‘openstelling’ richting het katholicisme zou zitten in de rijke traditie die de katholieken te bieden hebben. Het katholiek sociaal denken, dat zich eind negentiende eeuw ontwikkelde, kan een grote inspiratiebron vormen voor de ChristenUnie. Op het sociale vlak kunnen protestanten en katholieken elkaar prima vinden, zo wil de bisschop maar zeggen.

Verbinden


De Korte reikt zijn hand uit naar de ander en focust vooral op de overeenkomsten, minder op de verschillen. Geroepen tot hoop heeft daardoor een weinig polemisch karakter, wat bijvoorbeeld het boek van de tweede man van Brabant, hulpbisschop Rob Mutsaerts, wél had. Hij ging in Gewoon over geloof regelmatig de strijd aan met hedendaagse opvattingen. De Korte doet dat ook, maar vooral indirect en impliciet – en altijd met als doel te verbinden. Alleen in de paragraaf over religieus geweld gaat hij in discussie met de veelgehoorde kritiek dat religie tot geweld leidt.

Wie de boeken van de bisschop en de hulpbisschop naast elkaar legt, zal veel verschillen zien. Die verschillen zijn vooral het gevolg van een ander temperament, een ander karakter, en hebben met name betrekking op de stijl. Bij de inhoud (het geloof) ligt de overeenkomst. Wellicht zouden de bisschop en hulpbisschop eens samen een boek kunnen schrijven.