Film / Films

Een visueel verrukkelijk en ontroerend sprookje

recensie: Blind

.

~

Regisseuse Tamar van den Dop lijkt de overtuiging van Nietzsche te delen dat kunst de hoogste expressievorm van menselijke emoties is. De kracht van verbeelding en de emoties die verhalen bij ons oproepen zijn thema’s die zij naar het doek wil vertalen. In deze film staat het verhaal De Sneeuwkoningin van Andersen centraal, waarin een jongen een sneeuwvlok in zijn oog krijgt en alleen nog het lelijke kan zien. Dit verhaal komt zowel in de thematiek als in de setting terug. Blind speelt zich af in een sneeuwrijk, desolaat landschap omstreeks 1900 en straalt vooral de kilheid en eenzaamheid van de personages uit. Ruben zit vast in de donkere wereld van zijn blindheid en Marie in het lelijke omhulsel dat zij niet van zich af kan schudden.

Zintuiglijk genot

~

Van den Dop weet op een leuke manier te spelen met cinematografische tegenstellingen. Hoewel Marie van buiten lelijk en kleurloos is, is ze in de fantasiebeelden die ontstaan uit Ruben’s andere zintuigen een wonderschone, kleurrijke vrouw. Wanneer we Marie in de sneeuwlandschappen zien staan, gaat ze bijna op de in achtergrond. Waar de fysieke wereld om Ruben heen grauw en kil is, zijn de beelden in zijn fantasie kleurrijk en levendig. Ook wanneer Ruben zijn zicht weer terug heeft kijken we door zijn ogen naar de vage schimmen en lichtvlekken om hem heen. Het bekijken van Blind wordt zo tot een waar zintuiglijk genot, waarmee ook de thematiek bijzonder goed ondersteund wordt. Die thematiek is overigens niet bijster origineel. Of het nou ‘liefde maakt blind’ is of ‘schoonheid zit van binnen’, de clichématigheid spettert er vanaf.

Onervarenheid in de liefde

~

Toch is Blind een bijzondere film. De sfeer die gecreëerd wordt door de sneeuwrijke landschappen en de keuze voor een setting in het begin van de 20e eeuw doet vooral aan als een ouderwets sprookje. De acteurs bieden ons ingetogen en dramatisch spel en de film is daarom wel degelijk ontroerend. Halina Reijn weet als Marie goed te overtuigen in een voor haar rustige rol en nieuwkomer Joren Seldeslachts is een ware ontdekking. Zijn onervarenheid in de acteerwereld wordt prima vertaald naar de onervarenheid van zijn personage in de liefde en het leven in de ‘buitenwereld’. Hoewel de dialogen voor Hollandse begrippen soms onvermijdelijk stroef zijn, is de chemie tussen de twee goed voelbaar en zetten zij een geloofwaardige relatie neer. Blind is een visueel verrukkelijk en ontroerend sprookje.

Muziek / Album

Tussen hoop en verwachting

recensie: The Shins - Wincing the Night Away

Kan het eigenlijk wel? Na twee verrassend aangrijpende platen, een bescheiden hype en een pauze van drie jaar weer een overtuigend album uitbrengen? Met het klamme zweet in de handen beluisterde ik Wincing the Night Away, The Shins’ derde langspeler op Subpop. Angstig voor meer van hetzelfde, voor een herhalingsoefening. Al was deze kermis minder warm dan bij de voorgaande twee platen, gelukkig kwam ik na een flink aantal draaibeurten niet van een koude kermis thuis.

“The Shins”, verzucht ik, zittend achter mijn typemachine terwijl ik met mijn hoofd in mijn hand leun. Debuut Oh, Inverted World stal mijn hart, vooral door het liedje New Slang natuurlijk. Daarmee begon het denk ik voor iedereen die het van origine uit Portland, Oregon afkomstige viertal een warm hart toedraagt. Mooie teksten en de schoonheid van op het eerste gezicht verrassend eenvoudige songs. Maar toen, toen kwam Chutes too Narrow. En hoe. Ik bestempel deze plaat al sinds jaar en dag als een levensreddend album. De teksten, de drums, de gitaren, en oh, we are a brutal kind! Van problematische tijden tot een excessief grote afwas, deze plaat wist me overal doorheen te slepen.

~

Verwachtingen

Nu het nieuwe album. The Shins’ vorige albums slopen stiekem mijn hart in, tot ze erin vast zaten om nooit meer weg te gaan. Bij Wincing the Night Away is er een andere factor die me parten speelt: verwachtingen. Hoe kunnen zinnen als “You were so poorly cast as a malcontent” van Chutes too Narrow ooit nog opboksen tegen nieuwe liedjes?

Bij de eerste klanken van Wincing the Night Away moest ik al denken aan Oh, Inverted World. De meer ingetogen songs, de donkerdere kleur. Chutes too Narrow is een album waar toch aardig wat swingende en poppy nummers op staan, en Oh, Inverted World is een ingetogen gitaarplaat: Wincing the Night Away zit daar precies tussenin.

Duidelijkere lijn

Met hart en ziel hou ik van de teksten van James Mercer. Deze drijvende kracht achter the Shins gebruikt geen woord teveel en de manier waarop hij de woorden rond de melodielijnen laat draaien steekt altijd vernuftig in elkaar. Bij Wincing the Night Away, daarentegen, heb ik het idee dat Mercer de nadruk meer op een mooi afgeronde productie heeft willen leggen, en de zorg voor de tekst wat naar de achtergrond is verdrongen. Deze plaat heeft als een geheel gezien een veel duidelijkere lijn dan de voorgangers, de schoonheid van de nummers ligt meer in de verhouding tussen de instrumentale arrangementen en de zanglijnen dan in het spanningsveld tussen de melodie en de inhoud van de teksten.

~

Gelukkig maakt dat de liedjes er niet slechter op. Helaas wel minder bestand tegen het vaker beluisteren dan bijvoorbeeld Chutes too Narrow, waar een couplet na een tiental draaibeurten ineens als bom in kon slaan. Bij herhaald luisteren ontluikt de schoonheid wel, maar ditmaal meer door middel van een subtiel geplaatst viooltje (zoals in Red Rabbits) of een mooi koortje dat ineens opvalt (in Turn On Me).

Juweeltjes

Maar er staan zeker juweeltjes op Wincing the Night Away. Zoals Sleeping Lessons, een dromerig nummer waarin het venijn ineens toe slaat. En natuurlijk single en monumentale ballad Phantom Limb, die vanaf de eerste gitaaraanslag begint je hart te stelen. Ook de zang van Mercer komt nu zelfverzekerder over dan voorheen. Leek hij op Oh, Inverted World nog een filter over zijn stem heen te leggen en op Chutes too Narrow geen richting te kiezen in zijn stemgeluid, op Wincing klinkt hij helderder en vastberadener.

Al met al is de nieuwe van The Shins een overtuigende plaat met een zelfverzekerde feel. Een album waarop de kleinere liedjes qua kwaliteit gelijk zijn aan de meer bombastische (voor zover je van bombastische nummers spreken kunt), maar waarop ook minder liedjes met kop en schouders boven de andere uitsteken. “The Shins”, verzucht ik, “evengoed is het ze tóch weer gelukt.”

Theater / Voorstelling

Allesvernietigende liefde

recensie: Nationale Toneel - Phaedra's Love

Ze danst tot ze erbij neervalt: een extatische dodendans lijkt het wel. Dan pas voelt Phaedra echte en ware gevoelens. Gevoelens van liefde voor haar stiefzoon Hippolytus die zich alles wat zij hem biedt laat gebeuren zonder enig wederzijds gevoel. Als ze hem niet kan krijgen, beschuldigt zij hem van verkrachting en beneemt ze zich van het leven. Hippolytus wordt gezocht door Theseus, de man van Phaedra, en andere leden van het hof. Nu pas gaat hij leven – voor hem zijn alleen extreme prikkels echt en eerlijk. Nu is hij tenminste iemand. Een verkrachter zijn is beter dan niemand zijn.

Phaedra’s Love is de enige bewerking van een klassieke tekst die Sarah Kane, de Britse auteur van dit stuk, maakte. Toen zij op 28-jarige zelfmoord pleegde, liet ze een klein, maar indrukwekkend, oeuvre achter. Ze debuteerde in 1995 met Blasted, dat door zijn buitensporige agressiviteit een grote rel veroorzaakte. Sarah Kane vond die ophef hypocriet, omdat men niet verontwaardigd was over het geweld, maar over het getoonde geweld. Haar werk kenmerkt zich dan ook door de grote mate van fysiek en verbaal geweld tussen haar personages. Kane werd bij Phaedra’s Love geïnspireerd door de rauwe schrijfstijl van de Romeinse schrijver Seneca.

Eén groot hart

~

Rauw: het dekt de lading uitstekend. Rauw is Kane’s bewerking en ook regisseuse Susanne Kennedy volgt die lijn. In het sobere, maar effectieve, toneelbeeld (Lena Müller), met een groot hart als blikvanger, lopen een arts, een priester en Phaedra’s echtgenoot Theseus wat heen en weer. In een tandartsstoel zit de apathische prins Hippolytus. Phaedra loopt als een doldrieste stier naakt over het toneel om hem haar liefde te geven. Haar dochter Strophe probeert haar tot zinnen te brengen.

Marie-Louise Stheins speelt de wanhopige Phaedra, die door haar allesvernietigende liefde voor Hippolytus tot waanzin wordt gedreven, met verve. Ze geeft zich volledig aan deze, toch zeer fysieke, rol. Haar tegenspeler, Merijn de Jong, overtuigt met zijn vertolking van Hippolytus. De apathie en verveling stralen van hem af. Maar als Hippolytus eenmaal begint te leven, is er een bepaalde fonkeling in zijn ogen, een soort van spelgenot, die maakt dat hij overtuigt. De overige acteurs vallen bij deze twee hoofdrolspelers een beetje in het niet. Hun rollen zijn van ondergeschikt belang en dat merk je in het doffe spel van de acteurs.

Ontroostbare leegte

~

Dat schrijfster Kane zich op 28-jarige leeftijd van het leven heeft beroofd, drukt een stempel op de voorstelling. Zij moet een ontroostbare leegte in zich gevoeld hebben en die komt in haar stukken ook naar voren. De vraag is natuurlijk hoe die leegte zich in deze voorstelling laat zien. Helaas niet zo duidelijk: het verschil in lengte en in zwaarte tussen de verschillende scènes geeft het stuk een onevenwichtige indruk. Aan regisseuse Susanne Kennedy was het dus de taak er een vlotter geheel van te maken.

Dat is haar niet helemaal gelukt. De voorstelling blijft een onsamenhangende aaneenschakeling van scènes. Sommigen, zoals de eindscène waarin Hippolytus aan de schandpaal genageld wordt, duren te lang en weten nauwelijks te shockeren. In de afstandelijke scènes, waarin de acteurs op droge toon vertellen welke gruwelheden vervolgens gaan plaatsvinden, weet Kennedy daarentegen dat gevoel van leegte, dat zo onmiskenbaar uit het werk van Kane spreekt, te raken. Deze techniek creëert een afstand – tussen acteur en tekst – die gevoelsmatig aansluit bij de onoverkoombare leegte. Een prachtig voorbeeld is de scène waarin Phaedra op de brandstapel ligt (in dit geval de tandartsstoel) en Theseus haar tevergeefs probeert op te tillen. Zij herhaalt, op een bijna robotachtige wijze, de woorden: ‘Maar hij huilt niet. Maar hij huilt niet.’

Phaedra’s love wordt vaak als Kane’s meest onvolwassen stuk gezien. Kennedy’s bewerking verandert daar weinig aan. De onevenwichtigheid staat het beter begrip van de bedoeling van dit toneelstuk in de weg. Wat overblijft is een gevoel van medelijden. Wat zielig voor die Phaedra en Hippolytus en indirect voor Kane.

Phaedra’s love van het Nationale Toneel is nog te zien tot en met 17 maart 2007. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

Film / Achtergrond
special: Deel 5

IFFR 2007

~

Hierbij het laatste deel van ons verslag van het International Film Festival Rotterdam van 2007. Een blik op interessante en wat minder interessante films, waaronder Abandoned House, die bij de publieksenquête op de laatste plaats eindigde, een nieuw experiment van de tegendraadse Filippijnse rebel Khavn en aandacht voor het filmdagboek van de experimentele cineast Jonas Mekas.

Overzicht verslag IFFR 2007

5 februari

Herhaling van zetten
American Combatant – Time & Tide
Charles Libin • VS, 2006

De Amerikaanse regisseur Charles Libin knipte zijn debuutfilm The Distribution of Lead (1988) in stukjes en monteerde ze in omgekeerd chronologische volgorde in zijn nieuwe film American Combatant. Om het geheel toch tot een nieuwe film te maken voegde hij er een nieuwe framework aan toe, gefilmd in documentaire-stijl. Een van de personages uit The Distribution of Lead kijkt daarbij zo’n twintig jaar later vol wroeging terug op de dubbelzinnige rol die hij speelde bij de dood van zijn zus. Het levert een eigenaardige film op die de pretentie heeft om iets over 9/11 te zeggen, maar die vooral een herhaling van zetten blijkt te zijn.

~

Hoever kun je gaan met het herkauwen van oud materiaal? Libin schroomde niet om een complete speelfilm in een nieuw kader te plaatsen. Wil dit iets opleveren dat moet er op z’n minst een nieuwe betekenishorizon worden geopend die de oorspronkelijke film in een ander, verassend perspectief plaatst. Libin probeert dit in American Combatant te bereiken door het berouw van een van zijn personages als uitgangspunt te nemen en door op modieuze wijze te verwijzen naar 9/11. Het berouw krijgt echter te weinig psychologische diepgang om te beklijven en de verwijzingen naar 9/11 zijn volledig uit de lucht gegrepen. Dit maakt American Combatant tot een film met veel suspense, maar weinig substantie. Een film die op pseudo-diepzinnige wijze flirt met de angst en chaos van na 9/11, zonder er ook maar iets van waarde aan toe te voegen. (Martijn Boven)

Hypnotisch verval
Transe – Time & Tide
Teresa Villaverde • Portugal/Rusland/Frankrijk/Italië, 2006

Teresa Villaverdes Transe is een kille kroniek van een Russisch meisje, Sonia (kwetsbaar vertolkt door Portugese actrice Ana Moreira), dat in de prostitutie terechtkomt. De film begint met het schetsmatig in beeld brengen van haar achtergrond. Haar illegale migratie naar Europa wordt op documentaire-achtige wijze in beeld gebracht en Villaverde weet het realisme van die stijl op bepaalde momenten treffend af te wisselen met poëtische beelden. Maar naarmate we getuige zijn van de eerste beproevingen die Sonia moet doorstaan, ontwikkelt zich een verhaal waarin Sonia langzaam neerdaalt in de hel van de prostitutie. De film is te vergelijken met Lukas Moodyssons Lilja 4-ever, maar gebruikt in zijn afhandeling meer artistieke kunstgrepen waardoor een hypnotiserend effect bereikt wordt. Gaandeweg wordt het verhaal ook surrealistisch als Sonia terechtkomt op een landhuis, nadat ze is verkocht aan een rijke Italiaan als een troostmeisje voor zijn psychisch instabiele zoon.

~

Transe is een krachtige film, maar het probleem is dat Sonia’s personage te veel een sjabloon is van een hulpeloos en puur slachtoffer van het menselijke kwaad. De titel suggereert dat Sonia in een staat is geraakt waarin ze bijna passief lijkt te zijn tegenover alles, en elke mogelijke vorm van hoop voor haar ver weg is. Je zou Villaverdes perspectief kunnen zien als een persoonlijke visie op het lot van illegale vreemdelingen, waarbij ze niet geïnteresseerd lijkt te zijn in het immigratieprobleem an sich.

Deels blijkt dit ook uit de poëtisch vervreemdende tussendoortjes die Villaverde gebruikt en de film binnen de arthouse-traditie plaatsen. In een interview citeerde Villaverde de Spaanse schrijver Jorge Semprun, die schreef over zijn ervaringen in het concentratiekamp Büchenwald. Met haar fascinatie voor Semprun lijkt Villaverdes visie duidelijker te zijn: Sonia is niet zozeer een symbool voor het lot van immigranten, maar meer een slachtoffer van een wereld zonder troost en zingeving. Dit maakt haar tot weinig meer dan een pion in Villaverdes artistieke pessimisme, waar zij de regels bepaalt. Haar individuele lot, maar ook haar bewegingsvrijheid zijn daarmee beperkt door een intens zwart wereldbeeld. (George Vermij)

Droogkomische karakterschets
Forever Never Anywhere (Immer nie am Meer) – Sturm und Drang
Antonin Svoboda • Oostenrijk, 2007

Immer nie am Meer van Antonin Svoboda komt uit de stal van het Oostenrijkse platform Coop99, dat eerder verantwoordelijk was voor films als Darwin’s Nightmare en The Edukators. Het platform richt zich volgens eigen zeggen op authentieke films waarin ruimte is voor eigen standpunten en waarin een persoonlijke aanpak voorop staat. Net als de eerdere films die dit platform uitbracht is ook Immer nie am Meer publieksvriendelijk zonder in standaardformules te vervallen. Boeiende cinema voor een breed publiek dus, zonder al teveel artistieke pretenties.

~

Immer nie am Meer is een droogkomische karakterschets over drie mannen die nadat ze van de weg zijn geraakt langdurig vast komen te zitten in een auto. Door hun tegendraadse karakters en de onderlinge weerzin die ze voor elkaar voelen ontstaat de ene na de andere hilarische situatie. Als de drie mannen door een klein jongetje worden ontdekt, lijkt de redding nabij. Maar het tegendeel is waar, het jochie besluit hen te gebruiken voor een van zijn experimenten. Op dat moment lijkt de film voor even richting het vroege werk van Haneke te gaan, maar al snel wint de komedie het van de tragedie en de beklemming verdwijnt als sneeuw voor de zon. De film had aan diepgang gewonnen als dit bizarre experiment meer substantie had gekregen en als de grimmige potentie ervan beter benut was. Nu verliest Immer nie am Meer aan het einde zijn richting waardoor de film als een nachtkaars uitgaat. Dat neemt niet weg dat het zondermeer een van de meest hilarische films op het IFFR 2007 was. (Martijn Boven)

Komisch revisionisme
12:08 East of Bucharest (A fost sau n-a fost?) – Time & Tide
Corneliu Porumboiu • Roemenië, 2006

12:08 East of Bucharest heeft een ambitieus doel, maar is op het eerste gezicht verpakt in een nuchtere en humoristische stijl die pas in de tweede helft van de film op een effectieve wijze een serieuze boodschap prijsgeeft. De film is een realistische komedie die subtiel kritiek levert op de Roemeense revolutie van 1989. Het uitgangspunt van de film is een tv-programma van een lokale omroep, waar wordt teruggekeken op de revolutie die de dictatuur van Ceauþescu omverwierp. De vraag die de interviewer aan twee gasten (een geschiedenisleraar en een bejaarde man) voorlegt, is waar ze op de dag van de revolutie waren en wat ze toen deden.

~

Porumboiu begint de film met banale beelden van het leven van de hoofdpersonen. De laconieke leraar verspilt al zijn geld aan drank en de interviewer heeft stiekem een affaire. Porumboiu is meesterlijk in de manier waarop hij de banaliteit en de routinematigheid van een dag weet uit te beelden. Deze scènes geven een treffend beeld van het hedendaagse Roemenië. Daartegenover staat het tweede gedeelte van de film, waarin het onduidelijke verleden door het interview naar boven komt.

In de rommelige en komische discussie die uitbreekt is in een kleine vorm de strijd te zien van een land met zijn verleden. Met deze wending toont Porumboiu een volwassen visie op de geschiedenis, waarin revisionisme een belangrijk aspect vormt. De duidelijke tegenstelling tussen de verschillende kampen, tussen de revolutionairen en de krachten van het totalitaire regime blijken complexer te zijn dan op het eerste gezicht leek.

Porumboiu leeft teveel met zijn personages mee om ze af te schilderen als meelopers of leugenaars. Het zijn bovenal mensen die in hun gedrag en karakter wispelturig zijn. Het revisionisme van 12:08 East of Bucharest toont het hedendaagse Roemenië, waar iedereen er maar het beste van probeert te maken en in lichte mate gedesillusioneerd lijkt te zijn door de vervlogen idealen van de revolutie. Maar mocht men denken dat de film pessimistisch is over de revolutie, dan biedt de laatste scène op een subtiele wijze toch nog hoop op de kracht van veranderingen. (George Vermij)

Spel met contradicties
Squatterpunk (Iskwaterpangk) – Time & Tide
Khavn De La Cruz • Filippijnen, 2007

De tegendraadse Filippijnse rebel Khavn De La Cruz (1972) heeft ondanks zijn jeugdige leeftijd een indrukwekkende rij films op zijn naam staan. Hij is de grondlegger van het productiebedrijf Filmless Films, dat zichzelf tot doel heeft gesteld om de digitale revolutie in de film een steuntje in de rug te geven. Khavn, die al eerder op het IFFR was en ook steun ontving van het Hubert Bals fonds, is dit jaar vertegenwoordigd met het stijlvol gefilmde Squatterpunk, waarin gespeeld wordt met contradicties en verwachtingspatronen. Daarnaast zijn er ook enkele van zijn korte film te zien.

~

Squatterpunk is een film zonder dialoog en zonder traditionele verhaallijnen, het is een collage van beelden die worden begeleid door keiharde punkmuziek (o.a. van Khavns eigen band). Elke vorm van emotie is afwezig en het wordt de kijker onmogelijk gemaakt om zich met de personages te identificeren, zover er überhaupt al sprake is van personages. We zien spelende kinderen tussen het afval in de sloppenwijken, af en toe afgewisseld met de chique wolkenkrabbers even verderop. Het geheel wordt van summier commentaar voorzien door enkele tegeltjeswijsheden in graffitistijl. De soundtrack, die uitsluitend uit snoeiharde punkmuziek bestaat, staat feitelijk los van de beeldencollage, waardoor de emotionele impact nog verder wordt gereduceerd. Het vormt Khavns alternatief voor de amusementsindustrie die de kijker manipuleert met een bombardement van emotionele impulsen.

Khavn speelt met de schijnbare contradicties tussen sloppenwijken en spelende kinderen, tussen de smerige sloppenwijken en de prachtige cinematografie, tussen de gestileerde beelden en de ruige muziek. Voor even weet dit speel zeker te boeien, maar al snel word je overvallen door het gevoel dat je naar een vakantievideo van een verre vriend zit te kijken die snoeiharde punkmuziek heeft opgezet en toen even weg moest. De onverschilligheid slaat toe en een uur later sta je afgebeuld en slaperig weer buiten. (Martijn Boven)

Pseudo-pornografie
Abandoned House – Kings & Aces
James Herbert • USA/Italië, 2007

Abandoned House heeft de pretentie om een artistiek verslag te zijn over het huidige slagveld van de seksen. De film laat naakte jongeren in een Italiaanse setting praten over hun eerste seksuele ervaringen. Herberts film maakt gebruik van niet-professionele acteurs, die je niet weten te raken met hun banale verhalen. Hij wisselt dit af met pseudo-poëtische beelden van naakte lichamen die lijken te flirten met de pornografie.

~

Maar de personages hebben geen diepgang. En het zijn vooral de in het gebrekkig Engels pratende Italianen die lachwekkend zijn in hun beschrijving van verschillende seksuele daden (“she make me a blowjob“). Trucjes van Herbert om het geheel nog artistiek cachet te geven mislukken genadeloos. Zo verwijzen bepaalde beelden naar schilderijen en monteert Herbert ook poëtische beelden door het geheel heen. Maar de film is een schaamteloze, pretentieuze mislukking. Op het festival resulteerde de vertoning voornamelijk in veel lachsalvo’s bij de toeschouwers, waarvan het merendeel na verloop van tijd ook de zaal verliet. (George Vermij)

Standaard vrouwenfilm
Das Fräulein – Sturm und Drang
Andrea Staka • Zwitserland/Duitsland, 2006

Das Fräulein gaat over het leven van vrouwen uit het voormalige Joegoslavië die elkaar in Zwitserland ontmoeten. De personages zijn allen bannelingen die wegens verschillende reden zijn gevlucht naar West-Europa. Ruza is een Servische vrouw die een restaurant runt en veel Joegoslaven heeft die voor haar werken. Met haar geordende leven toont ze weinig emotie, waardoor je als toeschouwer direct weet dat ze worstelt met een onverwerkt verleden. Als de jonge Ana al liftend aankomt in de stad, waar Das Fräulein zich afspeelt, duurt het niet lang voordat ze in contact komt met Ruza. Ana vormt de tegenpool van Ruza. Ze leeft van dag tot dag en laat zich leiden door de dynamiek van het moment. In de film heeft ze korte affaires die nog eens aangeven dat zij zich niet wil binden aan een persoon.

~

Gaandeweg blijkt dat ook Ana’s gedrag te maken heeft met onverwerkte oorlogstrauma’s. Daarnaast heeft ook de terminale ziekte waaraan ze leidt invloed op dat gedrag. Ana zorgt er met haar vitaliteit voor dat Ruza zich meer openstelt en gaat leven. Das Fräulein volgt verder nog andere personages die verbonden zijn aan Ruza’s restaurant en poogt zo een beeld te geven van het lot van gevluchte Joegoslaven. De film is bij vlagen komisch en lijkt nog het meest op een vrouwenfilm à la Almodóvar, waarin het plot focust op personages die elkaar in moeilijke situaties steunen. Maar de film blijft verder vrij onopmerkelijk in de afhandeling van zijn thema’s, ondanks het goede acteerwerk. (George Vermij)

Beproevingen van twintigers
Reprise – Sturm und Drang
Regie: Joachim Trier • Noorwegen, 2006

Reprise is een vlotte film die de lotgevallen van een groep van Noorse twintigers als thema heeft. Erik en Phillip zijn twee vrienden die dromen van literaire roem en het saaie Noorwegen willen ontvluchten. Als Phillips roman een succes wordt lijkt alles goed te gaan, maar al gauw blijkt het geluk niet zo gemakkelijk te vangen. Erik worstelt nog met zijn schrijversschap en beide personages schipperen tussen onzekerheid en dromen van wensvervulling. Daarnaast volgt de film de vrienden van het duo en hun ervaringen in de liefde.

~

Triers film zit vol met literaire, filmische, en filosofische verwijzingen, maar het is allemaal verpakt in een gladde stijl die verraadt dat Trier vóór deze film reclamespotjes maakte. De beproevingen van de jonge helden zijn erg herkenbaar en tonen de universaliteit van bepaalde dromen van roem en succes. De film is ook erg grappig en maakt goed gebruik van de muziek van bands als Joy Division en le tigre. Toch is Reprise net iets te ironisch om echt te raken en soms vervalt de film in het standaard sjabloon van een getroebleerde twintigersfilm. Trier probeert door trucjes en een dynamische montage het geheel nog verrassend te maken, maar de film blijft ondanks dat alles een weinig vernieuwende publieksfilm. (George Vermij)

De melancholie van bannelingen
Lost Lost Lost – Cinema regained
Jonas Mekas • VS, 1977

Lost Lost Lost bestaat uit het filmmateriaal dat de experimentele cineast en filmcriticus Jonas Mekas had verzameld vanaf zijn aankomst in de VS in 1949. Mekas vluchtte na de oorlog uit Litouwen en de filmpjes geven een verslag van de eerste migranten die zich in New York vestigen. Als tijdsdocument is de film erg opmerkelijk in zijn evocatie van mensen en plaatsen uit een verloren tijdperk.

~

We zien melancholische beelden die grof zijn gemonteerd, waarin Mekas bevangen lijkt te zijn door gevoelens van heimwee en spanning. Maar als toeschouwer is men ook getuige van de uitwerking die de energie van de grote stad op Mekas heeft. Als kunstenaar verliest hij zich al snel in de dynamische grootsheid van Amerika. Mekas zou zich in New York gaandeweg gaan profileren als avant-gardistische regisseur. De film beslaat ook de periode dat hij met zijn broer Adolfas stukken schreef voor het tijdschrift Film Culture.

Lost Lost Lost is een groots filmdagboek, waarin Mekas de beelden voorziet van poëtisch commentaar. Maar de lange duur van de film (bijna drie uur) maakt het wel een lange zit. De film kan nog het beste gezien worden als een lange tijdsreis, opgeroepen door Mekas’ keuze van opmerkelijke beelden. Lost Lost Lost past daarom perfect binnen het programmaonderdeel cinema regained. De film bevat verder ook nog beelden van een jonge Peter Bogdanovich, een citerende Allen Ginsberg en andere beroemde New Yorkse bohemiens. (George Vermij)

Lachwekkende pedanterie
Fragments of Cinema and Philosophy – Cinema Regained
Enrico Ghezzi, Ciro Giorgini, Stafano Francia • Italië, 2007

De begincredits van Fragments of Cinema and Philosophy doen het ergste vermoeden. De film opent met een logo van een lokaal bureau voor toerisme en vervolgens krijgt de toeschouwer beelden voorgeschoteld van het idyllische eiland Prodicaa, dat dichtbij Napels ligt. Deze film is een slecht gemaakte en bij vlagen lachwekkende reportage over het festival Il Vento di Cinema dat elk jaar op dit eiland gehouden wordt.

~

Het filosofische idee achter het festival lijkt interessant, maar als we dit verslag moeten geloven lijkt het een te vaag concept van hoofdprogrammeur Enrico Ghezzi. De film bestaat uit interviews die deze Italiaanse filosoof in slecht en onduidelijk Engels voert met de regisseurs Werner Herzog, Amos Gitai en de filosoof Boris Groys. Ghezzi komt zelden goed uit zijn woorden en de vaagheid en obscuriteit van zijn beslommeringen maken het moeilijk om zijn vragen te begrijpen. In de ergste gevallen lijken bepaalde vragen gaandeweg te verdwijnen in zijn onkunde om duidelijk in het Engels te kunnen formuleren. Dit gegeven maakt van Ghezzi een komisch figuur ondanks, zijn schijnbare filosofische geleerdheid. De ondervraagden proberen zich nog te redden binnen Ghezzi’s richtingloze nieuwsgierigheid. Groys is nog het meest lucide op de wijze waarin hij filosofische ideeën verbindt aan de geschiedenis van de cinema, maar zijn uitspraken worden door Ghezzi verder niet uitgewerkt. Een ander irritant element vormen de beelden van het eiland zelf die door de interviews gemonteerd zijn en waarschijnlijk dienst doen als toeristische promotie. (George Vermij)

Film / Achtergrond
special: Kunstenaarsfilms

IFFR 2007

~

Naast het grote aanbod aan films op het IFFR zijn er in Rotterdam ook altijd programmaonderdelen die het spanningsveld zoeken tussen film en andere disciplines binnen de kunsten. Dit jaar was kunstenaar Knut Åsdam de Artist in focus en koos de kunstinstelling Witte de With kunstenaarsfilms uit die werden vertoond in de bioscoop in plaats van de gebruikelijke museale setting.

Overzicht verslag IFFR 2007

Artist in Focus: Knut Åsdam: Films in context
Exposing Cinema: Depiction, Perversion, Repulsion, Obsession, Subversion

De Noorse kunstenaar Knut Åsdam is vanaf de jaren negentig bezig met het maken van films en installaties over zoektochten naar individuele identiteit binnen een globaliserende en veranderende samenleving. De films die werden vertoond in Rotterdam focusten op vervreemde personages in kale urbane omgevingen.

<i>Filter City<i>
Filter City

De film Filter City (2003) toont twee vrouwen die in een grootse en anonieme stad praten over hun fluctuerende gemoedstoestand. Ze praten over een conditie die onderhevig is aan de golven van geld en consumptie die deel uitmaken van de textuur van de stad. Blissed (2005) zet dit idee voort in een Engelse setting die eigenlijk niet verschilt van de stad in Filter City. In Blissed zien we een groep jongeren praten in een groots winkelcentrum. Ze hebben het over hun identiteit en de waarde van vriendschap, terwijl er om hun heen onverschillig wordt geconsumeerd. De film Finally (2006) toont drie personages die in Salzburg verdwaald lijken te zijn en zoeken naar iets wat ze met elkaar bindt.

<i>Blissed<i>
Blissed

Åsdams films zijn visueel vrij kaal en borduren lang voort op de thema’s die hij aankaart. De personages lijken vast te zitten in een grid van vervreemding dat het resultaat is van de huidige postkapitalistische samenleving. Iedereen lijkt gevangen te zijn in structuren die zijn bepaald door consumptie en de wetmatigheden van de globale economie. Åsdam is in zijn kritiek subtiel. Zijn films bevatten geen duidelijke antikapitalistische boodschappen, maar ze tonen wel een staat van zijn die leeg is en tegelijk ook een spanning met zich meedraagt. Rebelleren tegen dit systeem lijkt ook geen duidelijke optie voor de personages, terwijl ze twijfelen aan hun eigen bewegingsvrijheid binnen een schijnbaar gesloten domein.

Godards stad

Tijdens de voorstelling van Åsdams film werden ook twee films getoond die invloed hebben gehad op zijn stijl. De film Lohdutusseremonia (1999) van de Finse kunstenares Eija-Liisa Ahtila gaat over een paar in huwelijkstherapie en toont op effectieve wijze de desintegratie van een gezin gekoppeld aan grote maatschappelijke tendensen. Åsdams keuze om Jean-Luc Godards Deux ou trois choses que je sais d’elle (1967) te tonen geeft wat duidelijker aan waar Åsdam binnen het politieke spectrum te plaatsen is. Godards film was een soort filmisch essay over de gevolgen van modernisering op de cultuur. De actrice Marina Vlady speelt in de film een huisvrouw die woont in de nieuwgebouwde flats aan de rand van Parijs. Om rond te komen en om te blijven genieten van de nieuwe luxes van de consumptiemaatschappij werkt ze bij als prostituee. Godard gebruikt Vlady als personificatie van de geestelijke toestand van Parijs ten tijde van de groei van de consumptiemaatschappij. De film bevat verder een fluisterende commentaarstem (Godard zelf) die filosofische beslommeringen uit, terwijl we beelden zien van grote flats en consumptieartikelen.

Godard stond duidelijk kritisch tegenover de nieuwe krachten van het kapitalisme en de gevolgen daarvan op de cultuur. Prostitutie is ook een terugkerend thema binnen Godards films en wordt door hem vaak gehanteerd als een symbool voor de relaties tussen individu en economie.

Åsdam keuze lijkt een link te suggereren tussen de staat die hij probeert te bereiken in zijn films en Godards vroege methoden om cinema op een politieke wijze te hanteren. Naast de films die werden vertoond tijdens het festival, waren er ook installaties van Åsdam te zien in verschillende musea en kunstinstellingen. De installatie The care of the self finally Edit gebruikt de film Finally binnen een grotere installatie die bestaat uit een groot nagemaakt park. In het museum Boijmans Van Beuningen was deze grote nagemaakte ruimte te zien. Het verschil in beleving is daarmee duidelijk anders, gezien het park in de museumruimte de opgeroepen vervreemding nog eens versterkt in zijn precieze kunstmatigheid.

Op zoek naar het spanningsveld

Het verschil tussen het vertonen van kunstenaarsfilms in een bioscoop en in een museale context, kwam ook duidelijk naar voren in de selectie die kunstinstelling Witte de With had samengesteld voor het programmaonderdeel Exposing cinema. Normaal heeft Witte de With een programma dat te zien is in de instelling zelf, maar dit jaar kozen zij ervoor om kunstenaarsfilm in de bioscoop te vertonen onder de titel Depiction, Perversion, Repulsion, Obsession, Subversion. Directeur Nicholaus Schafhausen was geïnteresseerd in de spanningen tussen cinema en kunst en de manieren waarop kunstenaars omgaan met cinematografische middelen en stijlen. Bepaalde filmpjes zijn aangepast voor het formaat van het grote scherm ondanks het feit dat ze in de meeste gevallen bedoeld waren als video-installaties voor galerieruimtes en musea.

De keuze van kunstenaars was zeer breed. Er werden films vertoond van beeldend kunstenaars Erik van Lieshout, Matt Stokes en Sarah Morris. Ook waren de kunstenaars in veel gevallen aanwezig tijdens de voorstellingen om vragen te beantwoorden van het publiek.

<i>Occupation</i>
Occupation

Niet alle films waren even geschikt om het probleem tussen film en kunst te illustreren. De filmpjes Occupation (Clemens von Wedemeyer, 2001) en Continuity (Keren Cytter, 2005) waren zeer duidelijk geïnspireerd door filmgenres en cinematografische trucjes. Occupation is een intelligent filmpje over het filmmaken zelf. De film volgt een menigte die gefilmd wordt, terwijl de filmmakers zenuwachtig proberen om de shots zo goed mogelijk te vangen. De film heeft een ongewone spanning en speelt op sublieme wijze met verschillen tussen echt en namaak. Dat wordt ook nog eens versterkt door een ‘making of’-documentaire die de scheidslijnen nog eens verder vervaagd.

De Duitse videokunstenaar Marcel Odenbach werd speciaal uitgelicht door Schafhausen. Er waren vier filmpjes van hem te zien, maar zijn films leken allemaal net iets vaag om een heldere discussie tussen de verschillende mediums te bewerkstelligen. Opmerkelijk was het egodocument Rock (2006), van de Nederlandse kunstenaar Erik van Lieshout. In deze film volgt Lieshout zijn eigen psychische toestand, terwijl hij op het idee komt om een filmpje te maken over de Nederlandse nouveau riche. Lieshout is gefascineerd door het opzoeken van grenzen en zijn verslag is schokkend op de manier waarin hij opgaat in het foute wereldje van nieuwe rijken. Naast een verslag van zijn eigen verwarde toestand, lijkt van Lieshout ook een tijdbeeld te geven van het nieuwe brutale populisme. De uitspraken van verschillende geïnterviewden zijn plat en bot in hun directheid, terwijl ze de pretentie hebben om levenswijsheden te zijn.

Toch kwam deze film minder sterk over op het scherm in vergelijking met de presentatie van Rock in Boijmans. Daar is de film nu te zien in het kader van een tentoonstelling van de kunstenaar. De film werd in Boijmans getoond in een zaal die vol stond met auto’s. Als toeschouwer kon je in de auto’s zitten alsof het een drive-in bioscoop was. Daarnaast toonde de tentoonstelling duidelijk meer facetten van Van Lieshout. Zo waren er schilderijen en tekeningen te zien van de kunstenaar die duidelijk refereerden aan de ervaringen die hij had opgedaan in Rock.

Maar de uiteindelijk doelstelling van de samenstellers, zoals samengevat in de titel, was misschien wat te gewaagd. Vooral de woorden perversion, repulsion en subversion gaven de show iets te veel shock-cachet voor een verzameling filmpjes die niet altijd even boeiend waren en soms niet ingingen op de geschetste problematiek.

Theater / Voorstelling

Lichaam schittert niet helemaal

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Lichaam

.

~

Lichaam is, na Fragmenten Olivier Provilys tweede autonome grote zaalvoorstelling bij Het Zuidelijk Toneel. Tijdens het maakproces werkt hij niet vanuit een bestaande (theater)tekst, maar creëert teksten tijdens de repetities. Dit resulteert in verschillende losse scènes. Sommigen tonen herkenbare situaties uit het dagelijks leven, anderen zijn abstracter van aard. Al deze situaties worden met elkaar verbonden door de overkoepelende thematiek van de voorstelling. Provily onderzoekt namelijk hoe mensen zich tot anderen verhouden. Er worden vragen gesteld als: wat doe je wanneer je alleen bent? Is het mogelijk om echt contact te maken met anderen? Is taal hier wel een geschikt middel voor? Welke rol speelt je lichaam hierbij?

Eilandjes

Het natuurlijke spel van de zes acteurs zorgt voor geloofwaardigheid, herkenbaarheid en soms voor intimiteit. Nanette Edens speelt sterk in de eerste scène waarin ze uiterst nauwkeurig verslag doet van haar eigen lichaam. Erg mooi is verder de restaurantscène, waarin iedereen op zijn eigen eilandje zit te eten. Wanneer twee mannen contact met elkaar proberen te zoeken, komen ze niet verder dan het uitwisselen van oppervlakkige informatie. Ondanks dat willen ze toch graag elkaars vriend zijn. Het steenkolenfrans waarin ze met elkaar praten, maakt direct de beperkingen van taal duidelijk. Maar het (on)vermogen tot contact komt ook tot uiting in kleine dingen, bijvoorbeeld de man die problemen heeft met zijn vader. Zijn vader is met iedereen bevriend, maar met zijn zoon maakt hij slechts een kletspraatje. Of het meisje dat ironisch genoeg communicatiewetenschappen studeert.

Opbouw

~

Teleurstellend is de opbouw van de voorstelling. Het begin is erg sterk met interessante scènes die variëren in lengte en dynamiek. Maar op een gegeven moment vervaagt die dynamiek en blijft er alleen traagheid over. Dit langzame tempo blijft overheersen in de rest van de voorstelling en gaat daardoor steeds meer irriteren. Dat is zonde, want hierdoor komen de laatste scènes waarin onder andere Maartje zich bewust wordt van haar lesbische gevoelens en waarin een vrouw erg haar best doet om een succesvol etentje te organiseren, steeds minder goed over. Bijna aan het eind van zijn voorstelling spreekt Provily de zintuigen op een andere manier aan, waardoor het publiek zich ineens erg bewust wordt van het eigen lichaam. Dit is een interessante toevoeging, maar had beter uit de verf kunnen komen wanneer het steviger was ingebed in de opbouw van het geheel. Nu weet de voorstelling jammer genoeg niet helemaal te schitteren.


Lichaam
speelt nog tot en met 15 maart 2007 in Nederland en België. Zie: www.hzt.nl

Theater / Voorstelling

Verslaafd aan het oordeel

recensie: MONK - HEMEL

.

~

God koestert aanvankelijk grote sympathie voor Henk, en maakt hem deelgenoot van zijn frustraties. “Een beetje dankbaarheid, een beetje respect voor de schepping. Weet je wel hoe moeilijk het is zo’n zonsverduistering te maken, om dat zwarte cirkeltje precies voor de zon te krijgen?” “Ik heb je wel door”,zegt Henk na Gods klaagzang, “jij wilt scheppen om het scheppen. “Als Henk duidelijk heeft gemaakt dat er geen ongelukkige liefde in het spel was die zijn zelfmoord rechtvaardigt en hij zelfs niet van het liedje Het zijn de kleine dingen die ’t doen kan genieten, richt God weemoedig de blik omhoog en is het afgelopen met diens geduld. Henk wordt pardoes van het toneel gewerkt, terug naar de aarde. “Ga maar een gezinnetje stichten!” roept God hem na.

Vakkundig en naturel

Toneelgroep MONK maakt alle stukken zelf. Terwijl Toneelgroep Amsterdam met het pretentieuze schreeuwdrama Rouw siert Electra de Stadsschouwburg vult, boeit MONK met het kleine gebaar een klein zaaltje in Frascati. Een grootse prestatie. Virtuoze dialogen en komische spitsvondigheden. Zuur cynisme vloeit als honing uit de pen van het collectief. Het spel van Kroon en Vecht is vakkundig en naturel. Kroon zet met kleine mondtrekjes en oogbewegingen een karakteristieke Henk de Boer neer. Hij bestaat niet, maar op een feestje zou je ‘m zo herkennen.
Met dit tweede deel van het drieluik DAKHEMELRUIMTE vervolgen de makers van MONK hun analyse van de maatschappij. Henk kan geen plezier meer hebben in het leven, omdat hij door zijn vele schooljaren verslaafd is geraakt aan het oordeel van anderen. Hij heeft een hekel aan oppervlakkigheid, maar kan zijn leven niet meer eigenzinnig inrichten. “Ik heb er genoeg van: spelletjessletjes, de top 500 van Quote, P.C. Hooft-tractoren…..” Hij moet zich als mislukt beschouwen, omdat niemand een positief oordeel over hem wil vellen.

~

In onze meritocratie, waarin het curriculum vitae een virtuele portemonee voor geluk en erkenning is geworden, legt MONK de vinger op de zere plek. Het oordeel van anderen is zaligmakend, terwijl het Laatste Oordeel van de agenda is geschrapt.
Gelukkig hebben de leden van MONK geen last van die levensmoeheid door gebrek aan erkenning. Met kleine middelen worden verrassende prestaties neergezet, met hetzelfde kinderlijke plezier waarmee een ander zijn P.C. Hooft-tractor bestuurt.

Tot en met 3 februari in Frascati in Amsterdam. Zie: www.tgmonk.nl

Film / Achtergrond
special: Deel 4

IFFR 2007

~

Vandaag in ons uitgebreide verslag een recensie van Christopher Nolans afsluitingsfilm, en van onder andere de meest interessante Taiwanese, Japanse en Europese films. Er volgt nog een uitgebreid overzicht van de kunstenaarsfilms en de Aziatische selectie, een kort interview, en nog een aantal recensies.

Overzicht verslag IFFR 2007

6 februari

Bizarre reconstructies
Playing the Victim (Izobrajaya zhertvu) – Sturm und Drang
Kirill Serebrennikov • Rusland, 2006

 

Playing the Victim begint sterk. Valja speelt op aanwijzingen van een misdadiger het slachtoffer in de reconstructie van het misdrijf, waarbij de misdadiger een vrouw in stukken door een chemisch toilet wilde spoelen. De reconstructie in het chemische toilet wordt amateuristisch gefilmd door een agente die meer oog heeft voor de miauwende poes, de ruziënde mannen en haar mobieltje, dan voor de belangrijke details van deze misdaad.

~

Playing the Victim is een bizarre film, waarbij Valja het ene slachtoffer na het andere speelt in de meest absurde misdaden die echter nauwgezet gereconstrueerd worden door de rechercheur. Niet alleen in zijn werk speelt Valja het slachtoffer, ook in zijn dagelijkse leven vindt hij zichzelf vrij zielig. Zijn vader is net overleden, zijn moeder wil nu al samenwonen met zijn oom en zijn vriendin zit te zeuren. Als een soort moderne Hamlet (de film zit boordevol verwijzingen naar het toneelstuk van Shakespeare) wreekt hij zijn vaders dood en dan zijn de rollen ineens omgedraaid.

Hoewel de film goed gefilmd en geregisseerd is, worden sommige scènes iets te veel uitgemolken en te veel herhaald, waardoor je aandacht halverwege de film iets verslapt. Toch maakt het einde weer veel goed. Deze film is zeker de moeite waard als je houdt van een absurdistische film waarbij een vleugje slapstick en een grote portie zwarte humor niet geschuwd worden. (Jacqueline van Ouwerkerk)

 

5 februari

Meesterlijke trucjes
The Prestige – Afsluitingsfilm
Christopher Nolan • VS, 2006

 

Een goede goocheltruc is niets zonder een spectaculair einde. Voor een filmfestival geldt hetzelfde. Het is daarom niet vreemd dat het IFFR dit jaar afsluit met de meesterlijke film The Prestige van Christopher Nolan. De film, die zich afspeelt tijdens de industriële revolutie, draait om twee goochelaars die van goede vrienden, bittere vijanden worden en er alles aan doen om elkaar dwars te zitten. De entertainers worden gespeeld door Christian Bale (die al eerder samenwerkte met Nolan in Batman Begins) en Hugh Jackman. Beide heren zetten een glansrol neer, en gelukkig krijgen ze van Nolan, die ook verantwoordelijk is voor het script, genoeg ruimte om hun karakters te ontwikkelen. Het publiek zal er nog moeite mee hebben een kant te kiezen.

~

Net als in Memento kiest Nolan er weer voor om het verhaal niet geheel chronologisch te vertellen, maar een goede illusionist laat ook niet meteen al zijn geheimen zien. Zowel de karakters als de filmmakers halen constant trucs met elkaar uit. The Prestige is een genot om naar te kijken, dankzij de perfecte cast (met bijzonder goede bijrollen van onder meer David Bowie en Michael Caine) en het verbluffende verhaal. (Nora Sinnema)

 

Persoonlijk debuut
La fine del mare – Tiger Awards competitie
Nora Hoppe • Duitsland/Frankrijk/Italie, 2007

De eerste lange speelfilm van Nora Hoppe (VS) is een prachtig gestileerd drama aan zee. De sigarettensmokkelaar Todor vaart dagelijks uit om op zee zijn waar in kleine pakjes in ontvangst te nemen. Als hij gevraagd wordt een grotere vracht mee te nemen, stemt hij met tegenzin in, bang als hij is zich hiermee in de nesten te werken. In de kist zit een verwarde, gedrogeerde vrouw, die Todor naar zijn huis sleept.

~

Vanaf dat moment is hij gedwongen de mensensmokkelaars van de vrouw om de tuin te leiden. De vrouw die in zijn sobere huis herstelt doet zijn verleden herleven. Langzaam ontstaat er een door angst, verdriet en dood ingegeven vertrouwensband tussen de zwijgzame smokkelaar en de wanhopige jonge vrouw.

De nevel en de blauwgrijze vormgeving van La fine del mare is indrukwekkend. De cinematografie is bijna een personage, even mistroostig als de figuranten die Todor terloops ontmoet in het café en aan de kade. Iedereen lijkt blind, behalve zijn beste vriend. Het drama schreeuwt om actie, maar Hoppe heeft ervoor gekozen de kijker dat te onthouden. Ze fixeert het drama op het tweetal in de armzalige woning. De radio, de broodtrommel met geld, het vissersmes waarmee gesneden wordt; de sobere aankleding en cast doen denken aan Italiaanse films uit de jaren zestig. Ook de dialogen zijn aanvankelijk sober. Maar naarmate de film vordert lijkt Hoppe steeds meer aangestoken door het virus teveel te willen vertellen. Hierdoor worden de karakters overstemd, en komen de twee hoofdpersonen gekunsteld en theatraal over. Later in de film hervindt Hoppe weer de balans tussen de visuele perfectie en het verhaal. Zo heeft Hoppe met La fine del mare een mooie, eigenzinnige eerste speelfilm gemaakt en heeft ze daarbij een zeer persoonlijke stijl gevonden. (Antoinette van Oort)

 

Het schemergebied tussen lust en rust
I Don’t Want to Sleep Alone (Hei yan quan) – King & Aces
Ming-Liang Tsai • Taiwan/Frankrijk/Oostenrijk, 2006

De dolende mens in de metropool en het verlangen naar een liefde die drijvend is. De drie hoofdpersonen in de film van regisseur Ming-Liang Tsai zijn allen figuranten op zoek naar deze vloeibaarheid. Hsiao Kang (Kang-Sheng Lee) wordt dakloos en gemolesteerd langs de snelweg gevonden door een groepje immigranten uit Bangladesh en meegesleept op een armzalig matras. Een van hen, Rawang (Norman Atun), verzorgt hem vol liefde en hoop. Eenmaal opgeknapt hangt Hsiao doelloos rond in de buurt en wordt hij opgemerkt door Chyi (Shiang-Chyi Chen), die als slavin werkt in een koffiebar en daarnaast de verlamde zoon van de bazige ‘lady-boss’ verzorgt. Een armoedig leven zonder privacy of een andere keus. Chyi, Rawang en Hsiao maken alle drie deel uit van een Maleisische economische onderkaste die voor een kom rijst, de luxe van een matras en een gammel dak boven het hoofd Kuala Lumpur levend houdt.

~

Tsai observeert dat poëtisch, maar ook realistisch. De Aziatische levensstijl snuif je als kijker het liefst kritiekloos naar binnen, maar dat lukt bij Tsai niet. Je wordt meegesleept in het leven van de drie hoofdpersonen. Het leven op straat is niet de maat die Tsai daarbij hanteert, zijn aanklacht is abstract. Het ligt vormeloos en verlamd in een bed en drijft alle verlangens naar het betonnen karkas van een verlaten wolkenkrabber aan de rand van de stad. Het postmoderne theater straalt zelfs in het tropische klimaat een koele vergankelijkheid uit.

I Don’t Want to Sleep Alone is Tsai’s eerste film gedraaid in zijn thuisland Maleisië. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen voor het script bij deze film zijn, naast de Petronas twin towers, de opera Die Zauberflöte van Mozart en een gedicht van de Chinees Bei Dao (1949). Mozarts klanken kleuren het onbewegelijke lichaam in het stalen bed, dat in een wrede scène zelfs zelfbevlekking toegediend krijgt. Een keerpunt in de film, waarna de regisseur het schemergebied tussen lust en rust subtiel uitwerkt. Rusteloos fladdert Hsiao als een vlinder in de nacht. Rawang, Chyi en zelfs haar bazin zijn tot hem aangetrokken maar Hsiao lijkt ongrijpbaar behalve voor het vergane matras. Als de moesson vergezeld van een intense smog over de stad valt is er slechts een plaats waar het drietal heen kan gaan. (Antoinette van Oort)

 

4 februari

Klimaatcrisis in genrefilm
The Last Winter – Rotterdämmerung
Larry Fessenden • VS/IJsland, 2006

 

~Regisseur Fessenden levert met The Last Winter een minder eigenzinnige film dan Wendigo, zijn IFFR-selectie van vijf jaar geleden. In deze nieuwe variant op The Thing is een groep onderzoekers in een uithoek van Alaska gestationeerd, waar zich mysterieuze dingen voordoen; al gauw laten ze een voor een het leven, en stevent de film af op een idiote ontknoping met ongepast CGI-werk. Uitstekende beelden van het noordpoolgebied, een prima sfeer, en bovendien een aardige poging tot commentaar op de vermeende huidige klimaatcrisis ten spijt- The Last Winter wordt nooit meer dan een matige genrefilm. (Paul Caspers)


Triomf voor Japanse animatie
Paprika – Kings & Aces
Satoshi Kon • Japan, 2006

Drie animatiefilms vielen dit jaar op: het Deense Princess (zie deel 2), het Zuid-Koreaanse Aachi & Ssipak, en de beste, het Japanse Paprika. In Zuid-Korea wordt nauwelijks animatie gemaakt, en Aachi & Ssipak betekent op dit gebied geen vooruitgang. Het is een dure, schreeuwerige science fiction-film over een toekomst waar alles om ontlasting draait, een een leger luiermannetjes oorlog voert om verslavende lolly’s. Dit is net zo kinderachtig en hysterisch verbeeld als het klinkt, en vermoeit al gauw. De openingsscène is een slechte kopie van die van de animeklassieker Akira, en herinnert alleen maar aan de nog altijd zelden evenaarde kwaliteit daarvan. Ook het Deense Princess, een wraakvertelling over de pornoindustrie, teert met zijn felle decors en vaak net zo puberale geweld ook voor een deel op Japanse voorbeelden.

~

Voor de echt bijzondere exponenten van de kunst van filmanimatie moet je, zo blijkt, toch nog steeds in Japan zelf zijn. Satoshi Kon benut met zijn Paprika namelijk het medium tot het uiterste, om een wervelende toekomstwereld uit te beelden waarin illusie, droom en werkelijkheid in toenemende mate in elkaar overlopen – op onophoudelijk duizelingwekkende wijze.

Deze combinatie van klassieke detectivethriller en science fiction is diepzinnig maar niet pretentieus, technisch ongeëvenaard en op alle fronten overweldigend. En, bovendien, terloops een speelse hommage aan de cinema zelf. (Paul Caspers)


Authentiek, maar niet geslaagd
The Journals of Knud Rasmussen – Time & Tide
Zacharias Kunuk & Norman Cohn • Canada/Denemarken, 2006

~

De nieuwste film van de makers van Atanarjuat, the Fast Runner (populair op het IFFR van 2002) toont opnieuw op bewonderenswaardig authentieke wijze allerlei Inuitgebruiken, maar de context is nu concreter. De film speelt in 1922, toen een expeditie onder leiding van de Deense ontdekkingsreiziger uit de titel door het Noordpoolgebied trok en ervaringen optekende. Voor het eerst wordt nu het perspectief van de inboorlingen getoond, maar vreemd genoeg doen Kunuk en cameraman Cohn niets interessants met dit gegeven. Ze kiezen ervoor in een vaak schijnbaar willekeurige verzameling scènes de Inuit aan het woord te laten, die ellenlange verhalen vertellen over hun geloof en gebruiken.

Dat het aan een helder narratief ontbreekt is niet zo’n probleem, want een aantal schitterende natuuropnames en het lome tempo waarin de Inuit hun verhaal doen, fascineren in hun authenticiteit. Maar een algeheel gebrek aan regisseursfocus en het feit dat de Denen een nauwelijks relevante rol in het geheel spelen, zorgen voor een wankelende film die de aandacht niet bijna twee uur lang vast kan houden. Als de film pas tegen het slot thematisch cachet krijgt door de tragische kerstening van de meest traditionele Inuit uit te beelden, is het helaas al te laat. (Paul Caspers)


Verborgen collectief
Offside – Kings & aces
Jafar Panahi • Iran, 2006

Offside kan niet los worden gezien van Panahi’s voorgaande films over het hedendaagse Iran (het intense The Circle en Crimson Gold). In de films geeft Panahi een verrassend kritisch beeld van de positie van vrouwen in Iran. Offside heeft veel overeenkomsten met The Circle. In beide films wordt een groep van verschillende vrouwen gevolgd die het gebruikelijke gezag ter discussie lijken te stellen. In Offside vormt een voetbalwedstrijd het terrein wat voor vrouwen verboden is. Toch proberen verschillende vrouwen, verkleed als man zich een weg te bannen naar het stadion. Panahi volgt deze pogingen op een documentaireachtige wijze en houdt daarmee de spanning vrij hoog.

~

Als de verschillende vrouwen gaandeweg worden opgepakt door oplettende militairen, ontstaat er een felle discussie tussen hen en hun bewakers. De film gebruikt daarmee de voetbalwedstrijd als metafoor voor Iran, waar vrouwen ondanks hun gewilligheid om deel uit te maken van de samenleving, belemmerd worden door absurde regels. Offside is intens in zijn boodschap en bij vlagen ook erg humoristisch. Panahi weet daarmee belangrijke thema’s zoals de betekenis van nationale identiteit en de repressie van vrouwen op een pakkende manier in beeld te brengen. (George Vermij)


Requiem in de duinen
La marea – Tiger Awards competitie
Diego Martinez Vignatti • België, 2007

La marea is een film die een rouwproces als thema heeft. Nadat een vrouw haar man en haar kind verliest in een auto-ongeluk, vlucht ze naar de duinen om zich te onttrekken aan haar omgeving. Daar volgt regisseur Vignatti haar in heldere en verstilde shots, terwijl ze het verlies van haar dierbaren probeert te verwerken.

~

Vignatti was eerst de vaste cameraman van de Mexicaanse regisseur Carlos Regadas (Battle in Heaven) en dit is zijn debuut als regisseur en scenarioschrijver. Zijn achtergrond als cameraman is nog het sterkst vertegenwoordigd in de mooie shots van La marea, maar het verhaal wordt al snel te lang en is vrij ondynamisch. De film vertoont ook veel gelijkenissen met films die rouwprocessen behandelen. Ozons Sous le sable lijkt nog het meest in de buurt te komen, maar La marea bevat minder structuur en dweept te lang in zijn eigen artistieke rouw. Ook heeft het hoofdpersonage te weinig diepgang en lijkt ze voornamelijk door haar verdriet belangrijk te zijn in een film die verder weinig anders te bieden heeft. (George Vermij)


De filosofie achter montage
Murch – Cinema regained
Edie en David Ichioka • VS, 2006

Murch is een documentaire over de legendarische editor Walter Murch die ten tijde van de nieuwe golf binnen de Amerikaanse cinema samenwerkte met de regisseurs Francis Ford Coppola en George Lucas. Murch bestaat uit een lang interview met de man, die op zeer heldere wijze praat over de kunst van het monteren. Murch weet zijn gedachten mooi te verwoorden als hij montage ziet als een essentieel element van het kijken. Ook komt hij met interessante achtergrondinformatie over Coppola en zijn aanvaringen met de studio bij het maken van The Godfather.

~

De film bevat veel voorbeelden die tonen hoe Murchs vakmanschap werkt en is daarom interessant voor filmliefhebbers. Maar de film is verder vrij ondynamisch en signatuurloos. Edie en David Ichioka proberen door snelle cuts en trucjes Murch nog apart te maken, maar de film is niets meer dan een interview afgewisseld met filmbeelden. Het is daarom jammer dat Murch niet geprezen is op manier die cinematografisch interessanter is. (George Vermij)

Film / Achtergrond
special: Aziatische selectie

IFFR 2007

~

Hoewel een groot aantal van de Aziatische films op het IFFR vorig jaar al in première ging op festivals als dat van Vancouver, was de selectie in Rotterdam als vanouds ijzersterk. Een klein aantal onverdedigbare programmeringskeuzes (zoals een retrospectief van de visieloze genreregisseur Johnnie To, op zijn best een capabele pulpfilmer, en de vertoning van de waardeloze Koreaanse gangsterfantasie A Dirty Carnival) werden ruimschoots goedgemaakt door veel sterker materiaal.

Overzicht verslag IFFR 2007

Betelnut
Scène uit Betelnut

Naast fascinerend nieuw werk van bekroonde regisseurs als Jia, Tsai en Weerasethakul werden een aantal interessante debuten vertoond: Betelnut (2006) bijvoorbeeld, een beheerst, in ellenlange takes geschoten portret van een aantal hangjongeren in een Chinees kustplaatsje. Hier gebeurt niets, wordt weinig gezegd en ontbreekt karakterisering volledig, maar in bijna twee uur slaagt de film er wel in een herkenbaar, innemend en zeer realistisch beeld van het uitzichtloze, doelloze bestaan van nietsnutten te geven. Een al even geloofwaardig en aangrijpend portret van ronddolende mannen was Ikawa Kotaro’s debuut Lost in Tokyo (2006), waarin twee mannen een nacht en een dag doorzakken na een begrafenis van hun vriend. Na de geneugten van feesten, baden, drank en vrouwen nemen het verdriet en de vertwijfeling toch de overhand, op een levensechte wijze die je in cinema bijna nooit aantreft.

Genrevariaties

No Mercy for the Rude
Scène uit No Mercy for the Rude

De meeste Koreaanse selecties daarentegen, ook voornamelijk debuutfilms, waren sterke varianten op bekende genres. No Mercy for the Rude (zie ook deel 2) bijvoorbeeld ontstijgt zijn eigen genre: dit is een even droevige als grappige, even spannende als ontspannende film over een jongeman die huurling wordt om een operatie voor zijn spraakgebrek te kunnen bekostigen, en ondertussen een surrogaatgezin onderhoudt. De clichés van de romantische gangsterkomedie worden niet geschuwd, maar regisseur Chulhee Park geeft er zozeer een eigen draai aan en heeft zoveel verrassingen in petto dat het resultaat veel beter is dan vergelijkbaar materiaal. Joon-ho Bongs The Host kon moeilijk aan zijn te hooggespannen verwachtingen voldoen, maar bood een al even frisse variant op een genrefilm: een betere monsterfilm is nauwelijks voor te stellen.

Tai-sik Kims debuut Driving With My Wife’s Lover (2006) was niet minder vermakelijk: hierin staat het conflict tussen een archetypische Koreaanse loonslaaf en de levenslustige taxichauffeur die zijn overspelige vrouw bemint centraal. De film begint als een laconieke roadmovie, maar ontwikkelt zich gaandeweg als een droogkomische, nooit pretentieuze studie naar ovespel en jaloezie.

Tai-sik Kim
Regisseur Tai-sik Kim (foto: Paul Caspers)

Kim licht een en ander enigszins cryptisch toe in een gesprek: “Het verhaal is gebaseerd op een kort verhaal van mij, dat ik met mijn co-scenarist uitgewerkt heb. Er is in liefde een objectieve en een subjectieve kant, die ik beide wilde uitbeelden in een verhaal over jaloezie en overspel.” Kim was al twintig jaar werkzaam in de tv- en reclamewereld voordat hij zijn eerste film maakte. “De nieuwe Koreaanse regisseurs zijn tegenwoordig heel jong, maar in mijn tijd werd je pas een regisseur als je boven de veertig was.” Maar net als bovenstaande films is Driving With My Wife’s Lover een frisse, flamboyante film, die evenmin tekenen vertoont van de vermeende Zuid-Koreaanse filmmalaise, die na zoveel jaren van onvoorstelbaar succes op handen zou zijn. Kim bevestigt echter de zorgen die de Koreaanse filmindustrie zich maakt: “De neergang is al begonnen. Er wordt steeds meer geld in dure films gestoken, en de kwaliteit gaat achteruit. Als de regisseurs niet van aanpak veranderen, zal het publiek zijn interesse alleen maar meer verliezen. Het Koreaanse Filminstituut is al bezig om buitenlandse financiering te stimuleren, en de toekomst ligt misschien in internationale co-producties.”

Ondanks een enthousiaste respons in Rotterdam heeft hij ook niet veel hoop voor zijn eigen film. “De film wordt pas in maart in Korea vertoond, maar ik verwacht niet veel succes. Hij gaat maar in tien zalen in première, wat toch best veel is voor een onafhankelijke film, want in Korea is het met zo’n film heel moeilijk om een publiek te trekken. Het budget (van minder dan een miljoen euro – PC) zal hij hoogstwaarschijnlijk nooit terugverdienen. Dat is de realiteit van de Koreaanse filmwereld.”

Experimenteel

The Last Dining Table
Scène uit The Last Dining Table

Een moeilijker te duiden Koreaans debuut was The Last Dining Table (2006), een vaak surrëel filmgedicht met een onheilspellende soundtrack en op de achtergrond verontrustende nieuwsberichten. Hier wordt in een lange reeks afzonderlijke en vaak zwijgende scènes een tragikomisch beeld gegeven van de lagere sociale klassen van Seoel, hoewel de film een indruk geeft van een algehele maatschappelijke en emotionele malaise. De camera beweegt nauwelijks, narratief en karakterisering ontbreken bijna volledig, en regisseur Gyeong-tae Roh nodigt de kijker uit om zelf betekenis te geven aan zijn presentatie van raadselachtige, komische, tragische en ironische momenten.

Veel directer was Faceless Things (2005), een korte, Warholiaanse experimentele film van de eenentwintigjarige Koreaan Kyung-mook Kim. Dit zou de schandaalfilm van het jaar zijn als hij niet met videocamera opgenomen was en in een klein zaaltje vertoond werd. Kim toont in ononderbroken opnames zonder enige gêne twee homoseksuele sadomasochistische ontmoetingen (waarvan de meest choquerende met hemzelf), en een speelse animatiesequentie. Het korte laatste shot verbindt de drie delen met elkaar, en het geheel is een fascinerend, grensoverschrijdend kunststuk met beeldpoëzie en oprechte autobiografie, thema’s die al in Kims eerdere Me and Doll Playing naar voren kwamen, en hier nog meer resonantie hebben. Onvergetelijk moedige cinema.

Spanningsveld

Bakushi
Scène uit Bakushi

Een ander expliciet hoogtepunt was de wereldpremière van de BDSM-documentaire Bakushi, een intrigerende en niets verhullende kijk op de hoogste regionen van de kunst van Japanse bondage. Drie befaamde touwmeesters en de gewillige slachtoffers van hun vaak intense kwellingen worden uitgebreid geinterviewd, maar ze blijken niets interessants of verhelderends te zeggen te hebben. De film draait dan ook om de registratie van de daden, maar de ware kracht van Bakushi ligt geheel in regisseur Ryoichi Hiroki’s structurele aanpak. De film begint als een kijkje achter de schermen bij een fotosessie voor een SM-tijdschrift, maar later filmt Hiroki privésessies in close-up, zodat hij en zijn cameralui zelf de rol van pornograaf over lijken te nemen. Vervolgens gaat hij nog een stapje verder door zich voorzichtig te bemoeien met de gang van zaken, en tenslotte filmt hij weer vanaf een afstandje, in amateurstijl, het meest verbijsterende tafereel: een bezeten meisje dat zich laat vernederen door een bejaarde maar brute touwmeester en een fotocrew. De verschillende manieren van filmen en daarmee de voortdurend wisselende rol van object, kijker en filmmaker zorgen voor een fascinerend en vaak ongemakkelijk spanningsveld.

Met dank aan Eunhyo Kim voor de vertaling van het interview.

Film / Achtergrond
special: Deel 3

IFFR 2007

~

Het International Film Festival Rotterdam beleefde 4 februari zijn laatste dag, en heeft in totaal 367.000 bezoekers getrokken. Dat zijn er 9000 meer dan vorig jaar. 8WEEKLY zat vooraan bij heel veel films en evenementen, zodat we nog een flink aantal verslagen en recensies in petto hebben.

Overzicht verslag IFFR 2007

4 februari

De Scandinavische selectie

De Scandinavische film is doorgaans op het IFFR ondervertegenwoordigd. Dit jaar was er echter een redelijk omvangrijke, maar wisselvallige selectie.

De moreel verwerpelijke animatiefilm Princess was een dieptepunt, net als Thomas Villum Jensens nieuwste komedie Clash of Egos (Sprængfarlig bombe, 2006), een platte filmindustrie-satire zonder angel. Beide waren al aangekocht voor reguliere distributie later dit jaar, een voorrecht dat sommige van de betere films niet genieten.

Parents
Parents

Het IJslandse tweeluik Children (Börn, 2006) en Parents (Foreldrar, 2007) bijvoorbeeld was in alle opzichten gewaagder, oprechter en interessanter. Hier wordt de IJslandse maatschappij kritisch onder de loep genomen in een reeks uit het leven gegrepen situaties. De films, in samenwerking met een theatergezelschap gemaakt, zijn duidelijk op de leest van Leigh en Cassavettes geschoeide improvisatiefilms waarin de acteurs de dienst uitmaken. Vooral in Parents gaat dit soms ten koste van de narratieve kracht, maar beide films zijn interessante pogingen tot vernieuwing in de IJslandse cinema. Een ander nadeel is, zoals zo vaak in Scandinavische films, de wat geforceerde verwikkelingen en gemaakte humor.

Fascinerende mengeling

De Deense nepdocumentaire AFR (2007), een van de winnaars van een Tiger Award en dus ook later op het grote doek te zien, durfde de fictieve moord op de huidige Deense premier door een sadomasochistische, homoseksuele ex-partner (eveneens fictief, door de regisseur gespeeld) te verbeelden. Enige achtergrondkennis maakt de film toegankelijker, maar de secure en geloofwaardige mengeling van echt en gefingeerd archiefmateriaal maakt er een fascinerend schouwspel van.

Het Noorse Reprise (2006, ook al aangekocht) was voor Noorse begrippen ook geloofwaardig en oprecht: dit relaas van een groepje twintigers waarvan er twee hun entree in de literaire wereld maken is uitmuntend geacteerd en, ondanks wat onnodige stijlgrepen, een aardige bijdrage aan serieuze cinema in het hoge Noorden. (Paul Caspers)

 

Shorts: As Long As It Takes

De meeste van de 300 korte films (shorts) die dit jaar vertoond werden hadden een kunstzinnig karakter, een experimentele inslag en/of zijn de eerste stappen van een nieuwe generatie filmmakers.

Bioscoop Lantaren/Venster was het middelpunt van kunst en nieuwe ontwikkelingen; gedurende het hele festival de ontmoetingsplek en broedplaats voor makers, producenten en bezoekers. De vertoningen weken af van het normale programma en waren er vooral op gericht de bezoeker zelf te laten ontdekken.

Er waren maar liefst 28 verzamelprogramma’s; non-stop projecties of juist prikkelende performances gaven de bezoeker alle kans om vrijelijk te flaneren temidden van het filmvariété. Alle makers waren erop uit iets van zichzelf te laten zien of iets bij het publiek los te maken. Het experiment, de abstractie, of de idee stond voorop in de uitwerking van alle shorts.

Vinil Verde
Vinil Verde

Dat korte films vaak uitwerkingen van persoonlijke fantasieën zijn laten You Can Walk Too en Vinil Verde bijvoorbeeld goed zien. In You Can Walk Too (Spanje, 2006) van de kunstenares Cristina Lucas zijn rechtstandig paraderende honden op de maat van flamencomuziek te zien. Een grappige korte film die de dieren een onverwachte menselijke gestalte geeft. Heel anders is Vinil Verde (Brazilië, 2006) van Kleber Mendonca Filho, onderdeel van ‘Shorts Profile’, waarin het oeuvre van de maker extra aandacht krijgt. Het is een wreed sprookje vol horror waarin de fantasie van een klein meisje en een doos vol oude grammofoonplaten tot angstaanjagende gebeurtenissen leidt.

Observatie

Er zijn ook makers die kiezen voor zuivere observatie: Exit (Noorwegen/Griekenland, 2006), het zeer korte filmpje van Michel Pavlou, is zo’n juweeltje. Herkenbaar voor iedereen die regelmatig in de spits de deur uitgaat. Net zo herkenbaar is WHIRR (Duitsland, 2006), van Timo Katz, die het standaard rijtjeshuis in stop-motion onder de loep neemt. Gepolijst en meer onderzoekend is het werk van Peter Garfield Deep Space One (VS, 2007). Vanuit drie perspectieven maakt de kijker een reis door een deels denkbeeldig, deels herkenbaar, fotografisch landschap van muren, kamers en ruige natuur. Als in een laboratorium wordt de kijker voortgetrokken door de scènes die wisselend worden opgebouwd of afgebroken, en steeds weer anders geënsceneerd zijn. Een vervreemdend en verwarrend maar wonderschoon kunstwerk met een wonderlijke detaillering en vergankelijkheid ineen.

Ruwer en soms onhandig maar ook vol vreemd (foto)realisme zijn de in lange takes gedraaide, op tableaux-vivants lijkende scènes in Daydream (GB, 2007). Kunstenaars Joe Lawlor en Christine Molloy (Desperate Optimists) werkten samen aan dit project met 150 vrijwillige acteurs. Liverpool staat centraal in een aantal gestileerde aktes: een popconcert, verdwaalde tieners en een orakel in het bos. Een fraaie collage van locaties en mensen die samen de stad, de bewoners en hun verbintenis met de omgeving poëtisch verbeelden. (Antoinette van Oort)

 

3 februari

Johnnie To, koning van de genrefilm

Koelbloedige maffiosi, harde actie, dreigende taal. Dure auto’s en veel dichtslaande deuren, handlangers, ‘ooms’ en één vrouw in een minieme bijrol: welkom in het Hongkong van de eenentwintigste eeuw.

In Election 2 is de tweejaarlijkse verkiezingscampagne van een van de triades (Chinese gangsterorganisatie) losgebarsten en ‘eerlijk en transparant’ zegt de kandidaten bijzonder weinig. Huidige voorzitter Lok wil aanblijven, al is herverkiezing niet toegestaan. Zakenman en glamourboy Jimmy heeft het leiderschap nodig voor zijn business in China. Een nietsontziende strijd om de macht barst los, die even rauw als enerverend is.

Johnnie To
Johnnie To

De man die dit althans op film in goede banen leidt is Johnnie To, een van de twee Filmmakers in Focus tijdens het afgelopen IFFR. Dat betekent bovengemiddelde aandacht voor (het werk van) een regisseur, wiens oeuvre nog onbekend is in Nederland, en die bovendien met bijzondere nieuwe films komt. Op het festival worden maar liefst veertien To-titels vertoond. Nu valt over de bijzonderheid van To’s films afzonderlijk wellicht te twisten, het verloop van zijn carrière en de veelzijdigheid van zijn oeuvre zijn beslist opmerkelijk.

Populariteit als graadmeter

Johnnie To (1955) begon zijn loopbaan als loopjongen bij televisiestation TVB in HongKong, werkte tien jaar als televisieregisseur en stapte in 1986 over op Cinema City, een commercieel productiehuis. Daar regisseerde hij een twintigtal films – gemiddeld twee per jaar – variërend van actie-comedy tot sentimentele romantiek en stuk voor stuk kassuccessen in HongKong. Halverwege de jaren ’90 richtte hij samen met regisseur en scenarist Wai Ka-fai zijn eigen productiemaatschappij op, Milkyway Image. Sindsdien wordt door critici over To gesproken in termen van vóór en na Milkyway, en heeft To’s carrière ook in het Westerse filmcircuit een bescheiden vlucht genomen.

To voelt als geen ander aan wat het grote publiek wil zien; dat leerde en bewees hij keer op keer in de twee decennia voor de oprichting van Milkyway Image. Sindsdien weet hij die kwaliteit in zijn werk te combineren met een meerlagigheid en diepgang die ook filmcritici bevalt. To maakt onmiskenbaar genrefilms: een ziekenhuisdrama (Help!!!, 2000), een huurmoordenaarsfilm (Fulltime Killer, 2001), een judofilm (Throw Down, 2004) en gangsterfilms (Election, 2005 en Election 2, 2006).

Election 2
Election 2

Maar tegelijkertijd gaat hij in zeker zin voorbij aan, of deconstrueert hij, dat genre. Zo gaan beide Elections over gangsters, maar echte helden zitten er niet bij. Hoewel de verkiezing beide keren tot een min of meer bevredigend einde wordt gebracht, is de pyrrusoverwinning precair. De realistische filmstijl maakt duidelijk dat koele berekening en eigenbelang essentieel zijn om te overleven in maffioos Hongkong. Eer en rechtvaardigheid doen er niet toe. Elkaar de hand boven het hoofd houden zoals een ‘Godfather’ of ‘Soprano’ nog wel eens wil doen, is er niet bij.

Hollykong?

Johnnie To’s onuitputtelijke genrezege vergelijken of zelfs plaatsen in de genretraditie van Hollywood ligt voor de hand. Maar van Hollywood moet de leading man van de filmindustrie in Hongkong niets weten. Hij prijst zich gelukkig met de werkwijze die Milkyway Image zich kan veroorloven: “Flexibility is everything! (…) Everything can change, all at once (…) Hollywood can’t do this. But we can: ‘we’ can change things whenever we want.”

Inspiratiebron is en blijft Hongkong, al heeft To vast goed gekeken naar The Godfather en consorten. Election en vooral Election 2 doen, ondanks de typisch Hongkongse triadethematiek, Amerikaans aan. Vooral de scènes waarin de heren maffiosi om de tafel zitten: gedempt licht, rood-zwarte achtergrond, wijn en whisky op het glimmende ovale tafelblad. Of misschien spreekt hier een zeker mate van conditionalisering uit en doet het veeleer ‘genre-esk’ aan. Hoe het ook zij, beide delen staan garant voor een toegankelijk edoch intelligent staaltje voortvarende actie en geweld. De treffende titel zegt eigenlijk al genoeg en meer hoef je niet te weten om het strijdgewoel over je heen te laten komen. Here’s Johnnie! (Marjanne de Haan)