8WEEKLY

‘Down and dirty and real’

Artikel: Parijs volgens Andrew Hussey

De Brit Andrew Hussey was enige tijd terug in Nederland om er zijn historische relaas Parijs: de verborgen geschiedenis te promoten. Erg vindt hij dat niet, want net als de Lichtstad heeft ook Amsterdam een speciaal plekje in zijn schrijvershart. Misschien doet hij nog eens iets rond de stad, hij is erover aan het nadenken. Als Hussey zich aan deze taak zet, zou Amsterdam zich geen beter, of liever: eerlijker, visitekaartje kunnen indenken.

“Ik heb al de hele dag interviews gegeven”, antwoordt Andrew Hussey op de vraag hoe het met hem gaat, “dus laten we hopen dat ik nog steeds in interview mode ben.” Het geniepige lachje dat volgt, geeft aan dat hij er nog wel zin in heeft. Waarom, is de eerste vraag, schreef Hussey juist over Parijs? Een motivatie staat weliswaar in de inleiding van het boek, maar dan nog zou het toch even goed Londen of New York kunnen geweest zijn. Hussey: “Je moet weten dat ik 25 jaar geleden echt bezeten was door rock-‘n-roll. Ik groeide op in Liverpool, waardoor ik zeer specifiek in twee groepen was geïnteresseerd, The Doors en Velvet Underground. Ik besloot daarom op mijn zestiende naar Parijs te trekken om het graf van (Doors-frontman) Jim Morrison te zien. Maar ik vond het niet! Wat ik wel vond, was een stad waar ik meteen hevig verliefd op werd. Temeer omdat ik ook gek was op Afrikaanse muziek, en Parijs toen en nog steeds dé stad van de Afrobeat is. Dus ik viel voor de stad omwille van twee redenen, rock-‘n-roll en Afrikaanse muziek, die nou niet meteen behoren tot de mainstream attractiepolen van Parijs. Maar dat vond ik niet erg. En de 25 jaar daaropvolgende jaren heb ik dus voortdurend tussen Engeland en Parijs heen en weer gereisd.”

Kinderliedjes

Hussey is als Engelsman in Parijs een ‘legal alien’, zoals je met Sting zou kunnen zeggen. “Die positie heeft als voordeel dat ik alles bekijk met Engelse ogen. Ik mag dan al heel lang in Parijs hebben gewoond en vloeiend Frans spreken, ik blijf hoe dan ook een buitenstaander. Hoewel je dat niet negatief moet zien, want Parijs is veel meer multicultureel dan 25 jaar geleden; je wordt er nu simpelweg geaccepteerd. In mijn buurt alleen al wonen er Arabieren, Russen, Portugezen en Engelsen tussen de Fransen.” Is die blik van de buitenstaander dan de reden waarom hij dit boek heeft geschreven? Want er zijn reeds kasten vol naslagwerken over Parijs verschenen. “Om heel eerlijk te zijn: ik heb veel boeken over Parijs gelezen, veel muziek beluisterd en veel films over de stad gezien, maar volgens mij heeft nog nooit iemand gedaan wat ik met Parijs heb gedaan. Heel eenvoudig omdat het een erg persoonlijke geschiedenis is geworden en er maar één Andrew Hussey bestaat. Ik wilde geen objectieve benadering, noch een lofzang, ik wilde vertrekken vanuit de onderbuik en de levende cultuur: kinderliedjes, dansen, straatnamen, literatuur, strips enzovoort. Ik wilde een beeld schetsen van het alledaagse leven in Parijs zoals ik dat zie, en dat in elke fase van haar geschiedenis, voor zover mogelijk natuurlijk. Het is wat de mensen echt willen lezen over deze stad, houd ik mezelf voor.”

Andrew Hussey
Andrew Hussey

Labor of love

De ondertitel van zijn boek is De verborgen geschiedenis, met andere woorden: hetgeen niet mocht geweten worden, wat in de schaduw of tussen de plooien van de geschiedenis moest blijven. Houdt hij dan eigenlijk wel van zijn stad, als hij op die manier haar vuile kant toont? Hussey: “Goh, de Fransen hebben me inderdaad al beschuldigd van het buiten hangen van hun vuile was, zeker omdat ik ook nog eens een buitenlander ben. Maar ik vind dat ik hier al lang genoeg gewoond en gewerkt heb om kritisch van binnen uit te kunnen zijn. Ik hou echt wel oprecht van Parijs. Het schrijven van het boek was dan ook een ‘labor of love’, ik wilde gewoon de échte geschiedenis van de stad tevoorschijn halen, de geschiedenis van het volk in plaats van de koningen en presidenten. Het verhaal van de prostituees, vagebonden, criminelen en invaliden, dat wilde ik vertellen.” Wat daarbij opvalt, is dat in Parijs de culturele verscheidenheid als een constante geldt. Maar was dat een bewuste keuze in het boek, vraag ik hem. “Jazeker, het was één van de Leitmotiven van Parijs. En wel om een heel specifieke reden: heden ten dage zie ik hoe de Parijzenaars wantrouwig staan tegen de Arabische mensen en cultuur. Maar als je kijkt naar het einde van de negentiende eeuw, dan zie je net hetzelfde. Alleen waren ze toen bang van mensen uit Marseille en van Italianen. Olijfolie? Pizza? Die gekke namen? Brrr. Maar intussen is dat volledig voorbij, dus kunnen we daar alleen maar lessen uit trekken. Maar ook kan je vaststellen hoe weinig in de geschiedenis is veranderd. Er zijn kronieken uit de veertiende eeuw waarin de Britten worden beschreven als dronkaards die roast beef eten en altijd willen vechten. Wel, veel is er niet veranderd, of althans: niet in het weekend (lacht).”

Nostalgie

Ondanks zijn liefde voor de stad eindigt het boek nogal pessimistisch: Parijs is er niet zo goed aan toe en het boek wordt zelfs beschreven als een “lijkschouwing op een oude hoer”. Gelet op de duurzaamheid van de stad moet dat toch ook weer keren op den duur? Hussey: “Ik geloof wel dat er bepaalde elementen voorgoed zijn verdwenen uit de stad, en daarom word ik wel een zekere nostalgie verweten. Dat klopt ergens wel, want ik kijk op een nogal romantische manier naar de stad. Maar ik blijf positief, ondanks de raciale spanningen van de laatste tijd, want Parijs bestaat al tweeduizend jaar en heeft veel moeilijker tijden meegemaakt dan nu. Maar een wereldstad is het niet meer. Die positie is ingenomen door New York, Londen, Sydney en misschien ook Berlijn. Dat is de dynamiek van de geschiedenis, en volgens dat principe kan Parijs zeker ooit nog terug op het voorplan treden. Ik heb er in ieder geval alle vertrouwen in.”

Lees ook de recensie van Parijs: de verborgen geschiedenis op 8WEEKLY.