Theater / Voorstelling

Eloquente wijsmakerij shockeert de zaal

recensie: De Verleider - #niksteverbergen

In 2012 ontstond het theatergezelschap De verleiders dat sindsdien in wisselende formaties optreedt. Die naam is meer dan toepasselijk voor de vijf grijzende mannen die meedoen aan deze voorstelling: ze weten het publiek te verleiden met een heerlijke combinatie van overdreven soapachtige scènes en persoonlijk getinte ‘lezingen’ over het wel en wee in Nederland. Hun nieuwste voorstelling #niksteverbergen gaat over het spraakmakende onderwerp privacy. Helaas mist de voorstelling de prikkels die je wel krijgt op Facebook en Instagram.

Pierre Bokma breekt het ijs met een frappante opmerking: ‘U weet vast al wat ik ga zeggen, maar wilt u alstublieft uw telefoon… áán laten?’ Het publiek schakelt zijn telefoon aan en scant gretig de QR-code, waarmee ze met de circa 200 andere bezoekers gezellig in één Whatsapp-groep belanden. De spanning stijgt: wat gaat er gebeuren? Voordat iemand zich ook maar realiseert dat hij of zij in deze privacygevoelige stunt is getrapt, worden we meegezogen in het spel van het gezelschap.

Ook in de vervolgscènes doemt Bokma vaak als eerste op, die gedurende de voorstelling ook de boventoon zal voeren. Hij verwisselt zijn soepele pantoffels voor elegante zwarte hakjes, stift zijn lippen roze en maakt kusgeluidjes richting de zaal. Het personage Pip Zaal is geboren. Langzaam druppelen de andere vier heren binnen, die allen een andere belanghebbende partij voorstaan (commercie, defensie, wetenschap en het volk) binnen een commissie die draait om het privacy-beleid in Nederland. Deze figuren worden meteen gepropagandeerd als voorbeeldfiguren voor de sector waarin ze werkzaam zijn. Achter de maskers van ‘directeur van een IT-bedrijf’, professor en legerofficier schuilen echter kleinzielige mannen met ouderwetse denkbeelden die op hypocriete wijze hun eigen vuile zaakjes verhullen. Het publiek wordt stilaan gevoed met spraakmakende weetjes die de figuren in een negatief daglicht stellen.

De vijf acteurs hebben zich gewend zich tot het ‘fantastische fenomeen internet’ (in de woorden van Tom de Ket) en daar lazen ze zich in over de wereld van cyberveiligheid. Door de sporen die wij als burgers achterlaten op het internet kunnen zelfs wij als ‘verdachten’ van criminele zaken aangemerkt worden door de overheid. Naast dit toneelstukje hebben de heren ieder een ijzersterke monoloog waarin ze het belang van privacy vanuit verschillende kanten benadrukken. Hoewel de materie die wordt uiteengezet lastig te volgen is, is het verbazingwekkend knap hoe de acteurs al die moeilijke oorzaak-gevolgrelaties kunnen mededelen. Waar de een inspeelt op grappige parallellen tussen vroeger en heden, speelt een ander in op de vertrouwensband tussen hemzelf en het publiek De heren fluisteren ons toe alsof ze hun meest intieme geheim willen delen. We gaan hier zodanig op in, dat we niet eens twijfelen aan de waarheid van alle opgesomde feiten. Ook is het spel erg geloofwaardig. Vooral dat van Pierre Bokma, die in de gedaante van business woman Pip Zaal de heren van de commissie met Engelse slogans en spreuken (‘Fffirst things firssst’) probeert te inspireren en hun overdreven masculiniteit weet te temperen.

Verbluft raak je van het ijzersterke spel, de doordachte personages, het zakelijke en doch fascinerende decor, de afwisseling in toneelspel en serieuze monologen en de ogenschijnlijk zeer goede voorbereiding. Dit sierlijke kader verliest echter gedeeltelijk haar kracht door de soms erg lange praatjes van de commissie. Soms duurt het heen-en-weer-gebrabbel tussen de vijf mannen net iets te lang, waardoor de gesprekken flauw worden. Soms zijn de personages ook erg karikaturaal en liggen de grappen erg voor de hand. Alhoewel: het gros van de bezoekers lacht om iedere oenige handeling, maar één blik op de grijze hoofden in de zaal wijst erop dat hier sprake kan zijn van een generatiekloof.

Het moet toch worden gezegd: de voorstellingen van de Verleiders kennen een specifieke doelgroep en dat lijkt een oudere te zijn. Een doelgroep die snel meewarig zijn hoofd schudt als er weer een statement over privacy-misbruik richting de zaal wordt geslingerd. En gretig zijn of haar mobiel erbij pakt als er op het allerlaatste moment een lijstje met tips voor jouw privacy in de Whatsapp-groep wordt geplaatst (welke alternatieven zijn er voor Google, hoe verzin je een privacybestendig wachtwoord etc.). Even gretig staat George van Houts te springen als hij de tips mededeelt. Het voelt bijna alsof hij aan zijn opa en oma uitlegt hoe een computer werkt. Deze mini-les over privacy doet overigens de vraag rijzen waarom de bezoekers al aan het begin van de voorstelling hun mobiel moesten aanzetten, als er pas ná het slotapplaus iets mee wordt gedaan. Hoewel de kortstondige interactie met het publiek iets positiefs heeft, is de gedeelte informatie in de voorstelling er vooral op gericht om mensen bewust te maken van bepaalde kennisinstituten die onze meest vertrouwelijke informatie kunnen doorsluizen naar bedrijven en dergelijke. Hier is één passend woord voor en daarin zijn de Verleiders zeker geslaagd: bangmakerij.

Kunst / Expo binnenland

De kunst van de joodse mystiek

recensie: Kabbala - De kunst van de joodse mystiek

In alle vestigingen van het Joods Cultureel Kwartier (JCK) in Amsterdam valt iets te zien rond de Kabbala (ontvangst, overlevering), een mystieke stroming binnen het jodendom. Het culminatiepunt is de grote tentoonstelling die, verspreid over twee verdiepingen, te zien is in het Joods Historisch Museum (JHM).

Als je op de begane grond, gewijd aan ‘Kabbala – de kunst van de joodse mystiek’ binnenkomt, loop je eerst langs een video-animatie van Anne Caesar (naar een concept van architect Alexander Gorlin). Voor iemand die (nog) niet zo thuis is in de wereld van de Kabbala, zal het moeilijk zijn te begrijpen dat het hier om de tien ‘sefirot’ gaat, de onderliggende structuur van alles: tien sferen of krachten die een brug slaan tussen het goddelijke (‘Ein Sof’) en de wereld. Je ziet de samentrekkende bewegingen van Ein Sof, de ’tsimtsoem’, om ruimte te maken voor de schepping. Je ziet dat het goddelijke licht te groot was voor de vaten die het licht zouden moeten omvatten, zodat er zeven breken; het onderwerp van de kleine presentatie van Anselm Kiefer in het Holocaust Museum i.o., ook onderdeel van het JCK. Van Kiefer is overigens ook werk te zien op de tentoonstelling in het JHM.

Anselm Kiefer, Die Sefiroth, 1986, Ontwikkel-gelatinedruk op barietpapier, schellak en olieverf op metaal op lood, Kröller-Müller Museum, Otterlo, voorheen collectie Visser.

Gebroken schepping

Maar je zou ook in het Kindermuseum kunnen beginnen (let op de kleintjes!). Niet zozeer voor het boekenplankje met geïllustreerde kinderboeken van Madonna, die te lezen zouden zijn als een soort kabbalistische sprookjes, maar voor iets dat daar al is: een gebrandschilderd raam van Eli Content, dat ook de tien sefirot verbeeldt. In jip-en-janneketaal: die tien sferen of krachten zouden volgens Content “ook ballen kunnen zijn die (…) in de lucht worden gehouden”. Oftewel: achter onze werkelijkheid ligt een spirituele wereld die eraan ten grondslag ligt. Volgens Isaac Luria (1534-1572), rabbijn en mysticus in Safed, is het de mitswa (opdracht) van de mens om de gebroken schepping en de balans, de harmonie tussen de spirituele wereld en de werkelijkheid, tussen hemel en aarde, te herstellen.

Ook in de grote-mensententoonstelling valt werk van Content te zien: Beresjiet (In den beginne, het eerste woord van de Bijbel), zoals er überhaupt veel kunst valt te zien. Bijvoorbeeld het beroemde schilderij van de synagoge in Safed van Chagall. En – om een recenter voorbeeld te noemen – een opvallend werk van de Israëlische kunstenaar Dana Hakim-Berkovich, Vleugels, opgebouwd uit rubber handschoenen. Zag filosofe Jane Bennett in dergelijke handschoenen niet een parallelle wereld? Haast kabbalistisch, zou je denken.

Onbekende kopiist, Sefer Jetsira (Een boek over schepping), Italië, 11e eeuw, Handschrift, inkt op perkament, Biblioteca Apostolica Vaticana.

De geheimen van het bestaan

De tentoonstelling gaat op de benedenverdieping verder onder de titel Kabbala – de geheimen van het bestaan. Eigenlijk is het niet zozeer een verdieping van het eerder getoonde, zoals wordt beloofd, maar een herhaling van zetten, met bijvoorbeeld wederom veel amuletten, boekrollen en oude drukken, waarvan één uit de bibliotheek van het Vaticaan. Nog meer boeken, uit de collectie van Bibliotheek Ets Haim, vallen overigens te zien in de schatkamers van de Portugese synagoge.

Het zou leuk zijn geweest als op deze benedenverdieping aandacht was geschonken aan een thema als de ‘gematria’, waarin gebruik wordt gemaakt van de getalswaarde van de Hebreeuwse letters. Met uitzondering van de Golem, die met behulp van lettermagie uit klei werd geschapen, komt dit onderdeel niet echt aan de orde. Volgens sommige geleerden behoort de gematria dan ook niet tot de Kabbala, hoewel de Kabbala er wel gebruik van maakt.

De drie portretten aan het eind van de expositie, van drie Nederlandse joden die curator Mirjam Knotter bij het omvangrijke project betrok (Marcella Levie, Chantal Suissa-Runne en Joël Bosman), zouden dan wellicht zijn vervangen door bijvoorbeeld dat van Friedrich Weinreb (1910-1988), die, hoe je het ook wendt of keert, een groot kenner van de Kabbala was. Dat was spannend geweest; want wat nu overheerst in de wat omzichtige taal van de (lange) teksten bij de objecten, is een zekere koudwatervrees om vooral niet te veel van het wetenschappelijke pad af te wijken en onverhoeds richting esoterie te gaan. Hoewel: hoe zit het dan met Madonna? En met David Bowie, de publiekstrekker op het affiche?

 

Afbeelding bovenaan recensie: Steve Schapiro, David Bowie In Diagonal Stripes, 1974 © Getty Images.
Theater / Reportage
special: Circusstad Rotterdam

Circusstad laat zien hoe vernuftig circus kan zijn

Voor spannend circus moet je deze maand in Rotterdam zijn. Op de inmiddels zevende editie van Circusstad Rotterdam staat (inter)nationaal talent in de Rotterdamse theaters en op het Schouwburgplein. 8WEEKLY bezocht het festival en zag vier voorstellingen. Vier voorstellingen, die fascineren door de eigen discipline – diabolo, jongleerkunst, aerial straps een acrobatiek – als uitgangspunt voor dramaturgie te gebruiken.

David Eisele – Cycle

David Eisele mag zich met recht een aanstormend talent noemen: de net afgestudeerde diabolo-artiest haalde afgelopen oktober de BNG-Bank Circusprijs binnen, en staat nu met zijn nieuwe voorstelling Cycle op het programma van Circusstad. Eisele liet zich inspireren door cirkelbeweging. Eigenlijk is die overal aanwezig, zo horen wij tijdens de inleiding. Zelfs als we stilzitten, leven we immers nog op een eeuwig ronddraaiende wereldbol. Op het podium zien we een cirkelbeweging die continu ronddraait: de cirkel van het loopstation, waarmee Eisele zijn gitaarspel laat herhalen. Maar verder moet hij zelf aan de bak om de ringen en diabolo’s om hem heen draaiend te houden. Dat vormt de centrale spanning in de voorstelling: het vermogen van de performer om zijn objecten in perfecte cirkels te laten bewegen.

We zien hoe Eisele zijn in tweeën gedeelde diabolo zo laat draaien, dat ze uiteindelijk precies naast elkaar en in het midden van een grote cirkel belanden. De performer wordt hier dienend aan de objecten die hij manipuleert. De nadruk ligt op de ‘choreografie’ van de ringen en diabolo’s op de vloer en niet zozeer op de artiest die het mogelijk maakt. Dat is interessant, maar toch wordt het spannender als die performer zichzelf prominenter maakt. Eisele begint een samenspel tussen de ring die hij om zich heen laat bewegen en de diabolo die hij bespeelt. De diabolo en de ring bewegen door elkaars banen heen, zonder elkaar te raken. Het is technisch indrukwekkend, maar levert bovenal een intrigerend toneelbeeld op.

Cie Defracto – Dystonie

Foto: Pierre Morel

Dystonie is een neurologische aandoening die zich kenmerkt door herhaalde bewegingen, onnatuurlijke lichaamshoudingen of aanhoudende samentrekkingen van spieren. Een interessant gegeven voor een jongleerperformance, waar juist een optimale lichamelijke controle nodig is. De jongleurs van het Franse gezelschap Defracto spelen met dit contrast. We zien hoe Joseph Viatte uiterst langzaam over het podium loopt. Hij neuriet, en zijn uitgestrekte handen dragen een LP naar een platenspeler. Tegenover hem staan Guillaume Martinet en Andre Hidalgo, twee energieke jongleurs die behendig ballen naar elkaar gooien.
De ballen zeggen hier iets over communicatie. Omdat Martinet en Hidalgo met elkaar kunnen jongleren, spreken ze elkaars taal. Viatte wordt gepositioneerd als de buitenstaander: degene die trager beweegt en de ballen die naar hem gegooid worden, niet kan opvangen.

Als dat verschil vastgesteld is, proberen Hidalgo en vooral Martinet toenadering te zoeken tot Viatte. Hidalgo gooit ballen naar hem, die hij niet opvangt. Martinet omhelst hem en imiteert zijn lichaamsbewegingen. Uiteindelijk vinden de drie mannen elkaar, en ontstaat er een hybride van de meer vloeiende bewegingstaal van Hidalgo en Marinet, en de meer staccato bewegingstaal van Viatte. Dystonie laat jongleerkunst zien waar je vrolijk van wordt, maar die ook bijzonder slim in elkaar zit.

Panama Pictures – Stripped

Foto: Jostijn Ligtvoet

Ook in Stripped, een samenwerking van choreograaf Pia Meuthen en aerial strap artiest Tarek Rammo, krijgt het instrument van de performer betekenis. In dit geval zijn dat de riemen waar Rammo mee door de lucht zweeft, maar ook in vast lijkt te zitten. Bij binnenkomst zien we hem in zichzelf mompelen. Hij loopt richting publiek, maar wordt tegengehouden door zijn riemen. Dan loopt hij een andere kant op, nog steeds in zichzelf gekeerd, en wordt opnieuw verhinderd. Hij stijgt de lucht in, maar ook hier lijkt er geen verlossing te zijn. De bewegingen staan nog steeds in het teken van worsteling.

Zo krijgen de riemen een associatie met traumaverwerking, of met een verhaal waar de performer niet van los kan komen: als hij weer is geland, zitten de riemen niet meer om zijn schouders, maar in zijn handen. Hij kan ervoor kiezen om los te laten, maar doet het niet.

Bevrijding is een voor de hand liggend thema bij aerial straps: het is immers vrij letterlijk een bevrijding van de zwaartekracht. Interessant om te zien dat Meuthen en Rammo juist het tegenovergestelde opzoeken. Er is even een gevoel van bevrijding, wanneer Rammo in de lucht beweegt achter het raam van de Erkerfoyer in Rotterdam, -mooi beeld overigens- maar tegelijkertijd blijft hij verstrengeld.

Circa – Humans

Foto: Pedro Greig

Humans van het Australische gezelschap Circa is een van de grote knallers van het festival. En terecht. De acrobatiek die hier te zien is, is van een werkelijk fenomenaal niveau.

In vergelijking met de drie eerder besproken performances gaat Humans minder over een uitgewerkt concept, en veel meer over het vertoon van virtuositeit. Tijdens de inloop betreden de performers, soms vanuit de zaal, het podium en kleden zich kalm om. In verschillende muzikaal ondersteunde episodes laten ze vervolgens zien wat ze in huis hebben. We zien strak gechoreografeerde partneracrobatiek, menselijke piramides en trapeze-acts.  In een minder intelligente circusproductie kan dat al snel omslaan naar een showcase van techniek, maar dat gebeurt hier niet. Regisseur Yaron Lifschitz gebruikt elke episode om een nieuwe atmosfeer op te roepen.

De manische energie van de openingsact dwingt het publiek om alert te blijven. In patronen komen de performers op en af, verrichten moeiteloos acrobatische stunts en leveren zo hun visitekaartje af. Vervolgens is er een contrasterende act, die juist in het teken van vertraging staat. Er komt lucht in de performance tijdens een komisch-romantische partneracrobatiek, waarin twee acrobaten uiteindelijk letterlijk in elkaar verstrengeld raken. Wanneer alle tien performers tevergeefs hun elleboog proberen te likken, met Frank Sinatra’s The Impossible Dream in de achtergrond, wordt humoristisch duidelijk dat zelfs deze acrobaten hun grenzen hebben.

De playlist van Lifschitz is een geheim wapen in deze voorstelling. Van Sinatra tot James Brown tot aanstekelijke Braziliaanse muziek: ze geven ieder een apart karakter aan de acts. Maar zoals de titel doet vermoeden, schuilt de ware kracht van Humans in de tien mensen op het podium. Het technisch niveau dat we hier zien is bijna van supermenselijk niveau.

Boeken / Non-fictie

Kun je gelukkig zijn zonder kinderen?

recensie: Liesbeth Smit - Echte vrouwen krijgen een kind

Veel Nederlandse vrouwen hebben een kinderwens. Niet voor iedereen komt die wens uit: 1 op de 5 vrouwen in Nederland krijgt geen kinderen, maar liefst 80% daarvan is ongewenst kinderloos. En dat is moeilijk in een samenleving met een groot geloof in maakbaarheid en een grote moederschapscultuur. Voor deze vrouwen schreef ervaringsdeskundige Liesbeth Smit een zelfhulpboek: Echte vrouwen krijgen een kind. 

Liesbeth Smit is historicus en journalist. Vanuit die hoedanigheid verwacht je een onderzoek naar (on)gewenste kinderloosheid in Nederland. Maar, om maar even met de kritische noot te beginnen, die verwachting komt slechts ten dele uit. Een groot deel van het boek is gewijd aan coaching: ze vertelt vanuit haar eigen ervaring hoe je om kunt gaan met het verliezen van je kinderwens. Heel nobel natuurlijk, maar ze beperkt hiermee wel haar lezerspubliek. Haar toon is namelijk moraliserend. Ze vertelt haar mede-lotgenoten hoe ze met hun verlies moeten omgaan, en tegen de rest van het land vertelt Smit welke dingen ze wel en niet tegen kindloze vrouwen mogen zeggen.

Kinderloosheid is er altijd geweest

Gelukkig bevat de rest van het boek genoeg interessants voor diegenen die niet geïnteresseerd zijn in een coach. Eerst maar eens de feiten: “kinderloosheid is er altijd geweest, en dat blijft ook zo. Dat is geen verwachting, dat is al lang een demografisch gegeven”. 1 op de 5 vrouwen heeft namelijk geen kinderen en dat cijfer is al onveranderlijk sinds 1990. 10% daarvan is bewust kinderloos, 10% door onvruchtbaarheid en 80% door een combinatie van persoonlijke factoren. Bijvoorbeeld doordat de relatie strandt als de vrouw begin dertig is, en het haar niet lukt om op tijd een nieuwe partner te vinden. Of een vrouw twijfelt heel lang en stelt haar carrière voorop, en wanneer ze eindelijk klaar is voor kinderen is het biologisch gezien al te laat. Dit wordt ook wel ‘sociale onvruchtbaarheid’ genoemd.

Het kan voor een vrouw heel moeilijk zijn om te accepteren dat ze geen kinderen kan krijgen. Enerzijds heeft dit te maken met een sterke verheerlijking van het moederschap in de Nederlandse cultuur. Hierover interviewt de auteur Rosemarie Buikema, hoogleraar Kunst, Cultuur en Diversiteit en hoofd van de onderzoeksgroep genderstudies aan de Universiteit Utrecht. Wanneer een vrouw moeder wordt, dan bevestigt ze daarmee haar genderspecifieke rol: “Door te voldoen aan dat vrouwbeeld blijft de vrouw op haar plek én wordt ze erom gewaardeerd dat ze zich niet bedreigend opstelt ten opzichte van de status quo.”

Daar komt nog bij dat we in onze geschiedenis maar weinig voorbeelden kennen van vrouwen die iets betekenden buiten de voortplanting om:

“De grote verhalen die richting gaven aan onze geschiedenis waren meestal verhalen die draaien om vaders en zonen. Daarbij werden conflicten in een lineaire, patriarchale lijn opgelost en hadden vrouwen geen andere rol dan ofwel het obstakel te zijn dat overwonnen moest worden, ofwel de prijs die de held te wachten stond om het nageslacht veilig te stellen.”

Dit sterke gevoel dat het krijgen van een kind de enige betekenisvolle ervaring zou zijn voor een vrouw, in combinatie met een sterk maakbaarheidsideaal, vormt een gemene cocktail, aldus Buikema:

“Los van het feit dat we door een historisch bepaalde verbeeldingsarmoede nog steeds te maken hebben met vrij klassieke ideeën over wat de rol van de vrouw is of zou moeten zijn, verwachten we tegelijkertijd ook van vrouwen dat ze gebruikmaken van alles wat de emancipatie te bieden heeft.”

Hoe richt je je leven in als je geen kinderen krijgt

Hier komt de centrale vraag van Echte vrouwen krijgen een kind boven water. Als je jong bent denk je dat je jouw leven kunt plannen en dat alles mogelijk is. Maar tegen de tijd dat je veertig bent kan dat dus vies tegenvallen. En hoe richt je je leven dan in, in een maatschappij die draait om moederschap? Wat voor betekenis geef je je leven dan? Smit: “De verwachtingen van onze huidige, westerse maakbaarheidscultus [kunnen voor] serieuze emotionele maar vaak verborgen problemen zorgen”.

Het niet waarmaken van verwachtingen leidt tot schaamte en dat kan leiden tot zelfhaat en agressie. Hiermee raakt Smit een serieus punt wat inderdaad vraagt om een ‘stille revolutie van de niet-moeder’, zoals de ondertitel van dit boek al stelt. De maakbaarheidscultus creëert gekke toestanden van vrouwen die de veertig naderen en de tijd voelen tikken, en er ineens alles aan doen om die kinderwens te vervullen. En dat is niet altijd het recept voor een gelukkig leven.

Geen recept voor een gelukkig leven

In korte monologen tussen de alinea’s door geeft Smit het woord aan vrouwen (en mannen) die rouwen om het verlies van hun kinderwens. Wat sterk is aan Smits betoog is dat ze ook vrouwen aan het woord laat die bewust geen kinderen willen, en vrouwen die wel kinderen hebben en juist daar spijt van hebben. De theorie van Rosemarie Buikema gecombineerd met deze persoonlijke verhalen geeft een compleet beeld van kinderloosheid in al haar facetten.

Wat na het lezen van Echte vrouwen krijgen een kind bijblijft is dat er geen eenduidig recept tot een gelukkig leven bestaat als het aankomt op het wel of niet krijgen van kinderen. Je kunt ongelukkig zijn met én zonder kinderen, maar andersom natuurlijk ook. En dat is uiteindelijk een prachtige boodschap.

Kunst / Expo binnenland

Kleren maken de mens

recensie: Fashion Statements - mode en identiteit, toen en nu

Op de pers preview van Fashion Statements – mode en identiteit, toen en nu – de nieuwe tentoonstelling van het Amsterdam Museum, interviewt gastconservator Marian Duff hedendaagse modeontwerpers over hun bijdrage aan de expositie. Duff zet zich via verschillende platforms in voor de ontwikkeling van jong talent en het bieden van een alternatieve stem in de mode-industrie. Zij nodigde Ninamounah, Marga Weimans, Bas Kosters, Art Comes First, Patta en Karim Aduchi uit om deel te nemen aan de tentoonstelling door hun visie op mode te geven en drie eigen creaties in te brengen. Fashion Statements toont 75 topstukken uit de kostuumcollectie van het Amsterdam Museum en is opgebouwd uit zes thema’s, die zich ieder concentreren op een ander aspect van mode. De modeontwerpers reflecteren op die aspecten.

© Amsterdam Museum

Parelvormige tranen

In Shape Your Body zijn naast indrukwekkende historische korsetten drie designs te zien van modeontwerper Ninamounah, van oorsprong biologe. Zij reflecteert op het (ver)vormen van het lichaam. Haar ontwerpen zijn ‘een ode aan het pure dier in ons’, ze toont de lichaamsvormen die de maatschappij onderdrukt. Een van haar stukken is een geruit broekpak voor zwangere vrouwen waarin ruimte is uitgespaard bij buik en borsten. Marga Weimans werpt in More is More een blik op volume, en toont drie jurken van polyester, tin en plastic, gedrapeerd op zwarte poppen. Eén jurk heeft grote parelvormige tranen. Weimans neemt het publiek terug naar haar Moorse roots en uit zo kritiek op het slavernijverleden. De historische kostuums in deze zaal zijn japons met gigantische rokken, een geelfluwelen baljapon heeft een taille van slechts 54 centimeter.

Handbeschilderd katoen

Bas Kosters werpt een blik op prints in Prints in Fashion & Embroidered Bodies. Hij toont eigen creaties uit Permanent State of Confusion, een collectie over mindfulness waarmee Kosters zichzelf opnieuw uitvond. De stukken zijn unieke exemplaren, samengesteld uit ge(re)cycelde materialen. Pastel Prince is een bonte creatie met hoofddeksel en bijbehorende tas die Kosters zelf in elkaar zette. Dutch flag anti-suit is een pak waarin de Nederlandse vlag is versierd met pailletten, zeefdrukken en vezelvulling. De creatie ernaast heeft een eveneens drukke, kleurrijke print en een bijpassend stoffen hondje op wielen dat door het model op de catwalk aan een touw werd meegenomen. Ook vrolijke accessoires als een wortelcorsage horen erbij en liggen in een vitrine uitgestald. De oude kostuums in de zaal zijn rijk geborduurde jurken en jakken van sits: kostbaar katoen uit India met handbeschilderde blad- en bloemmotieven.

Alles zwart

Na Prints volgt Shades of Black. Hierin geeft modeduo Art comes First een eigentijdse visie op kleurgebruik in de mode. Het duo bestaat uit Sam Lambert en Shaka Maidoh, ontwerpers die graag conceptueel werken en daarmee voorbij esthetiek willen kijken. Hun eigen creaties zijn zwart, modern en strak met gebruik van denim, viscose, rubber, satijn en fluweel. Ook de naam van de pakken is modern: Sophisticated wolf man. De historische kledij in de ruimte is eveneens donker, maar van een totaal andere orde: elegante japons met veel borduursels en kant. Zwart was vroeger een dure en dus exclusieve kleur, een van de japonnen is een zwarte bruidsjurk uit circa 1900. Tot halverwege de twintigste eeuw werd er kennelijk veel getrouwd in zwart.

© Amsterdam Museum

Exclusieve sneakers

In Not Made For Walking wordt op schoeisel gereflecteerd door Patta, twee ras-Amsterdammers met dito tongval. Patta’s grof vormgegeven exclusieve sneakers, vaak samenwerkingen met grote merken als Nike, contrasteren met de tientallen verfijnde muiltjes van zijde, fluweel, leer of suède met strikjes, veters en knoopjes. Bijna al die schoenen behoorden toe aan Sophia Adriana de Bruijn (1816-1890), vrouw van een Amsterdamse koopman en een negentiende-eeuwse shopaholic. Ten slotte speelt ontwerper Karim Adduchi de hoofdrol in Hips Don’t Lie. Evenals Weimans gaat hij in zijn ontwerpen terug naar zijn roots; door Berbers en Marokkaans handwerk te gebruiken wil hij Berberse vrouwen een stem geven. De ingrediënten zijn wol, katoen en naar buiten uitwaaierende synthetische draden die aandoen als riet. Dat geeft zijn jurken veel volume zonder in te boeten aan elegantie. De historische stukken zijn robes à la Françaises: japonnen met een doorsnee van ruim twee meter, uitbundig versierd met strikken, linten, parels en edelstenen. Zulke japonnen werden tot aan de Franse Revolutie in 1789 aan het Franse hof gedragen.

© Amsterdam Museum

Mooi én leerzaam

Fashion Statements is niet alleen een lust voor het oog, maar ook leerzaam. De uiteenlopende ontwerpen vertellen ons namelijk veel over de tijdsgeest en bijbehorende maatschappelijke ontwikkelingen. De toevoeging van hedendaagse creaties geeft een frisse twist aan de expositie, die nog eens versterkt wordt doordat in elke zaal muziek klinkt die door de betreffende ontwerper is uitgekozen en een video te zien is waarin de ontwerper zijn of haar visie uit de doeken doet. De eigentijdse blik van van moderne ontwerpers plaatst de historische kostuums in een nieuw perspectief en voegt een welkome dimensie toe die bezoekers stimuleert om verder te kijken dan alleen esthetiek. Daarom is de tentoonstelling niet alleen boeiend voor modeliefhebbers, maar ook voor cultuursnuivers die eens wat anders dan beeldende kunst willen zien.

 

Zie ook het interview met Bas Kosters

 

 

Kunst / Interview
special: Interview met modeontwerper Bas Kosters over Fashion Statements in het Amsterdam Museum

“Print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk”

Mode gaat niet alleen over esthetiek, maar bevat ook een boodschap. Wat je draagt zegt wat over wie je bent en hoe je door de buitenwereld gezien wilt worden. Daarmee is het een communicatiemiddel om kritiek, een overtuiging of een visie over te brengen, zonder dat daar woorden voor nodig zijn. Dat is de achterliggende boodschap van de tentoonstelling Fashion Statements – mode en identiteit, toen en nu waarin het Amsterdam Museum ruim 75 historische kostuums toont, aangevuld met moderne ontwerpen. Bas Kosters is een van de hedendaagse modeontwerpers die een actieve rol spelen in de tentoonstelling. Ik spreek hem over zijn bijdrage.

Moderne reflectie op historische kostuums

Bas Kosters ontvangt mij in zijn studio op de dertiende etage van het World Fashion Centre met een prachtig uitzicht over Amsterdam. De studio wordt gekenmerkt door een gezellige rommeligheid en barst van de kleuren. Overal hangen en liggen illustraties, poppen, buttons, stiften, pennen, stoffen en modecreaties van de uitgesproken fashion designer uit Zutphen die vorig jaar het prestigieuze Mode Stipendium ontving. Naast Kosters reflecteren nog vijf andere moderne ontwerpers op de historische kostuums in Fashion Statements: Ninamounah, Art comes First, Patta, Karim Adduchi en Marga Weimans. Ook voegt ieder van hen drie eigen creaties aan de tentoonstelling toe. Het Amsterdam Museum wil door het betrekken van deze designers de kostuums en schoenen uit begin achttiende eeuw tot begin twintigste eeuw in een bredere, moderne context plaatsen, en historische mode en hedendaagse mode samenbrengen. Bas Kosters werpt in de tentoonstelling een blik op patronen in de mode.

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

 

Voelde je je meteen aangesproken toen het Amsterdam Museum jou vroeg om te reflecteren op prints in de kostuumgeschiedenis?

“Ja, want print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk, en ook mijn sterkste kant denk ik. Ik ben gefascineerd door prints op stoffen. Door mijn interesse in illustraties, schilderen en tekenen is print altijd een groot focuspunt geweest in mijn werk. En er zijn ontzettend veel manieren om tot een print te komen.”

Je hebt de laatste jaren veel illustraties gemaakt, ze hangen hier aan de wand. Soms zijn ze wat cartoonesk.

“Ik noem het characters, maar ze hebben wel wat cartoonesks inderdaad. Ze presenteren vaak een ongemakkelijke waarheid, dat zoek ik graag op. Ik vind het interessant om blijheid of kinderlijkheid af te zetten tegen grofheid, provocatie of seksualiteit. Daar aan de muur bijvoorbeeld hangt een tekening van een zwarte figuur met een vogel in zijn hand. Ik wilde enthousiasme overbrengen, maar dan wel met zo’n grote glimlach (de figuur lacht uitbundig met een enorme rij tanden) dat het toch weer ongemakkelijk wordt. Dat gaat soms niet eens bewust.”

Je hebt jezelf wel eens getypeerd als cartoon, en lichtte toe ‘niet om te provoceren, maar dit ben ik’. Wat bedoel je daarmee?

“Ik ben wel een uitvergroting van dat wat ik ben. Ik ben verre van bescheiden, zo presenteer ik me ook niet. Ik zeg wel eens ‘clear gestures and communication’, dus grote gebaren en duidelijke communicatie. Dat geldt voor mijn werk, maar dat ben ik zelf ook. Het is nooit erg minimal of bescheiden, hoewel die kant er wel in zit.”

Voelde je je als uitvergrote persoonlijkheid wel thuis in een provinciestad als Zutphen?

“Ja hoor, want er was een hele vrije scene in Zutphen van allerlei figuren die ik mateloos interessant vond en waar ik mee omging. Ik vind het leuk als mensen een vrije geest hebben, hoe dat zich ook manifesteert. Je kunt artistiek zijn, of ordinair, of God mag weten wat, maar het gaat mij om een bepaalde mindset die je deelt. Dat iemand de ruimte heeft om naar jou te kijken op een manier die verder gaat dan die eerste blik. Dat gevoel had ik daar wel.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

Fashion Statements heeft als subtitel ‘mode en identiteit, toen en nu’. Was het aanmeten van een identiteit met kleren een motivatie van jou om kledingontwerper te worden?

“Mijn interesse in mode is begonnen toen ik op mijn 15e wilde onderzoeken wat mijn identiteit was en hoe ik die kon vormgeven. Ik wilde me graag onderscheiden en begon met mijn uiterlijk te experimenteren. De maakbaarheid van identiteit is de reden geweest om iets met kleding te gaan doen, kleding op zichzelf vind ik eigenlijk niet eens zo interessant. Het gaat me om de beleving, kleding is een communicatiemiddel, een taal bijna. Ik gebruik ook veel tekst in mijn kleding en vind het leuk om daarmee te spelen. Ik ben echt een lolbroek, om maar even in het modejargon te blijven.” Grinnikt. “Soms communiceer ik zo duidelijk dat je er bijna niet omheen kunt. Zoals bij mijn collectie Hope, Dear Sir Madam Hope, daar hadden we van het woord Hope een tape gecreëerd in een soort supermarkt-esthetiek, en daar hadden we weer een print van gemaakt: hope hope hope hope hope. Het gaat over commercie, over visuele communicatie en over de boodschap: laag op laag op laag. Het is zó in your face, zo plat, dat het bijna weer magisch wordt. Het is boeiend om te zien wat er dan gebeurt met de kijker.”

Je zegt dat je mensen wilt prikkelen en bewust maken, in je laatste collecties zat een duidelijk haakje naar de actualiteit. Is dat iets nieuws?

“Nee, dat heeft er altijd wel ingezeten. Mijn eindexamen collectie in 2003 bijvoorbeeld was een ontwerp voor een rock en roll band, omdat ik vond dat er een gebrek was aan identiteit in de muziekindustrie met alle kloonbandjes zoals girl- en boybands. Je zou achteraf  kunnen zeggen dat ik een lans wilde breken voor identiteit en originaliteit, omdat je anderen daarmee kunt inspireren. Met de collectie Le Salon Explosif de Bas Kosters Studio zette ik me af tegen de haute couture, ik maakte couture van totale trash. Van gerecycelde T-shirts en hotellakens, dat vond ik amusant. Het was ook een protest tegen leeghoofdigheid, a protest against empty protest. Ik vond namelijk dat mensen vaak een grote mond hebben zonder dat ze wat te vertellen hebben. Uit die collectie komt het ‘Weet ik veel’ mannetje.” Kosters toont een grote tatoeage op zijn arm, een zwart mannetje dat een bord omhoog houdt waarop ‘Weet ik veel’ staat. “Ik zette me in die collectie echt af tegen de geldende normen. Bij de collectie hoort een poster met modellen van maatje 34 tot maat 42.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

Wat is er volgens jou bijzonder aan de tentoonstelling Fashion Statements?

“Ten eerste is het belangrijk om je te realiseren dat het conserveren van historische kostuums een vak apart is. Het is een expertise en moet heel zorgvuldig gebeuren. Mode doet het al jaren goed op tentoonstellingen, fashion is hot. Maar het is vooral interessant om historische kostuums niet alleen maar te laten zien in vergelijking met elkaar en in relatie tot cultuurhistorische ontwikkelingen, en ze terug te brengen tot de leidende gedachte: wat is het uitgangspunt geweest, wat is de functie, wat zit erachter? En vanuit dat perspectief kun je ook kijken naar de huidige tijd. Er zijn nu natuurlijk andere parameters, we hebben andere behoeftes en stellen dus ook andere eisen aan het gebruik van kleding, we kijken anders naar de functie en de rol ervan. Maar er zijn ook overeenkomsten.”

Vertel eens wat over de stukken die jij tentoonstelt in Fashion Statements?

“We hebben gekozen voor stukken die het meest in lijn zijn met de getoonde historische kostuums, en die we het meest inspirerend en prikkelend vonden om te tonen. Toen kwamen we uit bij de kostuums van mijn Permanent State of Confusion collectie. Ze zijn onmogelijk om na te maken omdat er gerecyceld en gecyceld materiaal in zit. De stukken zijn heren couture, unica met de hand gestikt. Als iemand het draagt dan gebeurt er wel wat met iemand. Eén pak heb ik helemaal zelf genaaid, dat komt bijna nooit voor, daarom is dat pak heel bijzonder voor mij.”

Hoe is die collectie ontstaan?

“Toen ik afstudeerde werkte ik heel vrij, ik hield me nog niet bezig met collecties maar met design, performance en muziek. Daarna heb ik me op mode geconcentreerd met ready to wear collecties. Maar in 2015 ben ik een shift gaan maken. Ik koos opnieuw voor de ongeremde creativiteit uit het begin van mijn carrière. In de crisis stopte ik met mijn commerciële lijn, en toen stelde ik mezelf de vraag: hoe ga ik mezelf herpakken en heruitvinden? Het antwoord bleek een collectie over mindfullness, dat werd Permanent State of Confusion. Wat begon als een struggle ontwikkelde zich tot een nieuwe, rijke manier van werken. Ik heb toen letterlijk schoon schip gemaakt door veel op te ruimen in mijn studio. Het is een collectie me heel dierbaar is, de stukken zijn heel experimenteel en gevoelig. Een aantal kostuums worden nu in Shanghai getoond, en een aantal stukken dus nu in het Amsterdam Museum.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

In hoeverre zijn jouw eigen ontwerpen geïnspireerd op modestatements van vroeger?

“Er zit vaak wel een historische blik in mijn stukken. Bijvoorbeeld bij het pronkkostuum Pastel Prince, een mouwloze mannenjurk met slipjas, bekleed met pastelkleurig patchwork van katoen, satijn, parels, en kant. Dat kostuum zit bomvol historische verwijzingen, zonder één op één een vertaling te zijn. Mijn werk refereert per definitie aan geschiedenis en nostalgie. Ik vind het leuk om over geschiedenis te leren en ook om van dichtbij te kijken naar vakmanschap: hoe is het geweven, hoe is het samengesteld, hoe is het gestikt? Maar ik vind het ook een grappig idee dat iedereen in die tijd eigenlijk een beetje vies was, dat ze onder die pruiken stinkend haar hadden en dat ze met hun jurken wijdbeens gingen kakken in een gat in de grond.” Lacht.

Vorig jaar ontving je het Mode Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarmee je in de voetsporen treedt van namen als Jan Taminiau. Werd daarmee een bepaald verlangen naar waardering vervuld?

“Doordat het zo eigen en zo specifiek is wat ik doe, plaats ik me buiten de normale orde van designers. Dan word je soms bejubeld, en soms ook helemaal niet. Dat is best een kwetsbare positie. Vroeger had ik als visie ‘ik ben een creator, een brand’ maar de laatste jaren gaat het veel meer om wie ik ben als mens. Mijn werk van de laatste vijf jaar is hyperpersoonlijk en daarmee extra kwetsbaar. Het is heel erg mooi als dat dan gewaardeerd wordt. Het Stipendium is een pure erkenning voor dat wat je bent en waar je toe in staat bent.”

Mede dankzij het Stipendium vertrek je binnenkort voor een aantal maanden naar Tokio. Wat hoop je daar te vinden?

“Ik ga natuurlijk op zoek naar iets nieuws dat mij prikkelt. Het is mooi om daar de tijd te kunnen nemen om te reflecteren op wie ik ben en wat ik wil, om me door te ontwikkelen en research te doen, in plaats van alleen maar bezig-bezig-bezig-bezig te zijn. Ik ben niet bang om teleurgesteld te raken, het is de derde keer dat ik er ben en ik vind het een hele inspirerende omgeving. Vrienden van mij zitten er nu en ik zie via hun Instagram stories wat ze allemaal meemaken.”

Bevat jouw werk altijd een bepaalde hoofdboodschap?

“Vroeger dacht ik altijd dat er een provocerende kant aan mijn werk zat, en een gezellige kant. Later realiseerde ik me: of ik nou protesteer of omarm, het komt altijd vanuit dezelfde emotie: altijd vanuit betrokkenheid en liefde. In principe gaat het daar altijd om, dat is wel de hoofdboodschap. Dat geldt ook voor samenwerken. ik vind het prettig dat de mensen die in mijn studio werken heel betrokken zijn. Zij bij mij, en ik ook bij hun.”

 

Portretfoto Bas Kosters: Marc Deurlol

Zie ook de recensie van Fashion Statements

Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht
Kunst / Expo binnenland

Glinsterende godsdienst

recensie: De Münster Domschat
Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht

Museum Catharijneconvent is veranderd in een heuse schatkamer. Het goud en zilver blinkt je tegemoet tijdens een bezoek aan De Münster Domschat, waarin niet alleen de Münster, maar ook de verloren Utrechtse Domschat aan bod komt.

Reliekkruis Münster (?) circa 900-1120 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Reliekkruis, Münster (?), circa 900-1120. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Een schat op papier

De Münster Domschat begint opvallenderwijs met papieren objecten: het middeleeuws archief van de Utrechtse Domkerk. In 1578, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kreeg de kerk de opdracht om haar rijk gevulde schatkamer om te laten smelten. Het blinkende goud en zilver van de Domschat was nodig om de oorlogsstrijd te bekostigen. Het resultaat was dat een uitgebreide en kostbare verzameling religieuze objecten in één klap uit de verdere geschiedenis verdween. Het Catharijneconvent besteedt aandacht aan de Utrechtse schat door het tentoonstellen van haar archiefstukken. Deze laten uitgebreid zien hoe de schat tot stand is gekomen en omschrijven soms tot in detail hoe de objecten eruit hebben gezien. Van de Münster Domschat is het juist het archief dat de tand des tijds niet heeft doorstaan. Beide schatten vullen elkaar in deze tentoonstelling dan ook perfect aan. De introductie met archiefstukken uit Utrecht biedt een context bij de Münster schat en de Münster objecten schetsen op hun beurt weer een beeld van de pracht en praal die ooit in de Utrechtse Dom heeft gestaan.

Voelen

De tentoonstellingstitel belooft natuurlijk een Domschat, maar voordat je deze te zien krijgt, kom je langs het zogenoemde ‘schatlab’. In deze zaal wordt de bezoeker uitgenodigd fysiek kennis te maken met de waardevolle materialen die gebruikt werden om religieuze objecten te maken. Goud, zilver, edelstenen, saffier, zijde, bloedkoraal – je mag het allemaal aanraken. Het museum geeft bovendien inzicht in de herkomst en de symboliek van de materialen. Door middel van multimedia installaties vertellen metaal- en textielrestauratoren, kunsthistorici en geologen hun verhaal. Het is misschien wat veel informatie in één zaal, maar het interactieve karakter maakt het schatlab een van de sterkste aspecten van de tentoonstelling.

Pauluskopreliekhouder circa 1060 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Pauluskopreliekhouder, circa 1060. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Münster

De tentoonstelling culmineert natuurlijk in de Münster Domschat, die voor het eerst in de geschiedenis haar thuisstad heeft verlaten. In een verdonkerde zaal glimmen de religieuze objecten je tegemoet. De schat omvat reliekhouders in de vorm van handen, kruizen en religieuze figuren, maar ook prachtige kledingstukken en andere religieuze voorwerpen. Zo wordt er een dertiende-eeuws kazuifel tentoongesteld, een gewaad dat door de priester werd gedragen tijdens de mis. Ook zijn er twee draagaltaren te zien, kleine kistjes die meegenomen konden worden op reis om zo buiten de kerk ook een kerkdienst te kunnen houden. Een van de belangrijkste en kostbaarste objecten in de tentoonstelling is het vergulde hoofd van de apostel Paulus, dat een centrale plek in de vitrines heeft gekregen. In dit reliekschrijn zouden ooit schedelfragmenten en zelfs een tand van de apostel hebben gezeten. Deze relieken waren extra belangrijk voor de Münster Dom, omdat Paulus de beschermheilige van de kerk is.

 

Museum Catharijneconvent slaagt erin door inzet van verschillende middelen een ijzersterke context te bieden bij de Münster Domschat. Zo’n Domschat die voor het eerst buiten haar schatkamer te zien is, is natuurlijk reden voor een feestje, en De Münster Domschat is dat feest. Een afwisselende, interactieve, fonkelende, schitterende tentoonstelling.

BluesUpdate10
Muziek / Album

Lustrumeditie bluesupdate

recensie: Blues-Update 10: Kyla Brox, John Fairhurst & Ellis Bailey
BluesUpdate10

In deze tiende editie van de bluesupdate aandacht voor een stevige benadering van deze oervorm van de muziek. We zetten muzikanten in het zonnetje die blues versnijden met andere elementen uit het muzikale spectrum.

In deze bluesupdate drie albums met een totaal verschillende signatuur. Toch horen ze allemaal tot het bluesgenre. We gaan van lichte rock naar heel stevige blues, bijna hardrock, om vervolgens te landen in weer wat bedeesdere vorm van dit genre.

Kyla Brox

Het negende album van Kyla Brox, Pain & Glory, is pas het tweede album van deze zangeres dat uw recensent ter ore komt en wekt deze keer wèl de nieuwsgierigheid op naar de rest van haar muziek. Dit album huist zoveel moois in zich dat het gevoel omhoog komt dat misschien al veel moois van deze artieste zomaar aan ons is voorbijgegaan. Het album opent met ‘For The Many’ in de stevige blues-, soul- en rock-traditie. Het titelnummer ‘Pain & Glory’ is een gloedvolle ballad, waarin de stem van Brox excelleert door fraaie randjes in de zangstijl. Een lichte kreun van pijnlijke emotie die niet overdrijft, maar bijdraagt aan de zeggingskracht van het liedje. Naar het einde toe weet ze ook de ‘Glory’ bij te zetten in de zang: we horen een stevige blijdschap.

Het gevoel dat de band Hokie Joint oproept horen we langskomen in ‘Bloodshot Sky’. ‘Devils Bridge’ klinkt daarentegen huppelend en vrolijk met een wat langzame blues slag. ‘Choose Life’ is een topliedje dat gaat over het maken van vrienden, geliefden enz. Heerlijke soulzang en pianowerk om van te watertanden. Dit is soul in optima forma! ‘In The Morning’ is een echte blues-stuwer: het aloude bluesritme met soulband begeleiding. Brox zingt als een lef-hebbende diva met een fraaie kreun hier en daar. Het is een album om vele malen te draaien en enorm te genieten van de warme benadering van Kyla Brox. Dit is een topplaatje van het moment.

 

John Fairhurst

Houd je goed vast als je het album The Divided Kingdom van John Fairhurst uit de speakers laat knallen, anders blaast deze Brit je zo van je sokken. Als je ervan houdt is dit meteen een oorwurm van jewelste. De donkere zang van Fairhurst is van een zwaar indrukwekkende diepte. Dat zijn stembanden zulke lage tonen produceren is meteen het handelsmerk van deze artiest. In acht composities pakt Fairhurst je stevig bij de veter. ‘Lies and A-45’ is een duister liedje met een geladen spanning. Een pistool dat is doorgeladen en zo de luisteraar in het oor kruipt. Aan het eind gaat het pistool ook daadwerkelijk af.

Het is moeilijk om vergelijkingen binnen het bluesgenre te noemen. Wie dit album tot zich laat komen moet onwillekeurig ook aan Ozzy Osbourne denken en Black Sabbath, maar dan met een heerlijk blues-hart. Ook Alice Cooper komt langs als je aan vergelijkingen denkt. De denderende en donkere sound van The Divided Kingdom werkt louterend in een drukke week. Het laat je zinderen in een rustige, vaak relaxte mood. Wat een heerlijke verrijking van het bluesgenre om deze zwaargewicht te mogen laten schitteren.

 

Ellis Bailey

De stap van het vorig beschreven album naar Road I Call Home van Ellis Bailey klinkt haast als een verlichting. Toch opent Bailey met ‘Hell Or High Water’ als een logisch vervolg op de loodzware sound van Fairhurst, om vervolgens een gevoel van dreigend onheil op te roepen gedurende de rest van het album. Laat je vooral niet in de war brengen door de hoes, waarop Bailey als een soort cowboy te zien is. We hebben hier wel degelijk te maken met de stevige kant van de vrouwenblues. Te denken valt dan natuurlijk aan Anna Popovic. Geen idee of ze live net zo knalhard zal spelen als Popovic.

Bailey swingt lekker in de bluestraditie, maar heeft naast het rockrandje een stem die van heldere snit is met een lekkere rollende keelklank. Bij het derde liedje ‘Deeper’ gaat het gas en de stevigheid eraf en klinkt Ellis Bailey, ondersteund door blazers, zelfs een tikje lieflijk tot het refrein komt en het tempo licht stijgt tezamen met een wat krachtigere voordracht. De blazers doen zelfs denken aan Earth, Wind & Fire. Op ‘What’s The Matter With You’ maken we een bluesballad mee waar een Hammondorgel heerlijk meeklinkt. Bailey weet de aandacht vast te houden op dit sterk afwisselend en onderhoudend album.

Boeken / Fictie

Overgave aan alleen maar ongeluk

recensie: Michel Houellebecq - Serotonine

Ook de zeventiende roman van Houellebecq mag zich verheugen in overwegend waarderende besprekingen. Dat kan lezers die een afkeer van de roemruchte schrijver hebben, ertoe verleiden zich toch aan het lezen te zetten. Zo’n lezer is recensent dezes.

Florent-Claude Labrouste neemt als hoofdpersoon van Serotonine zodanig veel ik-ruimte in beslag dat er verder alleen iets uitgebouwde bijfiguren passeren. Door karakter, depressie en levensinstelling verliest hij contacten meer dan hij opbouwt. Bladzijden lang brengt hij in zijn auto, op hotelkamers of in een of ander appartement in zijn eentje door. Zijn baan als landbouwingenieur heeft hij zo goed als opgegeven. De roman is dagboekachtig, maar wat hij al die dagen in zijn uppie uitvoert lijkt vooral voor de televisie hangen.

Stommiteiten

Hij heeft weinig op met de mensenwereld. Ook met zichzelf niet, zeker nadat hij in zijn ruim veertigjarige leven door stommiteiten zijn twee kansen op de gelukkigste liefde verspeeld heeft. In plaats van nieuwe kansen te zoeken spoort hij een handvol vroegere contacten op. Zeker met Camille hoopt hij ijdel op een nieuw begin, maar hij durft haar niet aan te spreken. Op plekken van het verleden, dat hem kapot heeft gemaakt en waarvan hij in flash-backs verslag doet, wordt hij onderuit gehaald ‘door een golf van afschuwelijk, overstelpend verdriet’ of ‘een golf van pure angst’. Soms probeert hij zich rekenschap te geven van zijn impasse. Ergens concludeert hij, als iemand met een oneindig eenvoudige natuur, dat hij de complexiteit van de wereld niet meer aankan.

Impotentie

Om minder last van zijn depressieve toestand te hebben schrijft zijn dokter pillen voor, met als nadeel impotentie, terwijl hij juist van seks een onverzadigbaar liefhebber is, in ieder geval wás – aan niet-amoureuze relaties had hij sowieso al nooit zo’n behoefte. Van alcohol is hij zo mogelijk een nog grotere genieter. De dokter diagnosticeert een stilstaande burn-out, ‘alsof u zichzelf van binnenuit opvreet.’

De blik op zijn onloochenbare lijden is die van Labrouste zelf, leed dat hij schijnbaar willens en wetens zo’n status quo verleent dat het verhaal weinig ontwikkeling kent. Dat veroorzaakt een monotonie die te verdragen is door de weliswaar vaardige, maar ook nogal improviserende schrijfstijl. Literaire opsmuk ontbreekt zo goed als, en zoiets als Céline is het al helemaal niet. Nogal wat lange beschrijvingen moeten voor lief worden genomen van elektrische radiatoren, etenswaren en popmuzikanten. De dialogen zijn obligaat en lusteloos. Terloops ontmaskert Labrouste een pedofiel en doet hem op de vlucht slaan, maar het is de vraag wat in de context de functie van zo’n voorval is. Dat versterkt de indruk dat de compositie van het geheel enigszins gemakzuchtig in elkaar steekt.
Hoe beklagenswaardig de mens Labrouste ook is, als romanfiguur hoort die daar met literaire middelen bovenuit te stijgen. Wat door moet gaan voor zijn engagement is te monothematisch om de roman te dragen, nog afgezien van de herhalingen.

Nihilisme

Al vrij in het begin van de roman positioneert Labrouste zich als iemand die de wereld ervaart als ‘een door mensen naar hun eigen gading gebouwde hel’: grote bevolkingsdichtheid, hogere woondozen, agressie op straat. Ondanks dat het hem materieel voor de wind gaat, kan hij daaraan niet ontsnappen: ‘ik bevond me nu in mijn eigen hel, die ik naar mijn eigen gading had gebouwd.’

Wat niet overtuigt en uiteindelijk doodslaat is het nihilisme dat levensplezier uitgesloten is door het met mensen aan te leggen. Dat maakt het verhaal tot het verslag van een chronische suïcide. Misschien is het verontrustend dat ook deze roman van Houellebecq veel aftrek vindt. Alsof met diens nihilisme breed wordt ingestemd, alsof velen zich in de strekking van het verhaal herkennen.

Boeken / Non-fictie

Heimwee naar de verte

recensie: Han Lörzing - Grenskoorts

Han Lörzing laat in Grenskoorts zien hoe Europa er zo’n vijftig jaar geleden uitzag: enorme verschillen in welvaart en ideologie en vol met harde grenzen. Grenskoorts is (en leest als) een reisverslag dat lang na dato is opgetekend.

Planoloog en landschapsarchitect Han Lörzing (1946) schreef eerder twee boeken, allebei over ‘vroeger’. De Nederlandse geschiedenis wordt hierin vermengd met zijn persoonlijke geschiedenis. Zo ook Grenskoorts, geschreven aan de hand van dagboekaantekeningen die Lörzing optekende toen hij al liftend Europa doorreisde.

Reisdrang

Lörzing beschrijft hoe hij midden jaren zestig bezeten werd door een enorme reisdrang, geïnspireerd door On the road van Jack Kerouac. Zijn kaart van Europa wilde hij helemaal voltekenen: elk land moest bezocht worden. Hij was net student, had geen auto of rijbewijs maar wilde ook niet met de trein reizen. Niet avontuurlijk genoeg. Vliegen was veel te duur en bovendien zou hij dan een toerist worden, en daar gruwelde hij van. Hij was een reiziger en dus ging hij liften.

Hoe meer hoe liever

De kaart moest volgetekend worden dus Lörzing had geen tijd te verliezen. De titel Grenskoorts is erg goed gekozen, want de reisdrang van Lörzing is als een soort koorts die hem niet meer loslaat. Met grote vaart reist hij zo snel en vaak als mogelijk Europa door. Als hij een paar dagen op dezelfde plek blijft hangen is dat uitzonderlijk. Hij moet alsmaar dóór. Dat maakt het lezen van Grenskoorts soms bijna vermoeiend. Je hoopt als lezer oprecht dat Lörzing soms even uit zal rusten in het volgende oord op de kaart. Maar dat is vaak tevergeefs.

Liftersgeluk

Eigenlijk wilde Lörzing een boek schrijven over grenzen in het Europa van vroeger en nu. Uiteindelijk is het een reisverslag geworden. Wel één dat vijftig jaar na dato is opgeschreven. Dat merk je als lezer goed. Je kan door het schrijven heen voelen dat het geen directe ervaringen, maar opgehaalde herinneringen zijn die Lörzing nog altijd helder voor de geest staan. In die zin is het boek eerder een terugblik op de tijd van toen (wat in Lörzings straatje past gezien zijn eerdere boeken) dan een reisverslag. Het is duidelijk dat de oudere versie van de auteur in Grenskoorts samensmelt met zijn jongere versie. Dat doet overigens niks af aan het plezier dat je beleeft als je zijn verhalen leest.

Verhalen van vroeger

Die verhalen zijn soms ronduit spannend, zoals toen Lörzing in Marokko in het donker op een afgelegen plek iemand tegen kwam en op diens uitnodiging voor het avondeten inging. Of toen hij samen met een vriend op de grens van de Sovjet-Unie stond en hun Volkswagen-busje helemaal uit elkaar werd geschroefd. Ook grappig zijn de gedachten die terugkomen. Zoals wanneer de auteur in Spanje is en verbaasd kijkt naar de reclame die ze daar op tv uitzenden. In het Nederland van toen bestond dat nog niet! En wie had er verwacht dat in Marokko DAF bussen uit Eindhoven zouden rondrijden?

Harde grenzen

Wat het meest interessant is, zeker voor jonge lezers, is het feit dat Europa er in de jaren zestig zó anders uitzag. Nu rij je zonder te merken Polen of Slowakije binnen, iets wat destijds ondenkbaar was. Tussen alle landen lagen grenzen, zelfs tussen Nederland en België. Grenzen waar je moest stoppen dus, met douaniers die je spullen doorzochten en je paspoort bekeken. Dat maakte het bezoeken van een ander land meteen tot iets bijzonders en spannends. Elk land had naast zijn eigen grens ook zijn eigen eisen en regels voor bezoekers van buitenaf (bijvoorbeeld over de hoeveelheid geld die uitgegeven moest worden). Maar het meest opvallend is nog wel de grote verschillen tussen de landen op het vlak van bijvoorbeeld welvaart, ideologie maar ook ‘gewonere’ zaken zoals bijvoorbeeld eten.

Nog niet zo heel lang geleden was een Europees geheel nog lang niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Al is het maar de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. Bij het lezen van Grenskoorts kan een zeker gevoel van nostalgie ontstaan, maar tegelijk ook een gevoel van blijdschap, door de grotere mate van vrijheid die we in de tussentijd verkregen hebben. Grenskoorts doet je beseffen dat het Europa zoals we dat nu kennen erg uitzonderlijk is.