Boeken / Non-fictie

Hitler de (bijna) onsterfelijke

recensie: Roger Moorhouse - Hitler: de aanslagen

Over de Tweede Wereldoorlog verschenen sinds 1945 wereldwijd tussen de 1,6 en 1,7 miljard boeken. Aan die berg een nieuwe titel toevoegen vereist lef en tenminste een originele invalshoek. De Britse historicus Roger Moorhouse vond hem in het verhaal van de aanslagen die op de Führer werden gepleegd. Het leverde niet alleen een spannend boek op, je leert ook nog wat interessante dingen over het vorige mondiale conflict.

Al zo ongeveer vanaf het moment dat Hitler een factor van enig belang werd in de Duitse politiek, waren er types die hem naar het leven stonden. Aanvankelijk waren dat goedwillende amateurs of ongeorganiseerde gekken, die soms toch een enorme inventiviteit plus het nodige doorzettingsvermogen lieten zien. Bekend is de aanslag in de Bürgerbraukeller in München, waarvoor Georg Elser zich nacht aan nacht in het gebouw liet opsluiten, bezig met het uitzagen van een holte in de pilaar waarin hij zijn bom kon verstoppen. Daarbij moest hij telkens wachten tot de toiletten automatisch werden doorgespoeld, zodat niemand kon horen waar hij mee bezig was.

Onkwetsbaarheid

De aanslag van Elser is symptomatisch voor het genre. Op zich liep alles perfect, maar door een ongelooflijk toeval verliet de nazileider eerder dan voorzien de bijeenkomst, zodat alleen wat loslopend voetvolk om het leven kwam. Geen wonder, dat Hitler begon te geloven aan zijn eigen onkwetsbaarheid. Vooral ook toen navolgende aanslagen allemaal hun doel misten, met als bekendste natuurlijk die van Von Stauffenberg, de Wehrmachtofficier die uit weer geheel andere motieven de dictator een kopje kleiner wilde maken.

Naarmate de jaren verstreken ging een bont gezelschap op jacht, de meeste na ampele overweging. Binnen conservatieve Britse legerkringen bijvoorbeeld werden politieke aanslagen ‘not sport’ bevonden. Dat weerhield de geheime dienst niet van woeste, allemaal falende plannen. De Sovjets lukte het evenmin, terwijl die toch ruime ervaringen hadden in het uit de weg ruimen van buiten de landsgrenzen vertoevende vijanden. Denk aan Trotski.

Vaak sneuvelde een project al nog voordat de uitvoering kon beginnen. Sommige geallieerde analisten zagen Hitler liever in leven, gezien de enorme strategische blunders die hij als opperbevelhebber maakte.Een hoge nazi als Albert Speer speelde aan het einde van de oorlog met het idee, maar liet dat om allerlei vage redenen weer varen. Anderen lieten zich afschrikken door de steeds scherpere veiligheidsmaatregelen dan wel de te verwachten represailles en andere ongewenste gevolgen. Het lijkt nu heel makkelijk, maar toen was niet te voorzien wat zou gebeuren als Hitler daadwerkelijk naar de andere wereld werd geholpen. Het gevaar van een nog repressievere nazidictatuur onder leiding van een psychopaat als SS-leider Himmler was niet ondenkbeeldig. Des te ironischer dat juist Himmler in het bittere einde zijn Führer liet vallen en vrede wilden sluiten met de geallieerden. Die daar zoals bekend niet op ingingen. Pas in de meidagen van 1945 lukte dan uiteindelijk de uit de aard der zaak allerlaatste aanslag op het leven van Hitler. Alleen moest hij daar dan wel zelf aan te pas komen.

Moorhouse schrijft het allemaal zeer leesbaar op en maakte er een spannend relaas van, een echte pageturner, vol met sprekende details die het allemaal nog verlevendigen. De prijs voor het allermalste initiatief gaat tenslotte naar de Amerikanen, die de preutse Führer vanuit bommenwerpers wilden bestoken met tonnen pornografie. Wat mij betreft een plan dat een eigen boek meer dan waard is. Een speciale eenheid was maanden bezig met het verzamelen van geschikte erotica, maar toen ze het plan voorlegden aan de luchtmacht veegde die het schaterlachend van tafel. Blijft de vraag waar deze enorme schat aan historisch materiaal sindsdien is gebleven.

Theater / Achtergrond
special: Terschellings Oerol Festival 2007

Vriendelijk eiland wordt één kolkend theater

.

Lees nu de recensies van:



Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Het 26e levensjaar van Terschellings Oerol houdt founding father Joop Mulder een welverdiende sabbatical – waarschijnlijk komt hij terug met duizend fantastische nieuwe ideeën voor het volgende tweeëneenhalf decennium. Aan Joops rechterhand Jos Thie de onmogelijke taak de editie van 2007 te programmeren, sterker: ‘het festival wat op te schudden’. Dat eerste lijkt heel behoorlijk gelukt. Mocht het tweede ook gelukt zijn, dan zit ‘m dat niet echt in de theaterprogrammering. Die heeft veel weg van de voorgaande jaren. Maar goed, dat geeft niks, want die was al jarenlang sterk en zorgde ervoor dat Oerol de top van de Europese theaterfestivals bereikte. Dat deed het met steeds meer eigen producties, veel ruimte voor jonge makers en een leuke dosis goodies uit de rest van theaterland. Van heel klein en fijn tot spectaculair groots.

Oerol 2007 kent veel ouwe bekenden, veel jong grut, veel potentiële verrassingen. Een prachtige beeldende-kunst-route die ook aardig wat theatrale elementen in zich heeft. En natuurlijk straattheater in alle hoeken en gaten.

Gegarandeerd succes: Vis-à-Vis/Groenland, The Lunatics/Ku-Do, Circus Baobab/Le Singe de Saudieu, Laika/Sensazione.
Mogelijke juweeltjes (onder meer): Almost A Bird Theatre Collective/Antigone, Bolten/Kreutzersonate, De Maan/Whoiswhowaswhoistocome, Nieuw-West/Mariposa, PIPS:lab/Diespace, Jens van Daele/Witches on speed. (Moon Saris)

8WEEKLY zag al eerder: Het Volksoperahuis/Zeeuwse Nachten 2 (try-out), De Queeste/Animal Farm, Suver Nuver/Ja tegen het jungleavontuur, Laura van Dolron en Lizzy Timmers/ Walden Revisited

Zie ook: www.oerol.nl

 

Stichting Tournee – Adem
Gezien: 16 juni 2007, Jan van Teake, Terschelling

Het zal wel even schrikken geweest zijn voor al die ouderen die aangetrokken werden door de naam Wende Snijders. Het meisje dat algemene bekendheid verwierf met haar passie voor chansons staat nu samen met Annabelle Lopez Ochoa in de voorstelling Adem; een verhaal over een meisje dat de keren dat ze klaarkomt turft op een schutting en de hele dag zichzelf aan het bevredigen is. Haar kijk op de wereld is poëtisch: de wereld is een kip en wij mensen zijn eieren. Ze is niet gelukkig met haar leven en leeft het lusteloos zonder doel. Gelukkig is daar dan Snijders die haar een spiegel voorhoudt, ze is het geweten dat in een decor van houten schuttingen en een vloer van zand laat zien dat het motto van de hoofdpersoon ‘La vie en rose = rosé’ waardeloos is en dat haar leven een betere invulling verdient.

Adem, een voorstelling naar een idee van Snijders, is ongetwijfeld een van de meest populaire op Oerol. Alleen al haar naam doet het publiek massaal kaartjes kopen. Gelukkig komt het ook aan zijn trekken, want haar prachtige stem laat ze lekker vaak galmen en zo horen we onder andere ‘Mens durf te leven’ en een bijzondere versie van ‘Come Together’. Adem zit dankzij choreografe Lopez Ochoa vol dans en sierlijke bewegingen. De voorstelling is beeldend en grappig en zit vol mooie zinnen. Het is leuk om de actrice die Snijders ook is een keer te zien en de combinatie met de donkerharige Lopez Ochoa zal menig man naar adem doen happen. Een sexy voorstelling met ontnuchterende wijsheden. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Almost a bird theatre collective – Antigone
Gezien: 17 juni 2007, Kleiplak, Terschelling West

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

De studenten van de Nieuw-Zeelandse toneelschool Toi Whakaari vliegen in minder dan een uur door de klassieke Antigone van Sofokles. Samen met de Nederlandse regisseur Willem Wassenaar hebben ze het heftige Griekse drama beperkt tot de kern en dat werkt fantastisch. Ook de natuur doet werkelijk schitterend mee, vanavond inclusief de lucht die oranje wordt door de zon die achter de ruggen van het publiek in het bos verdwijnt.

Almost a bird collective gebruikt de omgeving, het uiterste eindje van de Terschellingse haven, optimaal. Een stukje drooggevallen wad, links van de kijkers een dijk, linksachter een strekdammetje. Samen kaderen ze het gezichtsveld in en verhinderen je om aan die kant naar de einder te gaan zitten staren. Blijft alsnog een reusachtig speelveld over, maar wel eentje waarin de blik zich als vanzelf richt naar de prachtige beelden die regisseur en spelers je samen voorschotelen. Zowel die vlak voor je neus als die in de verte.

We kijken op de voorgrond naar molshopen van mansformaat. Niet toevallig, want het wad speelt vanavond voor begraafplaats. Antigone draait immers om twee broers die elkaar in de strijd vermoorden en hun zuster die een van hen tegen de koninklijke voorschriften in begraaft. Dat moet deze ultravroege feministe bekopen met de dood, zelfs al is ze de aanstaande schoondochter van de koning die dat vonnis over haar velt.

Foto: Moon saris
Foto: Moon saris

Het koor dat ons het verhaal vertelt, bestaat in de versie van Almost a bird theatre collective lekker simpel uit één man. Met een prettige vertelstem en een aandoenlijke poging zijn Engelse tekst in het Nederlands te vertalen houdt hij de kijkers bij de les. En tussen zijn optredens door luisteren we naar dialogen van de hoofdpersonages. Die zijn wat clichématig gekleed – het onschuldige meisje in een teer wit jurkje, de boze koning in een zwarte cape, zijn zoon in een trouwoutfit – maar daardoor ook meteen duidelijk. Het spel van deze jonge acteurs is ondanks de klassieke, gedragen tekst, de relatieve afstand en het feit dat ze onversterkt spelen en toch niet schreeuwen, goed te volgen. Vooral Antigone en koning Creon trekken met hun sterke spel moeiteloos de aandacht naar zich toe. Tot slot een bijzondere vermelding voor de zelfs op afstand prachtige zang van Antigone’s zuster en de geweldige, grappige presentatie van het blinde orakel.
(Moon Saris)
terug naar boven

Arling & Arling – De astronaute en de ster
Gezien: 24 juni 2007, Geitenpark, Midsland Noord, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Arling & Arling zijn nieuwe makers aan het theaterfirmament en hun ster is al meteen rijzende. Hun eersteling, De astronaute en de ster, is een geslaagde mix van theater, film en geluid. Ze hebben voor de animaties erg goed gekeken naar hun grote Amerikaanse voorbeelden. Ze maken gebruik van dezelfde technieken en hetzelfde soort grapjes, al drijven ze tegelijkertijd ook een tikkeltje de spot met de veramerikanisering. Soms gaat het een beetje over de hoofden van de kinderen heen en misschien is het wat té André van Duin her en der, maar ondanks dat is het een voorstelling waar de kids een uur lang geboeid naar kijken. Een eenvoudig, maar schattig verhaaltje vormt de kern van de voorstelling. Een astronaute, inderdaad: een meisje, gaat op reis om te achterhalen waarom er zo veel sterren verdwijnen de laatste tijd. Onderweg ontmoet ze een grappige ster, wordt verliefd op hem en redt hem, stoer als ze is, uiteindelijk uit de bek van een monster. Goed uitgevoerde K3-achtige liedjes, verrassende surroundgeluiden en snoezige effecten geven de voorstelling nog wat extra schwung.

De astronaute bestaat echt, staat op de vloer, net als de reclamezuilachtige ster. Alle andere karakters zijn geanimeerd en op het scherm te zien: de vriendjes van de ster, een groen ruimtemannetje, een trompet-ufootje, de intellectuele meneer maan, de angstaanjagende sterrenhapper en ook het thuisfront van de astronaute, Albert. Het lijkt een beetje alsof we als publiek op de filmset zijn, dat onze ogen de opnameapparatuur zijn – de elementen vloeien als vanzelf in elkaar over omdat het samenspel goed is.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Harry Arling is Bob de Ster en zet zijn karakter wat erg nerveus, sukkelig en kolderiek aan. Een beetje verlegener was hij misschien wat aansprekender geweest; nu gaat hij lichtelijk irriteren en is het nauwelijks geloofwaardig dat die geweldige astronaute op hem valt. Femke Mostert snapt hoe ze moet spelen voor kinderen: groot, stoer en lief tegelijk is ze een fijne astronaute. Wel jammer dat de tekst haar een vraag laat stellen aan de kleintjes (‘hebben jullie Bob gezien?’), maar haar geen gelegenheid biedt iets te doen met het antwoord (‘die is jou aan het zoeken’). Gelukkig zijn kindergeesten flexibel: ze zijn slechts kort gedesillusioneerd, zitten snel weer in het verhaal en zijn zo vergeten dat ze werden genegeerd.
De tekst zit boordevol woordspelingen op de ruimte en andere talige grapjes. Best leuk, maar het mag ietsje gedoseerder. Ook omdat ze vooral zijn gericht op de papa’s en mama’s, want aan kindjes in de K3-leeftijd gaan dergelijke woordgrapjes goeddeels voorbij. Ze missen dus de lol van de herhaaldelijk vallende ster, maar gieren gelukkig wel de longen uit hun lijf om het schetenlied van de sterrenhapper. Een potentiële hit in het land dat groot is in onzinnummers als ‘Busje komt zo’ en ‘Toetoetoeter op m’n waterscooter’. (Moon Saris)
terug naar boven

De Waterlanders en Boilerhouse – Beachcomber
Gezien: 23 juni 2007, Paal 8, Terschelling West

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Tijdens Oerol 2005 troffen de mensen van het Wageningse De Waterlanders en het Schotse Boilerhouse elkaar op Terschelling omdat ze beide een Oerol-voorstelling maakten. Een jaar later besloten ze om in 2007 samen een grote voorstelling te gaan maken rondom een strandjutter. Dit jaar kwamen ze een weekje of drie voorafgaand aan het festival op het eiland samen om een proefvoorstelling in elkaar te sleutelen. Volgend jaar moet die resulteren in een heuse megaproductie. Maar er is in de tussentijd nog wel wat werk aan de winkel, want vooralsnog is een plus een geen drie maar een half… De Waterlanders waren in 2005 en 2006 twee jaar op rij de verrassing van het festival, met respectievelijk een bij de strot grijpende versie van T.S. Eliots The Waste Land en een letterlijk en figuurlijk meeslepende interpretatie van Peter Handkes Kaspar. Ook Boilerhouse is een bekende van het festival, maar zijn naam zoemde niet echt rond over het eiland – althans, dat gezoem heeft ons niet bereikt. Wel zijn de Schotten wat meer thuis in megaproducties dan De Waterlanders, die nog hartstikke vers zijn in de wereld van het theater. Geen wonder dus dat de laatste de kans op samenwerking richting een grootschalige voorstelling met beide handen aangreep. Maar de vraag is inmiddels een beetje of ze daar goed aan hebben gedaan; of de gezelschappen elkaar wel echt zo veel aanvullen als ze beide hadden gehoopt.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Want het voorlopige resultaat van de samenwerking is een ietwat onsamenhangende, fragmentarische wandeling over het strand waarvan pas in het laatste kwartiertje de puzzelstukjes enigszins in elkaar vallen, ondanks de zwierige vaandels met onderbouwende uitspraken onderweg. Daarbij: de strandjutter (Beachcomber) heeft niet bepaald de fantasierijkste verhalen uit de zee gevist en op de aansprekendst mogelijke manier doorverteld. Wel geslaagd zijn de mooie beelden, zowel op het strand als tegen het duin. Ook de prachtige, subtiele muziek en een goed gebruik van de weerkaatsing op het duin verdienen een vermelding. Maar de eenheid, die ontbreekt. En daarin schuilt normaal gesproken juist de grote kracht van De Waterlanders: een gesmeerd lopende samenwerking tussen de disciplines theater, beeldende kunst en muziek, met een resultaat dat raakt. Het zou best zo kunnen zijn dat deze eerste ronde snuffelen en sleutelen mooie ideeën heeft opgeleverd voor een alsnog sprookjesachtig fraaie voorstelling volgend jaar. Maar – niks ten nadele van Boilerhouse – waarschijnlijk zijn de bewezen talentvolle De Waterlanders meer gebaat bij een kans om op eigen houtje een megaproductie in elkaar te sleutelen. Want een an sich honderd procent kloppend kunstenaarscollectief komt waarschijnlijk niet tot de grootste resultaten door zijn autonomie op te geven en het wezenlijke maakproces te delen met vreemden. ( Moon Saris)
terug naar boven

Théâtre du Centaure – Cargo
Gezien: 15 juni 2007, Elvisplak, Oosterend, Terschelling

Klik hier voor het filmverslag dat camjo Nanette Danckaarts maakt van Cargo.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Je moet er maar op komen om ‘centaurtheater’ te gaan maken. Met acteurs die half mens, half paard spelen, maar natuurlijk een heel mens en een heel paard zijn. Hoewel: de scheppers van de voorstelling Cargo van het Franse Théâtre du Centaure zijn aardig vergroeid met hun dieren en komen op momenten bewonderenswaardig dicht in de buurt van de bijzondere, mythische figuren. Want dat is wat wel het meest opvalt aan deze voorstelling over een dame die haar eenvoudige leventje in het havencafé vaarwel zegt; huis en haard verlaat om haar droom, ingeblazen door een verlokkende vreemdeling, na te jagen. De ruiters en de paarden lijken op elkaar zoals honden en hun baasjes dat kunnen doen. De spelers kennen hun paarden door en door, berijden ze goeddeels zonder zadel, teugels en zweep en gaan toch nergens uit de bocht in hun strakke ‘dressuurkür’.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Indrukwekkend. De eenheid van man en paard draagt er enorm aan bij dat Cargo een sprookjesachtige voorstelling met paarden is die beslist niet alleen geschikt is voor paardenmeisjes. Dat komt overigens ook door de projectie van – voornamelijk – havenbeelden op de vloerbrede achterwand achter de piste en de geslaagde mix van film en spel, van mooie droom en keiharde realiteit. De achterwand dient ook als ‘wajangscherm’, dat optimaal wordt gebruikt: het laat droom en realiteit haast door elkaar lopen als de centaurs er tegelijkertijd voor- en achterlangs gaan. Met hallucinerend effect. Théâtre du Centaure gaat in Cargo ver voorbij aan de circusact die een voorstelling met paarden al snel dreigt te worden. Het is echt theater, al is de verhaallijn her en der een tikje té ondergeschikt gemaakt aan het spektakel van paard en beeld. Het is fijn dat Terschellings Oerol dit prachtige schouwspel twee jaar na de première en een jaar na de internationale tour toch nog naar Nederland heeft gehaald. ( Moon Saris)
terug naar boven

Anne-Lore Cassier – Dagboekschemering
Gezien: 19 juni 2007, Loods BoeM, Terschelling

De beschrijving van Anne-Lore Cassier Dagboekschemering belooft een intieme performance waarin we meebladeren in het dagboek van een jonge vrouw. Een voorstelling waarin film en theater samen een warm bad van beelden en woorden vormen. Ook de programmaposter is veelbelovend. Hierop kijkt een wulpse dame, gelegen op luipaardkleden, verveeld de camera in en alles wijst op een spannende en verrassende voorstelling.

Het geduld van het publiek wordt op de proef gesteld als het in een benauwde loods een zwart-wit film te zien krijgt met een draaikolk van beelden. Flitsen van mannen in zwarte en witte pakken, een zwart konijn, zwarte garnalen en beelden uit een tunnel worden tien minuten lang geprojecteerd op een wit scherm. Als Anne-Lore dan eindelijk op het podium verschijnt, rookt ze eerst op haar gemak een sigaretje en begint dan met de zogenaamde dagboekflarden.
De vergelijking met de dame op het affiche is ver te zoeken en wat de inhoud van haar teksten betreft, lijkt werkelijk niets aan te slaan. De hoofdpersoon begroet nep-happy vrienden op een feest, gaat terug naar haar jeugd, roept in verschillende emoties om haar moeder en imiteert een dj. Het zijn allemaal losse flarden die plaatsvervangende schaamte veroorzaken met als dieptepunt het liedje J’aime la vie dat ze knullig fanatiek zingt.

Wat deze voorstelling waarschijnlijk wil overbrengen is dat hier een jonge kwetsbare vrouw staat die ons meeneemt naar momenten uit haar voorbije leven. Naar momenten die ze wellicht liever voor zichzelf gehouden had. Het lukt Cassier echter niet om dit zo te brengen dat het intrigeert. Als ze dan uiteindelijk van het podium verdwijnt en het publiek nog naar een film op het doek dient te kijken, klinkt dan ook vervroegd een opgelucht slotapplausje. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Space – Design God
Gezien:19 juni 2007, Duinmeertje, Terschelling

De voorstelling Design God van theatergroep Space wordt het best ervaren bij mooi weer. De bedoeling is namelijk dat er een langzame wandeltocht plaatsvindt rond het Duinmeertje op Terschelling. Iedere bezoeker krijgt bij de informatiestand van Space een i-pod om de nek gehangen en tegelijkertijd word je bestickerd met de woorden: Design God. Een medewerker begint het principe uit te leggen; ons leven zal na deze reis niet meer hetzelfde zijn. We worden als het ware opnieuw geboren en we beginnen aan een new-age hoorspel in de natuur.
Wat volgt is een lome tocht rondom het meer met de oordopjes stevig in de oren. De omgeving is prachtig en de sferische muziek draagt bij aan de hypnotische sfeer. Intussen horen we tijdens het lopen door het bos een meisje vertellen over de manier waarop zij haar leven nieuwe inzichten gaf en af en toe staat het hele gezelschap even stil om het brein vrij te maken van de alledaagse stress. Ook een oude inwoner van Terschelling komt aan het woord en vertelt ons over de tragische geschiedenis van de eenzame boom in de duinen en alle beelden lopen mooi synchroon met de tekst en de muziek op het bandje.

Als de tocht ten einde is, blijkt Design God nogal wat discussie op te wekken. Waar de één het een grappige ervaring vond, is de ander teleurgesteld en wil een derde zelfs weten of ze hier met een sekte van doen heeft. Dat laatste is natuurlijk quatsch, maar deze mevrouw heeft wel gelijk als ze zegt dat het allemaal een beetje tè serieus was. De parodie op de Ad Vissers van onze wereld is inderdaad te goed gedaan waardoor de ironie sommige deelnemers misschien ontgaat. Toch is Design God een welkome brainbreak in hysterische Oeroltijden.
(Diana van der Sluis)
terug naar boven

PIPS:lab – Diespace
Gezien: 17 juni 2007, Ons Huis West, Terschelling

Wat wil jij later worden als je dood bent? Theatergroep PIPS:lab heeft een oplossing: ze loaden je mind up en hiermee krijg je een plekje in de internetcommunity voor overledenen. De bedenkers van dit fenomeen zitten in pastelkleurige pakken klaar in een buurthuis voor een lezing over Diespace. Met zalvende stem heet Kees van der Schepping zijn publiek welkom en iedereen krijgt bij binnenkomst een lampje. Op een podium vol spullen, van tekenborden tot lege pizzadozen, vertelt de leider van Diespace op samenzweerderige toon over de toenemende ‘grayification’ en zijn assistent zorgt intussen voor koffie met een kaakje. In deze sekte-achtige sfeer speelt de jonge theatergroep een voorstelling waarbij ze op een geestige manier een hedendaags populair gegeven als internetcommunties weet te combineren met iets wat er haaks bovenop lijkt te staan; de vergrijzing.

De voorstelling Diespace zit vol interactie. Op een groot scherm ziet het publiek zichzelf geprojecteerd en met de uitgedeelde lampjes moet je een stip boven je hoofd zetten als het zaallicht uitgaat. Er verschijnt vervolgens een grote verzameling van witte puntjes op het scherm. En waar je eerst nog denkt: ‘leuke truc’, wordt het serieus shit als je de letters van je naam in de lucht moet schrijven met het lampje en je deze ook inderdaad terugziet op het scherm. Zo zit de voorstelling vol met nog veel meer futuristische verrassingen die veel beloven voor een bewogen leven in het hiernamaals. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

5e Kwartier – Hemelhuis
Gezien: 21 juni 2007, De Zeekraal, Oosterend, Terschelling

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Denkend aan Terschelling zie ik traag stromende wateren eindeloos door de wadden gaan. Aldus vrij naar Marsman de filmische fotomontage Hemelhuis, begeleid door stemmige muziek van een zeskoppig ensemble, in een notendop. De beelden zijn gemaakt vanaf de top van de Brandaris. Dat wordt al snel duidelijk, want bij binnenkomst zien we eindeloze trappen en raampjes en zodra de film begint, gaat in het duister een vuurtorenlicht rond over de voor alle Oerollers bekende plekken. Wie ze dan niet herkent, wordt binnen enkele minuten alsnog bediend, want de film beslaat een etmaal en het wordt vanzelf licht. En overdag zijn de Noordsvaarder, het plein bij de veerboten, de vissers- en jachthaven en zelfs in de verte het kerkje van Midsland goed zichtbaar. Een beetje vervreemdend is het allemaal wel. En dat wordt extra versterkt door het feit dat de beelden op de drie grote schermen net niet op elkaar aansluiten en bovendien op een andere dag zijn gemaakt. Daardoor vaart van het ene scherm een Koegelwieck af en verschijnt op het andere een zeilbootje. Is het op een van de schermen later donker dan op de andere twee. En waait het enerzijds als een gek bij een grijze lucht en is het anderzijds redelijk windstil bij een witbewolkte hemel. Alleen het tij lijkt te kloppen, en de verandering daarvan verslaat alle andere op de schermen te aanschouwen fenomenen met een fikse neuslengte. Fascinerend mooi. (Moon Saris)
terug naar boven

Nora Heilmann – Helling
Gezien: 16 juni 2007, de Wulp, Hee, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Het duin achter de Wulp is Nora Heilmanns gedroomde speeltuin. De jonge choreografe maakt er een sport van voorstellingen te creëren die onderzoeken wat het menselijk lichaam al dan niet vermag. Ze is optimaal in haar element op de duinrand en in het mulle zand, die veel vergen van haar lichaam en dat van haar dansers. Zelfs een fikse regenbui en een feestvierende fanfare kunnen haar tijdens haar première niet uit balans brengen. Figuurlijk dan, want de voorstelling Helling draait om pogingen het luchtruim te veroveren en bestaat dus vooral uit veel vallen en minstens evenveel opstaan. Dat kun je moeilijk aantonen door voortdurend je evenwicht te bewaren. Hoe dan wel? De stille voorstelling begint met een eenzame man op de duintop. Hij staat daar een tijdlang te staan, tot hij plotseling achterover valt. Dat herhaalt hij op verschillende plaatsen. Het roept de vraag op: hoe doet ie dat? Valt ie echt? Bukt ie? Rent ie naar beneden? En een andere: waarom zitten we in hemelsnaam hier, aan deze kant van het duin? Mogen we voor deze ene keer achter de schermen kijken wat daar is, aan de andere kant? Is het een plateau? Een gat? Een vangnet?

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Het komende kwartiertje zien we eerst drie, later vier dansers – onder wie Heilmann zelf – steeds op het duin verschijnen en achterover duikelen. Soms alleen, soms in koppels, soms met meer. Soms tegelijk, soms een voor een. Een spannend spel van verdwijnend vallen en weer verschijnen. Jammer dat het mysterie van het ‘hoe doen ze dat’ wordt opgelost doordat ze soms ietsje te snel steun zoeken en zo laten zien dat ze een stukje naar beneden rennen. Maar goed, onder deze omstandigheden mag dat natuurlijk geen wonder heten. Als het bijna saai begint te worden, krijgt Helling een nieuwe dimensie doordat de dansers over de top heen springen en zich aan de voorkant van het duin halsoverkop naar beneden storten. Opnieuw soms tegelijk, soms een voor een. Soms alleen, soms met meer. Tot slot blinddoeken de dansers zichzelf voor een complete verstoring van het fysieke evenwicht als ze naar beneden tuimelen. Maar de aandacht van het publiek is, hoe intrinsiek spectaculair dit onderdeel van het geslaagde vormexperiment ook is, dan al eventjes verdwenen. Zelfs al heeft het uitermate veel respect voor deze vakmensen die hun loodzware werk doen als waren ze veertjes. (Moon Saris)
terug naar boven

De Noorderlingen – Julius Caesar
Gezien op 20 juni 2007, Luplak, Hee, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Een grote klassieker van Shakespeare wegzetten met een groepje leerlingen van een theateropleiding kan het beste als je het doet met fantastisch vermogen, moet regisseuse Giselle Vegter van De Noorderlingen hebben gedacht. Ze heeft namelijk nogal wat gekke, aansprekende vondsten in haar Julius Caesar gestopt – vooral de weergave van de overledenen is erg geestig. Wat ook helpt: enthousiasme en spelplezier, en natuurlijk een dosis talent. En die zijn ook aanwezig. De Noorderlingen konden zich niet de luxe permitteren die hun Nieuw-Zeelandse collega’s van Almost a bird theatre collective zich hebben toegestaan. Die kleedden Sofokles’ Antigone voor ditzelfde Oerol-festival namelijk helemaal uit en hielden alleen de kern over. Maar bij Julius Caesar draait het juist om wat er tussen de regels door gebeurt. Daar gaat het vooral om de intriges, om de onderlinge verhoudingen, om wat iemand beoogt met wat hij doet. En niet alleen om het verhaaltje van de moord op Caesar en hoe zijn vriend Marcus Antonius zich later, in een oorlogssituatie, wreekt op de samenzweerders die dat hebben gedaan. De studenten en hun regisseuse nemen er dus goed de tijd voor om de situatie in z’n volle omvang te laten doordringen bij ‘de senaat’ – de rol die het publiek krijgt toegespeeld. Misschien een kwartiertje te veel, maar dat vergeef je deze groep enthousiastelingen makkelijk weer.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Een bomenrijk kommetje in het bos speelt voor Rome, zowel de voor- als de achtergrond wordt bespeeld. Een kruiperige luistervink met een zesde zintuig vormt de rode draad door het verhaal; een belangrijke rol, samen met die van Brutus. En niet helemaal toevallig zijn die het geloofwaardigst ingevuld. Ook de andere samenzweerders, inclusief mooie dubbelrollen, dragen bij aan een goed begrip van Shakespeares kijk op de gebeurtenissen rond de grote keizer. De Noorderlingen laten de antieke tekst heel wijs voor wat die is en maken volop gebruik van grappige, zeer bij hun jeugdigheid passende anachronismen in taal en props. Caesar en zijn vrienden bedienden zich immers niet van termen als ‘shit’, ‘vamos’ en al helemaal niet van ‘Jezus Christus’. Ze hadden ook niet de beschikking over cassetterecorders en stalen vuilcontainers; hun vertolkers van vandaag gebruiken die met verve voor geluiden en muziek en maken daarmee hun versie van Julius Caesar helemaal af. (Moon Saris)
terug naar boven

The Lunatics – Ku-Do
Gezien op 16 juni 2007, Nollekes plak, Hee, Terschelling

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Voor de tweede keer op Nollekes Noord, nu wel met een tribune. Regisseur Koos Hogeweg zegt het zichtbaar trots. Die tribune is inmiddels natuurlijk pure noodzaak, met de gegarandeerde gigantische opkomst. Het moet een overweldigend gevoel zijn dat avond aan avond een mannetje of 800 de (potentiële) regenbuien en de muggenaanvallen in het Schellingse bos trotseert om jouw voorstelling te komen bekijken. Dat is overigens niet helemaal toevallig. Die prachtige positie hebben The Lunatics in het afgelopen dozijn jaren zelf opgebouwd met een heel eigen vorm van groots, aansprekend spektakeltheater over de basale zaken van het leven. Ku-Do is dat ook weer, en hoe! In minder dan een uur, met slechts wat kreten, hooguit één onvertogen woord, een welkome portie humor, fraaie beelden en heel, heel veel actie, maken The Lunatics en hun Zuid-Koreaanse zielsverwanten van Theatre Momggol samen een levensreis met al z’n ups en downs. Extra mooi dit keer: de ‘zen’ van de Zuid-Koreaanse broeders brengt iets kleins, iets fijns in deze beeldende queeste. Iets wat nog wel eens wilde ontbreken of op de achtergrond raakte door de overvloed aan spektakel, maar nu prominent aanwezig is.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Ondanks de hoekige vormgeving is de vloer een speels en organisch geheel, mede dankzij de heerlijke vondsten waardoor je voortaan heel anders naar een vierkant kijkt. Het leven is één grote blokkendoos. Of: één groot labyrint waarin je kunt verdwalen – of je weg vinden. Wees creatief, dan kom je er wel uit, dat lijkt Ku-Do te willen zeggen. En ook: om iets op te bouwen moet je soms iets afbreken. Om vast te houden moet je eerst loslaten. Om te overleven moet je vrienden hebben. Om te excelleren moet je durven uitbreken. En nog wel wijzere, diepere levenslessen. Allemaal woordeloos, met een klein gebaar, met een vertraagde beweging, met een abstract beeld. Het allermooiste van alles: dat hoef je er allemaal helemaal niet in te zien. Je kunt ook simpelweg kijken hoe mannetjes uit een toren breken, een brug naar een eiland bouwen, aanlopen tegen hun fysieke grenzen, verzwolgen worden door de zee, worstelend weer bovenkomen, verleid worden door een sirene, elkaar de hand reiken, de strijd met elkaar aangaan, samen een bevalling doormaken, de schat veiligstellen. Met andere woorden: ga gewoon zitten, geniet van de geweldige gebeurtenissen die zich over de hele breedte van je blikveld voltrekken en onderga The Lunatics op jouw manier. Want die ruimte geven ze je en je zou stom zijn die niet te pakken. (Moon Saris)
terug naar boven

De Glazen Kin – Lieve Buren
Gezien: 18 juni 2007, Brandarisplein, Terschelling West

Foto: rene den Engelsman
Foto: rene den Engelsman

Jarenlang heeft Jan Klaassen een monopolypositie gehad in het Nederlandse poppenkastwezen. Met Katrijn aan zijn zij en een deegroller in de hand heeft hij menig kinderhart sneller doen kloppen. Maar die tijd is voorbij, als het aan Theatergroep De Glazen Kin ligt tenminste. Want Jan Klaassen van nummer drie krijgt buren. En niet zomaar de eerste beste; zowel Dracula en Medea als Rapunzel en de Bremer Stadsmuzikanten nemen hun intrek in de straat. En dat zorgt voor veel verwarring, chaos en een poppenkastact die een loopje neemt met je verwachtingen. Zo is Medea een beschonken vrouw die twee porseleinen kinderen heeft, is Dracula een middelmatig dichter en is Rapunzel een hippe mangachick die niet zomaar met haar prins gaat trouwen. Speler en pop staan in het geheel naast elkaar; de ene keer speelt de pop, dan weer de speler wat zorgt voor een spannende dynamiek. Jan Klaassen probeert zijn buren uit te nodigen voor een barbecue voor de volgende dag, maar dit blijkt nog geen gemakkelijke klus te zijn.

foto: Rene den Engelsman
foto: Rene den Engelsman

Alle verhalen van de nieuwe buurtbewoners moeten immers ook nog verteld worden; Dracula moet iemand vermoorden, Rapunzel moet nog zien te ontkomen aan de heks en op Medea’s schouders rust de zware taak haar kroost te vermoorden. Hoe verder het verhaal vordert, hoe meer de verhaallijnen in elkaar overlopen en een onverwachte wending nemen. Wat naast de plotselinge verhaalwendingen het vermelden waard is, zijn de creatieve accessoires van met name de Bremer Stadsmuzikanten. Met een plumeau op de kop en twee slappe ballonnetjes onder de kin verandert Raponsje in een haan en met twee Dunlop-sokken op het hoofd wordt Jan Klaassen een hond. Al met al is Lieve Buren een lekker bizarre poppenkast die bij volwassenen een volmondige lach oogst en bij kinderen vooral veel verwarring zaait.
(Lieke Jordens)
terug naar boven

Alba Theaterhuis – Mahagonny
Gezien: 17 juni 2007, Wiegmanloods, Terschelling

Mahagonny is de ideale stad. Een stad waar dames van lichte zeden gewillig wachten op nieuwe gelukszoekers en waar de bewoners zich slechts bezighouden met gokken, het maken van muziek, drinken en een robbertje vechten op z’n tijd. Vier kolenmijnwerkers betreden de stad waar de scepter wordt gezwaaid door drie vrouwen. In de goudstad Mahagonny, zo weten de mannen, vind je kalfs- en vrouwenvlees. Het leven is een lui sprookje, tot een orkaan de stad nadert en alles verandert in een chaos. Op Oerol speelt Alba Theaterhuis het stuk Mahagonny, dat oorspronkelijk werd gemaakt door Bertolt Brecht en Kurt Weill, in een grote loods. In het midden ligt een plateau met stekkerdozen en er staat een pick-up op het podium. Kim Zeben in de rol van strenge dirigent geeft met het opzetten van de LP van Weill’s Mahagonny het startsein tot een kakofonische voorstelling vol visuele verrassingen.

Al snel komen er drie vrouwen binnen, in het midden de potige leidster. Gekleed in zwarte regenjassen zingen ze in het Duits dat ze verder moeten en dat ‘geld geil macht’. Als de regenjassen uitgaan, blijken de dames gewillige prostituees die wachten op nieuwe bezoekers van het beloofde land. Ze dansen en zingen en wanneer de vier mannen arriveren wordt er een band gevormd en worden er acrobatische kunsten vertoond. Mahagonny is een musical waarin liefde en bedrog een grote rol spelen. De voorstelling is snel en afwisselend en de zangstemmen van alle spelers klinken prettig. De vijf kwartier die het geheel duurt is misschien iets te lang (met name door de benauwde locatie), maar los daarvan is Mahagonny door deze jonge groep theatermakers een kleurige rollercoaster waarin dromen en onheil niet alleen tegenover elkaar staan, maar ook onlosmakelijk verbonden zijn. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Nieuw West (i.s.m. mimeopleiding Amsterdam) – Mariposa
Gezien op 16 juni 2007, parkeergarage hotel Skylge, Terschelling West

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Als Blade-vampiers met vlindervleugels van afvalzakken, blikjes en kortingsstickers leeft een groepje afkickende punky kids onder de grond. In een parkeergarage van een hotel, tussen de rioolbuizen, als het vuil van de wereld. Alsof ze de schoonheid van het eiland daarboven niet verdienen. Ze hebben immers hun eigen jonge leventjes, zij het na enige tegenslag, verpest met drank en drugs. De trieste grauwheid overheerst in dit heftige, schrijnende Mariposa (vlinder) van Marien Jongewaards Nieuw West. Maar wie heel goed kijkt, ziet bij ‘Wir Kinder von Skylge Kelder’ onder het dikke pantser af en toe een waardevolle kwetsbaarheid en daarmee iets van hoop op een beter leven doorschemeren. Het is nogal een opdracht: je zit nog op de mimeschool, bent dus hooguit 20, 25 jaar en moet het meest verloren en verlopen uitschot spelen dat je maar kunt bedenken. Je moet bovendien meters tekst uitspugen; tekst die ook nog bulkt van pompeuze taal en intellectuele zinnen die je in het dagelijks leven vast nooit over je lippen krijgt. Terwijl je opleiding zich toch voornamelijk richt op het overbrengen van een verhaal, een boodschap zonder je stembanden te gebruiken.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Daar komen dan ook niet alle jonge acteurs helemaal zonder kleerscheuren vanaf. Het mag in deze context best ruig, pittig en een tikje over de top, maar soms is het acteerwerk wat al te demonstratief en pathetisch. Maar wie kan, wie wil het ze kwalijk nemen? Gezien de complexe omstandigheden, het stevige script, de loodzware opdracht: chapeau voor deze jonge kunstenaars die ziel en zaligheid hebben gegeven, tot en met echte tranen. En wat werken ze goed samen, zowel letterlijk als figuurlijk. Vooral de bewegingsequentie op het perfect passende pianogetingel in het begin is mooi – daar hadden we er best nog wat van willen zien. Maar er is meer. Niet alleen houden de jonge mimers hun verzopen personages een spiegel voor, ook het publiek moet welhaast z’n zonden, minstens z’n leven overdenken tijdens dit zwartgallige staaltje reflectie-op-grote-schaal. Meneer Kemna, u heeft vast een ‘passend aanbod’ voor deze jonge levenskunstenaars, zelfs al moeten ze misschien nog wat leren. (Moon Saris)
terug naar boven

Theater / Achtergrond
special: Terschellings Oerol Festival 2007, deel 2

Vriendelijk eiland wordt één kolkend theater

Van 15 tot en met 24 juni 2007 deed 8WEEKLY verslag van het Terschellings Oerol Festival. Hier deel 2 van de recensies. Klik hier voor deel 1 van het Oerolfestival.

Lees nu de recensies van:
Office Symphony – Caspar Rapak |
Oncle Vanja à la campagne – Theatre de l’unité |
Rainer Maria – De Warme Winkel |
Silhouetten – Grietine Molenbuur |
Le Singe de Sadieu – Circus Baobab |
Solveig – Jellie Schippers |
Tsi Tsi Tsigane – Het Djordji Ferari Orkestar |
Vati Courage – Meatball & van de Camp |
View-o-rama – Stichting Diepte |
WasteLand – Alexandra Broeder |
Whoiswhowaswhoistocome – De Maan |
Witches on speed – Jens van Daele |
De Worstelaar – Theater Gnaffel |
Zomersprookjes – SLEM |

Caspar Rapak – Office Symphony
Gezien : 16 juni 2007, Gymzaal Hoorn, Terschelling

Waarschijnlijk een vertrouwd gezicht voor een groot deel van het publiek; een kantoortuin met op iedere desk een beeldscherm en een telefoon. Elke bezoeker mag zich melden bij de receptioniste om vervolgens plaats te nemen achter een toegewezen bureau. De witte, onbeschreven velletjes liggen al klaar en de werkdag kan beginnen.

Office Symphony is een indrukwekkende muziektheatervoorstelling waarbij vier acteurs zich continu een weg banen door de drukbevolkte kantoortuin. Voortdurend razen ze voorbij de desks met de armen in de lucht en een blik die vooral uitstraalt dat ze ‘drukdrukdruk’ zijn. Links en rechts staan twee mannen, waaronder Peter Zegveld, die alle touwtjes in handen hebben.

Achter enorme tafels waar ontelbare snoertjes uitkomen, bedienen zij alle ingenieuze mechanieken die zich in en om het kantoor bevinden. Alle werkvloerclichés komen voorbij en worden op de hak genomen; er wordt geroddeld over een mogelijke relatie op de vloer, de snelle zakenman zingt zijn vrouw toe dat hij niet thuis kan zijn met het eten en bij de waterkoeler ontluikt een prille liefde. Tekst is hierbij ondergeschikt aan beeld en vooral geluid. Onder begeleiding van de fraaie soundscapes zetten de werknemers zich aan het werk achter de typmachines, de muziek zwelt aan, het tempo verhoogt, totdat bij de climax de harde stilte invalt.

Even zijn de werknemers vrij van het slopende kantoorritme, maar als snel beginnen de machines weer te piepen en is er geen ontsnappen meer aan de kantoordynamiek. Zonde is wel dat de monitoren op tafel door een technische storing niet werken. Maar misschien is het ook wel de goden verzoeken om met zo’n enorme hoeveelheid mechanische snufjes zes storingsloze voorstellingen op een dag te spelen. Laten we in elk geval hopen dat Office Symphony alleen een verschrikkelijk leuk stuk locatietheater is en geen vooruitziende blik op het toekomstige kantoorleven, want dan ziet het er niet zo best uit voor de kantoorklerken van vandaag. (Lieke Jordens)
terug naar boven

Theatre de l’unité – Oncle Vanja à la campagne
Gezien: 21 juni 2007, Cor van Jan van de Post, Formerum, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Een betere plek dan het boerenlandschap bestaat niet voor de uitvoering van Oom Wanja van Tsjechov, zou je zeggen. Toch is het Franse gezelschap Theatre de l’unité het eerste dat het daar doet. En dat werkt bijzonder mooi. Maar het is wel verdomd jammer dat ze hun eigen Oncle Vanja à la campagne vooraf en tijdens de voorstelling op alle mogelijke manieren nihiliseren, waarschijnlijk om het (on)geduldige publiek te plezieren.

Het begin van deze twee uur durende voorstelling is bijzonder sterk. Terwijl het publiek naar de zitplanken in het weiland loopt, wordt het toegesproken door diverse spelers. Allemaal vertellen die in een zinnetje waar het stuk over gaat; allemaal zeggen ze iets heel anders, vanuit een totaal ander perspectief. Het gaat over een plattelandsdokter die verliefd wordt op de vrouw van de professor. Nee, het gaat over feminisme. Toch niet, het is een magische vertelling over de gebeurtenissen rondom een familie. Natuurlijk gaat het stuk over allemaal, en wie het Frans machtig is, krijgt dat ook in z’n volle omvang mee.

Deze familie spreekt namelijk Frans, zoals veel Russen voor de revolutie daadwerkelijk deden. Er zijn helaas weinig Nederlanders die deze taal perfect beheersen en de tekst helemaal verstaan. Het gezelschap vertrouwt dan ook niet op louter zijn eigen beeldende kracht.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Het deelt vooraf vertaalde samenvattingen uit en spreekt tijdens de voorstelling geregeld hele Engelstalige passages en Nederlandse zinnetjes. Plus draait, terwijl de spelers in de wei hun uiterste best staan te doen om het verhaal met goed toneel te vertellen, teksten langs een fietsketting die de mogelijk verveelde toeschouwer lekker op de lachspieren werken.

De echte toneelliefhebber zal zich storen aan die zogenaamd relativerende zogenaamde uitspraken van bekende wereldburgers en Schellingers. ‘Duurt het nog lang?’,’De Engelse uitspraak van een Fransman is bij de beesten af’ en, erger nog, ‘Waren er toen al zwarten in Rusland?’ Die reeks goedkope grapjes volgt bovendien op een introductie waarin een dame de eigen productie bij voorbaat al tot een schertsvertoning maakt. Jammer, want zonder deze onzin zou deze grootschalige locatievoorstelling veel meer de moeite waard zijn. De meeste acteurs van het gezelschap kennen hun vak, spreken erg duidelijk Frans, beheersen hun lichaamstaal uitermate goed en overbruggen de grote afstand uitstekend met groot spel. De arrogantie van de door eenieder gewilde vrouw van de professor, de ontevredenheid van Oom Wanja, de gretigheid van het nichtje, de luiheid én de trouw van de hilarische nanny; ze zijn allemaal ook prima te begrijpen zonder dat je de taal verstaat. Zeker samen met de aanwijzingen in het Engels. En niet te vergeten de prachtige beelden die de wei van Cor van Jan van de Post met de inzet van een paar stoelen, een bankje en een tafel voor een dag of tien omtoveren tot een sjiek landgoed. (Moon Saris)
terug naar boven

De Warme Winkel – Rainer Maria
Gezien: 16 juni 2007, Schuur Spanjer, Lies, Terschelling

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

De Warme Winkel heeft de laatste jaren niet bepaald naam opgebouwd als het gezelschap van het subtiele theater. Maar nu is er Rainer Maria, een levend altaar voor de getroebleerde, geniale dichter Rilke. Daarin laten Vincent Rietveld en Mara van Vlijmen zien dat ze het in zich hebben, de kwetsbaarheid, de gevoeligheid. Tot aan de heftige, typische Warme Winkel-apotheose. Maar die is in dit geval redelijk op z’n plaats en wordt bovendien genuanceerd door wat mooie klein momenten die de voorstelling uitluiden. Net zoals eerder grote hilariteit volgt op een teer lied over het leven. Ze weten zich in deze voorstelling gesteund door de uitmuntend acterende Maria Kraakman en Jeroen de Man; de laatste laat zelfs al voor het begin van de voorstelling zien wat hij kan. Samen met de harde kern van de Warme Winkel schetsen ze een bewonderenswaardig portret van een man die de eerste zes jaren van zijn leven een meisje was dat nooit meer uit hem ging, zelfs niet toen hij van een ‘beeldhouder’ in Parijs had leren dichten. Dat doen ze vooral aan de hand van zijn poëzie en van zijn visie op dichten en het kunstenaarschap.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Soms heel serieus, soms met een glimlach, een grimas, een traan of een luide lach. En soms, heel soms ook met een gek anachronisme, zoals de olifantenslip met eindeloze slurf. Al wordt er heel veel gezegd door de in de boerenschuur verzamelde kunstenaarsvrienden die samen dichten en elkaars probeersels bekritiseren, er spreekt ook heel veel uit wat niet wordt gezegd. Uit een blik, uit een gebaar. Uit een eindeloze herhaling van een tekst, uit het synchroon uitspreken van een dichtstrofe, uit het perfect tegelijk vertraagd wassen van de handen. Uit het bevallig giebelen van de meisjes en het besmuikt lachen van de mannen; net als de kantjes aan hun kleding passend bij de gegoede, preutse mens uit Rilkes era. Mooi gedaan. En het allermooiste van Rainer Maria is dat het werk van de grote dichter de Warme Winkel lijkt te hebben afgeleerd dat alle kunst doordrenkt moet zijn van makkelijke naaktheid en onderbroekenlol over geslachtsverkeer. Mara van Vlijmen houdt als Venus zelf, met afgeplakte tepels, een vertederend betoog over hoe zonde het is dat er nooit serieus over zoiets waardevols als seks kan worden gepraat. Als ze dat goed in haar oren knoopt en de nuance van dit stuk vasthoudt, komt het wel goed met de Warme Winkel. (Moon Saris)
terug naar boven

Grietine Molenbuur – Silhouetten
Gezien: 22 juni 2007, strand Midsland aan Zee, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Vorig jaar beëindigde Grietine Molenbuur haar carrière als leidster van dansgroep Duende. Ze maakte naam met hoogwaardig werk gedanst door amateurs. Een van de mooiste staaltjes van haar kunnen danst deze week ’s middags door de hoofdstraat van het dorp Midsland en ’s avonds over het strand bij Midsland aan Zee: Silhouetten, een choreografie uit 2004. In het Oerol-journaal hoorden we haar zeggen dat ze dan wel is gestopt met de dansgroep, maar dat ze graag terugkomt met ‘leuke projecten’. Wat ons betreft is ze van harte welkom, want wat mooi is dat Silhouetten! We zagen beide versies, in de straat en op het strand. Dames in zwarte jurken dansen een sequentie terwijl ze voorttrekken, verder de straat in of het strand op. Ze verbeelden een rouwstoet, en het grauwe karakter daarvan komt er het beste uit in de straat. Maar verder is de uitvoering van deze choreografie op het strand op alle fronten te prefereren. Al was het maar omdat natuurlijk alleen de ondergaande zon recht achter de dames de silhouetten uit de titel kan bewerkstelligen.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Bewijzen kunnen we het niet, maar het lijkt erop dat Silhouetten en een prachtige zonsondergang bij elkaar horen als peper en zout. Drie avonden op rij kleurde de blauwe avondlucht namelijk schitterend rood aan Midsland-strand, terwijl de dames en hun begeleiders de strandovergang over wandelden en hun dans uitvoerden. En dat in een week vol dreigende buien, grijsheid en onweer. Voor de verwondering oogstende horizon dansen acht dames in zwierige, vloeiende bewegingen een doodsdans voor iemand wiens zon ook is ondergegaan. Vier keer exact hetzelfde stuk, steeds verder richting westen, steeds meer in het dieporanje gehuld. Zwijgzaam en respectvol, op ontroerende muziek van onder meer Philip Glass. Het grote programma zeer waardig stond dit Silhouetten geprogrammeerd als straattheater. Jammer voor Grietine Molenbuur en haar ex-dansgroep, maar een verrassend cadeautje voor Oerolgangers die zich goed verdiepen in het programma of tijdens het festival hun oren open houden om de verborgen juweeltjes van deze editie op te vissen. (Moon Saris)
terug naar boven

Circus Baobab – Le Singe de Sadieu
Gezien: 15 juni 2007, Geitenpark, Midsland, Terschelling

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Met de deur in huis: wie van Afrikaanse dans en muziek houdt en bovendien dol is op het circus, mag Le Singe de Sadieu (de aap van Sadieu) van het Guinese gezelschap Circus Baobab beslist niet missen. Wie er niet bijzonder van houdt, heeft er ook best nog een leuk halfuurtje aan. Maar dan is het wel afgelopen. Want theatraal en zelfs qua turn- en tuimeltechniek komt de club echt tekort. En dan hebben we het nog niet over de non-existente dramaturgie: het verhaal over een dorp dat wordt geteisterd door een vervelende troep apen, schemert er op z’n allerhoogst een heel minuscuul klein beetje door. De apen, die zien we wel. De acteurs hebben pakjes aan waardoor ze lijken op bavianen of chimpansees en ze maken bijbehorende geluiden. De verstoring, die krijgen we ook wel mee. Zeker als de troep dwars door de dansende en trommelende ‘dorpsbewoners’ stormt en bovendien akelig dichtbij het publiek komt. En die man in schitterend gewaad is vast de koning. Maar verder zou het verhaaltje voor wie het Guinees niet machtig is net zo goed kunnen gaan over de aap die mens wordt, of noem maar een voor de hand liggende dwarsstraat. Hoe krijgt Circus Baobab dan toch voortdurend de handen van het talrijke publiek op elkaar? Doordat ze hun inheemse dansen tot in de puntjes beheersen en in al z’n facetten tonen. Doordat ze halsbrekende acrobatische toeren uithalen die dan wel niet perfect afgewerkt zijn, maar beslist ontzettend spectaculair om te zien. Doordat het slangenmens echt de allerongelofelijkste knopen in zichzelf legt. Maar vooral door de tomeloze energie die van alle spelers afstraalt en laat zien hoeveel lol ze erin hebben om dit Afrikaanse feestje samen met de toeschouwers op Terschelling te vieren. (Moon Saris)
terug naar boven

Jellie Schippers – Solveig
Gezien: 21 juni 2007, Schuur Bierema, Oosterend, Terschellinghier voor het filmverslag dat camjo Nanette Danckaarts maakt van Solveig.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

We zijn uitgenodigd op een feestje in Schuur Bierema, voor een warm welkom van de langverwachte Peer Gynt. We worden uiterst vriendelijk en blij ontvangen door zijn vrolijke lief Solveig, die hij jaren geleden achterliet in deze boshut met de woorden ‘wacht op mij’. Althans, vrolijk, dat doet ze ons graag geloven terwijl ze ons vertelt over haar ware liefde en de filosofische krab die haar gezelschap houdt in zijn afwezigheid. Maar in haar mijmerende momenten zien we haar ogen glanzen van het verdriet dat haar verlangen zo lang moet duren. En heel af en toe zelfs schemert er twijfel door, maar dat duwt ze, hop, weer weg met een mooi verhaal over haar Peer en de tekens die haar vertellen dat hij komt. Vandaag, of anders morgen. En zo niet morgen, dan zeker vandaag.

Dahlia Pessemiers maakt van Solveig een lieve, warme, enthousiaste vrouw met een tikje Spaans temperament. Ze schakelt moeiteloos in emoties en weet haar publiek zowel in haar optimistische buien als in haar pessimistische momenten mee te slepen. Haar vaste overtuiging dat haar lief komt, ontroert tot in het bot – of hij nu komt of niet, we leven met haar mee. Haar ogen spelen een hoofdrol, de trekken in haar gezicht spelen het spelletje uitstekend mee.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

De jonge actrice vindt geweldig haar weg in Jellie Schippers’ originele perspectief op Ibsens toneelstuk, in deze humorvolle en tegelijk poëtische bewerking met talige verwijzingen naar de naam van haar lief. En ook de gedachten die door haar kop schieten in afwachting van zijn komst, zijn grappig en aandoenlijk tegelijk. Want ja, zeg nou zelf, is al dan niet naar de wc gaan het eerste waar je aan denkt in dit verband? Nou, zij zo’n beetje wel. Ook het beeld van de voorstelling is prachtig, in al z’n eenvoud. De hut heeft een Piet Hein Eek-achtige uitstraling, met een mix onbewerkte planken en geverfd wrakhout, en heeft een paar verrassende decorvondsten. Die zijn wel nodig ook, want Solveig wil haar hele leven zonder Peer leven in één ruimte, zodat ze honderd procent zeker weet dat hij haar ziet als ze terugkomt. In de sobere ruimte is één chique element, namelijk de voor twee gedekte tafel. Ook in Solveigs kleding weerspiegelen enerzijds de soberheid en bescheidenheid in de grijze wol en anderzijds de vrolijkheid en feestelijkheid in de gekleurde linten die erin zijn verwerkt. En morgen, morgen als Peer terugkomt, is haar jurk nog een tikje feestelijker. Want ze heeft al weer een extra jaarringetje klaarliggen in de la. (Moon Saris)
terug naar boven

Het Djordji Ferari Orkestar – Tsi Tsi Tsigane
Gezien: 16 juni in Loods Staatsbosbeheer, Terschelling

In Loods Staatsbosbeheer wordt het publiek welkom geheten op deze bijzondere Oerol-plek. De loods wordt dit jaar geopend en daar is Terschelling trots op. Ter gelegenheid van dit heugelijke feit komt jazz-zangeres Anna Moraal liederen voor ons zingen. Wanneer Anna en haar contrabassist aan het tweede nummer beginnen, zien we door de opening van de loods (waarvan het rolluik open blijft staan), grote wagens voorbijrijden, type oude pooierbakken. Een man in bontjas en met een gouden ketting om komt poolshoogte nemen in de loods en dirigeert een busje de loods in.

In no-time heeft een groepje Roma-zigeuners van de loods hun plek gemaakt. De jazz-zangeres staakt haar optreden en moet lijdzaam toekijken hoe er in de loods een zigeunerfeestje ontstaat. Het Djordji Ferari Orkestar is een gelegenheidsgroep van verschillende theatermakers, onder wie Joost Spijkers (Ashton Brothers) en Audrey Bolder. Het muzikale gezelschap vertelt het verhaal van de Roma-familie Ferari. Zij reizen met de hele familie, inclusief opa (de baron), in grote auto’s met al hun muziekinstrumenten. Natuurlijk met een viool en een accordeon, maar ook een trombone, een saxofoon en een drumstel worden uit hun auto’s geladen. De leider van de groep, Djordji, en zijn vrouw zingen emotionele liederen afgewisseld met feestmuziek. Mevrouw Djordi met gehaakte omslagdoek, gouden oorbellen en een hoofdkapje, schudt met haar voluptueuze heupen en blijkt over temperament te beschikken wanneer haar man voor de jazz-zangeres valt. Hun witte hondje loopt intussen vrolijk tussen de benen van het publiek door.

Deze muziekvoorstelling is levendig en meeslepend en de liedjes in Romani gezongen, liggen lekker in het gehoor. Af en toe zijn de typetjes te cliché (gouden horloges en rozen worden te koop aangeboden), maar over het algemeen is het leuk om te zien hoe een Roma-huwelijk en zelfs een begrafenis worden beleefd. Een vrolijke Oerolvoorstelling waarbij het publiek na afloop enthousiast de loods verlaat. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Meatball & van de Camp – Vati Courage
Gezien: 22 juni 2007, achtertuin Wrakkenmuseum, Formerum Terschelling

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Buiten het officiële Oerol-programma speelt in de rommelige kindertuin van het Wrakkenmuseum voor een handjevol mensen het grappige en tegelijk betekenisvolle Vati Courage. Meatball & van de Camp laten daarin zien dat een reeks jongleurs- en acrobatenacts samen met een stevig verhaal tot een mooie voorstelling kunnen worden gesmeed. Twee broers vertellen het verhaal van hun familie. Niet over hun eigen generatie, maar die ervoor. Logisch, want hun vader Knud, oom Luigi en opa Vati beleefden toen een heel spannende tijd. Tussen de razendsnelle, korte circusnummers waarin ze hun eigen drie voorouders en een handjevol andere gasten spelen, verhalen de twee Courages van nu over toen. In eerste instantie gaat alles prima, want het circus van de Courages trekt stevige klandizie uit zowel het gele als het blauwe kamp. De een gelooft in vanalles, de ander in niks en daartussen heeft Vati Courage, opportunist pur sang, zijn tenten opgetrokken. De oorlog tussen blauw en geel gooit roet in het eten. Want natuurlijk hebben de strijdende partijen in zo’n zware tijd wel wat beters te doen dan naast elkaar in het circus te gaan zitten.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Luigi vindt het wel spannend, die oorlog. Vol spektakel laat hij zien hoe stoer hij is als militair voor de gelen. Zijn broer Knud vindt het maar niks, en begint een lange tijd van zwijgen. Pa doet net of er niets aan de hand is, hij zet gewoon een handeltje op in gevonden lichaamsdelen, later zelfs in wapens, en flirt met het kokkinnetje van de officiers. En dat alles met een paar accessoires, een decor dat bestaat uit een podiumpje en twee slagbomen en een live accordeonmuziekje dat perfect past bij de sfeer van het circus. De twee spelers buitelen uitermate goed ingespeeld over elkaar heen en gaan beiden behendig om met ballen, eenwielers, kegels en andere typische circusattributen. De boodschap van Vati Courage is niet bepaald politiek correct. Met blind opportunisme rol je de wereld wel door; het is zelfs toegestaan herhaaldelijk je eigen zoons te verloochenen. Maar de echte held is niet Vati, het is Knud. Die zwijgt jarenlang en lijkt een beetje een sukkel, maar uiteindelijk redt hij alles en iedereen en wordt hij een held. (Moon Saris)
terug naar boven

Stichting Diepte – View-o-rama
Gezien: 18 juni 2007, Parkeerplaats de Richel, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Stichting Diepte neemt de toeschouwer mee terug in de tijd, naar de jaren vijftig om precies te zijn. In de kleine, warme tent word je verwelkomd door het echtpaar Dora en Leo die je met een prachtige plastic glimlach begroeten. ‘Neem plaats, maar raak de viewers nog niet aan!’ is het devies. We horen dat dit het allernieuwste snufje is dat de moderne tijd te bieden heeft, let wel: we bevinden ons in 1954. En met de komst van deze noviteit is ook een geheel nieuwe vorm van acteren in zwang gekomen; het 3D acteren. Absoluut niet te verwarren met het standaard twee dimensionale acteren wat wij leken gewend zijn te zien. En om te laten zien wat voor ongekende mogelijkheden dat 3D-acteren biedt, heeft het stel een heuse ‘3D-tective’ gemaakt, te zien door middel van de viewer en vanzelfsprekend geheel ondersteund door stereofonisch geluid.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Een spannende plotlijn ontvouwt zich voor de ogen van de toeschouwer; een amateur detective komt een vermeende communist op het spoor en besluit hem te volgen. Zoals alles in de voorbeeldige jaren vijftig, loopt ook dit verhaal goed af en weet de oplettende burger het maatschappelijke gezwel (lees: de communist) weg te snijden. De beelden zijn op vernuftige en vooral geestige manier gemonteerd – zo worden stronkjes broccoli bijvoorbeeld als boom gebruikt – en samen met de stereofone bandopname zorgt het voor een hoge mate van hilariteit in de tent. De View-o-rama is typisch zo’n voorstelling waarvan je na afloop vooral denkt: ‘Hoe kom je erop?’. Echt een must-see voor elke festivalbezoeker die nog altijd heimwee naar de vijftiger jaren heeft of liefhebber is van de stereo-viewer.
(Lieke Jordens)
terug naar boven

Alexandra Broeder – WasteLand
Gezien: 20 juni 2007, vanaf bushalte ET 10, Midsland, Terschelling

WasteLand van Alexandra Broeder is zo’n typische ‘meesleepvoorstelling’ waarvoor je speciaal naar Oerol en de andere betere locatiefestivals komt. Het is de enige dit jaar op Terschelling, en dus een te koesteren juweeltje. Een origineel idee, een perfecte uitwerking, een fantastisch gebruik van ruimte en omgeving, en een verrassend effect op jezelf en je medebezoekers. Plus: alles wat je erover vertelt, verpest het voor degenen die nog gaan. Dus niet verder lezen als je dat van plan bent. Ga gewoon vroeg in de rij staan voor de laatste kaartjes en laat je meeslepen! In de publiciteitstekst is sprake van kinderen, van ontvoering, van de verdwijning van een bus in de avonduren. Dus een klein vermoeden van wat je het komende anderhalf gaat overkomen, heb je wel. Maar het avontuur begint toch pas echt als de Arriva-bus stopt bij de bushalte, de stoïcijnse buschauffeur ieders kaartje stempelt en het jongetje op het dashboard iedereen strak en neutraal aankijkt.

De rit gaat van start. Al snel hebben we door dat de bestuurder bevelen opvolgt van het jongetje naast hem, die die trouwens allerbeleefdst uitdeelt. Via een rare omweg rijden we naar Kaap Hoorn en zien een paar keer hetzelfde meisje langs de weg staan. Eenmaal op een bospad stopt de bus. De chauffeur pakt z’n spullen in, schakelt de motor uit en – stapt uit. Wij blijven alleen achter met het jongetje, dat zijn plaats inneemt.

De sfeer is geschapen. De passagiers zijn een beetje giebelig, maar niet uit louter vrolijkheid. Onzekerheid, misschien zelfs wel een tikkeltje angst begint langzaam maar zeker op te spelen. Zeker als er twee brutaal ogende, onverstoorbaar handelende jongetjes binnenkomen en fluisterend vragen de jaszakken leeg te maken. Wat volgt, is een doodstille wandeling door het bos. De volwassenen als kleuters hand in hand met een vreemde, de kinderen als bewakers ernaast. Fluisterend bevelen de kleintjes ons stil te zijn en dicht bij elkaar te blijven. Wie wat zegt, krijgt een dodelijke blik en een net hoorbare vermaning: ssshht. De kleintjes bepalen wanneer we doorlopen, wanneer we stoppen, waar we omhoog lopen, waar we rechtsaf gaan.

Echt bedreigend is het allemaal niet, maar erg prettig, nou, dat ook weer niet. We zijn op hun terrein, weten de weg hier niet en zij kennen dit bos als hun broekzak. Ze hebben ons in hun macht, dus we rebelleren niet, luisteren braaf en laten ons willoos meevoeren. Zelfs als ze zonder iets te zeggen onze jassen uitdoen en ermee wegwandelen, laten we dat gewoon gebeuren. Natuurlijk, we weten dat dit een voorstelling is en spelen zo goed mogelijk mee. Het zou flauw zijn de boel te saboteren, vervelend voor de deelnemers die wel voor de volle ervaring gaan. En natuurlijk ook voor die kids, die maandenlang hebben geoefend om mee te spelen in dit stuk – ze doen het angstaanjagend goed, vertrekken zo knap geen spier dat je even gelooft dat ze ons echt in de middle of nowhere aan ons lot gaan overlaten. Dit is een bijzondere ontvoering die onmiskenbaar eindigt in een collectieve vorm van het Stockholm-syndroom. Want als ooit een groep ontvoerden uitgesproken sympathie voor zijn ontvoerders kon opbrengen, is het wel hier en nu. (Moon Saris)
terug naar boven

De Maan – whoiswhowaswhoistocome
Gezien: 17 juni 2007, Daan Pootjes, Oosterend, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Ze moeten zich snel hebben thuis gevoeld bij Daan Pootjes, de mensen van kunstenaarscollectief De Maan. Net als in thuishaven Utrecht werken ze ook op Terschelling in een paardenfokkerij. Een mooie, goed meewerkende omgeving voor het boerendrama Whoiswhowaswhoistocome. Dit stuk, gebaseerd op William Faulkners As I lay dying, gaat over een familie die haar moeder ten grave draagt en rond de teraardebestelling meer opgraaft dan onderstopt; alle geheimen die ze al die tijd met zich meedroeg, druppelen, stromen, kolken zelfs naar buiten. Ondanks wat tekortkomingen een fascinerend portret van een familie die gebroken is door de dood van hun bindende factor. De houten schuur van Daan Pootjes is echt een cadeautje, met z’n schotten en goten, het gesnuif van het paard een deurtje verder en de in- en uitvliegende zwaluwen. Lekker Little House on the Prairie, maar dan een heel stuk minder blijblijbij. Ook heel fijn: de deur aan de kopse kant én de deur in het midden, waar in de enscenering goed en vaak gebruik van wordt gemaakt. De toeschouwers zitten over de hele lengte van de stal, de acteurs bespelen de hokken en het middenpad. Ze komen dus heel dichtbij.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Fysiek, want emotioneel weten ze helaas niet steeds te beroeren zoals dat eigenlijk zou moeten met dit prachtige, diepgravende stuk vol mooie taal en heftige verwikkelingen. Ergens onderweg raken ze – samen met het publiek – een beetje verstrikt in de complexiteit van de familieverhoudingen. En dat ondanks een slimme, maar net niet afdoende vondst om de weg te wijzen in de gebeurtenissen: de ‘bluesminstreel’, die met zwartgallig-grappige liedjes de personages introduceert en de achtergronden bij het nieuws geeft. Het reconstructieve karakter van de tekst, vol sprongen in de tijd, maakt het al ingewikkeld. De soms verwarrende dubbelrollen, inclusief een verschijning van de overledene, doen daar nog een schepje bovenop. De afstandelijke vertelstijl en het bijbehorende gebrek aan échte interactie in combinatie met een tikje tekort aan individuele spelkwaliteit doen de deur dicht. Die gaat weer een stukje open in het tweede deel van Whoiswhowaswhoistocome, dat zich buiten afspeelt en dat persoonlijker, levendiger en (letterlijk en figuurlijk) een stuk luchtiger is. Bijna kluchtig ook, passend bij de sfeer van een begrafenis na een paar borrels. Maar de volle omvang van het drama, uitgesmeerd over twee uur, komt dan al niet meer binnen. Misschien een beetje te veel hooi op de vork… (Moon Saris)
terug naar boven

Jens van Daele – Witches on speed
Gezien op: 19 juni 2007, strand bij Kaap Hoorn, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Waarom toch die grove teksten, vragen veel toeschouwers van Witches on speed zich na de voorstelling af. Om te shockeren, is de conclusie van de meesten. Dat zou je bijna zeggen als je de stroom lelijke woorden nader beschouwt. Maar toch: niks van wat de ‘hoofdheks’ zegt, is nog nooit echt gebeurd. Hoe sadistisch de spelletjes die ze verzint, hoe heftig de afstraffingen die ze opwerpt, hoe wild de potjes seks die ze fantaseert, er is niks bij wat de mens nog nooit werkelijk heeft uitgevoerd. En tja, dat moet frustreren als jij en je heksenvriendjes vroeger de dienst uitmaakten waar het ging om het zaaien van rottigheid en verderf en nu de gewone mens het vuil van de wereld veroorzaakt. Dus verkeren de drie heksen die we zien in een identiteitscrisis. Ze vechten van louter ellende maar met elkaar. Tot ze zich realiseren dat dat ook niet helpt en ze weer aardig zijn voor elkaar, en andersom. Het is een dans van vallen en opstaan, van onderdanigheid en dominantie. De kern van de choreografie van Jens van Daele bestaat uit een sequentie die gaat van harmonieuze heksenkring tot katjesspel tussen de dames, steeds met hun drieën aan elkaar vast. Steeds opnieuw, steeds met een kanteling in de richting waarin ze dansen en subtiele verschilletjes in de bewegingen.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Maar hoe ze ook knokken, nergens wordt de dans zo heftig als de – te – prominent aanwezige tekst veronderstelt. De choreografie ontbeert het betere gooi- en smijtwerk, de verwachte paniek, de gesuggereerde rush. Het is allemaal net een beetje te gestileerd, te mooi haast om het failliet van de wereld werkelijk kracht bij te zetten. En misschien nog erger: door het neuk- en poepgehalte van de tekst spreken Jens van Daele en dansers vooral de puberale lach in het publiek aan, maar verzuimen ze de toeschouwers zich te laten realiseren dat dit stuk veel meer over hen gaat dan over heksen. Die laatste bestaan immers niet, in tegenstelling tot alle viezigheid die ze aankaarten. (Moon Saris)
terug naar boven

Theater Gnaffel – De Worstelaar
Gezien: 23 juni 2007, achtertuin Groene Weide, Hoorn, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Kinderen hebben een bijzonder vermogen. Hun geest kan de speler achter een pop helemaal doen verdwijnen, hoe nep die er ook uitziet. Ze gaan verwonderd mee in wat die onechte mensjes doen en zeggen. Zo ergens rond hun zevende, achtste verdwijnt dat, samen met het geloof in Sinterklaas. Alleen heel goede poppenspelers kunnen het weer oproepen in oudere kinderen en volwassenen. De spelers van Theater Gnaffel zíjn heel goede poppenspelers en bereiken zowel de kleintjes als de groten met hun ontoerende De Worstelaar. Hun meeslepende voorstelling is als het leven: soms vrolijk en uitermate grappig, soms wild en over the top, soms klein en aandoenlijk. Het verhaal van De Worstelaar. is niet bepaald kinderachtig. In een bejaardenhuis komt een nieuwe bewoner. Niet zo maar een bewoner, nee, Koos de Worstelaar. Die is wel oud maar nog heel vief, brengt de hoofden van de oma’s op hol en maakt ook in de opa’s iets los wat al heel lang vastzat. Hij wint, ondanks aanvankelijke twijfels, hun genegenheid met zijn laatste storm voor de eeuwige stilte. Bij de eerste blik erop zijn de poppen verfrommelde monsters, maar het duurt hooguit vijf minuten en dan komen ze tot leven onder de handen van Elout Hol. Naast die vaardigheid is ook zijn stem een belangrijk instrument. Hij verandert van klankkleur, snelheid en accent alsof het niks is en geeft daarmee iedere mannelijke pop een totaal eigen karakter: de kritische veteraan, de meegaande lieverd, de jolige dwerg, de vertederende muziekgek. Meneer de Worstelaar heeft z’n eigen stem, dat is gewoon een mens, namelijk Koos Elfering. De dames praten niet: de chique Mathilde valt steeds in katzwijm, de beestachtige mevrouw Langelaar bijt slechts in alles wat haar in de weg staat.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Ze vinden er trouwens wel iets van, de ouwe vrouwtjes, maar dat vernemen we uit de monden van hun beschermheren, de poppenspelers. Die spelen namelijk niet alleen voortreffelijk ‘hand in pop’, ze dragen ook als zichzelf flink bij aan de geloofwaardigheid van het stuk door duidelijk partij te kiezen voor hun lievelingskarakters, commentaar te leveren op de gebeurtenissen en gesprekken te voeren met de poppen. Zo makkelijk als de heren van Theater Gnaffel twee saaie schuimrubberen ‘hoogslapers’ in een handomdraai omtoveren in eettafels, paarden, een bad en een podium, zo vakkundig ‘nonchalant’ maken ze dat alle toeschouwers, inclusief de volwassenen, even geloven dat die lelijke koppen-met-slappe-lijven echte ouwetjes zijn. Een bijzonder vermogen, niet voor niets beloond met de Zilveren Krekel. (Moon Saris)
terug naar boven

SLEM – Zomersprookjes
Gezien: 18 juni 2007, strand tussen paal 17 en 18, Terschelling

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Naast een boordevol theater- en muziekprogramma is er dit jaar ook weer een beeldende kunst route uitgezet tijdens Oerol. Op verschillende plekken op het eiland zijn beelden, installaties en videokunst te zien. Afsluiter van deze route is Zomersprookjes van Stichting Landschapstheater en Meer (SLEM). Een tiental reuzenschelpen – al zijn ze kleiner dan de foto doet vermoeden – is neergestreken op het strand rechts van het HeartBreak Hotel. De glazen schelpen hebben allemaal een luidsprekertje in zich waardoor zowel verhalen, gedichten als soundscapes te horen zijn. Aan het project werkt een groot aantal schrijvers en muzikanten mee, waaronder Kristien Hemmerechts en Renate Dorrestein. Zomersprookjes zorgt voor een aangenaam rustpunt op het soms wel erg drukke Oerol; een groot deel van de mensen maakt het zich gemakkelijk en vlijt zich neer voor de opening van de schelp. Even lekker wegdromen met in je ene oor een mooi verhaal en in je andere het suizen van de wind. (Lieke Jordens)
terug naar boven

Muziek / Album

Veel meer dan een side-project

recensie: Handsome Furs - Plague Park

.

~

“Eigenlijk is het gewoon Wolf Parade maar dan zonder die gast die iedereen leuk vindt en zonder echte instrumenten”, zegt Boeckner over zijn side-project Handsome Furs in een interview. Dat zijn we met hem eens wat bezetting betreft. Verder klinkt Handsome Furs een stuk minder ruig en minder snel. Het lijkt ook wel of Boeckner zich veel beter thuis voelt achter de drumcomputer dan met alleen zijn gitaar. Of zou het komen doordat hij dit project samen met zijn verloofde Alexei Perry heeft gemaakt?

Artwork

Doordat de nummers allemaal ongeveer hetzelfde tempo en dezelfde sfeer hebben, vloeien ze samen tot één geheel. De songs hebben een air van verveling en onverschilligheid die wordt uitgelegd in de teksten, want teksten schrijven kan het duo! Geen alledaagse problematiek, maar een gedegen visie op de maatschappij, zij het af en toe wat somber. De muzikale aankleding van de teksten wordt zoals gezegd met drumcomputers gedaan. Toch kan Boeckner geen afscheid nemen van het geluid van zijn akoestische gitaar, gelukkig maar.

Ook in het artwork van de cd is heel wat werk gestoken. De knalrode binnenkant van de hoes en de kleurige buitenkant suggereren in eerste instantie een vrolijk album, maar bij een tweede inspectie vallen de tekeningen op. Op bijna surrealistische wijze staat op de voorkant van de hoes een doorsnede van een mens met daarin de bouwtekening van een huis. Past perfect bij de duistere sfeer van het album en maakt het tot een cd die de moeite van het kopen waard is.

Zichzelf

De band doet een beetje denken aan Arcade Fire door de snelle gitaarrif aan het begin en einde van Sing! Captain. Het drumcomputerwerk lijkt op dat in de tragere nummers van Postal Service en de sfeer van het album heeft overeenkomsten met de muziek van Joy Division. Toch heeft Handsome Furs een heel eigen geluid. Triest en donker met een monotone slependheid, zoals in Hearts Of Iron en Handsome Furs Hate This City. Maar die traagheid en loomheid wordt soms plotseling verbroken door een verbazingwekkende melodieusheid of een versnelling van de beat. Een voorbeeld hiervan is Dumb Animals. Een traag onheilspellend nummer, maar dan is er ineens die zang die een andere kant uitgaat dan je verwacht, of een piano die de climax waarmee het nummer eindigt inluidt. Het album verrast en het zou een schande zijn om dit als sideproject te blijven zien. Handsome Furs is een volwaardige band met een eigen sound en een wonderbaarlijk vermogen om lyrics en songs te schrijven.

Muziek / Album

Heerlijk wakker worden met Birdpaula

recensie: Birdpaula - Birdpaula

Neem een kopje liefde, een zwoele stem, wat fluitende vogeltjes, een snufje gebroken hart, een vleugje jazz en een flinke dosis pop en mix het tot een glad geheel. Dat is het recept dat geleid heeft tot het debuutalbum van de Amerikaanse zangeres Paula Moore. En gooi die balkondeur maar open, want Paula weet zelfs de meest druilerige dag tot een stralende lentedag te maken.

~

Op haar debuutalbum heeft Birdpaula een fijne mix weten te maken van easylistening en wat meer up-tempo nummers. Het eerste nummer is zo zoet dat het voorbijgaat zonder dat je er erg in hebt en eenmaal aanbeland bij het tweede nummer A Lazy Day moet je wel verkocht zijn. Een ode aan de lente die zo licht is als een veertje, maar staat als een huis. Het nummer is representatief voor de aanstekelijke onbezorgdheid die door het hele album te horen is: “if I win or if I lose, I’ll just cast away my blues”.

Marc Collin

In Frankrijk kwam Paula in aanraking met Marc Collin van 4402 Nouvelle Vague, toen ze voor haar zoon wat nummers inzong op zijn plaat. Toen ze in de keuken een aantal eigen liedjes voor hem speelde, was Marc zo onder de indruk dat hij besloot haar album te produceren. Misschien is dat wel de reden dat de cd zo lekker klinkt. Want net voordat de zoetsappige nummers een beetje gaan vervelen, komen er tracks als Dream Sequins en Do You Want To Know. Iets meer up-tempo en net voldoende om de luisteraar lichtjes met de heupen te laten bewegen. Belangrijker nog: net voldoende om de plaat niet saai te laten worden en voor de nodige afwisseling te zorgen. Daarna kun je weer wegzakken in de zwoele stem van Birdpaula en haar jazzy gitaarrifjes. Al met al een prima mix.

Zorgeloos

Bijzonder is dat Birdpaula al haar teksten zorgeloos weg zingt. Of ze nu “a lazy day” zingt, of “nobody knows the trouble I’ve seen”, haar toon blijft altijd ’take your troubles and throw them out the door’. Toch is de vraag wat er van het album zou zijn geworden als Collin niet had meegewerkt. Zijn stempel is duidelijk hoorbaar in de productie, en de songs zijn niet bijzonder verrassend. Als Birdpaula een vervolgalbum wil schrijven dan kan ze niet hetzelfde trucje gebruiken als ze nu heeft gedaan. Maar voor nu: wat is het toch heerlijk wakker worden met deze plaat.

8WEEKLY

‘Down and dirty and real’

Artikel: Parijs volgens Andrew Hussey

De Brit Andrew Hussey was enige tijd terug in Nederland om er zijn historische relaas Parijs: de verborgen geschiedenis te promoten. Erg vindt hij dat niet, want net als de Lichtstad heeft ook Amsterdam een speciaal plekje in zijn schrijvershart. Misschien doet hij nog eens iets rond de stad, hij is erover aan het nadenken. Als Hussey zich aan deze taak zet, zou Amsterdam zich geen beter, of liever: eerlijker, visitekaartje kunnen indenken.

“Ik heb al de hele dag interviews gegeven”, antwoordt Andrew Hussey op de vraag hoe het met hem gaat, “dus laten we hopen dat ik nog steeds in interview mode ben.” Het geniepige lachje dat volgt, geeft aan dat hij er nog wel zin in heeft. Waarom, is de eerste vraag, schreef Hussey juist over Parijs? Een motivatie staat weliswaar in de inleiding van het boek, maar dan nog zou het toch even goed Londen of New York kunnen geweest zijn. Hussey: “Je moet weten dat ik 25 jaar geleden echt bezeten was door rock-‘n-roll. Ik groeide op in Liverpool, waardoor ik zeer specifiek in twee groepen was geïnteresseerd, The Doors en Velvet Underground. Ik besloot daarom op mijn zestiende naar Parijs te trekken om het graf van (Doors-frontman) Jim Morrison te zien. Maar ik vond het niet! Wat ik wel vond, was een stad waar ik meteen hevig verliefd op werd. Temeer omdat ik ook gek was op Afrikaanse muziek, en Parijs toen en nog steeds dé stad van de Afrobeat is. Dus ik viel voor de stad omwille van twee redenen, rock-‘n-roll en Afrikaanse muziek, die nou niet meteen behoren tot de mainstream attractiepolen van Parijs. Maar dat vond ik niet erg. En de 25 jaar daaropvolgende jaren heb ik dus voortdurend tussen Engeland en Parijs heen en weer gereisd.”

Kinderliedjes

Hussey is als Engelsman in Parijs een ‘legal alien’, zoals je met Sting zou kunnen zeggen. “Die positie heeft als voordeel dat ik alles bekijk met Engelse ogen. Ik mag dan al heel lang in Parijs hebben gewoond en vloeiend Frans spreken, ik blijf hoe dan ook een buitenstaander. Hoewel je dat niet negatief moet zien, want Parijs is veel meer multicultureel dan 25 jaar geleden; je wordt er nu simpelweg geaccepteerd. In mijn buurt alleen al wonen er Arabieren, Russen, Portugezen en Engelsen tussen de Fransen.” Is die blik van de buitenstaander dan de reden waarom hij dit boek heeft geschreven? Want er zijn reeds kasten vol naslagwerken over Parijs verschenen. “Om heel eerlijk te zijn: ik heb veel boeken over Parijs gelezen, veel muziek beluisterd en veel films over de stad gezien, maar volgens mij heeft nog nooit iemand gedaan wat ik met Parijs heb gedaan. Heel eenvoudig omdat het een erg persoonlijke geschiedenis is geworden en er maar één Andrew Hussey bestaat. Ik wilde geen objectieve benadering, noch een lofzang, ik wilde vertrekken vanuit de onderbuik en de levende cultuur: kinderliedjes, dansen, straatnamen, literatuur, strips enzovoort. Ik wilde een beeld schetsen van het alledaagse leven in Parijs zoals ik dat zie, en dat in elke fase van haar geschiedenis, voor zover mogelijk natuurlijk. Het is wat de mensen echt willen lezen over deze stad, houd ik mezelf voor.”

Andrew Hussey
Andrew Hussey

Labor of love

De ondertitel van zijn boek is De verborgen geschiedenis, met andere woorden: hetgeen niet mocht geweten worden, wat in de schaduw of tussen de plooien van de geschiedenis moest blijven. Houdt hij dan eigenlijk wel van zijn stad, als hij op die manier haar vuile kant toont? Hussey: “Goh, de Fransen hebben me inderdaad al beschuldigd van het buiten hangen van hun vuile was, zeker omdat ik ook nog eens een buitenlander ben. Maar ik vind dat ik hier al lang genoeg gewoond en gewerkt heb om kritisch van binnen uit te kunnen zijn. Ik hou echt wel oprecht van Parijs. Het schrijven van het boek was dan ook een ‘labor of love’, ik wilde gewoon de échte geschiedenis van de stad tevoorschijn halen, de geschiedenis van het volk in plaats van de koningen en presidenten. Het verhaal van de prostituees, vagebonden, criminelen en invaliden, dat wilde ik vertellen.” Wat daarbij opvalt, is dat in Parijs de culturele verscheidenheid als een constante geldt. Maar was dat een bewuste keuze in het boek, vraag ik hem. “Jazeker, het was één van de Leitmotiven van Parijs. En wel om een heel specifieke reden: heden ten dage zie ik hoe de Parijzenaars wantrouwig staan tegen de Arabische mensen en cultuur. Maar als je kijkt naar het einde van de negentiende eeuw, dan zie je net hetzelfde. Alleen waren ze toen bang van mensen uit Marseille en van Italianen. Olijfolie? Pizza? Die gekke namen? Brrr. Maar intussen is dat volledig voorbij, dus kunnen we daar alleen maar lessen uit trekken. Maar ook kan je vaststellen hoe weinig in de geschiedenis is veranderd. Er zijn kronieken uit de veertiende eeuw waarin de Britten worden beschreven als dronkaards die roast beef eten en altijd willen vechten. Wel, veel is er niet veranderd, of althans: niet in het weekend (lacht).”

Nostalgie

Ondanks zijn liefde voor de stad eindigt het boek nogal pessimistisch: Parijs is er niet zo goed aan toe en het boek wordt zelfs beschreven als een “lijkschouwing op een oude hoer”. Gelet op de duurzaamheid van de stad moet dat toch ook weer keren op den duur? Hussey: “Ik geloof wel dat er bepaalde elementen voorgoed zijn verdwenen uit de stad, en daarom word ik wel een zekere nostalgie verweten. Dat klopt ergens wel, want ik kijk op een nogal romantische manier naar de stad. Maar ik blijf positief, ondanks de raciale spanningen van de laatste tijd, want Parijs bestaat al tweeduizend jaar en heeft veel moeilijker tijden meegemaakt dan nu. Maar een wereldstad is het niet meer. Die positie is ingenomen door New York, Londen, Sydney en misschien ook Berlijn. Dat is de dynamiek van de geschiedenis, en volgens dat principe kan Parijs zeker ooit nog terug op het voorplan treden. Ik heb er in ieder geval alle vertrouwen in.”

Lees ook de recensie van Parijs: de verborgen geschiedenis op 8WEEKLY.

Muziek / Album

Negende Adams geen hoogvlieger

recensie: Ryan Adams - Easy Tiger

Waar is hij toch gebleven? Dit zullen velen zich hebben afgevraagd over Ryan Adams. Sinds 2000 bracht de hyperproductieve singer-songwriter namelijk al acht albums uit. Had hij daadwerkelijk in 2006 een sabbatical genomen? Onlangs vond ik het antwoord. Van een sabbatical was zeker geen sprake geweest. Adams had op zijn website maar liefst elf (!) albums gezet, onder verschillende pseudoniemen, waaronder DJ Reggie en The Shit. Het niveau van deze, zeer diverse, platen is nogal wisselend. Dit jaar is het weer tijd voor een echt, op schijf vastgelegd, album: Easy Tiger.

In zes jaar tijd bracht Ryan Adams zoals gezegd dus acht albums uit. Zijn eerste twee releases, Heartbreaker en Gold, werden door de critici bejubeld. Adams werd al snel bestempeld als een grote belofte voor de toekomst. Hij loste deze belofte, mede dankzij zijn wispelturige gedrag, slechts ten dele in. Veel van de albums die volgden deden qua niveau zwaar onder voor de eerste twee. Alhoewel dubbelaar Cold Roses uit 2005, naar mijn bescheiden mening, nog wel een hoogtepunt in het oeuvre van Adams is. Zo wisselend als de kwaliteit, zo divers zijn ook de stijlen waarmee Adams experimenteert. Singer-songwriter, pop, country, blues, rock en folk passeren allemaal de revue in zijn oeuvre. Dat Adams een ongekend talent is staat buiten kijf, helaas is dit geen garantie voor louter briljante albums.

Hoge toppen, diepe dalen

~


Volgens de grote geruchtenmachine zou Adams voor Easy Tiger het recept van Gold en Cold Roses reproduceren. Een mix van rock en singer-songwriter, in een toegankelijk jasje gestoken, met uiteraard de zo kenmerkende countryinvloeden. Op Easy Tiger werkt Adams, net als op Cold Roses en Jacksonville City Nights, met The Cardinals als begeleidingsband. De plaat ligt qua geluid dan ook vooral in het verlengde van deze twee albums. Easy Tiger is een afwisselende, doch samenhangende, plaat geworden. Up-tempo countrypop heeft de overhand; nummers als Everybody Knows, Rip Off en Two. Op de laatstgenoemde, tevens de eerste single, verzorgt Sheryl Crow de achtergrondzang. Een rol die eerder werd vertolkt door Norah Jones, Marianne Faithfull, Melissa Auf der Maur, Billie Joe Armstrong en Adam Duritz. Dat al deze bekendheden met Adams willen werken geeft de waardering en status aan die hij geniet. De genoemde nummers liggen gemakkelijk in het gehoor, met een heerlijk samenspel van akoestische gitaar, piano en sologitaar. Adams’ ruwe stem met snik komt hier geweldig uit.

Helaas staan er ook mindere goden op het album. Een nummer als Halloweenhead behoort zonder twijfel tot de slechtste nummers door Adams op plaat uitgebracht (maar luister voor nog ergere nummers gerust op zijn website). Met een goedkope synthesizerachtige gitaarsolo en een hoog TMF-rock (lees Nickelback) gehalte heeft dit weinig te zoeken op een Ryan Adams plaat. Ook de nummers Tears of Gold en Pearls on a String zijn minder geslaagd; de country invloeden gaan met steelgitaar en banjo iets té ver. De songs op Easy Tiger zijn ook opvallend kort, met nog geen veertig minuten voor dertien nummers, iets wat we van Adams niet gewend zijn.

Middenmoot

Misschien had Adams zich wat minder moeten bezighouden met zijn (in mijn ogen vrij zinloze en puur ludieke) uitstapjes en zich meer moeten focussen op deze release. Een release die nu helaas een beetje tegenvalt. Het album kent een aantal songs die het hoge niveau van Adams’ beste werk zeker halen, maar helaas staan er ook de nodige nummers op die niet veel toevoegen aan zijn oeuvre. De meeste songs bevinden zich slechts in de middenmoot van wat hij tot dusver heeft uitgebracht. Voorlopig zijn het dus nog steeds Gold en Cold Roses die regelmatig in mijn stereo terug te vinden zullen zijn. Dit blijven toch ijzersterke albums met een onbeperkte houdbaarheidsdatum, iets wat van Easy Tiger niet gezegd kan worden.

Muziek / Album

Geen nieuwe Belgische meester

recensie: Max Rouen - The Magnetic Wave of Sound

.

Bij het componeren van The Magnetic Wave of Sound heeft Max Rouen zich nauwelijks bediend van computers. De tien nummers bestaan uit een collage van bij elkaar gezochte samples en vervormde vocalen, ondersteund door rustige broken beats. Het klankmozaïek doet een beetje denken aan het werk van ‘meestersampelaar’ DJ Shadow. Rouen legt echter meer de nadruk op de vocalen dan zijn Amerikaanse genregenoot. Waar DJ Shadow voornamelijk met samples uit oude platen of films werkt, hoor je bij Rouen meer inbreng van studiovocalisten.

Triphop

~

Leon’s Genesis is qua opzet een erg representatief nummer voor The Magnetic Wave of Sound. Een gitaarsampletje dat erg doet denken aan Private Investigations van Dire Straits, wordt ondersteund door een pakkende drumpartij en een donkere, haast fluisterende stem die klinkt als het Franse equivalent van Barry White. Dit resulteert in een van de aardigste nummers van de cd. Ook zijn er aardig wat triphopinvloeden te bekennen, zoals in A Pox on You, dat met een monotone baslijn, een originele triphopbeat en een dromerige vrouwenstem voor een onheilspellend duistere sfeer zorgt, zoals we die kennen van Massive Attack. Helaas zijn deze twee nummers, samen met opener Tape Fear, zo ongeveer de enige hoogtepunten van de cd. De overige liedjes zijn niet origineel of muzikaal genoeg om te beklijven. Veel nummers klinken leeg en inspiratieloos, zoals Juke Joint Venture: een neuzelig, saai nummer zonder melodie, tempo of pakkende hook.

Inspiratieloos

Surrealistisch? Raadselachtig? Dromerig? Eerlijk gezegd valt dat nogal tegen. Inspiratieloos gesample? Dat eerder. Als een vervreemdend, sfeeropwekkend experiment is The Magnetic Wave of Sound hier en daar in zekere mate geslaagd en sommige fans van het knip-en-plak werk zullen aan deze plaat wel een enkele leuke luisterbeurt overhouden. Maar als luisterplaat zal de cd vermoedelijk niet velen kunnen bekoren. The Magnetic Wave of Sound zal waarschijnlijk snel onder in de kast komen te liggen. Als je van dit soort muziek houdt, kun je beter Endtroducing, Mezzanine of iets van RJD2 van de plank trekken. Dat is even goed gesampled, veel origineler en er zit veel meer muziek in.

Boeken / Non-fictie

Een lijkschouwing op een oude hoer

recensie: Andrew Hussey (vert. Jan Braks) - Parijs: de verborgen geschiedenis

Misschien roept de titel Parijs: de verborgen geschiedenis een muffe geur van schoolboeken bij je op; boeken die, maar dat kon je toen nog niet weten, alle leven uit het verleden wegzogen in plaats van die verjaarde feiten een lichtbruine gloed te geven. Dan heb je het mis, want deze bevlogen klepper over het goddelijke monster Parijs is niets minder dan een 21e-eeuwse Oude Testament, vol moord, modder, arglist en verraad. Geschreven met de punt van de pen in vitriool gedoopt.

Auteur Andrew Hussey is een Brit die eind jaren zeventig naar Parijs kwam, omdat het daar volgens hem allemaal gebeurde of recentelijk gebeurd was: Jim Morisson lag er begraven, de studenten hadden er hoopvol en met jeukende vuisten de revolutie bezongen en Sartre, de enige filosoof die er toen toe deed, was een boegbeeld van de stad aan de Seine. Hussey kwam, zag en overwon zijn drang om terug te keren. En nu, na enige decennia in dat gewriemel van de Lichtstad te hebben gewoond en te hebben ontdekt dat Parijs meer is dan een hoop stenen die rond de Eiffeltoren en Montmartre zijn gegooid, besloot hij er een hoogstpersoonlijke geschiedenis over te schrijven. Die eerlijk, doorvoeld en heerlijk vlot is.

Het maandverband van de geschiedenis

Hussey’s uitgangspunt is een gegeven dat pas in de twintigste eeuw echt ingang vond, namelijk dat de geschiedenis gemaakt werd door Jan Modaal, de massa, en niet zozeer door koningen, generaals en opperrechters. Meteen trekt hij daaruit een eerste logische conclusie: geschiedenis verloopt niet volgens geijkte en weldoordachte paden (achteraf is het zo makkelijk die fout te maken), het is een zich immer onvoorspelbaar naar alle kanten vertakkende boom die wordt gevoed door rottende lichamen en het bloed van ontelbare soldaten. W.F. Hermans heeft eens gezegd dat slagvelden het maandverband van de geschiedenis vormen. Welaan dan, Parijs mag je, volgens het boek van Hussey, gerust doordrenkt van bloed en zweren noemen.

De schrijver gaat chronologisch te werk en begint bij de allereerste beweging en bewoning in het gebied dat ooit Parijs zou worden, maar toen een stinkend, onoverzichtelijk en schijnbaar nooit eindigend moeras vormde. In mysterie gehulde volken kwamen er wonen en brachten er mensenoffers om de heilige rivier de Seine gunstig te stemmen. Later, toen de Romeinen er enige orde aanbrachten, begon Lutetia – volgens de architecturale normen van toen – wat op een stad te lijken, die sluipenderwijs naam maakte als handelsstad en multiculturele smeltkroes. Iets wat eeuwen later ook de Vikingen niet ontging, die de stad tot tweemaal toe belegerden en haast helemaal verwoestten. En zo gaat het verder tot anno nu.

~

Hussey raakt met dat multiculturele gegeven een belangrijk punt aan, dat hij in de rest van het boek verder ontwikkelt: vanaf het prille begin tot het heden is Parijs een ‘melting pot’ geweest, soms onschuldig (Vlaamse, Picardische, Britse en Italiaanse studenten aan de middeleeuwse universiteit), soms wrang (de recente rassenrellen in de voorsteden), maar altijd eigen aan Parijs. Het is een constante die de ziel van Parijs heeft geboetseerd.

Afgehakte hoofden

Parijs: de verborgen geschiedenis is een boek dat geschreven is met de liefde van een koele minnaar. Het resultaat: een werkstuk waar je met een rotvaart doorheen klieft, en dat je meteen zin geeft de stad te bezoeken, zelfs al is het dan om redenen van leedvermaak. Enige kritiekpunt is de bekendheid met Parijs die Hussey bij zijn lezers verondersteld, maar die vaak niet aanwezig zal zijn. Tenzij je een stratenplan bij de hand hebt, zijn zinnen als deze vrij onbegrijpelijk: “Daarom hakten ze hun hoofden af bij de Mercurius-tempel aan de voet van de heuvel, waar nu de Rue Yvonne-Le-Tac ligt. Volgens de overlevering pakte Denis daarop zijn hoofd op en liep hij naar de fontein op de hoek van de huidige Rue Girardon en Rue de l’Abreuvoir […].” Maar een kniesoor die daarover valt. Parijs: de verborgen geschiedenis is, om het wat vreemd te verwoorden, een kopstoot vanuit de onderbuik. Een stadsgeschiedenis zoals je nog nooit gelezen zal hebben. En een eyeopener van jewelste. Waar nu de renners van de Ronde van Frankrijk de stad binnen komen gefietst, stonk het ooit naar stront en kots en dode varkens. Ja, soms moet je zeggen: geschiedenis rules!

Lees het interview met Andrew Hussey hier

Theater / Voorstelling

Kung fu meets Austin Powers

recensie: Made in tha Shade / Cosmic - HRMNNH! Kung Fu Hossel

Austin Powers in de wereld van de martial arts. Daar heeft Made in da Shade/Cosmics laatste, HRMNNH! Kung Fu Hossel, wel wat van weg. Een tamelijk dun verhaal over vijandige partijen, ingebed in cool spel, vette effecten, wat wijsheden, een overdosis onderbroekenlol en talloze verwijzingen naar de jeugdcultuur van vandaag. In de verte schemert overigens door dat de makers het eigenlijk allemaal wat serieuzer hadden bedoeld. Al was het maar door de verwijzingen naar ‘onze jongens’ in het Midden-Oosten.

Het kan op zich geen kwaad een ‘urban’ voorstelling voor een brede, jonge doelgroep een wat diepere laag mee te willen geven om het niveau stand-up comedy-met-effecten te ontstijgen. Maar de verhaallijn over Nederlandse soldaten die de dorpelingen ‘een beter leven’ komen geven, brengt zo veel verwarring met zich mee dat niemand er meer een touw aan vast kan knopen. En daarmee schiet die z’n doel aardig voorbij.

Het lijntje naar Afghanistan had best mogen ontbreken in dit vechtsportfeestje, genoemd naar de seventies-hit Kung Fu Fighting van Carl Douglas. De vermakelijke, fragmentarische mix van jeugdherinneringen over old school Kung Fu-films, wijsheden uit Sun-Tzu’s De Kunst van het Oorlogvoeren en een verhaal over een inheemse gemeenschap die wordt bedreigd door vreemde invloeden van buiten, volstaat. Zeker voor het veelkleurige, jeugdige publiek dat op Made in da Shade-voorstellingen afkomt. Dat geniet van de spectaculaire vechtbewegingen. Zwijmelt weg bij de warme zangstem van actrice/zangeres Senna. Smult van de saus vol spitsvondige oneliners en kolderieke multi-culti grappen van Howard Komproe. Gaat door het lint bij de hilarische karaokeshow.

Sukkelig cool

~


Het decor levert een belangrijke bijdrage aan de energie en de impact van de voorstelling. De vloerbrede ‘apenrots’ speelt zijn rollen als afscheiding van de buitenwereld, vechtarena, veilig heenkomen én projectiescherm voor films en lichteffecten voortreffelijk. En z’n twee ‘kindjes’ op de vloer zijn geweldig in de geluidseffecten, die met subtiele handbewegingen worden opgeroepen door de acteurs. Ze geven HRMNNH! het karakter mee van een tekenfilm of een game. Met een overheersende bijrol voor Tjonrockon als krijgsheer Hari Te: hoe sukkelig hij zich ook gedraagt, hij blijft cooler dan cool. Top!

Kitschspion Austin Powers schopte het in de jaren negentig eventjes tot cultheld van de jeugd door de James Bonds van de wereld te kakken te zetten. Benieuwd hoe Tjonrockon het zou doen als karakter in een Kung Fu-game…

Vanaf november 2007 in deze voorstelling weer te zien. Kijk hier voor meer informatie.