Boeken / Fictie

Poëzie om van te smullen

recensie: Dit en alles en heel het heelal - Pim te Bokkel & Een kamer met een tafel en schrijfgerei - Ivo van Strijtem

Eind januari startte de poëzieweek van dit jaar. Een week die veel minder aandacht krijgt dan de boekenweek. Het genre poëzie is een ondergeschoven kindje als het gaat om de verkoopaantallen. Reden genoeg om extra aandacht te schenken aan deze schrijfvorm op onze website.

Verhalende boeken in de vorm van romans, thrillers, verhalen, biografieën en essays krijgen nogal gemakkelijk meer aandacht dan de poëzie. De gecondenseerde vorm van schrijven vraagt vaak meer van het voorstellingsvermogen van de lezer dan de verhalende vorm, maar geeft de lezer ook veel meer vrijheid van interpretatie. Toch laten veel boekenliefhebbers het vaak links liggen. Ten onrechte, naar mijn mening. In deze eerste editie van Poëzie van Nederlandse bodem aandacht voor twee dichtbundels.

Dit en alles en heel het heelal

Pim te Bokkel publiceert met Dit en alles en heel het heelal zijn vierde dichtbundel. Met zijn debuut Wie trekt de regen aan? werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs.

Met deze dichtbundel schrijft Te Bokkel over kleine alledaagse, herkenbare dingen als kersverse vader. Daardoor weet hij de lezer over het algemeen snel te raken.

De bundel bevat een viertal sets aan gedichten die rond een onderwerp gegroepeerd zijn. De bundel opent met één losstaand gedicht onder de titel Spiegelingen van het alledaagse. Voor de lezer ontvouwt zich een zoektocht om de groepen van gedichten aan het onderwerp te linken. Maar wie dat niet wil, kan ook gewoon de gedichten absorberen zonder zich te bekommeren om de groepering onder een onderwerp als Op de palm van je hand of De dood in Groningen.

In een moderne stijl zonder klassieke dichtelementen schrijft Te Bokkel als een ware woordkunstenaar. Soms is hij van weinig woorden, dan weer gebruikt de auteur meer woorden en wordt het bijna een verhaal. Hij komt tot de essentie van wat hij wil zeggen in zijn beeldspraak, die de lezer snel kan bevatten. Dit maakt dat zijn gedichten een lust zijn om te lezen.

Een kamer met een tafel en schrijfgerei

Daar waar Te Bokkel zich bedient van een stijl die nergens een klassiek element raakt, is Ivo van Strijtem wel soms in de historische hoek van de poëzie te vinden. Van Strijtem schrijft moderne gedichten in een klassieke cadans.

Bij veel van de gedichten van Van Strijtem kun je bij het lezen een fijn ritme horen in je hoofd. Het ondersteunt het lezen als een soort melodie. Rijmen doet Van Strijtem niet, maar toch lees je veel verbinding in de korte regels als zinnen in een boek.

Anders dan bij Te Bokkel kost het doorgronden van de gedichten van Van Strijtem meer energie en denkkracht. De poëzie van deze dichter vergt meer inspanning dan eenvoudig lezen, zoals bij sommigen van zijn tijdgenoten. Maar wie van poëzie geniet, waar fraaie stijlelementen een rol spelen naast moderne zeggingskracht, zal veel plezier beleven aan deze bundel, die is onderverdeeld in een drietal groepen van gedichten.

Van Strijtem houdt van mooie woordkeuzes, die de lezer aan het denken zetten en de leestekens laat raden in de fraaie strofen van zijn gedichten. Voor die poëzieliefhebber, die graag een tandje meer wil denken en beleven tussen de woorden, is deze bundel een fraaie aanwinst.

 

Dit en alles en heel het heelal
Auteur: Pim te Bokkel
Uitgever: Nieuw Amsterdam
ISBN 9789046824443
Prijs: 19,99
Blz: 64

Een kamer met een tafel en schrijfgerei
Auteur: Ivo van Strijtem
Uitgever: Atlas Contact
ISBN 9789025454203
Prijs: 21,99
Blz: 80

 

Boeken / Non-fictie

Openhartig en innemend

recensie: My Love Story – Tina Turner

Tina Turner mag gerust een icoon genoemd worden van de pop- en soulmuziek. Niet alleen solo heeft ze duidelijk een standbeeld verdiend, ook haar werk met Ike Turner als onderdeel van de Ike and Tina Turner Revue maakte haar al onsterfelijk.

Het verhaal van Tina Turner en de onmogelijke verhouding met Ike Turner is inmiddels publiek geheim. Dat ze zich na haar scheiding van Ike en de daaruit resulterende muzikale ontkoppeling zou ontpoppen tot een superster had niemand kunnen bevroeden. Zeker Ike Turner heeft dit met lede ogen moeten aanzien. Tina Turner werd een gevestigde naam; alleen die naam en een auto hield ze over aan de tijd met Ike Turner.

Succes, ongeluk en geluk

Openhartig schrijft Tina Turner in deze autobiografie over haar leven. Ze opent met te vertellen dat ze langer zonder Ike is, namelijk tweeënveertig jaar, dan ze met hem was. Ze is inmiddels zielsgelukkig met Erwin Bach, met wie ze al wel lang samenleeft maar nog niet zo lang getrouwd is. Het duurde maar liefst zesentwintig jaar voordat Tina het ja-woord gaf aan Bach. Hij vroeg haar voor het eerst ten huwelijk nadat ze elkaar drie jaar kenden maar pas drieëntwintig jaar later vroeg hij haar opnieuw.

Turner duikt na de gelukzalige opening in het boek ook het verleden in. Ze werd geboren als Anna Mae Bullock en leefde in de omgeving van de katoenpluk in Nutbush, Tennessee. Natuurlijk belicht ze ook de tijd met Ike Turner. De moeilijke starttijd van hun carrière en de omslag die ze meemaakten met River Deep – Mountain High, toen Phil Spector in hun muzikale carrière kwam. Die hit en natuurlijk het onvergetelijke Proud Mary maken deel uit van ons collectieve muzikale geheugen.

Dat succes met Ike Turner ging hand in hand met de verschrikkelijke tijd die ze doormaakte als echtgenote. Ze werd geslagen, mishandeld en uitgebuit. Ike Turner was niet alleen een vreselijke echtgenoot, maar wist zakelijk alles zo te regelen dat vooral hij er beter van zou worden. De rechten van Tina waren overal ondergeschikt aan. Het feit dat Tina zich van zijn tirannie wist te ontworstelen richting een vrije, maar onzekere toekomst is haar te prijzen. Het heeft haar uiteindelijk persoonlijk geluk en een nog groter succes gebracht.

Pieken, dalen en afscheid

Toen Tina Turner zich had losgemaakt van Ike begon er een totaal nieuw avontuur. Een avontuur dat haar meer roem zou brengen dan in het duo met Ike. Het album Private Dancer dat in 1984 verscheen is direct een megaklapper wat betreft de verkoopcijfers. Maar het is daarnaast ook zeker een meesterwerk geworden. Met medewerking van sterren als Bryan Adams, Mick Jagger, Mark Knopfler, David Bowie en Keith Richards reikte de ster van Tina Turner steeds hoger.

Turner verkocht in haar leven tweehonderd miljoen albums en werd bekroond met maar liefst twaalf Grammy’s. Het levensverhaal dat hier is opgeschreven is de moeite van het lezen waard. De woorden die ze koos om haar verhaal te vertellen zijn aangenaam om je velen uren te vermaken. Ze neemt ons aan de hand langs de fraaie pieken waarvan ze enorm genoot en nu nog van kan genieten. Maar ook langs de diepere dalen in haar leven, zoals ziektes en het verlies van een van haar kinderen. Ze spreekt vooral uit grote dankbaarheid voor al het moois wat ze heeft mogen beleven. De grote liefde van Erwin Bach, die haar zelfs een nier afstond om haar te verlossen van de dialyse-apparatuur en haar weer de vrijheid gaf om te leven.

Toch is het als bewonderaar moeilijk te accepteren dat het boek tevens voelt als een afscheid van haar muzikale carrière en haar leven in de openbaarheid. Het is een soort slotakkoord. Wat blijft is de prachtige muziek die ze ons heeft nagelaten. Het is moeilijk kiezen welk album nu op te zetten. Wordt het toch maar weer dat geweldige Private Dancer? Of de live-registratie Tina Live, die in 2009 uitkwam? Het blijft genieten van deze ster.

Kunst / Expo binnenland

Een ode aan het leven

recensie: Hockney – Van Gogh: The Joy of Nature

‘Sun or Fun?’ Dat was de vraag van een cursusleider voorafgaand aan de grote Hockney-tentoonstelling in Londen in 2017. Haar antwoord luidde: geen van beide. Eigenlijk zou het antwoord moeten luiden, zeker nadat je de grote Hockney-Van Gogh-tentoonstelling in Amsterdam hebt gezien: Joy. Dáár gaat het om.

De oogst, Vincent van Gogh (1853 – 1890), Arles, juni 1888, olieverf op doek, 73.4 cm x 91.8 cm, Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting

Of preciezer gezegd om ‘The Joy of Nature’, zoals de tentoonstelling met werk van David Hockney (1937) en Vincent van Gogh (1853-1890) in het Amsterdamse Van Gogh Museum heet. Beide schilders vonden vreugde in de natuur. Kijk maar naar Van Goghs De oogst (1888) en Hockneys Woldgate Vista (2005). Allebei knalgele schilderijen. Van die kleur kijken we bij Hockney niet op, maar dat was in de tijd van Van Gogh wel anders. Volgens de film At Eternity’s Gate, die momenteel draait, schilderde Van Gogh het zonlicht om niet te hoeven nadenken. Maar ook omdat hij Gods nabijheid ervoer in de natuur. Hockney schildert het zonlicht omdat hij vreugde in het leven schept. Ook hij kwam op de natuur uit, toen hij in de jaren negentig van de vorige eeuw even niet meer wist welke kant hij op moest. In Los Angeles, waar hij sinds 1964 woont, was hem nooit zo opgevallen hoe mooi zijn geboortestreek Yorkshire (Engeland) eigenlijk is, met de wisseling van de seizoenen.

David Hockney, “The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven)”, Oil on 32 canvases (36 x 48″ each), 144 x 384″ overall, © David Hockney, Photo Credit: Richard Schmidt

De kunst afkijken

Niet dat de donkere, sombere Van Gogh op deze tentoonstelling afwezig is. Kreupelhout (1889) hangt er bijvoorbeeld, ook en vooral omdat het ritmische patroon ervan terugkomt op de gigantische binnenkomer van de expositie: het 3,65 x 9,70 meter grote The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven) van Hockney. Het hangt door de grootte laag bij de grond, met als neveneffect dat je zó het landschap in lijkt te kunnen stappen. Toch is dit apart, want hoezeer ook geïnspireerd door Yorkshire, het komt er niet letterlijk in terug; het schilderij is een fantasielandschap waar je in stapt. En ook nog eens eentje waar met het perspectief is gespeeld. Net zoals Van Gogh, onder invloed van Japanse prenten, deed in zijn Tuin van de inrichting Saint-Paul (‘Het vallen van de bladeren’) (1889). Het heeft een plat perspectief, zonder veel diepte. Hockney keek de kunst bij Van Gogh af.

David Hockney paintning “May Blossom on the Roman Road” 2009, © David Hockney, Photo credit: Jean-Pierre Gonçalves de Lima

Vreugde van licht en kleur

Het perspectief mag dan plat of onrealistisch zijn, het is wél een natuur die spreekt. Net zoals één van de meidoorns op Hockneys Bloeiende meidoorns langs de Romeinse weg (2009) een mensenfiguur lijkt die het uitroept en met de armen omhoog, de vreugde van licht en kleur lijkt te willen bezingen. In die zin is het een tegenhanger van De schreeuw (1893) Edvard Munch. De lucht op dit doek is weer à la Van Goghs Zelfportret met grijze vilthoed (1887), dat niet op deze expositie te zien is, maar in de vaste collectie.

Naast de spaarzame Van Goghs (het podium is voornamelijk aan Hockney gegund), zijn er ook nog drie tekeningen van Vincent te zien, die door hun fragiele staat zelden worden getoond. Van Hockney zijn naast de schilderijen ook (waterverf)tekeningen, iPad-tekeningen en een grote collage te zien. Én een overweldigend vierluik te midden van de als een coulissenlandschap opgebouwde tentoonstelling: The Four Seasons (2010-2011), een weergave van Woldgate Woods (2006). Je kunt er naar blijven kijken. Net als naar de prachtige foto van Hockney die Rineke Dijkstra in 2018 van hem maakte.

In de laatste zaal hangen enkele schilderijen van Hockney die weinig of niets meer met Van Gogh te maken hebben, alsof ze tegen de bezoekers willen zeggen: ‘Staar je niet blind op die vergelijkingen – geniet ook gewoon van ons!’ Deze grootse tentoonstelling biedt er alle gelegenheid toe. Het is een ode aan het leven die de mens hoopvol stemt.

Afbeelding bovenaan: David Hockney, ‘Bloeiende meidoorns langs de Romeinse weg’, 2009, olieverf op 8 doeken, © David Hockney, Foto: Richard Schmidt
Theater / Voorstelling

Die Gedanken sind Frei

recensie: De Theatertroep - Opgediept

Opgediept van de Theatertroep brengt ons via het Duitsland van het interbellum naar de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam. Met karige middelen, mooi licht en veel vindingrijkheid wordt een belangrijke en aangrijpende voorstelling gemaakt.

De Theatertroep kun je een soort kind van Het Barre Land en Maatschappij Discordia noemen. Dezelfde autonome vorm van theater maken en de warme bejegening van het publiek. De groep is een samensmelting van allerlei disciplines wat maakt dat niet al het acteren grandioos is, maar daar valt prima mee te leven.

Opgediept is een speciaal voor De Theatertroep geschreven stuk van Judith Herzberg, een prequel van haar trilogie Leedvermaak/Rijgdraad/Simon, die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zowel in het theater als in de bioscoop te zien is geweest. Het stuk wordt voorafgegaan door Mephisto, naar het boek van Klaus Mann.

Chaotisch en grappig

Mephisto gaat over een groot Duits acteur, zeg maar kaliber Pierre Bokma of Jacob Derwig, die zichzelf verkoopt aan de nazi’s. De Theatertroep maakt daar een cabaretachtige voorstelling van, waar de bewuste acteur af en toe in opduikt.
Dit is qua vorm niet mijn favoriete deel van de avond, zeker niet na de chaotische en erg grappige inleiding waar we eerder op zijn getrakteerd. Sommige momenten zijn echter aardig: een slimme mop met dubbele bodem over Hitler, een prachtig gezongen protestlied, Die Gedanken sind Frei, waarbij mijn buurman zachtjes meezingt, een paar zinnen uit Hamlet en een stukje uit De Kersentuin.

Wat gaandeweg wel steeds duidelijker wordt en beklemming oproept, is dat de tijd van toen doet denken aan de onze. Mensen zijn ontevreden, zoeken naar zondebokken – destijds Joden – en maken zich zorgen over het steeds duurder wordende leven. De NSDAP, de partij van de nazi’s, wordt eerst weggelachen, maar is een paar jaar later in één klap de grootste. Verwoed probeer ik in gedachten geruststellende verschillen te vinden: de werkloosheid noch inflatie is momenteel zo erg als destijds. En Trump is Hitler niet. Maar toch, de verbijstering over hoe het in vredesnaam mogelijk is dat hij president werd, is misschien een weerspiegeling van de schok destijds. Iedereen is bang voor de toekomst en probeert te voorkomen wat lijkt te gebeuren, maar het helpt niet. Het gebeurt toch. Die machteloosheid beangstigt.

Beklemming

Na een korte ombouw zien we, in het Amsterdam van 1942, een jong Joods echtpaar dat net, in een poging het te redden, hun enige kind heeft afgestaan aan een onderduikmoeder. En nu niet weet wat het moet doen. Pakken om zelf naar een onderduikplek te gaan? Of misschien wel op transport. Moet er een pan mee? Een pan?!? Hoe zit het met de onderduikmoeder, is ze wel te vertrouwen? En de buurvrouw, kwam die niet spioneren? Een bekend kruidenier die met de Duitsers heult, hij zal er na de oorlog zeker voor boeten. En dan weer over het kind.

De spelers brengen de tekst heel sec, bijna laconiek. Dat werkt aanvankelijk erg goed. Het kalme praten maakt hun totaal weggeslagen leven des te aangrijpender. Maar op den duur verdwijnt de beklemming. Misschien duurt het stuk net iets te lang of raken de spelers hun concentratie kwijt?

Het geeft niet. De inhoud is overgekomen. Geweldig dat een groep van zulke jonge spelers ons zoiets moois aanbiedt.

Theater / Voorstelling

Art verliest al snel aan geloofwaardigheid en spanning

recensie: Art - More Theater Producties

Het acteerwerk in Art van More Theater Producties is zo overdreven, op sommige momenten zelfs zo ongeloofwaardig hysterisch, dat het toneelstuk gereduceerd wordt tot een clowneske klucht.

In haar werk beschrijft de Franse schrijfster Yasmina Reza de uitwerking van miscommunicaties, kwetsbare relaties en de ontmaskering van de moderne westerse mens. Dat doet ze niet in alleen in recente romans als Heureux les heureux (2013) en Babylone (2016) maar ook in toneelstukken als Le Dieu du Carnage (ook sterk verfilmd als Carnage door Roman Polanski in 2011) en Art. Een gemene deler in zowel haar proza als toneelwerk is dat de personages aanvankelijk welgemanierde en ontwikkelde burgers lijken, maar er zijn slechts enkele miscommunicaties en misplaatste opmerkingen nodig om dat laagje beschaving te laten verdwijnen. Op subtiele wijze maakt Reza ogenschijnlijke banale uitspraken steeds vileiner, zonder daarbij de humor uit het oog te verliezen.

Art, dat in 1994 is geschreven, behoort tot de eerste werken waarin Reza het dunne laagje beschaving van de middenklasse op losse schroeven zet. Met Art bevestigde Reza haar naam als schrijfster, ontving ze verschillende prijzen en brak ze internationaal door. Alleen al in Nederland is het de derde keer dat Art wordt opgevoerd.

Een koude kermis

De verwachtingen zijn dan ook hoog. Deze keer is het aan More Theater Producties en de acteurs Waldemar Torenstra (als Serge), Frederik Brom (Mark) en Thijs Römer (Ivan) om die waar te maken. Die verwachtingen worden echter niet ingelost, waardoor het van een koude kermis thuiskomen is. En dat terwijl Art genoeg interessant materiaal en gelaagdheid bevat. In het stuk is Serge vol lof over zijn nieuwe, peperdure aanwinst van 120.000 euro: een wit doek met enkele witte lijnen, die nauwelijks zichtbaar zijn. Mark ziet die lijnen niet. Hij vindt het ‘witte kutzooi’ en windt zich op over het feit dat Serge, van wie hij dacht dat hij hem zo goed kende, zijn geld hieraan verspilt. De derde vriend, Ivan, maakt zich vooral zorgen om zijn naderende huwelijk, dat al genoeg strubbelingen meebrengt, maar wordt alsnog bij de hele kwestie betrokken.

De situatie ontspoort al gauw. Ze jutten elkaar op en spelen elkaar uit tegenover de ander. Zo ziet Ivan, in tegenstelling tot Mark, wel die witte lijnen en de schoonheid ervan. Althans dat zegt hij om bij Serge een wit voetje te halen. De toegekende schoonheid aan de witte lijnen staat daarmee subtiel symbool voor de schoonheid die de mannen nog aan hun vriendschap en indirect aan elkaar toekennen. De discussie over de waarde van het kunstwerk wordt een discussie over de waarde (of eerder: de ontwaarding) van hun jarenlange vriendschap.

Deze subtiliteit komt alleen niet van de grond. Integendeel, het acteerwerk van de spelers is zo aangedikt, overdreven en op de lach gericht dat het stuk al gauw aan geloofwaardigheid en spanning verliest. Hoe hoger de gemoederen tussen de vrienden oplopen, hoe geforceerder het spel wordt.

Mag het een toontje lager?

De spelers slaan op hol, ook fysiek. Regisseur Paula Bangels laat het verhaal in een lege ruimte afspelen,  die omlijst wordt door witte tl-lichten. Gaandeweg stort de boel in. Deze decorkeuze is verrassend subtiel. Bangels laat de jongens tevens met speelgoedzwaarden en -pistolen stoeien. Een zeldzaam mooi moment is wanneer Serge met een bellenblazer bellen blaast, die vervolgens opvangt om van die bel (tevergeefs) twee nieuwe bellen te blazen. Het is een beeld waarin de kwetsbaarheid van de vriendschap mooi naar voren komt. Helaas wordt deze handeling overschaduwd door het gestoei van Mark en Ivan. Met al die jongensachtige bravoure wordt er alleen maar meer gefocust op het groteske, wat het stuk meer kwaad dan goed doet. Het personage van Thijs Römer, juist het luidruchtigst alsof hij de leukste thuis wil zijn, vraagt op een gegeven moment of het ‘een toontje lager’ kan. Daarmee slaat hij ironisch genoeg de spijker op zijn kop. Jammer genoeg wordt er geen gehoor aan gegeven.

Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.
Kunst / Expo binnenland

Kijken en nog eens kijken

recensie: Herman Gordijn | 60 jaar nieuwsgierig onderzoeken
Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.

De prachtige, overzichtelijke tentoonstelling met werk van Herman Gordijn (1932-2017) in Museum Nairac in Barneveld laat voorstudies zien die de kunstenaar voor zijn schilderijen maakte. Evenzeer de moeite waard als de eindproducten zelf, waarvan sommige ook te zien zijn.

Annelies Barendrecht Herman Gordijn

Annelies Barendrecht, Portret Herman Gordijn.

Op de expositie van Gordijn in Museum MORE te Gorssel van 2017 lag de nadruk op zijn bekendere eindwerk. Zonder de onderzoeken, voorstudies en experimenten die Museum Nairac nu toont, was dat er echter nooit geweest.

Het museum is genoemd naar een negentiende-eeuwse burgemeester van Barneveld, waar in de vaste opstelling een stijlkamer aan is gewijd. Gordijn was overigens beschermheer van het museum, dat zich in de flyer bij de expositie met zijn werk terecht een pareltje noemt, een van ‘de kleine musea die het grote publiek nog verder moet ontdekken’.

Herman Gordijn Voorstudie Beatrix Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Voorstudie Beatrix. Museum Nairac Barneveld.

Meekijken en nog eens kijken

De partner van Gordijn, Joseph Kessels, vond het werk in het atelier in Terschuur (gemeente Barneveld), waar de schilder vanaf 1984 werkte. Kessels fungeerde ook als gastconservator. Tot het niet eerder geëxposeerde werk behoren de schetsboeken voor het bekende portret van (de toenmalige) koningin Beatrix.

Door het tonen van etsplaten, voorstudies en schetsboeken kijk je over Gordijns schouder mee én leer je, door goed te kijken, de verschillen zien tussen die studies en de eindproducten. Niet dat dit laatste van alles valt te bewonderen; van bijvoorbeeld het bekende doek Mona met kussen hangt ter afsluiting van een reeks schetsen alleen een foto. Het origineel is in Museum MORE te zien.

Kinderwagens en zelfportretten

Herman Gordijn Zelfportret 1977 Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Zelfportret, 1977. Museum Nairac Barneveld.

Op een van de voorstudies voor Kinderwagen II is goed Gordijns zoektocht te zien; hij heeft er met potlood aantekeningen op gemaakt: ‘pop? hondje?’ Op de ene voorstudie zie je drie personen, op een andere vier. Op het uiteindelijke schilderij (collectie De Heus-Zomer) zijn het er drie geworden, maar in andere poses: een kijkt in de wagen, een houdt de hand voor ogen en een heeft het hoofd achterover geworpen. Pal bij deze wand hangt een pentekening die Gordijn zo’n zeven jaar eerder in Amsterdam maakte van tal van kinderwagens onder een boom in het Vondelpark. Zo bij elkaar, doet het de lippen krullen. Een zekere humor kan het museum te midden van de pluimveelteelt en -handel ook niet worden ontzegd; in het winkeltje zijn Fabergé-eieren te koop.

Ook de wand met zelfportretten trekt de aandacht. Het oudste, een pentekening, dateert uit 1950, het jongste is een niets ontziende iPad-tekening uit 2017. Deze wand wordt aangevuld met foto’s van Gordijn, die Ingrid Bakker in 2009 maakte tijdens een atelierbezoek. Het museum mag ze nu in overleg met haar laten zien, om een extra kijkje in het kunstenaarschap van Gordijn te kunnen bieden.

Aanvullen en invullen

Deze zorgvuldig samengestelde en ingerichte expositie vult zo het beeld dat Museum MORE in 2017 van Herman Gordijn neerzette, op een bijzondere manier aan. Of misschien moeten we zeggen: vult deze op een bijzondere manier ín. Met weinig woorden over de inhoud van het werk, Gordijn eigen, en wat meer achtergrondinformatie over enkele geportretteerden en de gebruikte technieken (houtsnede, aquatint, litho, ets), is het een tentoonstelling die ook voor scholieren bijzonder instructief kan zijn. Nieuwsgierig meekijken over de schouder van de kunstenaar en nog eens kijken om verschillen te ontdekken tussen de studies en het eindresultaat, daar gaat het om. Het museum is er ruimschoots in geslaagd om het publiek deze kans te geven.

Boeken / Non-fictie

Een Britse kijk op de samenleving

recensie: Zadie Smith – Voel je vrij en Matt Haig – Planeet paranoia

In de zomer van 2018 publiceerden twee Britse auteurs een essayistische bundel over hedendaagse thema’s zoals technologie, de Brexit en sociale media. Zadie Smith publiceerde een verzameling essays in Voel je vrij en haar collega Matt Haig schreef het persoonlijke Planeet paranoia. Werpen zij een nieuw licht op deze thema’s?

De boekhandels liggen er vol mee: waarschuwingen tegen social media en hoe je staande te houden in deze drukke maatschappij. De boeken van Smith en Haig lijken in eerste instantie de zoveelste in de reeks. Omdat hun boeken tegelijk verschenen, is het interessant om te kijken hoe zij dit thema allebei hebben aangepakt. De twee boeken zijn in opzet verschillend: Smith verzamelde eerder gepubliceerde essays in Voel je vrij en Haig schreef met Planeet paranoia een persoonlijke kijk op een verwarde wereld. Bij een tweetal thema’s komen ze elkaar tegen; beiden zijn ze wantrouwend tegenover sociale media en zowel Smith als Haig pleit voor het behoud van de bibliotheek.

Zadie Smith – Voel je vrij

De Britse Zadie Smith is een zeer gewaardeerde auteur en essayist en naast haar schrijfwerk doceert ze aan de New York University. Deze twee ambachten komen op een mooie manier samen in haar bundel. De essays vormen een mix van persoonlijke beschouwingen en cultuurwetenschappelijke analyses:

“Mijn duidingen – als je ze zo kunt noemen – zijn eigenlijk altijd strikt persoonlijk.”

De essays zijn verdeeld in verschillende thematische blokken. Ze begint de bundel op een persoonlijke manier, met onder meer haar kijk op de Brexit (met een uitslag die haar verraste) maar verderop worden de essays theoretischer. Alsof je bij haar thuis begint en eindigt als student in de collegebank. De onderwerpen die ze aansnijdt lopen uiteen van een interview met Jay-Z tot een analyse van The social network, waarin ze met een goed staaltje omdenken Facebook onderuithaalt:

“Het lijkt me vooralsnog belangrijk om te beseffen dat Facebook (…) is ontworpen door een tweedejaarsstudent op Harvard die er de preoccupaties op na hield van een tweedejaarsstudent op Harvard. Wat is de status van je relatie, heb je wel een leven (kom met bewijzen, lever foto’s aan).”

Hiermee haalt Smith de angel uit de situatie en ontnuchtert ze de soms zware discussie over de problemen rondom het sociale platform. Een groot verschil met bijvoorbeeld de Nederlandse auteur Sidney Vollmer, die in zijn boek On/Off voornamelijk boos werd op de moderne technologieën.

Haar persoonlijke gedachtegangen zijn heerlijk om te lezen. Ze beschouwt haar onderwerpen van alle kanten en is niet bang om zichzelf ongelijk te geven (zoals in het essay over Brexit). De meer theoretische essays lezen alsof je haar colleges bijwoont. Wat knap is, is dat haar stukken persoonlijk en intellectueel tegelijk zijn.

Matt Haig – Planeet paranoia

Matt Haig heeft de laatste jaren voornamelijk twee soorten boeken geschreven: science fiction (De wezens, Het eeuwige leven) en het meer persoonlijke en autobiografische Redenen om te blijven leven, waarin hij zijn eigen depressie onderzoekt. Zijn nieuwste boek Planeet paranoia borduurt voort op dat laatste, al trekt hij het thema nu breder. Hij denkt na over de vraag hoe je jezelf staande kunt houden in deze verwarde wereld.

Planeet Paranoia is qua vorm een totaal ander boek dan Voel je vrij. Haig schrijft in een hybride vorm; hij weeft verschillende fragmenten tot een geheel. Die fragmenten zijn lijstjes, gedichten, persoonlijke relazen, wetenschappelijke benaderingen en zelfs korte stukjes fictie.

Op deze manier creëert hij een compleet beeld van de verwarde wereld en zo zit er ook voor iedere lezer wel een vorm van inspiratie in. Ook voorkomt Haig op deze manier dat hij te lang door predikt als een dominee. Zijn betogen (‘we moeten dit, jij moet zus en zo’) worden zo onderbroken met wat nuchterdere stukken, soms zelf met een vleugje optimisme. Dankzij deze aanpak behoudt hij het evenwicht en dat is wel zo prettig voor de lezer.

Smith en Haig komen elkaar tegen in hun visie op sociale media en het behoud van bibliotheken. In het eerste geval komen ze elkaar letterlijk tegen wanneer Haig Smith interviewt: “Ik gebruik mijn telefoon veel vaker dan Smith, maar desondanks – of misschien juist daardoor – deel ik haar zorg op veel punten.” En beiden pleiten ze voor een bibliotheek in elke stad, zoals Smith het zo mooi verwoordt: “Wat een goede bibliotheek te bieden heeft [is] niet makkelijk elders te vinden: een overdekte publieke ruimte waar je niets hoeft te kopen om er te mogen verblijven.”

Maar waar Zadie Smith je kan verwonderen met haar intelligente beschouwingen, daar is het boek van Matt Haig een prettig leesbare compositie die je al snel weer vergeet. Zo pakken twee boeken die op het eerste gezicht hetzelfde lijken, toch heel verschillend uit.

 

Voel je vrij                                    Planeet paranoia
Auteur:
Zadie Smith                     Auteur: Matt Haig
Uitgever: Prometheus                 Uitgever: Lebowski
Prijs: 25,99                                     Prijs: 19,99
ISBN: 9789044636147                  ISBN: 9789048845262
Beoordeling: 4 sterren                Beoordeling: 3,5 sterren

                

Kunst / Expo binnenland

Zoeken naar Rembrandt

recensie: Alle Rembrandts

Wie dezer dagen onvoorbereid het Rijksmuseum bezoekt wacht een teleurstelling. De tentoonstelling Alle Rembrandts is namelijk alleen toegankelijk voor wie een tijdslot heeft gereserveerd. Ook de titel is overdreven: de tentoonstelling laat niet alle Rembrandts zien, maar alleen die het Rijksmuseum altijd al had. De eerste indruk is dan ook van een nogal gehypet evenement, een goedkope marketingtruc van het Rijksmuseum.

Als het echter gelukt is binnen te komen blijkt niets minder waar. Alle Rembrandts is een mooi vormgegeven tentoonstelling die met tweeëntwintig schilderijen, zestig tekeningen en ruim driehonderd etsen een uniek beeld geeft van de geniale kunstenaar die Rembrandt was.

Zelfportret met de onderarm leunend op een stenen dorpel, 1639

Rembrandt de BN’er

Het Rijksmuseum wil met deze tentoonstelling vooral een  beeld geven van de mens Rembrandt. Dat is lastig, want over zijn leven is vrij weinig en over zijn persoonlijkheid vrijwel niets bekend. Dat Rembrandt een gewoon mens was is minder bijzonder dan zijn buitengewone talent als kunstenaar. Gewone mensen zijn er genoeg en daarvoor staat niemand in de rij. Voor het genie Rembrandt is dat wel de moeite waard. Toch lijkt het in dit Rembrandtjaar vooral te gaan om de man. Zo zijn er tentoonstellingen over Rembrandt als minnaar in Leeuwarden, als netwerker in het Rembrandthuis. Zelfs de stem van Rembrandt is gereconstrueerd. Zo weten we nu dat hij schilderij uitsprak als skilderai.

Jonge vrouw (Saskia?) zittend bij een raam, ca. 1638

Rembrandt werd al in de 19de eeuw, toen zijn verering als grootste Nederlandse schilder begon, voorgesteld als familieman en overal in zijn werk werden zijn naasten herkend. Zo werd de oude vrouw die een geliefd model was, niet alleen van Rembrandt, maar ook van Jan Lievens en Gerard Dou, gebombardeerd tot Rembrandts moeder. Die aanduiding is jaren geleden wegens gebrek aan bewijs al van de tekstbordjes verdwenen, maar keert nu voorzichtig terug in het Rijksmuseum. Steeds wordt op de bordjes gesuggereerd dat het wel eens zijn ouders of zijn vrouw zouden kunnen zijn die model zouden hebben gestaan, zonder dat daar bewijs voor is.

Rembrandt de kunstenaar

De prachtige vormgeving van Irma Boom, met wanden in koningsblauw en grijs, schept de perfecte sfeer voor optimale concentratie, ondanks de vele medebezoekers. Dat is nodig want al in de eerste zaal zijn de meeste werken niet veel groter dan een postzegel. Hier zien we meteen de kunstenaar aan het werk alsof we over zijn schouder in de spiegel kijken. Op tientallen zelfportretjes kijkt hij verbaasd, grimast, fronst, lacht of heeft hij zich verkleed. Het zijn geen selfies, het gaat niet om de man, maar het zijn studies in het weergeven van emoties en onderzoek naar het effect van licht en schaduw.

De drie kruisen, 1653

De tentoonstelling waaiert dan uit: via zogenaamde tronies en allerlei figuren uit de buurt, naar portretten, stadsgezichten en landschappen. De tentoonstelling eindigt met Rembrandt als verhalenverteller. Mythologische en vooral Bijbelse scènes laten zien hoe hij steeds exact het goede moment uit een verhaal koos om de grootste emotionele zeggingskracht te bereiken.
De grootste schoonheid bereikte Rembrandt door met scherpe blik de lelijkheid te kiezen als motief. Bedelaars zijn interessanter dan mooie jonge mensen, een half ingestorte schuur een beter onderwerp dan een paleis. Door het grote aantal werken wordt ook de onvermoeibare experimenteerlust van Rembrandt goed zichtbaar. Van sommige etsen zijn meerdere versies te zien, in andere heeft hij de Rembrandteske schaduwwerking zover doorgevoerd dat een vrijwel geheel zwarte prent overbleef.

Alle Rembrandts is een eenmalige en niet te missen tentoonstelling die een uniek en vrijwel compleet beeld geeft van Rembrandt als kunstenaar. Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits zei in NRC: ’Het doel van Alle Rembrandts is om de mens achter de kunstenaar te laten zien’. Of dat gelukt is is de vraag. Gelukkig laat de tentoonstelling vooral de genialiteit en de reikwijdte van Rembrandts kunstenaarschap zien. En daar gaat het tenslotte om.

 

Kunst / Expo binnenland

Een wild oeuvre

recensie: Jan Sluijters: de Wilde Jaren

‘Zoo’n kunstreis is toch onbetaalbaar. Je leert hier wat je niet moest leeren en verleert wat je geleerd hebt. Prachtig.’ De eigenzinnige kunstenaar Jan Sluijters had duidelijk geen hoge pet op van de academische kunstwereld, en dat is maar goed ook. Zijn vroege, experimentele oeuvre vormt het onderwerp van de tentoonstelling Jan Sluijters: de Wilde Jaren in het Noord-Brabants Museum.

Prix de Rome

De Wilde Jaren begint in 1904, wanneer de Brabantse Sluijters de befaamde kunstprijs Prix de Rome wint voor zijn schilderij De profeet Elisa en de zoon der Sunamitische vrouw. Hoewel de jury Sluijters’ toets wat te grof vond en zijn kleurgebruik te fel, voldeed het klassieke werk volledig aan de traditionele academische waarden. Het winnen van de Prix de Rome betekende dat Sluijters een aantal jaar op kunstreis door Europa mocht. De eerste zaal van de tentoonstelling toont werk uit de tijd die Sluijters doorbracht in Italië en Spanje. Hij had echter – tot frustratie van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten – veel meer interesse in Parijs, dat zich tot het centrum van de moderne kunstwereld had ontwikkeld. Uiteindelijk verruilde Sluijters Spanje dan ook voor Frankrijk en werd zijn studiebeurs stopgezet. Deze strubbelingen tussen Sluijters en de academie worden mooi geïllustreerd door enkele tentoongestelde brieven.

Kubistisch Damesportret, 1914, c/o Pictoright Amsterdam 2019

Ontwikkeling en context

De tentoonstelling is chronologisch ingedeeld en legt de nadruk op de ontwikkeling die het werk van Sluijters tussen 1904 en 1914 heeft doorgemaakt. Die ontwikkeling is groot: zo beginnen we bij de eerdergenoemde, haast classicistische Profeet Elisa en eindigen we bij abstracte werken als Composition de fleurs, een kleurrijk bloemenspektakel met duidelijke invloeden van Vassily Kandinsky. Sluijters’ invloeden komen sowieso ruimschoots aan bod; er vallen namen als Mondriaan, van Gogh, Picasso en Braque en er wordt werk van leeftijdgenoten Kees van Dongen en Leo Gestel, die een vergelijkbare ontwikkeling doormaakten, naast dat van Sluijters gehangen. De Wilde Jaren biedt zo een ijzersterke context voor Sluijters’ vroege oeuvre.

Bal Tabarin, 1907, c/o Pictoright Amsterdam 2019

Afwijzing

Sluijters’ experimentele beginjaren zorgden ervoor dat hij vaak in de clinch lag met de gevestigde orde en hij moest veel afwijzingen incasseren. Zo ook voor wellicht een van zijn mooiste schilderijen, Bal Tabarin. Voor dit werk nam Sluijters de moderne verlichting als onderwerp en de felle lampen die hij boven de dansende menigte schilderde spatten dan ook van het doek af. Staande voor het schilderij, met het toegevoegde detail van de achtergrondmuziek in de audiotour, voelt het voor de bezoeker bijna alsof je je daadwerkelijk in de Parijse danszaal begeeft. In 1907 was het Stedelijk Museum echter minder enthousiast, en het werk werd geweigerd voor de tentoonstelling Levende Meesters. Verderop in de zaal is te zien hoe Sluijters dit soort afwijzingen heeft verbeeld in het aquarel Geweigerd. We zien de kunstenaar zittend in een stoel, zijn hoofd steunend op zijn hand, het toonbeeld van ontmoediging. Naast hem staat zijn schilderij Femme qui s’embrassent, dat door de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae was geweigerd en niet lang daarna van zaal werd gehaald in het Stedelijk. Later maakte Sluijters nog een tweede versie van Geweigerd, waarin hij zichzelf vergeleek met Vincent van Gogh, maar deze is helaas niet te zien in De Wilde Jaren.

Jan Sluijters: de Wilde Jaren is simpel opgezet. De thema’s zijn chronologisch ingedeeld, de vormgeving is rustig en het einde is wellicht iets abrupt: zonder al te veel conclusie of afsluiting sta je ineens tussen de werken van Jeroen Bosch. Er is echter niet veel nodig om het veelzijdige werk van Sluijters tot zijn recht te laten komen. Het Noord-Brabants Museum laat de kunst veelal voor zichzelf spreken en biedt daarbij een sterk opgebouwde context. Het resultaat is een prachtig overzicht van de beginjaren van een toonaangevend modernistisch kunstenaar.

Theater / Voorstelling

Roeland Fernhout maakt indruk als feeks

recensie: Het temmen van de feeks - Toneelschuur Producties

De aanstormende jonge regisseur Nina Spijkers gebruikt Het Temmen van de Feeks van William Shakespeare als uitgangspunt om seksisme te onderzoeken. Dat levert een mooie Katherina op.

Katherina, de feeks, is zelfstandig, superslim en wordt door iedereen vanwege haar scherpe tong gevreesd. Niemand wil echter met haar trouwen. Haar jongere zus Bianca daarentegen wordt omringd door aanbidders. Vader Baptista heeft besloten dat Bianca niet mag trouwen voordat Katherina een bruidegom heeft gevonden en hij van haar af is. Hij hoopt dat Bianca’s aanbidders daarom hun best zullen doen een kandidaat te vinden voor Katherina en voilà, het werkt. Petruchio is de naam.

Mysogynie of liefde?

De scène waarin Katherina en Petruchio elkaar voor het eerst ontmoeten is flitsend met rappe dialogen vol seksuele toespelingen. Het is hun allereerste verbale duel en het eindigt in gelijkspel. De scène in de hier besproken Feeks kan overigens nog wel wat snelheid en vuur gebruiken. Petruchio wordt Katherina de baas op een manier die bij veel mensen, zeker feministen, weerzin opwekt vanwege de veronderstelde vrouwenhaat. Er zijn ook andere opvattingen: Ivo van Hove bijvoorbeeld interpreteerde wat er tussen beiden gebeurde in zijn bewerking als liefde. Misschien niet een liefde die voor iedereen te begrijpen is, maar wel perfect passend bij deze in hun gemeenschap als buitenbeentjes geldende mensen. Zijn opvatting leverde een prachtige, krachtige Temmen van de Feeks op.

Spijkers is een vrouw die leeft in het #MeToo-tijdperk. Zij wil onderzoeken waarom de vrouw altijd als slachtoffer van de man gezien wordt. Kan dat ook anders? De man als slachtoffer? Bij haar spelen de vrouwen de mannenrollen en omgekeerd.

De actrices lopen in kekke pakken en nemen stoere mannenhoudingen aan, de acteurs dragen korsetten en nepborsten. Helaas voor de vrouwen vind ik de mannen, Roeland Fernhout als Katherina en Xander van Vledder als Bianca, het interessantst. Dat heeft niets met sekse te maken maar alles met hun acteren. Astrid van Eck als Petruchio is koud en wreed maar heeft de rol nog niet helemaal te pakken. Ze overschreeuwt zichzelf soms en is eigenlijk op haar sterkst als ze bij de huwelijksvoltrekking een prachtige bruidsjurk draagt. Een grotere hak had ze Katherina niet kunnen zetten.

Ontroerend

Fernhouts Katherina maakt de meeste indruk. Zij is razend, maar ook bedroefd, logisch als je vader je niet ziet staan. Fernhout is ouder en forser dan de andere spelers. Hij heeft een grijzende baard en loopt te wankelen op zijn hakken, maar zijn uitstraling ontroert. Je kan niet anders dan met hem meeleven in zijn eenzame strijd.

Aan het einde van de voorstelling zien we de controversiële slotmonoloog waarin Katherina mannen op een voetstuk plaatst op bijzondere wijze vormgegeven, onmiddellijk gevolgd door een heftige laatste scène waarmee Spijkers feministen ongetwijfeld gelukkig maakt.

Desalniettemin loopt deze Feeks nog niet soepel. De toch al overvolle plot wordt nog drukker door talloze zijsprongen. Sommige daarvan zijn echter wel origineel. Vooral de keuze om vader Baptista door drie mannen tegelijk te laten spelen is erg geestig. Trouwens, als er iemand in dit stuk een vrouwenhater is, is het wel pa Baptista. Had die niet wat steviger aangepakt mogen worden?