Tag Archief van: 8WEEKLY

Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.

Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.

Theater / Voorstelling

Evita is terug. En hoe!

recensie: De Graaf & Cornelissen Entertainment – Evita

Van musicalcomponist Andrew Lloyd Webber wordt wel eens gezegd dat hij vrouwen haat – zo moeilijk zijn de noten die hij voor zijn vrouwelijke hoofdrollen schrijft. Evita is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De muziek is als de titelheldin – een mix van extremen: van ballades, tot nummers met extreem hoge noten, tot tango’s, tot up-temponummers die veel eisen van de uitspraak des persoons.

Wie haar speelt, begint als de 15-jarige Argentijnse Eva Duarte, die zich losmaakt van haar leven in de sloppenwijken, wordt vervolgens actrice in Buenos Aires en schopt het uiteindelijk tot first lady van de gladde en vooral corrupte president Juan Perón. Eva Duarte creëert een cultus rondom haar man en haarzelf en wordt zodoende zowel geliefd als verguisd door het volk. Daarmee is Evita niet alleen een biografische musical over de machtigste vrouw van Argentinië van de 20ste eeuw, maar behandelt het stuk ook hedendaagse thema’s als doorslaand populisme, bijbehorende massahysterie en politieke sterallures.

Elf jaar aan ervaring rijper

Elf jaar geleden speelde Brigitte Heitzer als winnaar van Op zoek naar Evita al de titelrol. Waar Heitzer elf jaar geleden nog een brave, zelfs prille Evita neerzette, geeft ze de rol nu veel meer gestalte. In haar eerste ontmoeting met Juan Péron is ze zwoel maar berekenend en in een lastig nummer als ‘Een nieuw Argentina’ is ze (zowel vocaal als in mimiek) krachtig. In de tweede akte laat Heitzer meer een kwetsbare Evita zien. Daarin zit vooral haar kracht. Die kwetsbaarheid begint al bij de klassieker ‘Huil niet om mij Argentina’, maar komt nog sterker naar voren in een nummer als ‘Hoog vloog je te hoog’, waarin regisseur Paul van Ewijk slim koos om Evita nostalgisch en eenzaam terug te laten kijken op haar jeugd.

Maar het beste, en dat is toch wat deze rol vraagt, is dat Heitzer sterk schakelt tussen die karakteristieken. Ja, ze is kwetsbaar, maar desondanks – of juist daarom – herpakt zij zich, zingt ze dat ze ‘geen wijze les’ nodig heeft, om vervolgens het masker van de politieke diva weer op te zetten.

Sterk samenspel

Niet alleen Brigitte Heitzer overtuigt. Vrijwel de hele cast, inclusief het ensemble, levert sterk werk. Zo speelt Esmée Dekker Pérons minnares. Hoewel haar aandeel beperkt is tot één nummer, laat ze een sterke indruk achter. Haar stem is prachtig en haar uitspraak helder. Ook de mannelijke personages worden overtuigend neergezet. Tangozanger Magaldi is een personage dat doorgaans weinig beklijft, zeg gerust: eenzijdig wordt gespeeld, maar Yoran de Bondt neemt hem op humoristische wijze op de hak. Hij maakt hem een tikkeltje overdreven, zonder daarin door te slaan. Dankzij De Bondts interpretatie kan Magaldi met recht zijn historische bijnaam ‘de sentimentele stem van Buenos Aires’ dragen.

René van Kooten speelt de kritische marxist Ché Guevara alsof het ‘m op het lijf geschreven is. Hij is stoer, rauw, maar ook scherp en ironisch. Van Kooten zet subtiel de tweezijdigheid van zijn personage neer. Aan de ene kant speelt hij de criticus die vanaf de zijlijn niet beïnvloedbaar lijkt voor Evita’s politieke spel, aan de andere kant is ook hij, net als het volk, stiekem gecharmeerd van Evita. Dit komt, mede dankzij het decor van Eric van der Palen en de choreografie van Chiare Re, al mooi naar voren in de opening. De massa verenigt zich bij Evita’s graftombe om een requiem te zingen. Ché en Juan Péron staan als Evita’s ‘belangrijkste’ mannen, maar nog meer als elkaars ideologische tegenstanders, lijnrecht tegenover elkaar. Toch komt ook Ché naar haar graf om zijn laatste eer te bewijzen.

Mooi is ook dat Van Ewijk Juan Péron (Paul Donkers) zonder zijn vrouw toch niet zo’n man van het volk laat zijn. Péron maakt zich uit de voeten zonder zijn rouwende kiezers een blik waardig te gunnen, terwijl Ché (hetzij ook ironisch bedoeld) zijn mededogen toont door zakdoeken uit te delen. Zoals later blijkt in het nummer ‘Wals voor Eva en Ché’, is het verschil tussen Evita en Ché ook niet zo groot als Ché aanvankelijk beweert. Hij mag Evita weliswaar politieke sterallures verwijten, maar dan weet hij nog niet dat zijn gezicht jaren later een wereldwijde merchandising in gang zal zetten.

Verfrissende vernieuwingen

Overigens moet er worden gezegd dat de vernuftige, frisse vertaling van Daniël Cohen meer karakter aan de personages geeft. Het merendeel van de tekst is hetzelfde als tien jaar geleden, maar een herformulering hier en daar geeft de musical extra sjeu. Ook het idee om Evita’s corrupte goededoelenfonds als RTL 4’s Miljoenenjacht neer te zetten, is een van de troeven die het stuk zowel humor als meer gelaagdheid geeft.

Voor een musical die al voor de vierde keer wordt opgevoerd, ligt onder het mom van ‘never change a winning formula’ herhaling en gemakzucht op de loer, waarbij elke nieuwe heropvoering een kopie is van de voorafgaande. Helaas gebeurt dat bij het gros van de populaire musicals. Gelukkig laten regisseur, choreograaf, decorontwerper en vertaler in deze Evita-productie zien dat enkele aanpassingen al een frisse, vlotte en toch gelaagde uitvoering kunnen opleveren, De acteurs weten hun personages weer nieuw leven in te blazen.

Theater / Voorstelling

Matroesjka stroomt over van ambitie en engagment, maar vergeet de balans

recensie: Matroesjka - Brainwash

Typetjes, taalgrappen, tien vingers en een eendenbek. Ze passeren allemaal de revue in de tweede voorstelling van het zogenaamde technocabaretduo Matroesjka. Na hun debuut Eeuwig vlees is het een tijdje stil geweest rondom Janneke Rinzema en Lisa Loeb, maar nu zijn ze terug. Met scherp engagement én persoonlijke verhalen, maar helaas blijft er weinig ruimte voor verbeelding.

Als een cabaretduo weer samenkomt, zoals vorig seizoen bij bij Veldhuis & Kemper, zou het zomaar kunnen zijn dat het een leuk, gezellig avondje wordt. Maar nee, ook de dames hebben de nodige debatjes, discussies en andere confrontaties uit te vechten. Dat begint al voordat ze ‘geboren’ worden, met een gesprek over het bestaan van God en de evolutietheorie. Vanaf dan is het spel op de wagen: de meest uiteenlopende maatschappelijke onderwerpen komen voorbij, van een rebranding van de islam, de vluchtelingenproblematiek, de boze witte man en privacy tot feminisme en vaccinaties. Het is duidelijk dat ze begaan zijn met de wereld. Het is jammer dat er is gekozen voor een expliciete vorm – letterlijke discussies op het toneel – en niet voor sketches met dezelfde impliciete boodschap. Juist in het theater kan een beroep worden gedaan op de verbeelding, die eigenlijk alleen in het begin wordt geprikkeld. Die lijn hadden ze gerust mogen doortrekken.

Nu blijft het toch teveel bij vertellen en te weinig spel. Daarbij houden ze ook nu weer vast van de formule van Eeuwig vlees, met sketches en een keur aan prachtig gezongen liedjes. En ook nu weer maken ze gebruik van typetjes, die dit keer rechtstreeks vanuit het absurdistische tv-programma Toren C lijken te komen. En de scenes met de snackbar doen in de verte denken aan Draadstaal, ware het niet dat Matroesjka er af en toe best aardige woordspelingen op nahoudt. Naast de lolligheid komt uiteraard ook de reden van het uitblijven van deze tweede voorstelling aan de orde. Eigenlijk zouden de dames een jaar geleden in première gaan, maar Loeb kreeg last van een depressie.

Zo verwoordt ze in een speelse rap hoe ze die periode ervoer, waarmee Loeb lijkt te suggereren dat alles achter de rug is. Toch kan Rinzema het even later niet nalaten om Loeb de noodzaak van de pillen te blijven benadrukken. Vervolgens blijven ze nog even kibbelen over de verschillen en overeenkomsten tussen een depressie en religie. Hoezeer ze ook van mening verschillen, met liedjes en zinnen als Beloof me dat je nooit meer gaat en Laat me vallen hier voor jou tonen ze aan dat ze niet zonder elkaar kunnen. Het moet gezegd: van begin tot eind spat de energie er zonder meer van af. Voor een derde programma mogen ze echter iets abstracter te werk gaan.

Theater / Voorstelling

Dorian Gray van de moderne tijd

recensie: Silbersee en Ulrike Quade Company - Dorian Gray

Momenteel staan er twee theaterbewerkingen van Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray op de Nederlandse planken. Eind september ging Dorian van het NNT in première. Vorige week was het de beurt aan Dorian Gray, een samenwerking tussen de muziektheatergezelschap Silbersee en beeldend theatergezelschap Ulrike Quade Company.

The Picture of Dorian Gray vertelt het verhaal van de hedonistische Dorian, wiens portret wordt geschilderd door zijn vriend Basil. Dorian is zwaar onder de indruk van de schoonheid die spreekt uit het portret en betreurt het dat zijn eigen schoonheid en jeugdigheid van slechts een tijdelijke aard is. Hij wenst daarom dat niet hij, maar het portret in zijn plaats verouderd en lelijker wordt. Een wens die uit blijkt te komen.

Instagram

Het is voorstelbaar waarom The Picture of Dorian Gray, geschreven in het Victoriaanse Londen van 1890, zoveel inspiratie biedt voor hedendaagse theatermakers. De thema’s van uiterlijke schoonheid en de strijd tegen veroudering lijken in een tijdperk van Instagram, superfoods, fitboys- en girls, plastische chirurgie en onmogelijke paleodiëten, nog nooit zo actueel geweest.

Silbersee en Ulrike Quade Company koppelen het klassieke verhaal ook aan een andere eigentijdse kwestie: die van de wetenschappelijke vooruitgang. Dorian Gray is gesitueerd in een futuristische en klinisch gestileerde wereld. Een wereld van technofeestjes in ziekenhuiskleding. Ditmaal is Dorians vriend Basil geen portretschilder maar beeldhouwer, en creëert een sculptuur naar Dorians gelijkenis. Wanneer Dorian (gespeeld door bariton Job Hubatka) verzucht dat hij wilde dat zijn jeugdigheid net zo onveranderlijk was als het beeld, vertelt een kwaadaardige bio-informaticus hem dat hij deze wens uit kan laten komen. Dorians geest word in een softwareprogramma geprogrammeerd en in het beeld geïmplementeerd. Zodoende komt de zwaarte van de thematiek te liggen op de vraag in hoeverre een mens kan leven zonder ook te sterven. En in hoeverre wetenschappelijke vooruitgang wenselijk is wanneer we dit inzetten om onze eigen dood te ontlopen.

Verlies aan spanning

Aanvankelijk kan de voorstelling met deze vraagstukken prima uit de voeten en weet zeer te boeien. De muziek – een eigenzinnige mix tussen opera en elektronische muziek – weet samen met het decor een vervreemdende retrowereld neer te zetten. Al het geluid wat te horen is, wordt live op het podium geproduceerd – al is het soms even zoeken waar het vandaan komt, wat weer bijdraagt aan een verdere vervreemding. Dat alles zorgt ervoor dat zeker de eerste helft van de voorstelling een fascinerende kijk- en luisterervaring oplevert. Maar gedurende de voorstelling verliest Dorian Gray ook aan spanning. Dat komt doordat Dorian vrij vroeg in het verhaal ingaat op de aanbieding van de boze bio-informaticus, en zijn ondergang wel erg snel en abrupt plaatsvindt. Nadat Dorian onsterfelijk en de facto een computerprogramma is geworden, is het grootste spanningsveld uit het verhaal verdwenen. Het is direct duidelijk dat Dorians transformatie geen goed idee was, waarmee ook de ontwikkeling in het verhaal begint te haperen. De voorstelling weet verder namelijk weinig meer te zeggen over de eerder gestelde vragen wat betreft de menselijke aard, die daarmee wel erg retorisch blijken te zijn geweest. Ondanks sterk spel en goede muziek biedt Dorian Gray daardoor niet genoeg stof die aanspoort om verder over de thematiek na te denken.

Theater / Voorstelling

Een millennial masterclass van lifecoach tot lotusbloesem

recensie: Alex Ploeg - Ultimatum

Nee, voor Alex Ploeg (1985) is volwassen worden bepaald geen gemakkelijke weg gebleken. Zijn debuutvoorstelling Ultimatum staat bol van onhandigheid, worstelingen en ander ongemak als dertiger, wat voor hemzelf nog het meest confronterend is. Het levert gelukkig wel een prima resultaat op, met hier en daar wat losse eindjes.

Hoewel Alex Ploeg ogenschijnlijk een cabaretier uit de klassieke comedyschool (want opgeleid bij ComedyTrain) is, met sterke sketches over zijn dating-avonturen, een uit de hand gelopen crematie en ‘hangjongeren’ in Chesterfields in het Groningse kakplaatsje Haren, valt er wel degelijk een rode draad te ontdekken. Goed beschouwd is het leven van Ploeg een aaneenschakeling van grootse verwachtingen, die maar niet lijken uit te komen. Zo heeft zijn studie filosofie niet geleid tot veel geld en vrouwen, maar is hij tegenwoordig gewoon ‘een clowntje’. Ook dacht hij op een gegeven moment een punt te bereiken waarop hij zichzelf en de wereld snapt. Die openbaring is (nog) niet gekomen. Laat staan dat hem ooit eens is gevraagd om als romantische gitarist bij een kampvuur op te treden.

Allemaal redenen om op jonge leeftijd flink cynisch te worden, maar daar is Alex de man niet naar. In plaats daarvan lacht hij dikwijls als een boer met kiespijn, al is het maar om zijn chronische eenzaamheid te verzachten. Daarnaast beschikt hij over fijn gitaarspel, van een bluesy openingsact tot een rustgevend riffje aan het einde. Veel van zijn grappen zijn spitsvondig en origineel, zoals zijn kritiek op larmoyante herdenkingsgedichten op de Dam en het nut van crêpe-papier. Helaas lijkt zijn verhaaltje over de gaypride er bij de haren bij gesleept en voegt het niet veel toe aan het geheel. Ook het feit dat sommige kinderen gekke voornamen hebben, weten we nu wel. Ondanks deze kleine omissies blijft de voorstelling overtuigend overeind staan. Zijn luchtige zelfspot draagt daar in grote mate zeker aan bij, maar bovenal heeft Ploeg een programma gemaakt dat, met name voor veel millennials, precies de juiste snaar raakt.

Theater / Voorstelling

Mannenmusical scoort punten

recensie: MORE Theater Producties - All Stars de Musical

Voetbal en musicals, niet de combinatie die je meteen zou verwachten, maar met deze eigenaardige samenvoeging scoort MORE Theater Producties veel (hoogte)punten. All Stars de Musical belooft makkelijke grappen, die een tikkeltje beledigend kunnen zijn, en veel vermakelijke vertoningen. Een musical waarvoor je je man van de bank trekt…

Al bij het beginakkoord is het raak. Uit de grote boxen schalt het openingslied van The Lion King. Het is een knipoog naar de wereldberoemde – van oorsprong – Broadway Show. Daar waar je in The Lion King wilde dieren verwacht, reken je in All Stars op een paar fanatieke voetballers. De negen voetballers van de Swift Boys 8 zijn inmiddels tegen de dertig en vertonen eerder lui dan energiek gedrag. De enige die nog zin heeft om een balletje te schoppen, is aanvoerder Bram (Alex Hendrickx). Hoewel hij voor zijn werk de hele wereld rondreist, rent hij zich rot om de 500ste wedstrijd van zijn voetbalteam in goede banen te leiden – van nieuwe shirtjes tot een teamuitje op een golfbaan. Zijn teamgenoten zijn ondertussen met geheel andere zaken bezig. Hero (Jim Bakkum), ex-filosofische student, is een hopeloze romanticus die liedjes schrijft totdat hij kan werken in zijn vaders bedrijf. Samen met Johnny (Lucas Hamming), die op zijn beurt zowel zijn vader ‘Meeuwse’ (Kees Boot) als zijn vriendin Deborah (Ruth Sahertian) tevreden moet zien te houden. Dat laatste geldt al helemaal voor notoire vreemdganger Mark (Urvin Monte) die ‘zijn laatste kans’ bij zijn zwangere vriendin Roos (Withney Sawyer) dreigt te verspelen. Niet dat het huwelijk van Willem (Mike Weerts) met Anja (Sara Janneh) nu zo’n succes is; Anja ziet graag dat Willem op zijn dierbare zondagen ook eens met haar meegaat naar zijn schoonmoeder. De enigen die niet kampen met relatieproblemen, zijn vrouwenversierder Paul (Jasper Demollin) en de nerd-achtige Peter (Bart van den Donker).

Niets verhullende dansjes

De vluchtige interactie tussen de acteurs maakt deze voorstelling zo humoristisch. Steeds maken de jongens gemene opmerkingen als Peter zijn mond opentrekt om een voorstel in de groep te gooien: hij hoort er als laatkomer ‘toch niet echt bij’. Het begint als een echte mannenmusical: flauwe grappen met een neiging naar racisme en discriminatie (‘Homo’s!’) – waar buiten de voetbalwereld om veel controverse over is – vliegen je om de oren. Daarnaast wordt de doorgaande begroeting van deze voetballers, die stoer willen ogen, niet diepgaander dan ‘Hé pik’. Vrouwen schijnen in de ogen van de mannen voornamelijk zeurderige wijven te zijn. Het leuke is dat dit steeds meer verschuift. De mannen moeten op den dure boeten voor hun luie gedrag. De vrouwen – die op hilarische wijze op Whatsapp via spraakberichten contact hebben (‘Aapje met handen voor zijn gezicht’; ‘Deborah is aan het typen!!!’) – komen in actie. Hun plan om voor hun rechten op te komen? Een potje voetbal tegen hun eigen mannen.

Aan die allesbepalende wedstrijd, gaat natuurlijk van alles vooraf. Het grootschalige decor wordt hierbij functioneel ingezet. Van flatappartement gaan we naar voetbalveld en bejaardentehuis en van bedrijf naar woonkamer en golfbaan: het decor beweegt net zo snel als de voeten van de acteurs. Het is letterlijk een dynamische voorstelling, waarin de verhalen van zeven voetbalvrienden worden uitgelicht. Deze vrienden hebben allemaal een geheel divers, eigen karakter en komen daardoor ook als geloofwaardig voetbalteam over. Niet alleen is het spel goed getimed en ontzettend grappig, het gezelschap trakteert het publiek op (niets verhullende) opzwepende en onverwachte dansjes – shout outnaar de geweldige choreografie van Daan Wijnands – en liedjes (die Thomas Acda voor zijn rekening nam). De afwisseling in spel, muziek en dans, maar ook de samenkomst daarvan, is een genot om te zien.

Bombarie buiten de vloer

Niet alleen de voorstelling pakt uit. Het beïnvloedt geenszins de receptie van deze musical, maar het is het vernoemen waard dat het rondlopend personeel in het Luxor Theater geheel in voetbaltenue is gehuld. Ook het gros van de bezoekers heeft zich uitgedost als nooit tevoren: de voetbalsokken zijn hoog opgehesen en buiten de zaal flitsen de kleuren kleurt het van de verschillende soorten voetbalt-shirts. En alsof dat nog niet al genoeg kostelijk vermaak is voor het oog, staat een “hoempapa band” ouderwetse Nederlandse liedjes te spelen. Hierdoor waan je je met het omringend publiek net in een voetbalkantine. Een feestje in de voetbalkantine, om precies te zijn, want deze musical is meer dan geslaagd.

Theater / Voorstelling

Er is hoop, voor iedereen

recensie: Theater Utrecht – Thuislozen

In Thuislozen van Thibaud Delpeut (Theater Utrecht) en Adelheid Roosen (Adelheid&Zina) wordt er op verschillende manieren een verbintenis met de samenleving gemaakt, voornamelijk door ook lokale ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. Hoewel hun plaats niet even prominent is, zorgt het samenspel tussen toneel en praktijk voor confronterende, maar tevens ontroerende en zelfs hoopvolle verhalen.

Na het geprezen Een soort Hades uit 2015 voert  regisseur Thibaud Delpeut met Thuislozen opnieuw een stuk van Lars Norén (wederom vertaald door Karst Woudstra) op. Een dergelijke opvolger is zeker niet willekeurig, integendeel. De kliniek van Een soort Hades is ingeruild voor de straat en de patiënten zijn vervangen door (voornamelijk verslaafde) dak- en thuislozen. In beide stukken is de ruimte enerzijds de plaats van alle onheil, maar tegelijkertijd – paradoxaal genoeg – de enige plek waar de personages op kunnen terugvallen. De personages zijn ontheemd, horen nergens thuis, maar proberen desondanks (of juist daarom) hun situatie te ontvluchten, al hebben ze geen idee waar ze naartoe moeten. Zelfs wanneer ze hun verslaving onder controle lijken te hebben, duurt het niet lang voor ze weer terugvallen op de straat: hun enige thuis, hetzij tegen wil en dank.

Veilige kloof tussen beschaving en hel 

Overigens speelt Thuislozen zich eveneens in een Hades af. Niet zozeer dé onderwereld, maar in de schaduwwereld van de maatschappij. Aanvankelijk bestaat het toneel grotendeels uit een koffietentje waar een deel van het publiek zit. Vanachter een raam kijken zij met gepaste afstand naar de daklozen en verslaafden, die hun geschiedenissen niet plotgedreven, maar juist ietwat warrig, en daarom des te geloofwaardiger, uit de doeken doen. Stukje bij beetje krijgen ze meer vorm en worden hun dromen, angsten en verleden concreter. Het merendeel van de thuislozen had een goed leven voor ze in deze hel terechtkwamen.

Neem bijvoorbeeld de beschadigde man (gespeeld door George Groot), wie een mooi huis en een fijne baan binnen de CDA-fractie had, maar alles verloor na de dood van zijn verslaafde dochter. Of de alcoholist (gespeeld door Titus Muizelaar), die al jaren zijn zoon niet heeft gezien. Op een gegeven moment lijkt hij zijn verslaving onder controle te hebben, maar uiteindelijk krijgt hij weer een terugval. Het is des te pijnlijker dat uitgerekend hij Kafka citeert: ‘Er is oneindig veel hoop, maar niet voor ons’.

Hoe meer de personages hun verleden uitspinnen, hoe meer de veilige, beschaafde grens tussen publiek en personage wordt opgeheven. De personages mengen zich in het publiek, lopen door het koffietentje, schuiven bij mensen aan tafel en dringen zich zodoende aan de ‘beschaving’ op. Stukje bij beetje verdwijnt dat gezellige tentje. Er blijft hooguit een tafeltje over. Voor de rest is het toneel veranderd in de harde schaduwwereld, bezaaid met vuile matrassen, vuilnis en lege bierblikjes. Zo komt de afstand tot de dakloze ‘ander’ op losse schroeven te staan en wordt het pijnlijk duidelijk dat het tragische lot van de personages iedereen kan overkomen.

 Samensmelting van toneel en harde realiteit

Dit wordt nog eens benadrukt door het feit dat Adelheid Roosen, net als in haar wijksafari’s, de realiteit probeert te verhevigen door toneel en de harde werkelijkheid samen te brengen. Dat komt allereerst tot uiting doordat Roosen zelf een van de thuislozen speelt, maar ook de suggestie dat de theatermaker (gespeeld door Naomi Velissariou) wel veel weg heeft van Adelheid Roosen. Ze reflecteert zelfs op Adelheid Roosens eerdere theaterwerk. Zo wordt al subtiel duidelijk gemaakt dat ook een intellectuele theatermaker als Adelheid Roosen in een thuisloze hel kan belanden.

De samensmelting tussen toneel en realiteit komt overigens veel meer tot uiting doordat er in elke stad ook ‘lokale helden’ spelen met wie het publiek in de pauzes in gesprek kan gaan. In Utrecht zijn dat (ex-dakloze) Fred van Stichting Rechtop en Rik van Nachtopvang Noiz, die er vroeger voor nachtopvang kwam maar daar nu als beheerder werkt. Hun ervaringen weerspiegelen de verhalen van de personages. Tegelijkertijd staan ze er ook mee in contrast. Dat de ervaringsdeskundigen hun leven weer op de rails hebben, ontkracht gelukkig Kafka’s citaat. Er is altijd hoop, ook voor hen.

Het is alleen jammer dat deze ontmoetingen soms gereduceerd worden tot intermezzo’s. Het gesprek met Fred wordt tamelijk lomp afgekapt, omdat de pauze voorbij is. Tijdens het gesprek met Rik komt er ook een andere dakloze jongeman aan het woord die Rik van de opvang kent. Zijn openhartige verhaal is even schrijnend, maar wordt onderbroken, alsof de spelers niet op deze spontaniteit waren voorbereid. Helaas, want die persoonlijke verhalen geven Noréns stuk juist meer lading. Als de lokale helden beter tot hun recht komen, komen fictie en realiteit nog indringender samen.

Theater / Voorstelling

Een strijd die maar niet wil ontbranden

recensie: Victor Luis van Es - Stille strijd

Victor Luis van Es won in 2015 de publieksprijs op het Amsterdams Studenten Cabaret Festival en stond in 2016 in de finale van het Rotterdamse comedyfestival Cameretten. Dit seizoen staat hij op de planken met zijn debuut Stille strijd, dat hier en daar droogkomisch is, maar over het geheel toch weinig originaliteit met zich meebrengt.

Van Es is duidelijk een maker die goed heeft gekeken naar (Amerikaanse) stand up comedy, een vorm die uitstekend past bij korte, puntige en bovenal persoonlijke verhalen met een punchline. Zo begint hij zijn voorstelling met een anekdote over sterrenkijken met zijn vader, wat uiteindelijk leidt tot een enorm besef van de nietigheid van de kleine Victor. Het tekent min of meer zijn worsteling hoe hij zich tot de wereld moet verhouden, als zoon van een broodnuchtere Hollandse vader en een Chileense moeder. Dat hij door zijn uiterlijk bij tijd en wijle als Turk wordt gezien, doet hij af met wat Spaanse en Turkse imitaties. Daarnaast heeft Van Es ook te maken met zijn biseksualiteit, die hij angstvallig voor zijn vader verborgen houdt. Tegelijkertijd maakt hij korte metten met de vooroordelen ten aanzien van biseksuelen, wat enigszins een verfrissend en nodig inkijkje geeft in zijn strijd. Het biedt in elk geval genoeg stof om op geheel eigen wijze, in deze tijden van discussies over seksisme en racisme, met een overdonderende lading maatschappijkritiek te komen.

Dat gebeurt te weinig, waardoor het gevoel overheerst dat hij meer uit dit materiaal had kunnen halen. Twee jaar na een finale van een groot festival is genoeg tijd om kritisch te kijken naar grappen over ‘fair trade’ cocaïne, selfies in een lift en een Turkse rijschoolhouder. Het is jammer dat hij dat niet heeft gedaan, want Van Es is een goede verteller met een warme stem, waardoor je moeiteloos meegaat in zijn gedachtegoed. Ook zijn zelfspot draagt bij aan zijn sympathie. Maar Van Es is vooral op zijn sterkst wanneer hij een gloedvolle tirade afsteekt als iemand zelfmoord ‘laf’ noemt, waardoor zijn boodschap invoelbaar wordt. De meeste van zijn grappen zijn echter niet altijd even origineel en particulier van aard, waardoor zijn strijd met alle twijfels niet naar een hoger plan wordt getild. Desalniettemin heeft Van Es de potentie om het publiek aan het denken te zetten, zolang hij zichzelf blijft uitdagen met scherpere observaties en analyses te komen.

Theater / Voorstelling

Ijzingwekkend familiedrama in benauwende regie

recensie: De Nationale Opera - Jenůfa

De Nationale Opera brengt Jenůfa in een nieuwe productie, waarin orkest en zangers excelleren in de barse, expressionistische muziek van Leoš Janáček. De regie en decors leiden af en scheppen verwarring.

Pierre Audi heeft nog maar enkele dagen geleden afscheid genomen bij De Nationale Opera, en zijn kernachtige opvattingen over het op de planken brengen van een opera worden al node gemist. In de eerste maten zien we de hoofdpersoon, het dorpsmeisje Jenůfa, overgeven in een kantine-wc die in de eerste acte het midden van het decor vormt.
Zou ze soms zwanger zijn?

Dan ontspint zich de opmaat tot het drama, op Janáček leidmotief van een ronddraaiend melodietje op de xylofoon. Dit ‘spinning wheel’ van een molen – de oorspronkelijke setting – symboliseert ook de tredmolen van het harde boerenwerk. Die molen staat centraal, als plaats van handeling en bezit van de rijke kant van de familie. Maar in deze regie speelt de handeling zich af op een kantoor, in een kantine en in een caravan. Kleine ruimtes, die in de eerste acte ook hinderlijk de balans van zangers en orkest verstoren. Regisseur Katie Mitchell heeft het verhaal van een kindermoord in een boerendorp op het Tsjechische platteland van de 19e eeuw geactualiseerd. Zodat wij als toeschouwers ons beter kunnen herkennen in de personages.

Dorpsdrama

In het libretto is de plot opgebouwd uit een bericht over een kindermoord uit een lokale Moravische krant ergens in het midden van de 19e eeuw. De zwangere Jenůfa houdt van Steva, die alleen maar in haar schoonheid en in zichzelf geïnteresseerd is. Laca houdt van Jenůfa en rijt in jaloerse razernij haar appelwangetje open met een bot mes. Jenůfa is radeloos, want als Steva niet met haar trouwt is ze verloren. Haar stiefmoeder, die het goed met Jenůfa voor heeft, verbergt haar en verdrinkt de baby om de schande uit te wissen en haar stiefdochter weer ‘vrij’ te maken – voor een huwelijk met Laca.

White trash

Dit gruwelijke fatsoensdenken is realiteit in gesloten (dorps)gemeenschappen wereldwijd. En het is nog steeds werkelijkheid voor talloze jonge vrouwen die niet leven binnen de westerse cultuur. Het hoeft dus eigenlijk niet geactualiseerd te worden, en al helemaal niet in overvolle decors, die afleiden van de kern.
In het tweede en derde bedrijf blijken stiefmoeder en -dochter gehuisvest in een stacaravan. Stiefmoeder is in het oorspronkelijke libretto een strenge kosteres. Kerk en traditionele geloofsbeleving zijn hoorbaar in de muzikale vertolking van oude gebeden tot Maria. Maar in de ‘white trash’ setting van een truttige caravan zijn noch kosteres noch oude liturgie (o.a. een prachtig gezongen Salve Regina in het Tsjechisch) op hun plaats.

Muzikaal expressionisme

Dit is geen pleidooi voor een naturalistische regie. Er hoeft geen molen en ook geen dorpskerk op de bühne te staan, en de zangers hoeven echt geen folkloristische pakjes te dragen. De echte identificatie met verhaal en personages vindt plaats in de muziek. De muzikale taal van Janáček, die hij baseerde op volksmelodie-fragmenten en op de spreektaal tussen mensen, ligt heel ver af van het Italiaanse ‘verismo’ dat in dezelfde periode opgeld deed. Janáčeks muziek is expressief en modern, afwisselend bars en lyrisch. De personages in Jenůfa krijgen ieder hun eigen muziek en de melodie van hun dialogen worden voortdurend in het orkest herhaald. De volkse groepsscènes met het voortreffelijk zingende operakoor zijn niet vrolijk ‘Slavisch’. Onheilspellende dansmuziek klinkt in de dronkemansscène met Steva. Aan het slot, wanneer Jenůfa en Laca met elkaar worden verenigd, zingen de bruidsmeisjes een langzaam, stokkend lied. Het voorspelt niet veel goeds over dat huwelijk met zijn vreselijke aanloop. Wat ik als toeschouwer nodig heb, is een regie en een decor die niet afleiden van dat muzikale verhaal.

Er wordt fantastisch gezongen. Drie generaties dorpsvrouwen: grootmoeder (Hanna Schwarz) de kosteres-stiefmoeder (Evelyn Herlitzius) en Jenůfa (Annette Dasch) dragen, samen met Pavel Cernoch (een opvallend warme en expressieve tenor) als Laca en Norman Reinhardt als Steva, het drama. De directie van de Tsjech Tomáš Netopil sluit hier naadloos bij aan. Hij houdt de lange tragische lijn met de vele stiltes en uitbarstingen van begin tot eind vast, in een lichte kleur en een stuwend tempo. Nergens wordt het bombastisch, nergens sentimenteel.

Jammer van de claustrofobische setting en de truttig overladen decors. Dit is wat mij betreft, een opera die ruimte, eenvoud en maximale concentratie op de tragiek van de protagonisten verdient.

Theater / Voorstelling

De artistieke blootstelling van de mens

recensie: Toneelgroep Oostpool - Allemaal mensen

Wat zie je als je naar anderen kijkt? Misschien heb je bepaalde hokjes al paraat, net als anderen voor jou. Maar wat als je je niet met die hokjes identificeert? ‘Fuck, die hokjes’ dacht regisseur Marcus Azzini toen hij Allemaal mensen maakte. Met zijn nieuwe voorstelling omarmt hij de diversiteit van mensen en laat hij de spelers hun persoonlijke verhaal doen. Dat levert zowel veel hilariteit en bloedeerlijke relazen als chaos en ongemakkelijke situaties op.

De spelers staren onrustig naar het publiek. Hun ogen schieten nieuwsgierig op en neer; het is alsof de binnenkomende toeschouwers de interessante verschijning binnen de theaterzaal vormen. De veertien spelers zitten op diverse stoelen – een verwijzing naar hun eigen diversiteit? – achter elkaar op het podium. Links naast hen staat een smetteloos witte partytent. Het is op zijn zachtst gezegd een sober decor te noemen naast het energieke spel van de acteurs. Al vanaf het eerste moment voel je als toeschouwer een soort ongemak, die naar het einde toe steeds meer de overhand krijgt. Er vallen soms net iets te lange stiltes, waardoor je het gevoel hebt dat je niet alleen maar aanschouwer bent van dit toneelstuk, maar ook geacht wordt te reageren. Dat voorgevoel wordt al snel bevestigd.

Nadat Gery Mendes de voorstelling opent met een rapachtig lied, stellen de acteurs zich voor. Of beter gezegd: de acteurs willen meteen van het publiek weten hoe over hen wordt gedacht. Zo is Casper Nusselder de bink, Joy Delima mooi en is Florian Myjer – in de ogen van het publiek – een rijke homo. Openhartig haar mening verkondigen, komt het publiek duur te staan. Bezoeker van de voorstelling Pieter, slachtoffer op de eerste rij, wordt het podium op gedirigeerd. Eerste indruk die de zaal heeft van Pieter? ‘‘De vader van Florian’’, schalt het door de zaal, afgaand op zijn chique jasje en blinkende herenschoenen.

Na deze luchtige publieksparticipatie, gaan de spelers in op de repetities die aan de voorstelling vooraf zijn gegaan. De afgelopen weken moesten ze in koppels een intensieve briefwisseling onderhouden om elkaar beter te leren kennen. De brieven en de repetities vormden het materiaal voor de voorstelling, waarin de spelers elkaar goed leerden kennen. Ook worden er repetities nagespeeld, zoals van een repetitie waarin Annica Muller met de groep een ‘fontein’ wilde naspelen en dit resulteerde in complete chaos.

Daarnaast worden grappen over vooroordelen en racisme tot in het uiterste geridiculiseerd door Rabbi Jallo en Kendrick Etmon. Milou van Duijnhoven vertelt vervolgens – tot groot medelijden van het publiek – hoe ze altijd voor jongen wordt gehouden. En tussendoor, wat ongetwijfeld de zaal het meest doet stilvallen, ontroeren zowel Rick Paul van Mulligen en Florian Myjer met hun verhaal. Zo vertelt Rick Paul openlijk welke tol hij moet ‘betalen’ om als getrouwde, homoseksuele man een zoon te hebben. De verhalen van de spelers komen oprecht over en raken de toeschouwers duidelijk. Juist die moed waarmee iedere acteur zijn relaas houdt, maakt dat je met zoveel respect blijft opkijken naar het veertienkoppig toneelgezelschap.

Tot aan het bittere einde

Hoe puur en eerlijk de teksten van de spelers in de voorstelling ook overkomen, aan het einde verwordt de voorstelling tot een jammerlijke, te ver doorgetrokken artistieke warboel. Kleren vliegen uit en de toevoeging van de naakte lichamen van de acteurs komen nietszeggend en plat over. Bovendien is het ongemak waarmee de toeschouwer wordt opgezadeld uitgegroeid tot iets aanstootgevends. Door de ongemakkelijke vertoningen op het podium en de stilte die onaangenaam heerst in combinatie met lelijke, onnozele camerabeelden (die in de voorstelling worden gemaakt en getoond) is het (pas echt) de kunst om niet de zaal uit te rennen. Wanneer het einde daadwerkelijk zijn intrede doet, spoken niet vragen als ‘Waarom tonen mensen geen respect voor elkaars ongelijkheid en diversiteit?’ door het hoofd, maar ‘Waarom in godsnaam?’ en ‘Wat voegen al die ongebreidelde, zogenaamd kunstzinnige uitspattingen toe?’. Het lijkt een beetje alsof een cursus in ‘Meer zelfvertrouwen en respect in de medemens’ stilaan is veranderd in een tenenkrommende cursus ‘Laat je kunstzinnige ik zegevieren’. Gelukkig maar dat de acteurs op het laatste moment ook weer omslaan in grappen en grollen, alsof ze zelf ook de draak steken met hun eigenaardige show. Dat alles maakt dat je vooral verbijsterd achterblijft en jezelf afvraagt of het nu vreselijk abnormaal of meesterlijk geweldig was.