Boeken / Non-fictie

Een lijkschouwing op een oude hoer

recensie: Andrew Hussey (vert. Jan Braks) - Parijs: de verborgen geschiedenis

Misschien roept de titel Parijs: de verborgen geschiedenis een muffe geur van schoolboeken bij je op; boeken die, maar dat kon je toen nog niet weten, alle leven uit het verleden wegzogen in plaats van die verjaarde feiten een lichtbruine gloed te geven. Dan heb je het mis, want deze bevlogen klepper over het goddelijke monster Parijs is niets minder dan een 21e-eeuwse Oude Testament, vol moord, modder, arglist en verraad. Geschreven met de punt van de pen in vitriool gedoopt.

Auteur Andrew Hussey is een Brit die eind jaren zeventig naar Parijs kwam, omdat het daar volgens hem allemaal gebeurde of recentelijk gebeurd was: Jim Morisson lag er begraven, de studenten hadden er hoopvol en met jeukende vuisten de revolutie bezongen en Sartre, de enige filosoof die er toen toe deed, was een boegbeeld van de stad aan de Seine. Hussey kwam, zag en overwon zijn drang om terug te keren. En nu, na enige decennia in dat gewriemel van de Lichtstad te hebben gewoond en te hebben ontdekt dat Parijs meer is dan een hoop stenen die rond de Eiffeltoren en Montmartre zijn gegooid, besloot hij er een hoogstpersoonlijke geschiedenis over te schrijven. Die eerlijk, doorvoeld en heerlijk vlot is.

Het maandverband van de geschiedenis

Hussey’s uitgangspunt is een gegeven dat pas in de twintigste eeuw echt ingang vond, namelijk dat de geschiedenis gemaakt werd door Jan Modaal, de massa, en niet zozeer door koningen, generaals en opperrechters. Meteen trekt hij daaruit een eerste logische conclusie: geschiedenis verloopt niet volgens geijkte en weldoordachte paden (achteraf is het zo makkelijk die fout te maken), het is een zich immer onvoorspelbaar naar alle kanten vertakkende boom die wordt gevoed door rottende lichamen en het bloed van ontelbare soldaten. W.F. Hermans heeft eens gezegd dat slagvelden het maandverband van de geschiedenis vormen. Welaan dan, Parijs mag je, volgens het boek van Hussey, gerust doordrenkt van bloed en zweren noemen.

De schrijver gaat chronologisch te werk en begint bij de allereerste beweging en bewoning in het gebied dat ooit Parijs zou worden, maar toen een stinkend, onoverzichtelijk en schijnbaar nooit eindigend moeras vormde. In mysterie gehulde volken kwamen er wonen en brachten er mensenoffers om de heilige rivier de Seine gunstig te stemmen. Later, toen de Romeinen er enige orde aanbrachten, begon Lutetia – volgens de architecturale normen van toen – wat op een stad te lijken, die sluipenderwijs naam maakte als handelsstad en multiculturele smeltkroes. Iets wat eeuwen later ook de Vikingen niet ontging, die de stad tot tweemaal toe belegerden en haast helemaal verwoestten. En zo gaat het verder tot anno nu.

~

Hussey raakt met dat multiculturele gegeven een belangrijk punt aan, dat hij in de rest van het boek verder ontwikkelt: vanaf het prille begin tot het heden is Parijs een ‘melting pot’ geweest, soms onschuldig (Vlaamse, Picardische, Britse en Italiaanse studenten aan de middeleeuwse universiteit), soms wrang (de recente rassenrellen in de voorsteden), maar altijd eigen aan Parijs. Het is een constante die de ziel van Parijs heeft geboetseerd.

Afgehakte hoofden

Parijs: de verborgen geschiedenis is een boek dat geschreven is met de liefde van een koele minnaar. Het resultaat: een werkstuk waar je met een rotvaart doorheen klieft, en dat je meteen zin geeft de stad te bezoeken, zelfs al is het dan om redenen van leedvermaak. Enige kritiekpunt is de bekendheid met Parijs die Hussey bij zijn lezers verondersteld, maar die vaak niet aanwezig zal zijn. Tenzij je een stratenplan bij de hand hebt, zijn zinnen als deze vrij onbegrijpelijk: “Daarom hakten ze hun hoofden af bij de Mercurius-tempel aan de voet van de heuvel, waar nu de Rue Yvonne-Le-Tac ligt. Volgens de overlevering pakte Denis daarop zijn hoofd op en liep hij naar de fontein op de hoek van de huidige Rue Girardon en Rue de l’Abreuvoir […].” Maar een kniesoor die daarover valt. Parijs: de verborgen geschiedenis is, om het wat vreemd te verwoorden, een kopstoot vanuit de onderbuik. Een stadsgeschiedenis zoals je nog nooit gelezen zal hebben. En een eyeopener van jewelste. Waar nu de renners van de Ronde van Frankrijk de stad binnen komen gefietst, stonk het ooit naar stront en kots en dode varkens. Ja, soms moet je zeggen: geschiedenis rules!

Lees het interview met Andrew Hussey hier