Theater / Voorstelling

Moderne dans in een oosters jasje

recensie: Beijing Modern Dance Company - Women of the world

De samenwerking van Anouk van Dijk en de Beijing Modern Dance Company leidt in Women of the World tot interessante kennisoverdracht. Van Dijk wordt geïnspireerd door oosterse invloeden, de Beijing Modern Dance Company leert van de ervaringen en kennis van Anouk van Dijk. Moderne dans in een oosters jasje.

Het eerste gedeelte van Women of the world is een choreografie van Anouk van Dijk. Bliss, zoals het stuk heet, brengt ons terug naar de typische strakke lijnen zoals we die van haar gewend zijn. Simpel, maar doordringend. Het oosterse uiterlijk van de dansers, de oosterse jurken en pakken van de dansers en de oosterse muziek, maakt het allemaal toch net even anders dan we van Van Dijk kennen. Deze opvallende aspecten van de dans laten zien dat Van Dijk duidelijk beïnvloed is door de Chinese cultuur. De dansers zijn misschien minder modern geschoold dan de dansers waar Van Dijk normaal gesproken mee werkt, toch weet ze met deze uiterst bekwame Chinese dansers een mooi vormgegeven dans te creëren. De dansers zijn sterk en laten tussen de strakke bewegingen door, energieke acrobatiek zien.

Beheersing en precisie

~


Na Blisskomt de choreografe van de Beijing Modern Dance Company aan bod. Choreografe Gao Yanjinzi danst zelf ook mee in beide choreografieën. Haar dans, Offering, laat een oosters ritueel zien. Door de traditionele bewegingen en traditionele muziek kun je betwisten of deze choreografie naar onze westerse maatstaven wel tot de moderne kunst zou behoren. Één ding is zeker, het is prachtig. De dansers die in Bliss hun energieke kant lieten zien, dansen nu in complete beheersing en met uiterste precisie. Een ander opvallend feit is dat de danseressen aan het begin van de dans de illusie wekken naakt te zijn. Als je goed kijkt, blijkt het een huidskleurig balletpakje te zijn. In de westerse moderne dans schuwt men al een aantal jaren niet meer om naakt over het podium te dansen.

De samenwerking tussen Anouk van Dijk en de Beijing Modern Dance Company is voor de moderne dans een interessante samenwerking. Het oosten, kan erg veel leren van de kennis en vaardigheden van de Europese moderne dans, in dit geval van Anouk van Dijk. De westerse moderne dans kan uit de oosterse cultuur een nieuwe inspiratiebron halen, voor nieuwe bewegingen en thema’s voor de dansen. De samenwerking heeft in het geval van Women of the World geleid tot zeer mooie choreografieën van beide choreografen.

Women of the world is nog tot 5 december in Nederland te zien. Klik hier voor meer informatie.

Muziek / Album

Baby baby baby Rock-’n-Roll!

recensie: The King Khan & BBQ Show - The King Khan & BBQ Show

.

De naam van het duo The King Khan & BBQ Show klinkt misschien als een Mongools dinerfestijn, maar het zijn gelukkig de twee Canadese muzikanten Blacksnake (alweer een pseudoniem) en Mark Sultan. De twee maakten ooit deel uit van de band Spaceshits, gingen vervolgens ieder hun eigen weg en kwamen via King Khan & the Shrines in 2002 weer bijeen als nieuw duo: The King Khan & BBQ Show. Blacksnake en Sultan hebben tot nu toe samen drie albums uitgebracht, de voorlaatste, What’s For Dinner is uit 2006. Omdat het duo van platenmaatschappij veranderd is en nu onder In The Red Records gecontracteerd is, wordt het eerste album nu opnieuw uitgebracht. Een herhaling dus van het debuutalbum, aangevuld met twee nieuwe nummers. Het resultaat is een nieuwe poging om King Khan & BBQ te lanceren met een album vol catchy garage en melodieuze rock-’n-roll liedjes./>

~

De heren putten duidelijk uit de garage en rock-’n-roll van de jaren vijftig en zestig. Het rauwe geluid van de lead gitaar, in combinatie met de tweede gitaar en immer ongepolijste en krakende stem van King Khan zijn op elk nummer terug te horen. Dit geldt tevens voor de ‘baby’, ‘darling’ en ‘woohooo’ zanglijnen. De krakende stem van King Khan bereikt zijn hoogtepunt vroeg. In het openingsnummer Waddlin’ Around weet hij van around een woord van meer dan vijf lettergrepen te maken. De catchy melodie houdt de rauwe stem van Khan recht overeind: het nummer wordt net geen soppige tearjerker en de bijna eindeloze herhaling van het woordje baby wordt door het kleine snikje in de stem van Khan gemeend en oprecht. Waddlin’ Around is een kort (zoals de meeste nummers van het album) en ogenschijnlijk simpel nummer, een rock-’n-liefdesliedje. Dit geldt ook voor Got It Made, het meest aantrekkelijke en dansbare nummer van het album. Niet alleen rozengeur en maneschijn en zoete woorden: “You must know what they say isn’t true / you don’t understand what I do / I got it made without you.”

Tongue in cheek garage

~

De formule couplet-refrein-couplet-refrein-bruggetje-couplet gaat niet voor elk nummer van het album op. Hoewel de meeste nummers overduidelijk geïnspireerd zijn door de liefde, weten Khan en Sultan de roze mythe tekstueel en muzikaal te doorbreken. Zo zingt Khan op het nummer Pig Pig: “Pig pig you’re such a pig / my special pig / covered in shit “. Ook het melige dansnummer Fish Fight maakt duidelijk dat de heren zichzelf gelukkig niet altijd even serieus nemen. Overigens laten Khan en Sultan zich van hun beste garagekant horen op de wat langere nummers waar niet de zanglijnen maar de instrumentale partijen overheersen, zoals de afsluiter Mind, Body & Soul, waarbij de opzwepende, instrumentale delen van het nummer de luisteraar bijna in trance brengen.

Doo-wop!

Wat een goed idee om de fijne rock-’n-roll dansliedjes van The King Khan & BBQ Show nog een keer uit te brengen! De aansprekende melodieën en de meeslepende garagekenmerken zijn goed, grappig, prettig en gelukkig vooral niet te simpel en te voorspelbaar. Hopelijk ondervinden de heren niet teveel afleiding van al hun andere muzikale projecten want het zou erg jammer zijn als nieuw materiaal lang op zich liet wachten. Schuif de bank en alle andere meubels aan de kant en doo-wop!

Film / Achtergrond
special: 2. Slechte ondertitels

Het nut en nadeel van vertalingen

Wat is een goede vertaling? Waarom wordt er eigenlijk vertaald? Is een vertaling slechter dan het origineel? Of juist beter? Deze en andere vragen zullen aan de orde komen in deze serie over vertalingen. 8WEEKLY hoopt hiermee een licht te kunnen werpen op het belang van vertalingen uit en naar het Nederlands. In deze tweede aflevering een onderzoek naar de vaak lage kwaliteit van ondertiteling.

I know I sound like a broken record“, zegt Lorelai in Gilmore Girls. “Ik verbreek mijn record”, maakt de ondertitelaar ervan. Slechte ondertiteling is een bron van vermaak én van ergernis voor de kijker. De wildgroei aan goedkope vertaalbureaus en amateuristische freelancers die via het internet hun diensten aanbieden, maakt het lastig voor de professionele ondertitelaars om kwaliteit te leveren. Een goede ondertitel levert immers geen cent meer op dan een slechte. Misschien wordt het tijd dat de kijker van zich laat horen.

Arme ondertitelaar. Bestaat er een ondankbaarder beroep? Een ondertitelaar is pas goed in zijn vak als hij onzichtbaar is. Of zoals Kamiel van der Ster van distributeur De Filmfreak zegt: “Een ondertiteling is niet goed, zodra er wat dan ook aan opvalt. Niet te casual, niet te formeel, niet te inventief. Onopvallend.”

Eén aflevering per dag

Maar ook De Filmfreak maakt gebruik van zwakke ondertitels. Het lijkt bovendien een makkelijk advies. Waarom worden er dan toch hele verjaardagsfeesten gevuld met voorbeelden van hoe het mis kan gaan? Sommige ondertitelaars zijn misschien gewoon niet zo goed. Anderen zouden beter kunnen, als ze meer tijd kregen. Buitenstaanders lijken niet altijd te begrijpen hoeveel werk het is om een goede ondertiteling te leveren. Bianca Franken van Hoek en Sonépouse Ondertiteling: “Mensen vragen me regelmatig hoeveel films ik nou per dag doe.” In werkelijkheid ondertitelt ze ongeveer één aflevering van een televisieserie van 25 minuten per dag.

Journaliste en schrijfster Maartje Duin geeft het dilemma in Je komt niet weg uit Hollywood (Amsterdam: Podium, cop. 2004) in een notendop weer: “Het werd me al snel duidelijk dat dit geen baantje was waarbij je je taalgevoel moest willen gebruiken. Dat zat je eerder in de weg, want je moest onder grote tijdsdruk een acceptabele vertaling leveren of controleren. Ik wilde een liedje van Daffy Duck met rijm en ritme vertalen en uitgebreid zoeken naar manieren om woordgrapjes tot hun recht te laten komen. Maar dat mocht dus niet. Ik begreep ook opeens waarom in films vaak ‘Ik sloeg hem dood’ werd gebruikt, waar ‘Ik heb hem doodgeslagen’ passender was. Dat had te maken het aantal tekens in een ondertitel, de tijd dat de ondertitel in beeld was en de leessnelheid van de gemiddelde kijker.”

Slechte concurrentiepositie

Star Trek VI: The Undiscovered Country (Paramount)
Star Trek VI: The Undiscovered Country (Paramount)

Sinds de commercialisering van de Nederlandse televisie in gang is gezet, is er een enorme concurrentiestrijd gaande tussen vertaalbureaus. Wie kan het goedkoper, wie kan het sneller? Bartho Kriek schreef in 2001 het pamflet ‘Kijker, eischt betere ondertitels! Een pleidooi voor betere ondertiteling’ in de VPRO-gids. “Er zijn nog ouderwets goede ondertitelaars die bijna niet anders kunnen dan echte kwaliteit leveren, maar zij krijgen geen cent meer dan de middelmatige. Als ze zich beklagen, gebeurt het dat ze van de ondertitelbedrijven te horen krijgen: doe het maar wat minder perfect, de kijker ziet het verschil toch niet.”

Zes jaar later is Kriek gematigd optimistisch. Weliswaar is de concurrentiestrijd alleen maar feller geworden, onder andere omdat internationale bedrijven op het internet naar freelancers zoeken die onder de prijs zitten, maar hij ziet ook een nieuwe solidariteit onder ondertitelaars ontstaan. “De tarieven staan al jaren stil, terwijl we wel twee keer zo hard moeten werken. Ik verdien nog steeds 72 cent per titel, net als twintig jaar geleden. Filmproducenten steken ongelofelijk veel geld en moeite in een nieuwe release, maar ze bezuinigen op datgene dat de film uiteindelijk kan maken of breken.”

Forum

Het wordt tijd dat de filmmakers het belang van goede ondertitels inzien. Volgens Kriek begint de strijd voor kwaliteit met bewustzijn bij de producenten en dus met een beter salaris. “Ik heb een besloten forum voor professionele freelance ondertitelaars opgericht. Daar bespreken we hoe we onze onderhandelingspositie kunnen verbeteren, bijvoorbeeld door in de toekomst weer afgevaardigden naar filmbedrijven te sturen. Ook denken we aan een keurmerk voor dvd-ondertiteling.”

Bianca Franken en Michael Jas zijn bij Hoek en Sonépouse Ondertiteling verzekerd van een vast salaris. Desondanks maken ook zij zich zorgen over de slechte positie van de ondertitelaars. “Hoek en Sonépouse is een geoliede machine. De omroepen weten ook wel dat wij meer kwaliteit te bieden hebben dan een willekeurig ondertitelbedrijf. Toch deinzen ze er niet voor terug om te laten weten dat andere ondertitelaars het net wat goedkoper doen. Zelfs al staan wij relatief sterk, toch kunnen we onze nek niet te ver uitsteken. De opdrachtgevers zouden eens moeten onderkennen dat wij geen sluitpost zijn!”

Veel goede, hoogopgeleide ondertitelaars zijn er vanwege het slechte salaris mee opgehouden. Toch geloven Bianca en Michael minder in een verbond tussen de ondertitelaars dan Kriek. Michael: “Het is een kleine sector. Als er één uit de boot valt, valt het hele schip uit elkaar. We zitten in een vreemde situatie omdat we enerzijds collega’s, maar vooral ook concurrenten zijn.”

Tijd voor actie

The Bourne Identity (Universal))
The Bourne Identity (Universal))

Is het waar dat de kijker het verschil toch niet ziet? Afgaande op de snoeverijen op verjaardagsfeestjes zou je zeggen van niet. Waarom wordt er dan van de kant van de kijkers geen actie ondernomen? Omdat we stiekem best wel trots zijn als we het beter weten dan de ondertitelaar? Of omdat we denken dat het toch geen zin heeft?

Misschien moeten we niet wachten tot de ondertitelaars zich verenigd hebben. Tenslotte is een salarisverhoging, hoewel wel degelijk belangrijk, niet de enige motivatie die gewicht in de schaal legt. Bij de filmdistributeurs hoeven we ook niet aan te kloppen. Een kleine rondgang leert dat ze allemaal vinden dat de algemene kwaliteit soms te wensen overlaat, maar dat zijzelf alleen met de allerbeste ondertitelaars werken.

Kijkers de barricade op

De doven- en slechthorendenlobby heeft het voor elkaar gekregen dat veel meer Nederlandse films ondertiteld worden dan voorheen. Ook strijden zij voor betere ondertitels onder buitenlandse films, en met succes. Hun eisen zijn weliswaar niet helemaal gelijk aan die van horenden, maar het succes van de lobby laat zien dat kijkers wel degelijk wat in de melk te brokkelen hebben. Ook de toenemende aandacht van de media voor de afname van de ondertitelkwaliteit laat de industrie niet onberoerd. Michael Jas: “Ik spreek nu op persoonlijke titel hoor, maar ik zou het fijn vinden als mensen eerder in de pen klimmen. Als de kijkers laten weten dat ze slechte ondertitelingen niet pikken, zijn ze daar bij de omroepen gevoelig voor. Die druk zou fijn zijn.”

Wat Bartho Kriek zeven jaar geleden schreef, geldt nog steeds: Kijkers, eischt betere ondertitels! Als er in Sisters wordt gezegd: “Hard to believe a rib joint moving in here” en de ondertitelaar maakt ervan: “Onvoorstelbaar dat hier straks botten liggen”, terwijl de juiste vertaling toch overduidelijk moet zijn “Ongelofelijk dat hier een spare-ribrestaurant komt”, dan moeten wij kijkers toch massaal de barricade op?

Op de website van Bartho Kriek staat een hilarische lijst met ‘instinkers en blunders’. Wie na het lezen daarvan niet ontmoedigd is om als ondertitelaar aan de slag te gaan, kan bij Kriek een online ondertitelcursus volgen. Zie voor meer informatie: www.barthokriek.nl en www.subtitlingworldwide.com.

Ook in deze serie: 1. Coetzee in het Nederlands | 3. Tweemaal Rimbaud: vertaalpraktijk | 4. Tweemaal Rimbaud: opvattingen

Boeken / Fictie

Op weg naar heilig Parijs

recensie: Bas Vlugt - Transit

.

Een langdurige rondreis door West-Afrika brengt een blanke fotograaf op nogal curieuze wijze in contact met een ambitieuze Europa-ganger. Er wordt in een afgelegen dorp op zijn verzoek een traditionele en geheime dans opgevoerd en na het fotograferen hiervan doet hij de toezegging als tegenprestatie de jongeman mee te nemen op zijn reis naar het noorden. Ze trekken gezamenlijk op, de fotograaf om zijn onbedwingbare beeldhonger te stillen en daarmee een financiële slag te slaan, de Afrikaanse migrant Seydou om de oversteek naar het Europese continent en vervolgens naar het heilige Parijs te maken. Als in een roadmovie worden we deelgenoot van de ervaringen van deze tegengestelde reisgenoten: de ene wil Afrika ontdekken en vangen in zijn camera, de ander wil Afrika zo snel mogelijk verlaten en zijn gefantaseerde beelden van Europa en Parijs werkelijkheid zien worden.

Gulzig binnenslurpen
Seydou is een goede gids voor de fotograaf in onbekende streken en de fotograaf op zijn beurt is een bron van informatie voor Seydou, die alles wil weten van de wereld die op hem ligt te wachten. Afrika is passé voor hem: een continent dat zich wentelt in zijn eigen ellende en niets onderneemt om een betere toekomst te scheppen. Seydous meest kostbare – en eigenlijk zijn enige – bezit is een Michelin-kaart van Noord-Afrika met een klein randje Zuid-Europa erop én een oude stadplattegrond van Parijs. Hij bestudeert ze eindeloos en kent alle belangrijke arrondissementen en straten van Parijs uit het hoofd.

De fotograaf is ondertussen bezig met geld verdienen. Het gaat om de juiste plaatsen, de meest uitzonderlijk geklede mensen en natuurlijk om het perfecte licht. Passanten worden betaald om te poseren voor de camera die “gulzig de voorgeschotelde beelden naar binnen slurpt”. Als een moderne ontdekkingsreiziger exploreert hij Afrika en maakt het zich eigen, altijd met een scherp oog voor wat hij kan verkopen. Maar hij hoedt zich voor teveel contact; té intensief Afrika beleven is gevaarlijk:

“Wij blanken in Afrika kunnen alleen functioneren door de focus te allen tijde volledig en geheel op onszelf te richten. Staan wij echt open voor het drama dat Afrika heet, dan gaan we kapot. Het zou betekenen dat we het continent spoorslags moeten verlaten”.

En zo houdt hij het pantser om zich heen in tact. Hij voorziet Seydou op cynische wijze van spaarzame informatie over het leven in Europa en waarschuwt hem voor de zekere mislukking van de overtocht. Seydou is realist maar blijft geloven in zijn droom en als het hem op een avond teveel wordt, vliegt hij de fotograaf naar de keel en schreeuwt: “Hoop. Ik wil alleen maar dat je me hoop geeft, stomme witte klootzak die je bent. Hoop, weet je wel wat dat is?”

Na een lange omzwerving nemen ze uiteindelijk afscheid van elkaar. Seydou sluit zich in het noorden aan bij de grote groep migranten die wacht op het goede moment om de uiteindelijke oversteek te wagen. Of eigenlijk op het grote wonder. De fotograaf blijkt zich zo verbonden te voelen met Afrika dat hij het niet meer wil verlaten.

Dunne draadjes
Als reisverhaal is Transit een goed verslag van een ontmoeting en een intensieve tocht door het Afrika van nu. Hiermee toont Vlugt zich een echte journalist, een pure observator die de weerslag van feiten én een verhalend beeld van de vlucht naar Europa samenbrengt in een meeslepend boek. Nu eens geen treurige verhalen van de noodlottige oversteek of van een anoniem bestaan in de goot van dat gedroomde Europa, maar juist over dat wat ervóór gebeurt, de aanloop er naartoe. Alle geloof en hoop samengebald in een mens met de absolute zekerheid het geluk elders te vinden.

Er is nogal krampachtig geprobeerd dit verhaal een ‘roman’ te laten zijn. De geheimzinnige maskerdans, de wat verlopen fotograaf, een vroegere liefdesaffaire van Seydou, het wordt er allemaal aan de haren bijgesleept om de realiteit te fictionaliseren. Maar deze dunne draadjes die pogen het verhaal bij elkaar te houden als roman zijn te onbeduidend om er enigszins toe te doen. Lees hier overheen en je hebt een product in de beste traditie van het fenomeen faction: facts en fiction samengebracht in een boek dat een goed beeld geeft van de haast onmogelijke exodus naar dat onweerstaanbare Europa.

 

 

 

Kunst / Expo binnenland

Politiek zonder wegzappen

recensie: Green Zone / Red Zone

“Kunst, Politiek, Debat,” kopt een poster op een glasbak aan de rand van Haags Chinatown. Gemak, de recentelijk opgezette samenwerking tussen het Gemeentemuseum en de Vrije Academie in Den Haag, opende haar deuren met Green Zone / Red Zone, een tentoonstelling met een aanvullend programma van debatten en workshops. De manier waarop het Irakese openbare leven is opgedeeld diende als thema. Een krampachtig veilige groene zone omgeven door een gevaarlijk rood inferno, zo zou de situatie in Bagdad – maar misschien ook wel veel andere gebieden in de wereld – in een ruwe beweging geschetst kunnen worden.

Al eerder berichtte 8WEEKLY over Gemak, in een vraaggesprek waarin curator Robert Kluijver grootse plannen verklapte. Een breed publiek moest aangesproken worden door politieke thema’s die in de maatschappij spelen te behandelen. Green Zone / Red Zone poogt dan ook precies dat. Door middel van verslag, documentaire en kunst wordt de Irakese oorlogssituatie in beeld gebracht, nog immer een hot topic zo lijkt het. Echter, hoeven we niet maar een krant open te slaan of de televisie uit stand-by te halen om hiermee geconfronteerd te worden? Waarom helemaal een tentoonstelling bezoeken?

Marc Bijl - Triumph (2007)
Marc Bijl – Triumph (2007)

Of een debat? Want dat wil Gemak ook: een debatplaats zijn voor kunst en politiek. “Al die nationaliteiten die de Haagse binnenstad doorkruisen en bewonen, zonder dat ergens over de maatschappelijke problemen gepraat, gedebatteerd, kan worden.” Dit zat de organisatoren dwars, en alle tentoonstellingen in Gemak zullen dan ook vergezeld gaan van een uitgebreid discussieprogramma. Green Zone/Red Zone bijt het spits af met de driedelige debatserie The Making of a Terrorist. In de eerste debatavond, waarin tekstfragmenten van radicale moslimbewegingen uitgeplozen werden, zat kunstenaar Rashad Selim als betrokkene, die net als zijn gesprekspartners Arjan Erkel en islamoloog Maurits Berger de problematiek van radicaliserende moslims van dichtbij kent. Het publiek werd verrijkt met inzichten over de ingewikkelde politiek in Libanon, het onderscheid tussen Soennieten en Sjiieten en daarnaast verlicht met het feit dat de Islam 73 onderstromingen kent. Kennis over onderwerpen die bijna dagelijks de revue passeren, maar waar we veel te weinig vanaf weten; Gemak wil er wat aan doen.

Vlugge headlines
Met al die politieke thema’s rijst de vraag wat Green Zone/Red Zone eigenlijk nog met kunst van doen heeft. Natuurlijk, onder de getoonde beelden, video’s en objecten is veel werk van kunstenaars te zien, maar deze staan hier op gelijke voet met documentairemakers, fotograferende vrouwen en de overblijfselen van een zelfmoordaanslag in de vorm van een roestig taxikadaver. Het wordt evenwel altijd als de kracht van kunstwerken gezien om het perspectief dat wij normaal op beladen thema’s hebben een beetje te doen wankelen, maar doen ze dat hier ook?

Foto uit Open Shutters (2007)
Foto uit Open Shutters (2007)

Eén voorbeeld is de video Baghdad in no particular order (2003) van de kunstenaar en activist Paul Chan. Een video-opstelling met drie monitoren, waar op één monitor commentaarloze beelden van het Irakese leven van vlak voor de komst van de Amerikanen te zien zijn. Straten schuiven voorbij, boeken komen in beeld en een klein jongetje zwaait aarzelend naar de camera – een Arabische Whitney Houston-cover schalt op de achtergrond. De video duurt ruim vijftig minuten, té lang om te blijven staan kijken, maar de titel doet vermoeden dat het hier ook niet om gaat. Het lijkt het tegenovergestelde van de vlugge samenvattingen die we in de headlines en soundbytes van de media krijgen.

Afgebladderd contrast
Dat Irak na de invasie is veranderd staat buiten kijf. Common Vocabularies (2006) van Adel Abidin toont in breedbeeld een meisje dat een Arabisch dictee aan het oefenen is. De woorden zijn het jargon zoals we dat inmiddels vanuit de nieuwsberichten kennen. “Al Qa’ida”, “Improvised Explosive Device’” en “fucking bad luck” leest de ondertiteling, terwijl het jonge kind de woorden bijna foutloos opdreunt. Het probleem met politieke kunst tekent zich af: hoewel de boodschap over komt, blijft het werk artistiek weinig uitdagend.

Adel Abidin - Common Vocabularies (2006)
Adel Abidin – Common Vocabularies (2006)

Ook de monumentale werken van het kunstenaarsduo Peter Kennard en Cat Picton Phillips hebben zo’n boodschap, al weten zij hem tevens beeldend interessant te brengen. Collages van laag op laag afgebladderde kranten, versnipperd en versneden, taferelen van paniek met bloed besmeurd, maar ook bedrukt met foto’s. In Policy Papers (2007) zit voormalig premier Tony Blair smalend op de voorgrond, met door een gapende opening in de hem omringende Engelse tabloids de harde realiteit van Arabische dagbladen. Is dit het contrast tussen de veilige westerse wereld en de pijnlijke werkelijkheid, tussen een ‘groene’ en een ‘rode’ zone?

Show
Het thema komt in de tentoonstelling vreemd genoeg nauwelijks naar voren. In plaats van een onderscheid, weet Wafaa Bilal eerder de overeenkomsten tussen beide zones vast te leggen. Bilal filmde een vuurwerkshow op vier juli, de Amerikaanse onafhankelijkheidsdag. Het blijft onduidelijk waar de video is opgenomen. We zien mensen naar een horizon turen, het beeld is korrelig en schiet bij de felle flitsen van de feestelijke explosies door tot overbelichting, zodat de gedetailleerde schitterregens verlopen tot felwitte vlekken. We kennen deze beelden. Ze waren ook te zien op CNN, dat verslag deed van de korte, maar hevige gevechten bij de inname van Bagdad door de westerse troepen. Turende mensen en camera’s op daken van hotels, het gevaarlijk vuurwerk van artillerie en inslaande bommen bekijkende.

Green Zone / Red Zone biedt niet zoveel nieuws. Marc Bijls Triumph: Proposal for an Iraqi Memorial (2007), drie grote beschilderde gestuukte sterren met op één de leus to serve and protect, blijkt een reproductie. Het origineel staat waarschijnlijk nog in de Londense tuinen van de Frieze Art Fair, waar Bijl eerder al de show stal. Ook het autowrak waarmee de tentoonstelling aanvangt heeft al op diverse manifestaties elders in Nederland zijn boodschap uitgedragen. De ellende in Bagdad is reeds bekend. Het verlies van cultuur, de ondergang van het rijke Irakese erfgoed door plundering en militaire verwoesting is al lang en breed aangekaart.

Daarnaast blijft het aantal beelden dat werkelijk een andere blik op de problemen biedt minimaal, maar het geheel blijkt gelukkig meer dan een som der delen. Juist de tentoonstelling als totaal is indringend – omdat wegzappen nu eens niet mogelijk is – en vooral het aanvullende programma belooft veel goeds. Misschien zijn maatschappelijke en politieke kwesties uiteindelijk vooral iets om over te discussiëren. Green Zone / Red Zone biedt met nog twee debatten te gaan in ieder geval voldoende mogelijkheid, zij het onder de noemer van kunst. Ach … waarom ook niet?

Muziek / Album

Onvoorwaardelijke liefde en een piano

recensie: Alicia Keys - As I Am

Weinig muziekliefhebbers zullen het zich niet meer kunnen herinneren. Aan het begin van het nieuwe millennium was daar ineens, te midden van alle commerciële R&B, een jonge vrouw met het nummer Fallin’. Het was Alicia Keys. Ze groeide, als dochter van een Italiaanse moeder en een Jamaicaanse vader, op in de wijk Hell’s Kitchen in New York. Op haar zevende begon ze met pianospelen, waarbij Chopin haar favoriet was. Met haar eigen nummers is ze vooral een hedendaagse, vrouwelijke Stevie Wonder: ze bezingt, zichzelf begeleidend met haar piano, intens en passioneel de liefde en het leven. Na de single Fallin’ volgden de succesvolle albums Songs in A Minor (2001), The Diary of Alicia Keys (2003) en daarnaast nog Alicia Keys – Unplugged (2005). Negen Grammy Awards en vele Billboard noteringen later volgt in november 2007 haar derde studioalbum: As I Am. En dat album verdient zonder twijfel hetzelfde succes.

De single die het album in september 2007 voorafging, No One, geeft direct een prachtig beeld van het hele album. Onvoorwaardelijke liefde bezongen met een doorvoelde stem en begeleid door een aanstekelijke mix van soul en R&B. Ook de rest van As I Am is gevuld met kabbelende, frisse liedjes. Hoewel ze alle nummers voornamelijk zelf heeft geschreven, heeft ze wel degelijk met anderen samengewerkt. Met Kerry Brothers Jr. bijvoorbeeld, die haar ook met de productie van The Diary of Alicia Keys hielp. Verder zingt ze een nummer met John Mayer. Maar ook de tegenwoordig bijna onvermijdelijke naam van Linda Perry (Pink, Christina Aguilera) duikt op in het boekje.

Eeuwig positief en passioneel

~


Kenmerkend voor Alicia Keys is dat ze met vrijwel al haar liedjes de positieve kant van het leven en dan vooral de liefde benadrukt. Zo ook met haar nieuwe album As I Am. Meer dan de helft van de nummers gaat over een bijna euforische vorm van liefde (bijvoorbeeld Wreckless Love en Teenage Love Affair). Niets kan het stukmaken, zo intens voelt het volgens Alicia. En dat weet ze met haar stem en opbouw in de muziek over te brengen. Maar ook als het leven tegenzit, zal Alicia nooit kwaad worden. Zelfs de vervelende kanten van het leven worden als positieve lessen gezien (Lesson Learned). En als het echt misgaat dan wordt zelfs dat integer en berustend, maar tegelijk intens bezongen (Where Do We Go From Here).

In die zin is As I Am een voortzetting van haar eerdere albums. Haar teksten en thema’s, haar stem en haar melodieën zijn nagenoeg hetzelfde gebleven. En toch is er iets anders. Er is sprake van een kleine verschuiving in de muzikale begeleiding.

Karamelsaus met hagelslag

Op haar nieuwe album klinkt Alicia meer als een frontvrouw met haar band, in plaats van een meisje met een piano dat toevallig wordt begeleid door andere instrumenten. De nummers worden iets minder gedragen door de piano dan op haar vorige albums. Op dat punt gaat het helaas niet altijd goed. De vaak met de computer geprogrammeerde drum is kunstmatiger en holler dan eerder: minder sprankelend en minder geïntegreerd in de rest van de muziek. Dit doet soms afbreuk aan de kabbelende en liefdevolle stem van Alicia. Zij is als het ware het muzikale equivalent van een warme, stroperige karamelsaus. Daarbij zijn de goedkoop klinkende computer beats een soort hagelslag. Sommige luisteraars houden misschien van hagelslag. Ik persoonlijk niet.

Dit is echter wel een minimale tegenvaller. Een minpuntje dat voor anderen misschien juist een pluspunt is. Net als het feit dat de stem Alicia iets doorleefder klinkt dan eerst. Soms is haar stem net te schor en hees of haalt ze een noot maar net.

Deus ex machina

Maar haar ziel en passie klinkt door in alles wat ze zingt en maakt direct korte metten met ieder punt van kritiek dat ik kan aandragen. Als een ware ‘deus ex machina’, als een engel die plotseling verschijnt om alle problemen op te lossen, komt Alicia Keys wederom orde op zaken stellen binnen haar genre. Ze gelooft in echte liefde en dat splijt dwars door alle huidige R&B en pop over gemakkelijke seks, vreemdgaan en wraak. Het is alsof de tot ellende bezongen wereld met haar typerende ‘sterke vrouwen’-soul ineens weer kleur krijgt. Dat is zo heerlijk dat ik de hagelslag drums er dan maar voor lief bij neem.

Film / Films

Tot rust komen in Frankrijk

recensie: A good year

Naast de overweldigende bombast van ondermeer Gladiator en Black Hawk Down laat regisseur Ridley Scott zich af en toe ook van een rustiger kant zien. In 2003 was daar al de komische oplichtersfilm Matchstick Men, vorig jaar schakelde hij nóg een versnelling terug. Blijkbaar ziet de distributeur daar geen bioscooppubliek voor, want A Good Year is direct op dvd uitgebracht, terwijl Scotts misdaadepos American Gangster inmiddels wél weer in de bioscopen draait. A Good Year, gebaseerd op een roman van Peter Mayle, gaat over een snelle beurshandelaar die een landgoed erft in Frankrijk, aldaar langzaam tot rust komt en de waarde van het leven leert kennen. Klinkt sentimenteel, maar het is leuk uitgewerkt.

~

Net als de Londense topbelegger Max Skinner (Russell Crowe) zijn slag heeft geslagen, krijgt hij uit het continent het bericht dat zijn rijke oom (Albert Finney) is overleden. Ooit leerde deze oom hem alle levenslessen die hij nodig had – van de smaak van een goede wijn tot het leren accepteren van verlies – maar Max had de laatste tien jaar niets meer van zich laten horen. De nooit vakantie vierende yup reist af naar de Provence voor inspectie van het totaal vervallen landhuis dat nu van hem is. Hij wil het zo snel mogelijk voor een mooi bedrag verkopen, maar daar is de boer die de bijbehorende wijngaard bewerkt uiteraard niet blij mee. Evenmin als de plotseling uit Amerika opduikende buitenechtelijke dochter van de oom. Max begint te twijfelen. Tot zover het voorspelbare verhaal.

Zelfspot

~


Er zijn al veel films gemaakt over de verschillen tussen het drukke stadsleven in Londen of New York, en het gemoedelijke platteland van Frankrijk of Italië. Wat A Good Year gunstig onderscheidt is dat de film niet in stereotyperingen blijft hangen. Ook Frankrijk is moderner geworden, zo zien we al tijdens Max’ entree: de huurauto is geen Renaultje maar een Smart en op de soundtrack horen we niet Piaf ofzo, maar tienersterretje Alizée. De humor draait dan wel vaak om de misverstanden tussen twee naties, maar even vaak blijken beide partijen over een gezonde dosis zelfspot te beschikken. Slechts af en toe slaat het door in wat al te overdreven slapstick, zoals de ruzie die Max heeft met zijn onbegrijpelijke Franstalige TomTom, waardoor hij drie keer om dezelfde rotonde rijdt.

Crowe te oud

Er wringt echter ook iets in de film, en dat is de casting. Niet dat Russell Crowe niet goed acteert: de in Nieuw-Zeeland geboren Australiër die in Amerika een ster werd zet best overtuigend een op en top Britse handelaar neer. Nee, het is zijn leeftijd die stoort. Als Max zich afvraagt of hij de mooie Française die hij ontmoet ook al eens heeft gezien als kind, denk je direct: dat kan niet, toen was zij nog niet eens geboren! Later blijken ze toch echt leeftijdgenoten te moeten voorstellen. Maar Russell Crowe is van 1964 en de Franse schone (Marion Cotillard, uit La Vie en Rose) van 1975. De wijnboer op zijn beurt lijkt maar iets ouder dan Crowe (klopt: acteur Didier Bourdou is geboren in ’59), maar had volgens het verhaal zijn vader kunnen zijn. Nu komt het wel vaker voor dat leeftijden niet kloppen – zo wordt menig highschoolfilm bevolkt door twintigers – maar in A good year word je hierdoor lange tijd op het verkeerde been gezet. Ik begrijp best dat Scott graag met Crowe werkt, maar dat had hij dan beter tot een andere film kunnen uitstellen.

Boeken / Non-fictie

De schilder en de dichter

recensie: Bernard Dewulf - Naderingen

Bernard Dewulf is het meest bekend als journalist en columnist bij De Morgen, waar hij om de andere dag zijn licht laat schijnen op de Vlaamse actualiteit. Belangrijker wellicht is Dewulf als dichter van onder meer de bundels Waar de egel gaat en Blauwziek. Met Naderingen, zijn recentste essaybundel, is hij als kunstkenner ook al niet aan zijn proefstuk toe. Na Dewulfs beschouwingen over beeldende kunst in Bijlichtingen, gaat hij in Naderingen op zoek naar schilders, hun werk en wat hen drijft.

In een reeks sfeervolle essays over schijnbaar willekeurig gekozen schilders verheerlijkt Dewulf in de eerste plaats het schilderen zelf. Met veel liefde beschrijft hij de curieuze levenswandel van zijn studieobjecten en de manier waarop zij allen door het kunstenaarschap ploeteren. Telkens is er een stukje tragiek, telkens echter ook volharding die vaak ver voorbij de realiteitszin gaat én telkens weer zien we hoe schilders de schilderkunst zelf bijna beschouwen als hun geliefde. Dewulf slaagt er als geen ander in de menselijke aspecten van het kunstenaarsleven naar voor te halen: de eenzaamheid, de onbegrepenheid, maar net zo goed de soms verbluffend ‘normaalheid’ die achter de carrières schuilgaan. Als geen ander probeert Dewulf zich ook in te leven in de praktische kant van het schilderen; hij kijkt toe en observeert niet alleen het innerlijke denken, maar net zo goed de liefde voor de verf, de onhandigheid van doeken en de kleine woonkamers.

Smakelijk

Auteur Bernard DewulfAuteur Bernard Dewulf

Dewulf behandelt zijn schilders op een uiterst persoonlijke manier. Het is hem niet te doen om een theoretisch discours over wat wel of niet goede kunst is. Dewulf laat links liggen wat hem niet interesseert en beschrijft vol overgave werk en persoonlijkheid van de door hem gekozen schilders. Hoewel zijn keuze uiteenlopend is, verraadt ze toch een bepaalde smaak. Dewulf valt eerder voor de energieke, begeesterde schilder dan voor de verlamde theoreticus. Met de eerste hoofdstukken over Bonnard, Vuillard, Picabia, Spillaert, Hopper en Fautrier maakt Dewulf grote historische sprongen en dwarrelt hij door verschillende kunststromingen en tijdsgeesten. Het moeilijke daaraan is dat zijn boek vaak slechts zeer summiere historisch omkadering geeft en dat, door de erg persoonlijke keuzes, elke systematiek ontbreekt. Anderzijds is het geen belerend boek. Naderingen is een smakelijke essaybundel voor fijnproevers. Dewulf neemt zijn lezers mee zover hij kan, maar enige notie van de schilderkunst is toch onontbeerlijk.

Hedendaagse schilder
Echt ijzersterk worden de teksten van Dewulf pas wanneer hij in de buurt komt van de hedendaagse schilder, de schilder die, ondanks de controverse over de relevantie van schilderkunst, toch blijft schilderen. Die passage wordt ingezet met een reisverslag. Dewulf gaat op zoek naar het atelier van Nicolas De Staël en komt daarbij een onverzettelijk kwaaie weduwe tegen die hem elke toegang ontzegt. Ondertussen wordt er gemijmerd: over de mysterieuze zelfmoord van de manische  schilder, zijn levenslange armoede, zijn merkwaardige manier van schilderen, de dikke verflagen, de rusteloze ziel, de dwalingen. Naderingen neemt hier een andere wending, een die de lezer vasthoudt op zijn stoel. Nooit geweten dat een verfstreek zo heroïsch kon zijn.

Na dit essay volgen er nog over andere, veelal Vlaamse, mannelijke schilders die gevolgd worden vanuit een fascinatie voor het werk, maar vaak ook vanuit een persoonlijke vriendschap. In ieder geval werkt Dewulf vaak met interviews, waardoor hij het vreemde samenspel van de mens en schilder kan aangeven. Deze werkwijze geeft Dewulfs boek een speciale dimensie, die wat mij betreft vaak Dewulfs sterkte uitmaakt.

Verrukkelijke naargeestigheid

Naakt van DumasNaakt van Dumas
In één essay behandelt Dewulf het werk van de Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas. Dat net dit essay zo sterk naar voor komt heeft te maken met Dewulfs aanpak en met Dumas’ verrukkelijke werk. Deze, overigens blanke, kunstenares wordt vaak in verband gebracht met de strijd tegen apartheid. Onder andere haar black drawings zijn daar een bekend voorbeeld van. In een hele muur vol inkttekeningen van willekeurige zwarte personages laat ze de verschillen zien tussen de geportretteerden en demonstreert ze in één beweging ook de uitzonderlijke materiaalgevoeligheid waarmee ze inkt, penseel en papier tot prachtige resultaten weet te dwingen. De fascinatie voor Dumas’ werk komt ongetwijfeld voort uit de kloof tussen de bijzondere sensibiliteit waarmee ze schildert en de langs de andere kant vaak controversiële, eerder rauwe thema’s die ze opzoekt.

Dewulf gaat dan ook via het richtsnoer van haar werk naar deze persoon achter de schilder op zoek. Uit het gesprek met Dumas blijkt een grote liefde voor de mens. Haar werk, zo zegt zij, heeft als doel de tegenstrijdigheden in wereld en mens te tonen. Zij ziet in elke mens een veranderlijkheid die ze in beeld wil brengen, ze wil haar objecten ontdoen van uiterlijke schijn, hen op de weegschaal van de naaktheid leggen. Dewulf praat met haar over de perspectieven van haar werk, gaat na wat zij nog in beeld wil brengen. Dumas blijkt vaak een vrouw die met haar eigen naargeestigheid in de knoop zit.

Kunstenaar-filosoof
Diezelfde naargeestigheid vinden we, zij het op een heel andere manier, terug bij de Belgische schilder Thierry De Cordier. Dewulf besteed 48 van de 220 pagina’s aan deze merkwaardige kunstenaar-filosoof. Met veel geduld en weidse omhalen beschrijft hij het leven van De Cordier vanaf diens afstuderen tot het nu. Dewulf beschrijft zorgvuldig De Cordiers wikken en wegen om al dan niet kunstenaar te worden, de brief aan zijn gezin wanneer hij op het punt stond dat te verlaten en zijn werk. Werk dat zo sterk geworteld is in het leven, een leven dat zo kunstmatig aan de filosofische wetmatigheden van het werk probeert te voldoen dat het zowat lachwekkend wordt. We zien landschappen in hun meest abstracte vorm, de kunstenaar als bouwer van onherbergzame huizen en een twijfel die meer onverwoestbaar lijkt dan menig bouwsel. We zien een schrijver die zijn bevindingen uit in een ellenlange brief en we weten, voelen bijna spontaan aan, dit is een lievelingskunstenaar. Het zijn dan ook prachtige pagina’s die vanuit een intense bewondering de problematiek van een man als De Cordier behandelen.

Het ultieme schilderij
In zijn slotessay wil Dewulf het uiteindelijk hebben over zijn favoriete schilderij. De zee. De invalshoek dat de zee een schilderij is en dan te bespreken wat verschillende schilders met haar beeltenis hebben gedaan is, op zijn zachtst gezegd, interessant. Dewulf doet dit op een uiterst accurate manier. Vertrekkend van de zee van De Cordier, die hem het meeste lief is, schippert hij langs romantici als Constable en Turner naar Ensor en Spillaert. De zee, zo zegt Dewulf, is een biotoop van het mysterie en in die zin misschien wel het ultieme schilderij. Het is een bijzondere gedachte van een dichter die met een pak inlevingsvermogen zo dicht mogelijk probeert te geraken bij het mysterie van een schilderij. Hij zoekt, zoals ook de schilder wanneer hij voor een zeezicht staat, kan zoeken, maar er nooit helemaal geraakt. Het zijn naderingen, al toont Dewulf zich hier en daar erg dicht.

Theater / Voorstelling

Paringsdans van illusies

recensie: De Paardenkathedraal - Midsummernightsdream

.

Het doek is nog dicht. Een jongen en een meisje staan voor op het toneel. Eén kus, twee kussen. Hij pakt haar beet. Zij geeft hem een klap. Midsummernightsdream van de Paardenkathedraal toont ons aan het begin de liefde in een notendop. In 2002 bekroond met de NRC Publieksprijs, trekt deze bewerking van Shakespeare’s bittere komedie nu opnieuw door het land. Een ode aan sprookjes en zacht ontwaken.

~

Eigenlijk bestaat het stuk uit drie verhalen, elk in een andere tijd en een andere wereld. Om te beginnen is er het hof van Athene, thuisbasis van het liefdespaar Hermia en Lysander. Hermia’s vader wil haar echter uithuwelijken aan Demetrius, op straffe van de dood. Om hieraan te ontkomen, vluchten de geliefden ’s nachts naar het bos om buiten de stadsgrenzen stiekem te trouwen. Hermia’s hartsvriendin Helena smacht op haar beurt naar Demetrius en lokt hem ook naar het bos, in het blinde verlangen dat hij uiteindelijk voor haar zal kiezen, in plaats van voor Hermia.

Verwarring

Het bos is het domein van Oberon en Titania, koning en koningin van de elfen. Door hun ruzie om een Indiaas prinsje dat Titania onder haar hoede heeft, zijn alle seizoenen door de war geraakt. Oberon aast op het jongetje en verzint een list: er bestaat een bloem waarvan het sap, tijdens het slapen in de ogen gesprenkeld, je verliefd maakt op het eerste schepsel dat je ziet. Hij stuurt zijn ondeugende dienaar Puck erop uit om dit sap in de ogen van zijn vrouw te druppelen, en ook in die van de Atheense man die hij in het bos heeft gezien. Hij bedoelt daarmee Demetrius, die vlak daarvoor Helena heeft staan uitkafferen. Maar Puck vergist zich, en betovert zo de slapende Lysander.

~

Het is het begin van het hart van Shakespeares vertelling. Oude zekerheden, hechte vriendschappen en trouwe liefde vallen ten prooi aan verwarring en verraad. Het kostelijke spel van verleiden en verleid worden valt als een masker van een grimmig geworden gezicht van een vreemde. Nadat Puck zijn fout heeft hersteld, lopen plotseling beide heren achter Helena aan, in plaats van achter Hermia, en is de chaos, net als het spelplezier, compleet.

Hoogehakte laarzen
Naast deze tijdloze kijk op de liefde, biedt Midsummernightsdream het perfecte decor voor misschien wel regisseur Dirk Tanghes grootste liefde: het theater. De derde verhaallijn is namelijk die van Toneelvereniging Atlas, een groep amateurs die in het bos een stuk repeteert voor de bruiloft van Theseus en Hippolyta. Een haarscherpe, maar warme parodie op het toneelwereldje, met zijn eigenwijze ego’s, tomeloze speeldrift en geklungel met kostuums en rekwisieten – en een fraaie knipoog, naar de spelers van de Paardenkathedraal zelf, maar ook naar ons eigen spel van aantrekken en afstoten, onze paringsdans van illusies.

~

Kwajongen als hij is, tovert Puck de hoofdrolspeler van Atlas, Nico Spoel, om tot een ezel. En uitgerekend hem ziet Titania als eerste wanneer ze ontwaakt, en inderdaad: ze wordt smoorverliefd. Samen met haar beminnelijke, in het wit gestoken elfjes, voert ze hem sla terwijl hij op hooggehakte laarzen heen en weer wankelt en balkt bij het leven – een prachtrol van Herman Bolten.

Magie
Uiteindelijk vallen alle geliefden, nog warm van de slaap, in de juiste armen en krijgt het happy end een grande finale met de uitbundige uitvoering door Toneelvereniging Atlas van ‘De allertreurigste komedie over de afgrijselijke dood van Pyramus en Thisbe’, die voor golvende lachsalvo’s zorgt zoals ze sinds Toon Hermans niet meer in de schouwburgen geklonken hebben.

~

Je kunt het hernemen van je grootste succes afdoen als een zwaktebod. Teren op oude roem. Maar wie na afloop de zaal verlaat, zwijgt daarover. Vanwege de magie van Uri Rapaport, sinds jaar en dag de vaste lichtman, die met één dun balkje groen licht over de breedte van het toneel en een paar blauwe en paarse daarachter een heel bos creëert. Vanwege de over the top muziek (van opera tot discostampers). Vanwege het enthousiasme van het spelersensemble. Maar vooral ook vanwege Shakespeares tekst, klinkend vertaald door Johan Boonen. Die poëzie vormt de basis voor een feest, ook al liggen schaduwen vlak onder de oppervlakte. Want gevoed door zoveel verbeeldingskracht, wordt tenslotte alles mogelijk. Zelfs een midzomernachtsdroom in november.

Te zien t/m 26 januari 2008.

Kunst / Expo binnenland

Metamorfose van het alledaagse

recensie: Vreemde dingen: Surrealisme en design

Museum Boijmans Van Beuningen herbergt de grootste collectie surrealistische kunst in Nederland en is daardoor het museum bij uitstek voor de liefhebber van deze eigenzinnige kunststroming. De tijdelijke tentoonstelling Vreemde dingen: Surrealisme en design toont een verzameling van ruim tweehonderd werken, samengesteld uit de eigen collectie, particuliere verzamelingen en verschillende buitenlandse collecties. Speciaal voor deze tentoonstelling werd op 9 november ‘De dag van mode en design’ georganiseerd, waarbij de invloed van het surrealisme in de huidige kunst, mode en design werd besproken.


René Magritte, La réproduction interdite (Verboden af te beelden), 1937, © Beeldrecht Amsterdam 2007
René Magritte, La réproduction interdite (Verboden af te beelden), 1937, © Beeldrecht Amsterdam 2007

Ruim drieëntachtig jaar geleden publiceerde de dichter/schrijver André Breton het Manifeste du Surrealisme; deze gebeurtenis kan gezien worden als de geboorte van het surrealisme. Verschillende kunstenaars en schrijvers gingen zich richten op verlangens, illusies en het onderbewuste, waarbij de wetten van de realistische wereld op de schop werden genomen. Het interessante van het surrealisme is vaak haar (al dan niet humoristische) eenvoud in alles wat zij benadert. Het lijkt op de werkelijkheid; het is herkenbaar maar ook weer niet. Met als gedachtengoed de ideeën van Karl Marx en Sigmund Freud zorgden de surrealisten voor een stroming met een gigantische impact op de westerse kunst en cultuur. Dat deze impact nog altijd merkbaar is, kwam naar voren in zowel de expositie als in de lezingen.

Alles surreëel

Rein Wolfs, hoofd presentatie van het museum, beet het spits af. Hij gaf de bezoekers een korte introductie over het surrealisme, om vervolgens over te gaan op de tentoonstelling. Belangrijke werken zoals de Mae West Lips Sofa van Salvador Dalí, het flessenrek van Marcel Duchamp en het ingepakte werk L’Enigme d’Isidore Ducasse van Man Ray komen ter sprake. Ook minder bekende werken komen aan bod, zoals verschillende reclametekeningen, kostuumontwerpen en surrealistische sieraden. Zelfs van de destijds al bijzondere expositie uit 1942 van verzamelde surrealistische kunst in de New Yorkse galerie Art of This Century is een miniatuurversie te zien. Uit de genoemde voorbeelden blijkt hoe uniek deze tentoonstelling van surrealistisch design is. Een uitzonderlijk collectie, waarin alles surrealistisch is: apparatuur, sieraden, kleding, interieur en ga zo maar door.

Salvador Dalí, Étoile de Mer (Zeester),1950, © Fundacion Gala - Salvador Dalí, Beeldrecht Amsterdam 2007
Salvador Dalí, Étoile de Mer (Zeester),1950, © Fundacion Gala – Salvador Dalí, Beeldrecht Amsterdam 2007

Jurgen Bey, de tweede spreker, gaf verschillende voorbeelden uit de hedendaagse kunst die volgens hem een link leggen met het surrealisme. Bey is een belangrijke Nederlandse ontwerper en vormgever en nam zijn eigen werk als eerste en belangrijkste voorbeeld. Andere voorbeelden waren onder andere de poepmachine van Wim Delvoye, de lopende pvc-buisbeesten van Theo Jansen en de houten auto van Joost Conijn. Deze werken tonen aan dat het surrealisme nog altijd zijn uitwerking heeft op hedendaagse kunst en design.

Bey benadrukt in zijn verhaal het serieuze van de wereld en de drang naar een geloof in het onzinnige, het toevallige en het onpraktische. De door de mens gemaakte wereld is vaak ordelijk en praktisch. Daartegenover kan men de biologische wereld zetten. Evenals de surrealisten vindt Bey schoonheid in de natuur en in biomorfe vormen en pleit hij voor het bekijken van de wereld vanuit je eigen wensen en dromen.

Toen en nu

Biomorfe en antropomorfe vormen komen veelvuldig voor in de geëxposeerde werken en komen ook terug in het tentoonstellingsontwerp. Een gigantische etalagepop ligt verspreid door de ruimte en fungeert als drager van de tentoonstelling. De pop verwijst naar de voorliefde van de surrealisten voor het – meestal vrouwelijke en ontleedde – lichaam alsmede het erotisch fetisjisme zoals beschreven door Freud. Het ontwerp voor de tentoonstelling komt van de succesvolle Belgische modeontwerpers Walter Van Beirendonck en Dirk Van Saene. In hun ontwerp komen het karakter en de veelzijdigheid van het surrealisme sterk naar voren.

De ruimte is onderverdeeld in vijf thema’s, waardoor de toeschouwer een duidelijk beeld krijgt van het ruime gebied waarbinnen de surrealisten actief waren. Dit toont ook het karakter van de stroming; het zoeken naar het surreële is iets wat niet aan banden gelegd kan worden. Surrealisme binnen de commerciële sector druist volgens enkele surrealisten, waaronder vader Breton, in tegen de marxistische fundering van de stroming. Hij gaf Salvador Dalí ooit een cynisch anagram als bijnaam: ‘Avida Dollars’. Tegelijkertijd laten de commerciële werken ook weer de onbegrensde visie van de surrealisten zien.

Verrassend

Elsa Schiaparelli, Tear Evening Dress, 1938, foto: V&A Images, © Schiaparelli France SAS
Elsa Schiaparelli, Tear Evening Dress, 1938, foto: V&A Images, © Schiaparelli France SAS

Verassend is het tweede gedeelte van de expositie, een selectie van moderne werken die een duidelijke link leggen met het originele surrealisme. We zien werken van kunstenaars zoals Cindy Sherman, Paul McCarthy en Azumi Yamashita, maar ook een selectie werken van de tentoonstellingsontwerpers zelf en van de jonge modeontwerper Andrea Camarosano, een student van Walter Van Beirendonck. De ongetitelde poppenfoto’s van Sherman zijn vergelijkbaar met het werk van de Poolse kunstenaar Hans Bellmer, tevens te zien op deze expositie. De poppen van Bellmer werden door hem gedemonteerd en vervolgens op een ‘onnatuurlijke’ manier weer in elkaar gezet. De vervreemdende, erotisch getinte vrouwenlichamen werden in de natuur of in huis geplaatst en gefotografeerd. Shermans poppen worden op eenzelfde wijze behandeld.

Een ander terugkerend thema in zowel de originele als de nieuwe surrealistische kunst is een versmelting van kleding en lichaam. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het werk van Dalí en Elsa Schiaparelli, zoals de bekende skeletjurk waarbij het lichaam terugkeert in de kleding. De verzameling hedendaagse objecten bestaat onder andere uit schoentassen, een borstel bestaande uit haar en borsthaar op een T-shirt. Door deze combinatie van oud en nieuw surrealisme wordt duidelijk dat het vinden van een andere werkelijkheid in het alledaagse een thema is dat niet meer uit de huidige kunst is weg te denken. Net als de lezing geeft de tentoonstelling een bijzondere kijk in de wereld van het surrealisme, in haar originele vorm, in haar veelzijdigheid en in haar invloed op de huidige kunst. Van Beirendonck en Van Saene hebben hiermee een verassende expositie neergezet, volledig in lijn met de surreële gedachten van de gerepresenteerde kunstenaars.