Film / Films

De mythe ontkracht

recensie: Control

.

Macclesfield, nabij Manchester. Typisch zo’n plaatsje waar je niet vrolijk van wordt. Grauw, grijs, en helemaal niks te doen. Tiener Ian Curtis groeit er midden jaren zeventig in op, met als zo’n beetje het enige verzetje het helpen van bejaarden – om vervolgens hun medicijnen te jatten in de hoop dat ze een hallucinerende werking hebben. Geen wonder dat hij, op zijn kamertje, wegvlucht in poëzie en muziek van Bowie, Iggy Pop en Roxy Music. Eenmaal van school lijkt hij geruisloos in het anonieme burgermansleven te glijden: op negentienjarige leeftijd trouwt hij zijn jeugdliefde, al snel komt er een kind en hij vindt een baantje bij de Sociale Dienst.

~

Maar de liefde voor muziek gaat diep. Op een dag speelt er een bandje in Manchester dat wel aardig schijnt te zijn. Het blijkt om de Sex Pistols te gaan. Tijdens het concert zien we de hele band niet; de camera glijdt langs het publiek en van alle gezichten van de toeschouwers zien we de opwinding afspatten. Hier gebeurt iets magisch, zie je iedereen denken, dit is een keerpunt. Bij het concert ontmoet Ian Curtis Peter Hook en Bernard Sumner, en alledrie hebben ze dezelfde gedachte: wij willen ook een band. De basis van Joy Division is gelegd.

Corbijn

De opwinding die Curtis, Hook en Sumner voelden bij het concert van de Sex Pistols, moet ongeveer hetzelfde zijn geweest die beginnend fotograaf Anton Corbijn gevoeld moet hebben toen hij Joy Divisions debuutalbum Unknown Pleasures in Nederland hoorde. Corbijn wilde hierna maar één ding: naar de plek gaan waar die muziek vandaan kwam. Hij vertrok naar Engeland en binnen drie weken maakte hij – niet gehinderd door verlegenheid en gebrekkig Engels – een iconische foto van de band in een metrostation. Zowel Corbijn als Joy Division werden wereldberoemd. Corbijn als (pop)fotograaf, Joy Division als invloedrijke en tragische new wave-band. Want zanger en tekstschrijver Ian Curtis pleegde in 1980, op 23-jarige leeftijd, zelfmoord. Een cirkel lijkt rond nu het uitgerekend Corbijn is die het korte leven van Curtis heeft verfilmd.

~

Popsterren die jong sterven: het is een enkeltje richting mythevorming. Maar Control doet daar niet aan mee. Want als iets uit de film duidelijk wordt, is dat Curtis een doodgewone jongen was, maar dan eentje die langzamerhand werd verscheurd door zijn problemen. De zwartgallige teksten van Curtis sloten naadloos aan bij de muziek die de band maakte: depressief en hyper tegelijkertijd. Maar wie denkt dat Curtis iemand was die zijn hele levend zwaar depressief was, heeft het volgens Control bij het verkeerde eind. Dat kwam pas met het gedroomde succes, want met het leven als popster kwamen ook fysieke klachten: steeds frequentere epileptische aanvallen waartegen medicijnen weinig hielpen. Bovendien werd hij tot over zijn oren verliefd op de Belgische Annik Honoré, terwijl thuis vrouw en kind zaten. De problemen groeiden hem steeds meer boven het hoofd, en uiteindelijk beroofde hij zich – vlak voor de eerste Amerikaanse tournee – van zijn leven.

Echt live

Curtis wordt sterk vertolkt door relatieve nieuwkomer Sam Riley, die eerder een rolletje had als zanger Mark E. Smith van The Fall in 24 Hour Party People. (In Control zit hier nog een leuke knipoog naar. Als Curtis bijkomt van een zware aanval tijdens een concert krijgt hij te horen: “It could be worse. You could be the lead singer for The Fall.“) De acteurs die Joy Division vertolken spelen in Control alles zelf, en de liveoptredens vormen de hoogtepunten van de film. Het is alsof je naar de echte Joy Division zit te kijken: zo goed klinkt de filmband en zo overtuigend zijn Rileys fysiek en stemgeluid.

Het is Corbijn goed gelukt de opwinding die hij gevoeld moet hebben toen hij de band voor het eerst hoorde op het doek over te brengen. Wie hierbij trouwens grofkorrelige beelden verwacht komt bedrogen uit, want alles is in fraai zwart-wit Cinemascope gefilmd, waarbij Corbijn wederom een oog voor mooie composities toont. De Nederlander levert een overtuigend speelfilmdebuut af, waarbij hij tevens indruk maakt met de manier waarop hij het grauwe milieu waarin Curtis zich bewoog neerzet. Het lijkt vaak alsof je naar een gootsteendrama zit te kijken in plaats van een biopic, iets wat door een detail van Curtis’ zelfmoord – hij hing zich op aan een wasrekje aan het keukenplafond – alleen maar versterkt wordt.

Film / Achtergrond
special: De pinguïn als filmster

Van Scott tot Surf’s Up

.

Antarctica, 1911. Fotograaf en cineast Herbert Ponting, lid van de poolexpeditie onder leiding van kapitein Scott, heeft zijn eerste ontmoeting met een kolonie pinguïns. Hij heeft het later in zijn reisverslag over “de komedianten van het zuiden”, en over “marionetten (…), gekleed in jacquet met een lang overhemd”. In zijn film over de expeditie, The Great White Silence (1915), spelen pinguïns een hoofdrol. De pinguïn is hier voor het eerst een filmster. Toch zou het nog ruim tachtig jaar duren voor een definitieve doorbraak, waarbij deze week maar liefst twee films met pinguïns (Surf’s Up en Plop en de Pinguïn) in première gaan.

<i>The Great White Silence: voor het eerst filmster</i>
The Great White Silence: voor het eerst filmster

Ook in South (1919), het filmverslag van Frank Hurley (Pontings even beroemde als begaafde evenknie bij Shackeltons zuidpoolexpeditie in 1914-1916), spelen pinguïns een grote rol. Hurley maakte, net als Ponting, een begrijpelijke vergelijking tussen pinguïns en Charlie Chaplin. Wie ooit de dieren van nabij in het wild heeft mogen meemaken (en ik prijs mezelf gelukkig dat ik daartoe behoor), kan de gevoelens van Ponting en Hurley maar al te goed begrijpen. Er zijn maar weinig dieren waar zo gemakkelijk menselijke gevoelens en gedrag op te projecteren zijn. Met hun houding, slapstickachtige loopje en grenzeloze nieuwsgierigheid doen ze je meteen aan mensen denken. Toch spelen pinguïns de decennia na Ponting en Hurley nauwelijks meer een rol in de film. De aandacht voor poolexpedities en films daarover verzwakte met het bereiken van het ultieme doel (de geografische zuidpool), en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. En hét genre waar de pinguïn uiteindelijk zal uitblinken – animatie – liet ze om onduidelijke redenen vooralsnog links liggen.

Animatie

Vanaf eind jaren twintig is er met de komst van de geluidsfilm weliswaar sprake van een enorme opleving van het tekenfilmgenre, maar het blijft erg stil rond de niet-vliegende vogels. We zien dat animatiegrootheden als de Fleischer Studios, Walt Disney en Warner Bros. filmpjes maken met katten, muizen, herten, eenden, coyotes, etc in de hoofdrol. Maar pinguïns? Verder dan een paar bijrolletjes komen ze nog niet, waarbij de makers nogal de curieuze neiging hebben om de beide poolgebieden door elkaar heen te halen. Zo zien we de vogels tussen diverse Noordpooldieren in Arctic Antics (1930), een Silly Symphonies van Disney. En in 1949 verschijnt in de serie Merrie Melodies van Warner Bros. Frigid Hare, waarin Bugs Bunny per ongeluk op de Zuidpool terecht komt en daar een pinguïn ontmoet die nota bene wordt achtervolgd door een eskimo!

Pas in de jaren vijftig ontgroeit de pinguïn zijn bijrolstatus in Chilly Willy van de Walter Lantz Studio, maar zo populair als stalgenoot Woody Woodpecker wordt het vogeltje nooit. Het duurt maar liefst tot 1964 voor we iets zien wat op een glansrol voor pinguïns in een speelfilm lijkt: in Mary Poppins danst Dick Van Dyke met vier geanimeerde pinguïns. We zien dezelfde vogels nog een keer terug in Who Framed Roger Rabbit (1988), ook al een film waarin ‘echte’ beelden en animatie gecombineerd worden. Dat de dieren in deze films butlers spelen is gezien hun voorkomen niet zo verwonderlijk. Maar de kracht van de pinguïn, zo zullen we zien, is juist dat de diverse soorten uitstekend verschillende karakters kunnen vertegenwoordigen. Zo straalt de statige keizerspinguïn iets vorstelijks uit, komt de gedrongen macaronipinguïn met z’n gele wenkbrauwen vooral norsig over, en heeft de adéliepinguïn met z’n zwarte kop en helle oogjes iets sinisters.

<i>The Wrong Trousers: ultieme pinguïnschurk</i>
The Wrong Trousers: ultieme pinguïnschurk

Tot 2005 blijft het voor de pinguïn bij sporadische (bij)rollen. Denk aan de ‘power animal‘ in Fight Club of Wheezy, het kapotte speeltje in Toy Story 2. De opvallendste pinguïn (misschien wel aller tijden) is Feathers McGraw, de stomme en nogal sinistere pinguïn in Wallace and Gromit: The Wrong Trousers (1993). Feathers slijmt zich op slinkse wijze bij de naïeve Wallace in – ten koste van de hondstrouwe Gromit. Een pinguïnfilm die (met terugwerkende kracht) opvallend genoeg flopte, is The Pebble and the Penguin (1995) van animatiegrootheid Don Bluth. Een nog ‘ouderwets’ getekende animatiefilm boordevol musicalnummers, die tien jaar later in CGI-vorm wel eens een hit had kunnen zijn. Een film dus die paradoxaal genoeg hopeloos verouderd is, én z’n tijd ver vooruit was.

Val van de Muur

Een bron voor het verschijnen van vele pinguïnfilms in de laatste jaren (waarover later meer) komt uit wel erg onverwachte hoek: de Val van de Muur. Met het einde van de Koude Oorlog en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zaten opeens veel poolonderzoekers zonder budget. De ijsbrekers die ze hiervoor gebruikten werden daarom maar omgebouwd, zodat ze passagiers mee konden nemen. Hiermee werd Antarctica in één klap een stuk toegankelijker én goedkoper, en daarmee nam de belangstelling voor dit continent ook toe. Tegelijkertijd maakten ontwikkelingen op het gebied van survivalkleding en cameratechnologie het filmen in een bar klimaat als dat van Antarctica makkelijker. Bijzondere vermelding verdient de fantastische BBC-serie Life in the Freezer (1993), met de onnavolgbare Sir David Attenborough. De invloed hiervan mag niet onderschat worden. George Miller, de grote man achter Happy Feet (2006), zag de documentaireserie midden jaren negentig en noemt het zien van die serie de directe aanleiding om met een verhaal te komen waarin pinguïns de hoofdrol spelen.

Parade aan pinguïnfilms

<i>March of the Penguins: visueel overdonderend</i>
March of the Penguins: visueel overdonderend

Vanaf 2005 – de computergeanimeerde speelfilm heeft in de tien jaar na Toy Story (1995) inmiddels een gigantische vlucht genomen – gaat het hard. In Madagascar spelen vier pinguïns (die denken dat ze spionnen zijn) nog slechts een bijrol, zij het een erg memorabele. Maar het is met de visueel overdonderende Franse film March of the Penguins (2005) dat ze definitief op de (film)kaart gezet worden. Hoewel in strikte zin een documentaire (over het paargedrag van keizerspinguïns), heeft het qua structuur iets van een episch verhaal, en de makers schuwen het niet om net als bij animatie de beesten menselijke trekjes toe te dichten. De film werd met name in de VS een enorm succes, waar het de op één na succesvolste Franse film ooit is.

Het succes van March of the Pinguïns leidde zelfs tot een heuse parodie: Farce of the Penguin (2006). Hierin laat Bob Saget (ja: die van America’s Funniest Home Videos) zijn stemmetjes en grofgebekte grappen los op beelden van keizerspinguïns – met als resultaat een enkeltje dvd-release. Beter verging het Happy Feet (2006), dat een aanstekelijk verhaal met een swingende soundtrack combineert, maar bovenal de best geanimeerde pinguïnfilm tot nu toe is. De zingende en tapdansende vogels zien er fantastisch uit en bewegen geweldig, en bovendien is het geen andere animatiefilm gelukt zo overtuigend Antarctica te laten zien als een landschap van een hypnotiserende schoonheid.

Plop & Cody

<i>Surf's Up: aanstekelijke mockumentary</i>
Surf’s Up: aanstekelijke mockumentary

En nu gaan er deze week maar liefst twee films met pinguïns in de hoofdrol in première. In Plop en de Pinguïn (plopperdeplop: alweer de zevende Plopfilm!) is een snoodaard van plan soep te maken van pinguïns, en de kabouters kunnen dat natuurlijk niet over hun kant laten gaan. Surf’s Up gaat over de jonge pinguïn Cody Maverick die maar één droom heeft: een prestigieuze surfwedstrijd winnen. Net als in Happy Feet speelt ook hier een jonge vogel met een uitzonderlijk talent de hoofdrol, die maar niet begrepen wordt door z’n omgeving. Wat de film anders dan de andere pinguïnfilms maakt is de vorm die gekozen is, namelijk die van een mockumentary. Dat werkt vaak aanstekelijk, maar een iets consciëntieuzere aanpak à la The Office had waarschijnlijk nog beter gewerkt. Het is jammer dat hier alleen de Nederlandse versie te horen is, want daarmee wordt de film direct veroordeeld tot een kinderpubliek. Bovendien moeten we nu Jeff Bridges als een Lebowski-achtige surfdude (pardon: surfpinguïn) missen.

Toeval

Het lijkt alsof de studio’s met de pinguïnfilms inhaken op een populaire trend, en we kunnen gerust stellen dat het in het geval van Plop en de Pinguïn ook het geval is. Bij de animatiefilms lijkt er eerder sprake van bizar toeval. George Miller zag Life in the Freezer immers al tien jaar geleden, en met de productie van Surf’s Up werd al in 2002 begonnen – ruimschoots voor March of the Penguins en Happy Feet. Het geeft goed aan hoe lang er – zeker in het geval van animatiefilms – kan zitten tussen idee en eindproduct. Of dat ook betekent dat we in de toekomst nog meer films kunnen verwachten waarin pinguïns de ster zijn blijft de vraag, maar een pootafdruk op Hollywood Boulevard lijkt me inmiddels wel gerechtvaardigd.

Film / Films

Schoonheid van industriële woestenijen

recensie: Manufactured Landscapes

.

Waar blijven toch onze oude computers en die grote beeldschermen die we tegenwoordig en masse aan de weg zetten? Een gewetensvraag die we onszelf liever niet stellen. Als het dan toch moet: ergens ver weg, in Afrika of Azië of zo? De documentaire Manufactured Landscapes geeft het antwoord: in een grauwe berg van afgedankte computers rommelt een contingent Chinezen. Op zoek naar minuscule onderdelen die nog wat waard zijn. Het werk is smerig en ondankbaar, en niet zonder gezondheidsrisico’s.

Het is nogal confronterend om te zien, deze uitwassen van een globaliserende wereld waarin zelfs afval elders wordt verwerkt. Een bruikbaar onderwerp voor een kritische documentaire, maar dat is Manufactured Landscapes nu net niet. Deze docu van Jennifer Baichwal gaat namelijk over de foto’s van de Canadese fotograaf Edward Burtynsky. Burtynsky is geïnteresseerd in de schoonheid van grootschalige industriële landschappen, die hij op groot formaat in beeld brengt. De mens speelt een ondergeschikte rol, ook in Manufactured Landscapes.

Eenvormigheid

~

De documentaire begint veelbelovend met een weergaloos tracking shot: op een aangenaam tempo glijdt de camera langs ontelbare rijen Chinese arbeiders in een gigantische fabriekshal. Ze zetten ondefinieerbare apparaten in elkaar, kijken af en toe recht in de lens. Later fotografeert Burtynsky hen buiten, terwijl ze tijdens een appèl worden aangespoord nog sneller te produceren. Je kijkt met Burtynsky mee, naar de symmetrische eenvormigheid van donkerharige mensen tussen gele fabrieksgebouwen. Wis en waarachtig, er schuilt schoonheid in industriële productie.

~

Baichwal volgt Burtynsky naar Bangladesh, waar besmeurde dagloners met blote handen enorme olietankers uit elkaar trekken. Dat levert waanzinnige beelden op van nietige arbeiders op een zwart strand, met op de achtergrond het karkas van een enorm schip. Terug naar China, naar het megalomane Drieklovendam-project. De anonimiteit van de mens bereikt hier een hoogtepunt. Burtynsky fotografeert een landschap dat in korte tijd een transformatie ondergaat. Ruim een miljoen mensen wordt gedwongen huis en haard te verlaten om plaats te maken voor water. Voor ze vertrekken, moeten ze hun dorpen en steden afbreken. Dit is de omgekeerde wereld. Tegenover ons westerse hyperindividualisme staat dociele onderwerping aan autoriteit. Tegenover uitvergrote gevoelens staan afgevlakte emoties.

Burtynsky laat zien dat er schoonheid schuilt in industrie, evengoed in het cleane productieproces als in de smerige destructie in de woestenijen van de wereld. Die industriële schoonheid heeft iets ongemakkelijks, omdat ze de natuurlijke leefomgeving van mensen aantast. Burtynsky’s foto’s wijzen ons ongenadig op het pijnlijke contrast tussen materiële behoeftes en bezorgdheid om de natuur. Milieuvervuiling vinden we erg, maar we willen toch een nieuwe computer.

Destructief

De mooie beelden van Baichwal voegen daar niet veel meer aan toe. Manufactured Landscapes blijft op de artistieke afstand van kunstenaar Burtynsky. Jammer, want nu is het een soort making-of van zijn foto’s, in plaats van een verdieping van zijn werk. Inzicht in zijn visie op bijvoorbeeld globalisering en armoede krijg je niet. Anderzijds, zo draagt Manufactured Landscapes op een vreemd hallucinerende manier bij aan het besef dat de scheppende kracht van de mens destructiever is dan we willen zien.

Theater / Voorstelling

Betekenisvol/loos gebabbel

recensie: Dood Paard / TG Stan / Discordia / De Koe - Onomatopee

.

~

Vijf mannen zitten aan een tafel in wat nog het meest lijkt op een kruising tussen een bouwplaats en een aftands café. Ze dragen smoezelig witte oberjasjes met epauletten, een sigaret bungelt in een mondhoek of tussen vingers. Terwijl ze ergens op lijken te wachten, verschuiven ze spullen, drinken muntthee en praten over onbenullige dingen zoals de smaak van verschillende soorten suiker. Op de achtergrond klinkt af en toe een sirene of het geloei van een koe.

Onomatopee, een samenwerking van vijf door taal gefascineerde theatermakers, begint zo onnadrukkelijk mogelijk. Biesheuvel, Van den Eede, de Wolf, De Schrijver en de Koning, allen afkomstig uit theatercollectieven, doen met hun voorstelling een poging verbale communicatie terug te brengen naar zijn meest basale en associatieve vorm. Ze laten zien hoe betekenisloos veel taaluitingen eigenlijk zijn en geven en passant een sterk staaltje schijnbaar nonchalante maar in werkelijkheid uiterst precieze acteerkunst ten beste.

Neoliberale tendensen

‘De spontane beweging is weg uit de neoliberale omgeving die de maatschappij op dit moment (nu eenmaal) is geworden.’ Deze woorden op een podiumbreed spandoek willen iets zeggen. Een pleidooi voor maatschappijbetrokken theater? Voor associatief, impulsief handelen? Tegen neoliberale tendensen? Als slogan scandeert het in ieder geval niet echt lekker. Maar misschien is dat wel juist de bedoeling? Hoe betekenisvol of betekenisloos kunnen woorden zijn? Eigenlijk gaat het eerste deel van Onomatopeevolledig over het vullen van tijd met loze woorden en handelingen. Of ze nu het al dan niet misselijkmakende effect van munt bespreken, of tot in het meest hilarische detail alle mogelijke voorbedachte concepten voor de voorstelling de revue laten passeren; of ze kibbelen over naar buiten gaan, vergeefs een schilderijtje proberen op te hangen of voor de zoveelste keer een tafel omgooien, het lijkt allemaal even verbijsterend onzinnig. Maar toch, het prikt, het jeukt, het werkt op de (lach)zenuwen. De vijf mannen bespelen continu de smalle lijn tussen irritatie en zotheid. Het geeft kramp in je kaken, dit niet weten te duiden en steeds op het verkeerde been gezet worden. Onomatopee is één lange aaneenschakeling van ongemakkelijke gevoelens.

Broembroem

~

Onomatopeeën zijn klanknabootsende woorden zoals ‘boem’, ‘slurp’ en ‘grutto’. Dit soort woorden wordt door velen gezien als de kern, de oorsprong van taal. Immers, kleine kinderen noemen een auto ‘broembroem’ en een kat ‘miauw’. De vijf mannen omarmen dit idee vol overgave en werken langzaam toe naar een sublimering van woord en klank. In een even briljante als banale, perfect geplande chaos, gaan ze bijna ongemerkt van lege taal naar betekenisvolle klanken. Van gekeuvel en speeches zonder inhoud naar eenvoudige geluiden met een heldere kern: de avond eindigt met een vijftal poëtische voordrachten. Prachtig zijn het gedicht dat uit louter restaurantgeluiden bestaat en de associatieve parade van kinderliedjes, doorweven met zinvolle nonsens als ‘dada’ en ‘petietje petoetje petatje’. Geluiden en woorden die krachtig en waardevol zijn. Zo is de kinderlijke onomatopee uiteindelijk in al zijn eenvoud de glansrijke winnaar. Een mooi en puur inzicht. En, door tegelijk meeslepend en hoogst irritant te zijn, lukt de mannen in Onomatopee om het – in theater zo goed als uitgeholde – woord ‘absurdisme’ opnieuw betekenis te geven. Dat is, om het toch maar met een even loze term te zeggen, grote klasse.

Onomatopee is nog tot 13 oktober te zien. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Filmische les in de filosofie

recensie: thEAter EA - Vuile handen

.

Het is zeer belangrijk welke keuze je maakt, anders is het leven maar een spel. Wel een spel met fatale consequenties, zo blijkt. thEater EA, onder leiding van regisseur Tarkan Köroglu (1969), neemt ons mee naar de jaren ’40, de Tweede Wereldoorlog is volop aan de gang. De heren politici zijn echter al bezig met de verdeling van de macht ná de oorlog. Hoe ver ben je bereid te gaan voor je principes en waar begint de verloochening?

Dat oorlogsituaties geen normale situaties zijn, bewijst de bekende Franse filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre (1905-1980) met dit stuk uit 1948. Köroglu en het gezelschap, opgericht in 2002, hebben in het verleden vaker klassieke teksten bewerkt, zoals Cyrano. Voor dit seizoen staat er een enscenering van Bacchanten van Euripides op het program. Tevens nemen zij deze voorstelling in reprise die op 26 april van dit jaar haar première beleefde.

Flashback

~

Hugo Barine (gespeeld door Erik van der Horst), een 21-jarige intellectueel uit een welvarend milieu, keert zijn eigen klasse de rug toe en kiest voor het ideaal van een klasseloze samenleving. De socialisten zijn echter niet de enige partij in het land en dat weet partijleider Hoederer (Khaldoun Elmecky). Om de oorlog succesvol te kunnen beëindigen, overlegt hij met de andere groeperingen. Dat is tegen het zere been van de veel idealistischer partijprominent Louis. Hij overtuigt Hugo van het feit dat Hoederer uit de weg gewerkt moet worden. Om zijn toewijding aan de partij te bewijzen, neemt Hugo deze taak zelf op zich. Om dichtbij Hoederer te kunnen komen, wordt hij diens secretaris. Hugo komt echter tot de conclusie dat hij Hoederer niet kan vermoorden. Niet vanwege zijn ideeën, maar vanwege hun vriendschap. Als hij echter even later zijn vrouw Jessica in Hoederers armen treft, schiet hij hem neer in een opwelling van woede. Dit alles wordt in een flashback duidelijk gemaakt.

Bijna film

~

Deze flashback blijkt een gouden greep. Het zorgt voor vaart in voorstelling. Maar belangrijker nog, de spanning wordt geleidelijk opgebouwd en dat zorgt ervoor dat je op het puntje van je stoel blijft zitten. Daar komt het uitstekende spel van de acteurs bij. De spannende, maar onvermijdelijke confrontatie tussen de jonge en wilde Hugo en de kalme, bijna vaderlijke Hoederer brengt het beste bij deze twee acteurs naar boven. Niet alleen zij, maar ook de andere acteurs laten hun rollen bloeien en weten met een goed gevoel voor timing te schakelen tussen ernst en humor. De gehele voorstelling kenmerkt zich bovendien door een verbluffend samenspel tussen tekst en enscenering. Köroglu is duidelijk gefascineerd door het medium film en de voorstelling trekt zich dan ook als zodanig aan je voorbij, zonder daarbij de tekst, de argumentatieopbouw van Sartre uit het oog te verliezen. Het is één vloeiend geheel: decor, muziek, suspense en diepgang.

Hoewel de voorstelling zich duidelijk in het verleden afspeelt, legt Köroglu in zijn filmische enscenering een contemporain tijdsbeeld bloot. We zoeken een oprecht ideaal, maar dat moet wel mooi verpakt zijn. We hebben geen zin in ellenlange betogen, maar willen vermaakt én uitgenodigd worden tot denken. Dat vermaak vertroebelt het beeld, waardoor je je verantwoordelijkheden lijkt te ontlopen. Verantwoordelijkheden die je niet kunt ontlopen, hoe vrij je ook denkt te zijn. In ieder geval, deze voorstelling is geen verkeerde keuze.

Vuile handen van thEAter EA is nog te zien tot en met 20 oktober 2007. Klik hier voor meer informatie

Boeken / Fictie

Gevecht om gedachten

recensie: Scarlett Thomas - De verdwijning van Thomas Lumas

.

Negentiende eeuw: de filosoof Thomas E. Lumas schrijft The end of mr. Y, waarna hij op mysterieuze wijze verdwijnt. Tweehonderd jaar later doet Ariel Manto onderzoek naar hem voor haar proefschrift. Om dat te voltooien heeft ze het laatste boek van Lumas nodig, waar volgens de legende een vloek op rust. Als ze het in handen krijgt, heeft ze wellicht ook de sleutel tot het mysterie rond zijn verdwijning. Scarlett Thomas opent hiermee in De verdwijning van Thomas Lumas een wereld naar vele mogelijkheden.

Dat Scarlett Thomas (1972) kan schrijven bewees ze al met de succesvolle voorgangers PopCo, Going Out, Dead Clever, In Your Face, Seaside en Bright Young Things. Daarnaast werd ze in 2001 opgenomen in de lijst van ‘UK’s Best Young Writers’ en ontving ze in 2002 de Elle Style Award. Ook met De verdwijning van Thomas Lumas staat ze haar mannetje. Het mysterieuze in het verhaal weet de schrijfster goed vast te houden.Daar begint ze al mee in de openingszin: Je hebt nu één keus.” Daarnaast wordt het ook naar buiten gebracht in het uiterlijk van het boek. Door de zwarte voorkant, de felrode achterkant en de zwarte zijkanten aan de bladzijdes, ontstaat al snel het gevoel dat dit boek een geheim herbergt.

Waanzin
Weinig romanschrijvers benaderen hun verhaal zo origineel als Thomas doet met De verdwijning van Thomas Lumas. Op een passende manier brengt ze er thrillerelementen in naar voren, maar ze doet meer dan dat. Ze brengt hoofdpersonage Ariel Manto tot leven als een buitenbeentje dat haar leven wijdt aan boeken en daar erg ver in gaat. Ze is zelfs bereid haar laatste geld aan een boek te spenderen, waardoor ze de rest van de maand niets te eten meer heeft. Passend noemt Ariel de gerechten die uit geldgebrek voortkomen à la carte, een gerecht dat niets kost. Wanneer ze het kostbare boek The end of mr. Y in een winkeltje vindt, betekent dat voor Ariel dat ze de rest van de maand à la carte zal eten.

Voor iemand die Engels gestudeerd heeft, is Ariel Manto erg thuis in de filosofie en de wetenschap. Dat is dan ook de reden dat ze haar proefschrift over Thomas Lumas wil schrijven. Hoewel hij niet de enige filosoof is naar wie ze onderzoek doet, is hij wel degene in wie ze het meest geïnteresseerd is. Ze kan zich vinden in de theorieën die hij uitwerkt in de boeken die hij schrijft over onder andere het al dan niet bestaan van geesten. Maar ook Einsteins relativiteitstheorie komt aan bod, net als de evolutieleer van Darwin en zelfs de kwantumfysica wordt behandeld.

Wanneer Ariel The end of mr. Y leest, komt het schrijftalent van Thomas tot zijn recht. Vanaf dat moment opent zich een wereld die grenst aan een waanzinnig droomlandschap. Hierdoor vraagt Ariel zich niet alleen af of ze gek wordt, maar durft ze ook toe te geven dat ze geobsedeerd is door het laatste boek van Thomas Lumas. Wanneer ze een door Lumas geschreven, geheimzinnig recept ontdekt, wordt de waanzin naar nog grotere hoogtes getild. Als Ariel er ten slotte achterkomt dat zij niet de enige is die geïnteresseerd is in The end of mr. Y, is De verdwijning van Thomas Lumas niet langer alleen een roman. De spanning wordt opgevoerd naar het niveau van een thriller en het verlangen van Ariel om The end of mr. Y niet in de verkeerde handen te laten vallen, wordt voelbaar. Het verandert alles voor Ariel. Niet alleen staat ze op het punt om te ontdekken wat er met Thomas Lumas gebeurde, ook staat ze op het punt om achter de beweegredenen van haar belagers te komen en zichzelf te verliezen in de wereld die Lumas in de negentiende eeuw creëerde. Ze is niet langer op zoek naar de juiste formulering en benadering van haar proefschrift, ze wil weten waar de wereld van Lumas uit bestaat en of die filosofisch of wetenschappelijk verklaarbaar is.

Gedachtenspel
Van Ariel Manto heeft Thomas een meisje gemaakt dat ogenschijnlijk niet erg interessant is, zelfs haar huis is kaal en verschrikkelijk koud en ze bewoont er maar één kamer. Maar onder die bovenste laag gaat een kleurrijke wereld van mogelijkheden schuil. Haar intelligentie, haar eigenaardigheden en haar liefde voor filosofie en wetenschap maken Ariel tot een meisje waar meer over verteld moet worden. Dat laatste heeft Thomas goed aangevoeld, want ze laat Ariel groeien als personage en niet als onderdeel van het verhaal.

Wat De verdwijning van Thomas Lumas vooral tot een sterk boek maakt, is het uitgangspunt dat Thomas gebruikt heeft. Een roman waarin een zoektocht centraal staat, maar dan een die leidt naar kennis. En dat gegeven combineert Thomas meer dan beheerst met thrillerelementen, die op een goede manier hun plaats hebben gekregen binnen het op zichzelf staande verhaal. Thomas heeft een boek geschreven dat durft te spelen met gedachten en met de gedachte dat er meer of juist niets achter die gedachten schuilgaat.

Kunst / Achtergrond
special: Een cultuurhistorisch overzicht van een roerige periode

De seventies zijn terug!

.

De jaren zeventig zijn hot in museumland. Maar liefst twee musea besteden aandacht aan dit thema. Zowel het Noordbrabants Museum in ‘s-Hertogenbosch als Museum Het Valkhof in Nijmegen wijden een deel van hun zaalcapaciteit aan deze roerige periode uit onze geschiedenis. Een herfstachtige zaterdag biedt mij de gelegenheid beide tentoonstellingen te bezoeken en een vergelijk te maken tussen deze twee terugblikken op het decennium waarin ik zelf geboren ben. Dat levert soms verrassende ontdekkingen op, maar ook gevoelens van melancholie.

Mijn eerste associaties met de seventies komen uit mijn eigen jeugd. Geboren in 1974 heb ik een deel van dit decennium min of meer bewust meegemaakt. Politieke zaken konden me toen nog niet interesseren, maar andere aspecten uit die tijd kan ik me nog levendig voor de geest halen. Mijn hele generatie groeide op met De Film van Ome Willem en Wie van de Drie? Gewapend met deze bagage heb ik beide musea bezocht. Met name in Den Bosch is het dan ook een feest van herkenning als ik Edwin Rutten, Aart Staartjes en de onlangs overleden Pieke Dassen op een grote foto aan de wand zie prijken. Maar dat zijn niet de enige herkenningspunten.

Ome Willem. Het televisieprogramma De Film van Ome Willem is een groot succes met een glansrol voor Edwin Rutten als Ome Willem (tweede links). Spaarnestad Photo, Haarlem, foto Pot / Uitgeverij
Ome Willem. Het televisieprogramma De Film van Ome Willem is een groot succes met een glansrol voor Edwin Rutten als Ome Willem (tweede links). Spaarnestad Photo, Haarlem, foto Pot / Uitgeverij

Goeie ouwe tijd

Enige tijd geleden bood het Noordbrabants Museum onderdak aan de thematentoonstelling Knus over de jaren vijftig in Nederland. Deze cultuurhistorische terugblik trok honderdzevenenzestigduizend bezoekers. Het museum herhaalt deze oefening met de terugblik op de jaren zeventig. De opzet van de tentoonstelling is vergelijkbaar met die van Knus: foto’s, voorwerpen, stijlkamers, kleding en videobeelden uit de tijd zelf verdeeld over twee verdiepingen in een vleugel van het museum. Het decennium wordt in enkele thema’s behandeld. Zo is er uiteraard aandacht voor politiek, voor groeiende welvaart met de daarbij behorende consumptiedrang, reclame, televisie en techniek, maar ook protesten tegen oorlog en onderdrukking passeren de revue.

Door een lange gang met politieke prenten van Opland wordt de tentoonstelling betreden. De herkenbare oranje en bruine kleuren zorgen voor een rendez-vous met mijn jeugd. De stijlkamer met een typische jaren zeventig-interieur doet de rest. De bruine plavuizen, biezen matten, schrootjes en steenstrips… Het lijkt wel alsof ik het ouderlijk huis binnenstap. Ook de kleding die tentoongesteld wordt, herken ik van jeugdfoto’. Vooral spijkerpakken en bloemetjesjurken. Er is zowaar een deejay aanwezig die hits van toen draait, uiteraard op elpee! In verscheidene vitrines is de technologische vooruitgang uit die tijd te zien: kleurentelevisies, pick-ups en de eerste walkmans. Dat is ook het gevoel waar het museum in ‘s-Hertogenbosch zich met Wauw! Nederland in de jaren ’70 zich op richt: herkenning.

Lockheed 21 augustus 1976. De Tweede Kamer luistert naar verklaringen van Joop den Uyl over de rol van Prins Bernhard in de Lockheed-affaire. Nationaal Archief, Anefo, foto Punt / Uitgeverij Waanders
Lockheed 21 augustus 1976. De Tweede Kamer luistert naar verklaringen van Joop den Uyl over de rol van Prins Bernhard in de Lockheed-affaire. Nationaal Archief, Anefo, foto Punt / Uitgeverij Waanders

Woelige tijden


De herkenning wordt in deze tentoonstelling mij vooral opgewekt door elementen uit de kindertijd. De oudere generatie zal zich deze periode ongetwijfeld ook herinneren vanwege de politieke en sociale onrust. De instituten die in de jaren vijftig en zestig nog gezag hadden, leveren deze in de jaren zeventig in. De kerken stromen leeg, de traditionele zuilenmaatschappij brokkelt af. Vanuit alle lagen van de bevolking komt verzet. De politiek beseft dat het tijd wordt voor democratisering en een rechtvaardiger verdeling van de welvaart. Het is het decennium van Van Agt, Wiegel en Den Uyl en onder hun regime polariseert Nederland. Links en rechts komen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Verkiezingen zijn live op televisie te volgen. De drie christelijke partijen ARP, CHU en KVP verenigden zich in 1975 tot het CDA en in 1977 komt deze nieuwe partij met negenenveertig zetels voor het eerst in de Tweede Kamer. De formatie neemt echter veel tijd in beslag. Ondanks een grote verkiezingsoverwinning van het PvdA komt er na zeven maanden onderhandelen geen tweede kabinet Den Uyl, maar een eerste kabinet Van Agt. Ook de strijd voor emancipatie speelt een belangrijke rol. De Dolle Mina’s trekken met hun ‘Baas in eigen buik’ ten strijde voor het recht op abortus. De eerste helft van het decennium kent een enorme toestroom van gastarbeiders uit vooral het Middellandse Zeegebied, wat leidt tot maatschappelijke discussie en de eerste stappen worden gezet naar gezinshereniging.

Het Noordbrabants Museum heeft met Wauw! Nederland in de jaren ’70 weer een succestentoonstelling in huis gehaald. Op een relatief klein oppervlak wordt een zeer krachtig beeld van een decennium neergezet. Spelend op het herkenningsgevoel van een behoorlijk deel van de bezoekers, de presentatie biedt aanknopingspunten om herinneringen op te halen en verhalen te delen over deze periode. Met behulp van de /Geschiedenis TV, het digitale themakanaal van de NPO is veel beeldmateriaal beschikbaar uit de tijd zelf. Journaalbeelden en grote televisiehits wisselen elkaar in rap tempo af. Dit alles draagt bij tot een compleet overzicht van een roerige periode uit onze geschiedenis.

Affiche Roomsch total loss. Iris-zeefdruk Iris de Leeuw (ca.1970)
Affiche Roomsch total loss. Iris-zeefdruk Iris de Leeuw (ca.1970)

Aksie in Nijmegen


Museum Het Valkhof in Nijmegen hanteert een andere invalshoek dan de collegas in ‘s-Hertogenbosch. Waar het Noordbrabants Museum een totaalbeeld van een tijdvak geeft, richt Museum Het Valkhof zich met de tentoonstelling Seventies in Nijmegen op het specifieke karakter van de jaren zeventig in Nijmegen. Een geheel andere tentoonstelling dus. Ook hier staan enkele voor de periode typische gebruiksvoorwerpen klaar om de bezoeker te verwelkomen. Daarna volgt een tijdsbalk met daarop de belangrijkste gebeurtenissen uit die tijd, zowel algemeen (in het zwart) en specifiek voor Nijmegen (in het wit). De eerste zaal laat een grote installatie zien met het stadsbeeld van toen. Cafés en huizen aan de Waalkade in een chaotisch geheel weerspiegelen het creatieve karakter van de stad. Nijmegen stond dertig jaar geleden al bekend als studentenstad en links bolwerk. Vrijwel nergens was de roep om vrijheid, democratisering en politiek bewustzijn zo groot als hier. Er was een enorm creatief potentieel aanwezig dat vooral ingezet werd voor de ‘aksie’. In harmonie met het linkse klimaat in de stad werden veel acties collectief gevoerd. Er werd gedemonstreerd, gezongen en gediscussieerd.

Een weerslag van deze periode is nu te zien in het museum. De muren van de zalen zijn werkelijk van vloer tot plafond bedekt met pamfletten. Iedere zaal heeft hierin een eigen thema gekregen. Zo is er het feminisme, de homo- en lesbobeweging (in Nijmegen de flikker- en pottenbeweging genoemd), nieuwe woonvormen, de kwestie van de gastarbeiders en politiek activisme. Lokale hotspots als Doornroosje en politiek-cultureel centrum O42 passeren hierbij de revue. Ook de Gastarbeidwinkel, een steunpilaar voor de Turken, Marokkanen en Italianen die naar Nederland gekomen zijn, kreeg een plekje in de stad. De nadruk in de Nijmegse tentoonstelling ligt dus vooral op de sociale protestbewegingen in de jaren zeventig. De overdaad aan pamfletten en de vreemde carnavalspoppen in de zalen geven een verwarrend beeld. Er is veel gebruik gemaakt van collages om beelden uit de tijd te laten zien. Dit maakt het een schreeuwerig geheel, dat weliswaar erg bij de actie past, maar het roept bij mij geen associaties op met mijn jeugd. Sterker nog, de beelden zijn zo lokaal gericht, dat ik nauwelijks associaties heb met de periode. Hier zie je geen tv-beelden, geen decoratieve kleurenpatronen, geen stijlkamers. Er is alleen actie. Ik kom niet uit Nijmegen en ken de plaatsen die langskomen ook niet – de emotionele reactie blijft uit: het gevoel van herkenning, waar Wauw! mee scoort, ontbreekt in Nijmegen.

Muurschildering Doornroosje. Foto: Museum Het Valkhof
Muurschildering Doornroosje. Foto: Museum Het Valkhof

Een vergelijking

De beide tentoonstellingen over de jaren zeventig verschillen dus sterk. Waar het Noordbrabants Museum zich vooral richt op een cultuurhistorisch totaalbeeld van Nederland in deze tijd, belicht Museum het Valkhof in feite slechts een klein deel van de sociaal-culturele verhoudingen uit het decennium. Met slechts een oranje pan hier, en een oranje broodtrommel daar, wordt een beeld geschetst dat op iedere willekeurige andere Nederlandse gemeente van toepassing is. Hierin beperkt men zich in mijn ogen. Knus zorgde in Den Bosch voor rijen aan de kassa en Wauw! zal dat ook gaan doen. De tentoonstelling over de jaren zeventig in Nijmegen zal in bezoekersaantallen achterblijven bij Den Bosch. Maar voor hen die in de seventies in Nijmegen bestuderen of in Nijmegen wonen is deze tentoonstelling ongetwijfeld van belang en voor hen een golf van herinneringen aan deze roerige periode uit de Nijmeegse geschiedenis.

De jaren zeventig zijn voorbij. De gevolgen van de veranderingen die in dit decennium plaatsvonden, zijn echter nog steeds te zien in onze tijd. Sinds de jaren zeventig kan een individu zich beter ontplooien dan ooit te voren en er is vrijheid op gebieden als levensvisie, scholing, loopbaan en relatievorm. Op andere vlakken zijn ook nog kleine zaken van toen te zien in het nu. Ome Willem is weer op de televisie te zien en spreekt nog steeds tot de verbeelding van kinderen én ouders die toen opgroeiden. Ook in de mode komen details terug. Als een echte Seventies-man loop ik vandaag rond met een tas met een rode ster er op, een populair symbool van toen. Maar de jaren zeventig liggen ver genoeg achter ons om een balans op te maken. Dat levert enerzijds een feest van herkenning op, maar anderzijds ook een kleine teleurstelling.

Wauw! Nederland in de jaren ’70

Noordbrabants Museum ‘s-Hertogenbosch

tot en met 27 januari 2008

Seventies in Nijmegen. Tien krejatieve aksiejaren

Museum Het Valkhof Nijmegen

tot en met 6 januari 2008

Boeken / Fictie

Indianenverhalen

recensie: Arthur Japin - De Overgave

De menselijke geest heeft geen geheimen voor Arthur Japin. Dit bewees hij een paar jaar geleden al met zijn roman Een Schitterend Gebrek, waarin hij het chaotische gevoelsleven van Giacomo Casanova uit de doeken deed; het boek werd een bestseller en sleepte bovendien de Libris Literatuurprijs in de wacht. Met zijn nieuwste roman, De Overgave, probeert Japin dat succes nu te evenaren. Opnieuw is het een historisch verhaal gebaseerd op waargebeurde feiten en wederom werpen we een blik in de psyche van een niet alledaags personage. Deze keer betreft het een Amerikaanse koloniste die op haar bewogen leven terugblikt.

Casanova uit de doeken deed; het boek werd een bestseller en sleepte bovendien de Libris Literatuurprijs in de wacht. Met zijn nieuwste roman, De Overgave, probeert Japin dat succes nu te evenaren. Opnieuw is het een historisch verhaal gebaseerd op waargebeurde feiten en wederom werpen we een blik in de psyche van een niet alledaags personage. Deze keer betreft het een Amerikaanse koloniste die op haar bewogen leven terugblikt.

De Overgave speelt zich af in de tijd van de Amerikaanse kolonisatie. Blanke predikanten trekken met hun hele hebben en houden het Wilde Westen in om hun beschaving – of beter: hun geloof – te verspreiden. Eén van hen is John, een geestelijke van middelbare leeftijd die zich met zijn hele familie in Texas vestigt. In dit oord van ongerepte natuur en onontgonnen land lijken hij, zijn vrouw Granny en al hun kinderen en kleinkinderen eindelijk het geluk te vinden. Korte tijd later slaat het noodlot echter toe: een groep Comanche-indianen richt een regelrecht bloedbad aan. Ze doden en scalperen de mannen op hun pad en nemen een paar van de kleine kinderen mee. Decennia later kijkt Granny terug op deze dramatische gebeurtenis, die de rest van haar leven heeft bepaald.

Identiteit

Granny heet eigenlijk Sally, maar zelfs de weinige mensen die haar echte naam nog kennen, gebruiken hem amper. Identiteit en de veranderlijkheid ervan vormen een rode draad door Japins verhaal. Waar Granny aanvankelijk nog alles wil geven om de ontvoerde kinderen terug te halen, slaat met de jaren de twijfel toe. Het besef groeit dat de kinderen die ze misschien terugvindt, niet meer de meisjes zullen zijn die ze heeft gekend. Niet alleen kan de indianencultuur hen veranderd hebben, maar de kinderen zouden het volk dat Granny als haar grootste vijand ziet nu als het hunne beschouwen. Granny begint zich af te vragen of ze daar wel mee zou kunnen leven. Is het misschien niet beter om hen nooit meer op het spoor te komen?

De overgave barst van zulke tegenstrijdige gevoelens. In alle conflicten die zich afspelen – de oorlog met Mexico, de Amerikaanse burgeroorlog, de rivaliteit met de indianen – weet Granny minder en minder voor wie ze partij moet kiezen. Het mag dan een weinig origineel thema zijn, maar De overgave toont prachtig dat er in elk verhaal meerdere kanten zijn en hoe de waarheid vaak afhankelijk is van de kant die je kiest. Hoe verschrikkelijk Granny het ook vindt, de liefde van de ontvoerde meisjes voor hun ontvoerders is niet minder echt of oprecht dan haar eigen liefde voor de meisjes.

Gedeeld verleden

Nu Granny oud en versleten is, krijgt ze bezoek van het stamhoofd van de sterk verzwakte Comanche-indianen. Voordat hij zich overgeeft en zijn stam zich op verzoek van de regering in een reservaat terugtrekt, wil hij eindelijk zijn verleden kennen – een verleden dat hij met Granny deelt. De overgave is het verhaal van Granny’s leven, haar beladen geschiedenis vol gevoelens als wraak, vergeving en het braakland dat hier tussen ligt. Maar ook een geschiedenis vol liefde, woede en haat. Dat lijkt zware kost, maar via Granny’s personage slaagt Japin erin die thematiek op menselijke maat te presenteren. Nergens wordt het verhaal te abstract of te zwaarwichtig. Meer nog: hoe ver Granny’s leven ook van dat van de moderne westerling afstaat, de gevoelens die zij ervaart zijn maar al te herkenbaar.

Net als in Een schitterend gebrek is Arthur Japin erin geslaagd waargebeurde feiten om te toveren tot een meeslepende roman. De overgave beschrijft mooi de maakbaarheid van onze identiteit, illustreert hoe waarheid subjectief kan zijn en schetst prachtig Granny’s tegenstrijdige gevoelens en overpeinzingen bij haar leven. De manier waarop Japin historische gebeurtenissen tot leven doet komen en weer tastbaar menselijk kan maken, is een ontegenzeggelijk bewijs van zijn vakmanschap. Wie van Een schitterend gebrek heeft genoten, zal dat hoogst waarschijnlijk ook van De overgave doen. Het is misschien meer van hetzelfde, maar dat is nog geen reden tot klagen.

Muziek / Album

The Boss is back

recensie: Bruce Springsteen - Magic

.

Bruce Springsteen wordt op zijn oude dag zowaar productief. De inmiddels 58-jarige veteraan komt, terwijl er in het verleden makkelijk drie jaar op een nieuw album gewacht moest worden, alweer met het derde studioalbum in evenzoveel jaar. Voor Magic heeft hij ook de E Street Band maar weer eens opgetrommeld om en passant even te laten zien dat hij nog steeds ongenadig kan rocken.

Ok, laten we maar meteen in huis vallen met het enige minpunt van deze cd, je kunt het tenslotte maar beter gehad hebben. Even door de zure appel heen bijten voordat het zoet gesmaakt kan worden: helaas wordt een aantal nummers ontsierd door een rare fade out tegen het einde van het nummer. Op die manier wordt aan de climax van liedjes een aantal keer geen recht gedaan, en wekt Springsteen bovendien de schijn dat hij her en der geen passend einde wist te vinden voor zijn composities. Daarom, en alleen daarom, is dit geen perfect album.

Oude tijden herleven

~


Meer dan op The Rising, de vorige plaat die hij met zijn trouwe begeleidingsband maakte, ademt het nieuwe album de sfeer van de muziek die Springsteen in de jaren ’70 maakte. Zoals in het piano-intro van I’ll Work for Your Love heeft de man uit New Jersey al bijna dertig jaar niet meer geklonken. Het ronkende orgel en het prominent aanwezige glockenspiel doen de rest. Een prachtig nummer als Last to Die staat symbool voor alles wat Springsteens eenvoudige, maar buitengewoon doeltreffende rock altijd de middelmaat heeft doen ontstijgen: heroïek en passie gekoppeld aan een ongeremde gedrevenheid en speelplezier.

Contrast

De krachtige, gloedvol door Brendan O’Brien geproduceerde muziek vormt echter een schril contrast met de kille realiteit van de teksten. Nergens is dit contrast beter voelbaar dan tijdens het al genoemde upbeat-nummer Last to Die. Daarin klinkt het: “We’re just counting the miles, you and me. We don’t measure the blood we’ve drawn anymore. We just stack the bodies outside the door.” De regels verwijzen onverbloemd naar de oorlog in Irak, waaraan zijn solo-album Devils & Dust ook al grotendeels gewijd was. En deze zinnen zijn zeker geen uitzondering: tekstueel is Magic op momenten doordrenkt van een voor Springsteen ongekende bitterheid. Darkness on the Edge of Town was ook niet echt een vrolijk album, maar op Magic gaat teleurstelling een huwelijk aan met boosheid. Boosheid over de stand van zaken in de Verenigde Staten anno 2007.

Onder je huid

Springsteen is altijd op zijn best geweest tijdens optredens. Daarin kent hij in de hedendaagse popmuziek nauwelijks zijn gelijke. Elk concert geeft hij zich helemaal en schakelt hij moeiteloos over van stampende krakers als Born to Run en Dancing in the Dark naar verstilde nummers als Into the Fire of een soloversie van Thunder Road.  Dan is dit ook het beste compliment denkbaar voor dit album: Magic vangt de essentie van een Springsteen-concert. Passioneel en urgent, opzwepend en indringend, Springsteen zit altijd op je huid en kruipt er heel regelmatig onder. Magic is een prachtplaat en bovendien één van de krachtigste die hij ooit gemaakt heeft: the Boss is back, and here to stay.

 

 

Theater / Voorstelling

Voor de kijkbuiskindertjes van weleer

recensie: De Graaf & Cornelissen producties i.s.m. De Levita Productions - De Fabeltjeskrant Musical

Je kunt er moeilijk omheen: de Fabeltjeskrant beleeft een revival. De bewoners van het Grote Dierenbos zijn als handpoppen te koop in de supermarkt, op alle plekken in het land kun je met de bontgekleurde bosuil op de foto en op het toneel zijn de fameuze fabels herschreven tot een musical die op 30 september in première ging. De doelgroep van de voorstelling is een beetje dubieus. Voor ouderen zal het ongetwijfeld een feest der herkenning zijn, maar voor kleine kinderen is het verhaal veel te druk en te verwarrend. Gelukkig maken de liedjes een hoop goed.

~

In 1968 was De Fabeltjeskrant een kijkcijferhit en menig vijftiger zal in deze voorstelling dan ook veel oh- en ah-momenten beleven. Het grootste deel van alle originele dieren is aanwezig en er is ook een nieuwe poes uit het verre Oosten, Fatima. Zij zorgt met haar komst voor grote verbazing, vooral bij Isadora Paradijsvogel. Met een blik op het kopje thee van de poes laat ze spottend weten dat pepermunt voor haar altijd nog in een rolletje hoort. Fijntjes wijzen de andere dieren haar erop dat ook zij ooit als vreemdeling uit exotische oorden in het bos is opgenomen. Subtiel zit het hele stuk vol met dit soort moraalgrapjes en moderne feiten. Er wordt bijvoorbeeld en masse ontstresst, er wordt mobiel gebeld en we leren dat iedereen het recht heeft om te stemmen.

Simpel decor
Het decor waar de fabeltjes zich afspelen is gelukkig erg simpel. Het is namelijk al druk genoeg op het podium waar zeven acteurs samen verantwoordelijk zijn voor het tot leven wekken van vijftien dieren. En dan is er ook nog de acteur Ara Halici die niet alleen mens is, maar dat ook speelt. Als producent Reinaert komt hij naar het bos om rust te vinden. Daar komt weinig van terecht als de dieren hem vragen een talentenjacht te organiseren. Al snel is iedereen in rep en roer ter voorbereiding van de avond.

Muzikale afwisseling
Hoogtepunten in de show zijn de liedjes die door iedereen fanatiek worden meegeklapt. Zowel de oude als de nieuw geschreven nummers zijn een welkome afwisseling in het verhaal dat niet alleen dun is, maar tegelijkertijd ook totaal warrig; terwijl de dieren zich voorbereiden op de bonte avond, wordt intussen de laptop met de muziek gestolen, ontstaat er een romance tussen twee dieren met verschillende achtergronden en wordt er ook nog een passende straf bedacht voor Zoef de Haas die een boom heeft omgezaagd.

Hard werken
Het is voor de acteurs die de poppen bespelen hard werken op het podium. Niet alleen zijn ze verantwoordelijk voor het neerzetten van minstens twee dierenkarakters, ook proberen ze hun mimiek gelijk te laten lopen aan die van de poppen. Voor hen is het spelen in deze voorstelling dan ook echt topsport, alleen jammer dat kinderen daar geen boodschap aan hebben. Voor hen gaat het verhaal te snel en worden er te veel moeilijke woorden gebruikt. Maar de fijne muzikale potpourri en de spetterende finale van de talentenjacht waarbij diverse bosbewoners een liedje zingen, laten je de verwarring en de flauwe verhaallijnen snel vergeten. Vooral de kijkbuiskindertjes van weleer zullen veel plezier beleven aan deze kleurige musical.