Film / Achtergrond
special: Kunstenaarsfilms

IFFR 2007

~

Naast het grote aanbod aan films op het IFFR zijn er in Rotterdam ook altijd programmaonderdelen die het spanningsveld zoeken tussen film en andere disciplines binnen de kunsten. Dit jaar was kunstenaar Knut Åsdam de Artist in focus en koos de kunstinstelling Witte de With kunstenaarsfilms uit die werden vertoond in de bioscoop in plaats van de gebruikelijke museale setting.

Overzicht verslag IFFR 2007

Artist in Focus: Knut Åsdam: Films in context
Exposing Cinema: Depiction, Perversion, Repulsion, Obsession, Subversion

De Noorse kunstenaar Knut Åsdam is vanaf de jaren negentig bezig met het maken van films en installaties over zoektochten naar individuele identiteit binnen een globaliserende en veranderende samenleving. De films die werden vertoond in Rotterdam focusten op vervreemde personages in kale urbane omgevingen.

<i>Filter City<i>
Filter City

De film Filter City (2003) toont twee vrouwen die in een grootse en anonieme stad praten over hun fluctuerende gemoedstoestand. Ze praten over een conditie die onderhevig is aan de golven van geld en consumptie die deel uitmaken van de textuur van de stad. Blissed (2005) zet dit idee voort in een Engelse setting die eigenlijk niet verschilt van de stad in Filter City. In Blissed zien we een groep jongeren praten in een groots winkelcentrum. Ze hebben het over hun identiteit en de waarde van vriendschap, terwijl er om hun heen onverschillig wordt geconsumeerd. De film Finally (2006) toont drie personages die in Salzburg verdwaald lijken te zijn en zoeken naar iets wat ze met elkaar bindt.

<i>Blissed<i>
Blissed

Åsdams films zijn visueel vrij kaal en borduren lang voort op de thema’s die hij aankaart. De personages lijken vast te zitten in een grid van vervreemding dat het resultaat is van de huidige postkapitalistische samenleving. Iedereen lijkt gevangen te zijn in structuren die zijn bepaald door consumptie en de wetmatigheden van de globale economie. Åsdam is in zijn kritiek subtiel. Zijn films bevatten geen duidelijke antikapitalistische boodschappen, maar ze tonen wel een staat van zijn die leeg is en tegelijk ook een spanning met zich meedraagt. Rebelleren tegen dit systeem lijkt ook geen duidelijke optie voor de personages, terwijl ze twijfelen aan hun eigen bewegingsvrijheid binnen een schijnbaar gesloten domein.

Godards stad

Tijdens de voorstelling van Åsdams film werden ook twee films getoond die invloed hebben gehad op zijn stijl. De film Lohdutusseremonia (1999) van de Finse kunstenares Eija-Liisa Ahtila gaat over een paar in huwelijkstherapie en toont op effectieve wijze de desintegratie van een gezin gekoppeld aan grote maatschappelijke tendensen. Åsdams keuze om Jean-Luc Godards Deux ou trois choses que je sais d’elle (1967) te tonen geeft wat duidelijker aan waar Åsdam binnen het politieke spectrum te plaatsen is. Godards film was een soort filmisch essay over de gevolgen van modernisering op de cultuur. De actrice Marina Vlady speelt in de film een huisvrouw die woont in de nieuwgebouwde flats aan de rand van Parijs. Om rond te komen en om te blijven genieten van de nieuwe luxes van de consumptiemaatschappij werkt ze bij als prostituee. Godard gebruikt Vlady als personificatie van de geestelijke toestand van Parijs ten tijde van de groei van de consumptiemaatschappij. De film bevat verder een fluisterende commentaarstem (Godard zelf) die filosofische beslommeringen uit, terwijl we beelden zien van grote flats en consumptieartikelen.

Godard stond duidelijk kritisch tegenover de nieuwe krachten van het kapitalisme en de gevolgen daarvan op de cultuur. Prostitutie is ook een terugkerend thema binnen Godards films en wordt door hem vaak gehanteerd als een symbool voor de relaties tussen individu en economie.

Åsdam keuze lijkt een link te suggereren tussen de staat die hij probeert te bereiken in zijn films en Godards vroege methoden om cinema op een politieke wijze te hanteren. Naast de films die werden vertoond tijdens het festival, waren er ook installaties van Åsdam te zien in verschillende musea en kunstinstellingen. De installatie The care of the self finally Edit gebruikt de film Finally binnen een grotere installatie die bestaat uit een groot nagemaakt park. In het museum Boijmans Van Beuningen was deze grote nagemaakte ruimte te zien. Het verschil in beleving is daarmee duidelijk anders, gezien het park in de museumruimte de opgeroepen vervreemding nog eens versterkt in zijn precieze kunstmatigheid.

Op zoek naar het spanningsveld

Het verschil tussen het vertonen van kunstenaarsfilms in een bioscoop en in een museale context, kwam ook duidelijk naar voren in de selectie die kunstinstelling Witte de With had samengesteld voor het programmaonderdeel Exposing cinema. Normaal heeft Witte de With een programma dat te zien is in de instelling zelf, maar dit jaar kozen zij ervoor om kunstenaarsfilm in de bioscoop te vertonen onder de titel Depiction, Perversion, Repulsion, Obsession, Subversion. Directeur Nicholaus Schafhausen was geïnteresseerd in de spanningen tussen cinema en kunst en de manieren waarop kunstenaars omgaan met cinematografische middelen en stijlen. Bepaalde filmpjes zijn aangepast voor het formaat van het grote scherm ondanks het feit dat ze in de meeste gevallen bedoeld waren als video-installaties voor galerieruimtes en musea.

De keuze van kunstenaars was zeer breed. Er werden films vertoond van beeldend kunstenaars Erik van Lieshout, Matt Stokes en Sarah Morris. Ook waren de kunstenaars in veel gevallen aanwezig tijdens de voorstellingen om vragen te beantwoorden van het publiek.

<i>Occupation</i>
Occupation

Niet alle films waren even geschikt om het probleem tussen film en kunst te illustreren. De filmpjes Occupation (Clemens von Wedemeyer, 2001) en Continuity (Keren Cytter, 2005) waren zeer duidelijk geïnspireerd door filmgenres en cinematografische trucjes. Occupation is een intelligent filmpje over het filmmaken zelf. De film volgt een menigte die gefilmd wordt, terwijl de filmmakers zenuwachtig proberen om de shots zo goed mogelijk te vangen. De film heeft een ongewone spanning en speelt op sublieme wijze met verschillen tussen echt en namaak. Dat wordt ook nog eens versterkt door een ‘making of’-documentaire die de scheidslijnen nog eens verder vervaagd.

De Duitse videokunstenaar Marcel Odenbach werd speciaal uitgelicht door Schafhausen. Er waren vier filmpjes van hem te zien, maar zijn films leken allemaal net iets vaag om een heldere discussie tussen de verschillende mediums te bewerkstelligen. Opmerkelijk was het egodocument Rock (2006), van de Nederlandse kunstenaar Erik van Lieshout. In deze film volgt Lieshout zijn eigen psychische toestand, terwijl hij op het idee komt om een filmpje te maken over de Nederlandse nouveau riche. Lieshout is gefascineerd door het opzoeken van grenzen en zijn verslag is schokkend op de manier waarin hij opgaat in het foute wereldje van nieuwe rijken. Naast een verslag van zijn eigen verwarde toestand, lijkt van Lieshout ook een tijdbeeld te geven van het nieuwe brutale populisme. De uitspraken van verschillende geïnterviewden zijn plat en bot in hun directheid, terwijl ze de pretentie hebben om levenswijsheden te zijn.

Toch kwam deze film minder sterk over op het scherm in vergelijking met de presentatie van Rock in Boijmans. Daar is de film nu te zien in het kader van een tentoonstelling van de kunstenaar. De film werd in Boijmans getoond in een zaal die vol stond met auto’s. Als toeschouwer kon je in de auto’s zitten alsof het een drive-in bioscoop was. Daarnaast toonde de tentoonstelling duidelijk meer facetten van Van Lieshout. Zo waren er schilderijen en tekeningen te zien van de kunstenaar die duidelijk refereerden aan de ervaringen die hij had opgedaan in Rock.

Maar de uiteindelijk doelstelling van de samenstellers, zoals samengevat in de titel, was misschien wat te gewaagd. Vooral de woorden perversion, repulsion en subversion gaven de show iets te veel shock-cachet voor een verzameling filmpjes die niet altijd even boeiend waren en soms niet ingingen op de geschetste problematiek.