~
Konwitschny maakte samen met dirigent Ingo Metzmacher furore in Hamburg. In ons land waren in het Holland Festival van 2005 hun fenomenale producties van Alban Bergs
Wozzeck en
Lulu te zien, en de Nationale Reisopera toerde eerder met veel succes met Konwitschny’s enscenering van Tsjaikovski’s
Jevgeni Onegin. Niet alles wat het duo aanpakt, verandert echter in goud. Zo veroorzaakte hun
Meistersinger von Nürnberg, waarin de slotscène onderbroken wordt door zangers die op het toneel discussiëren over het nationalistische gehalte van de opera, een flinke rel. Zijn reputatie is Konwitschny overduidelijk vooruitgesneld, want na afloop van
Daphne werd hij op een zelfs voor Amsterdam bijna haatdragend boegeroep getrakteerd.
Onconventioneel
“Ik wil helemaal geen schandaal, slechts tot de kern van het stuk doordringen,” verklaart Konwitschny keer op keer, en dat is precies wat hij met zijn enscenering van Daphne verwezenlijkt. Konwitschny groeide op in de voormalige DDR en zijn regieopvattingen zijn te herleiden tot de korte maar hevige bloeiperiode van de Kroll-Oper in het Berlijn van de jaren 1927-1931. Onder leiding van dirigent Otto Klemperer, een protégé van Mahler – en sterk beïnvloed door de ideeën van Brecht – specialiseerde dit theater zich in onconventionele opera-ensceneringen. Het was eveneens de glorietijd van de Zeitoper, de opera van het hier en nu, en de tijd van radicale experimenten van de avant-garde. Het bleken echter de laatste stuiptrekkingen van de Weimar Republiek. Al in 1928 schreef Goebbels in zijn dagboek: “Dit is niet het ware Berlijn. Het nieuwe Berlijn ligt op de loer.” Vanaf 1933 werd dat nieuwe Berlijn een gruwelijke werkelijkheid. Modernistische ensceneringen waren het regime een gruwel, en vooruitstrevende muziek werd als entartet bestempeld.
Een complexe relatie met de nazi’s
Lange tijd leek de positie van Richard Strauss onaantastbaar. Na het mislukte Guntram (1894) en Feuersnot (1901) sloeg zijn succès de scandale Salome (1905) in als een bom en met opvolger Elektra (1909) schuurde Strauss angstvallig dicht tegen de atonaliteit. Der Rosenkavelier zorgde er twee jaar later voor dat de componist geen financiële zorgen meer had en de samenwerking met librettist Hugo von Hofmannsthal resulteerde in zowel artistiek als commercieel succes. Na diens dood in 1932 raakte Strauss in de problemen. In Stefan Zweig dacht Strauss een waardig opvolger gevonden te hebben, maar hun eerste samenwerking Die schweigsame Frau bleek in 1935 meteen hun laatste. Hitler was inmiddels aan de macht en tolereerde niet dat de naam van de joodse Zweig op de affiche stond. Strauss was woedend, maar accepteerde op aandringen van Zweig de theaterwetenschapper Joseph Gregor als diens opvolger.
Strauss nam de leiding op zich van de Reichsmusikkammer en voor de Olympische Spelen van 1936 componeerde Strauss nog een Olympische Hymne, maar doordat hij met Zweig bleef corresponderen – onder andere over Gregors tekst voor Daphne – werd hij meer en meer lastig gevallen door de nazi’s en trok hij zich terug in Garmisch, tegenwoordig vooral bekend als wintersportoord. Strauss verklaarde niets met politiek van doen te hebben, maar zijn relatie met het nazi-regime was en blijft ongemakkelijk. Want hoewel Strauss het heeft opgenomen voor Joodse muzikanten, Zweig en vooral joodse familieleden, heeft hij zich nooit openlijk verzet tegen Hitler – noch heeft hij pogingen gedaan het land te ontvluchten.
Een vlucht in de mythe
Wat Strauss wel deed, was zich terugtrekken in de mythische wereld van de vertelling die we vooral van Ovidius kennen. De jonge Daphne heeft alleen oog voor de natuur en wijst niet alleen de Dionysische feesten van haar ouders Peneios en Gaea af, maar ook de avances van de haar jeugdvriend Leukippos. Wanneer de zonnegod Apollo verschijnt, kan zij hem niet verstaan, maar wanneer deze uit jaloezie Leukippos doodt, wil zij niet verder onder de mensen leven. Apollo verandert haar daarop in een laurierboom, en van haar takken zullen de zegekransen van roemrijke krijgers gevlochten worden.
Gregor wilde deze transformatie vormgeven met een groot koor, maar Strauss wilde alleen Daphne op het toneel. Geen tekst meer, maar slechts woordeloos gezang terwijl zij begeleid door schitterende muziek – door Strauss omschreven als Feuermusik uit Wagners Die Walküre, maar dan met andere noten.
De thematiek is ook terug te vinden in Metamorphosen, Stauss’ laatste orkestwerk, terwijl de melodielijnen van zijn hoboconcert en de Letzte Lieder duidelijke verwijzingen naar Daphne bevatten. Het is ook geen toeval dat Strauss uitgerekend de slotscène van Daphne speelde toen Amerikaanse soldaten hem na de Tweede Wereldoorlog in Garmisch bezochten.
Een samenleving in verval
Bij Konwitschny is Daphnes transformatie allerminst een lieflijke. Konwitschny vertaalt de handeling naar de jaren waarin Strauss de opera componeerde, een procédé dat sinds Cheraux’ enscenering van Der Ring des Nibelungen bijkans tot een cliché is verworden. Een trucje dat regelmatig rampzalige ensceneringen oplevert, zoals recente uitvoeringen van Mozarts Lucia Silla in Amsterdam bewezen. Ook hier ligt dat gevaar op de loer; Daphne is immers geen Zeitoper – Strauss vluchtte in 1937 niet voor niets in een eeuwenoude mythe – maar als er ooit een opera was die om deze aanpak vroeg, dan is het Daphne wel.
Konwitschny gaat echter nog verder, in zijn enscenering valt de opera in delen uiteen. In het eerste deel blaast Konwitschny de Kroll-Oper als het ware nieuw leven in. We zien geen mythische herders, maar iets dat nog het meest doet denken aan een uit de hand gelopen koorballenfeest in de jaren dertig. Wolven in schaapskleren, letterlijk, met veel drank en ongebreidelde seks. Op het decor een projectie van de Duitse Alpen, waardoor het geheel overkomt als een parodie op Strauss’ Eine Alpensinfonie. Daphne bezingt, alsof ze zo uit The Sound of Music is gestapt, haar liefde voor de natuur en het daglicht, maar haar liederlijke ouders gedragen zich alsof ze ter plaatse in opstand gekomen zijn tegen Strauss’ verheelijking van het gezinsleven, de Sinfonia Domestica. Hier is duidelijk een samenleving in verval.
Shockerend?
Mocht iemand daar nog aan twijfelen, dan spreekt de ‘liefdesscène’ van Daphne en Apollo boekdelen. Nadat zij hem heeft leren kennen als meer dan een broer, verlustigt het hele koor zich aan Daphne, die zich wijdbeens onder laat spuiten door de drankflessen van de mannen. De suggestie is overduidelijk. Haar ouders kijken ongeïnteresseerd toe. Shockerend? Jazeker. Maar precies dan grijpt Konwitschny in. Wanneer Apollo Leukippos doodt, verdwijnt niet alleen het decor, maar wordt het publiek middels fel tegenlicht geconfronteerd een grauwe realiteit.
Totale leegte
De breuk met het overrompelende moderne van het voorafgaande is abrupt. Wat rest is totale leegte. De opera is van het ene op het andere moment verworden tot een concertante uitvoering. Een toneelknecht zet een lessenaar neer en verplicht Daphne tot het zingen van haar noten. Geen interpretatie meer. Een metalen stellage, die onwillekeurig doet denken aan de platforms van waaraf de nazi’s het volk toespraken, verschijnt. Apollo toont keurig gekleed zijn vriendelijke gezicht. Even lijkt het alsof hij Daphne een gunst verleent, maar blijkt juist in een net pak pas echt een wolf in schaapskleren. Zodra hij haar heeft verleid heeft tot het beklimmen van het platform, trekt hij zich terug en verdwijnt de trap. Daphne wordt letterlijk gekooid en als een vogeltje tot woordeloos gezang veroordeeld.
Verstoppertje spelen
Tijdens de transformatiescène zien we aanvankelijk een welhaast achttiende eeuws decorstuk met een geschilderde boom dat langzaam omhoog getrokken wordt, maar terwijl steeds duidelijker wordt Daphne niet kan ontsnappen, ziet het publiek haar uitgestrekte armen eerst samenvallen met beelden van Leni Riefenstahl, gevolgd door meer expliciete beelden uit Nazi-Duitsland, culminerend in het slotbeeld van de geprojecteerde oude Strauss zelf, terwijl Daphne slechts klanken zonder betekenis voortbrengt.
Waar een natuurgetrouwe enscenering slechts verstoppertje zou spelen, net zoals de componist zelf graag deed, toont deze productie zo niet alleen de wereld van Strauss in de tweede helft van de jaren dertig, maar laat ook zien waartoe verstoppertje spelen kan leiden.
Sterke bezetting
~
“Vier van de vijf rollen zijn bijna niet te zingen,” verklaarde de Amerikaanse stersopraan Renée Flemming nadat zij de opera voor Decca ingezongen had, en ook het orkest – en dan vooral de strijkers – wordt geconfronteerd met een buitengewoon lastige partituur. Die partituur is in goede handen bij Ingo Metzmacher die het Nederlands Philharmonisch Orkest zo aanstuurt dat de handeling op het toneel en de klanken uit de orkestbak perfect synchroon lopen. Iets wat Strauss zelf duidelijk ook voor ogen stond, want de partituur laat zich bijna lezen als een klankgedicht, zo nauwlettend illustreert de componist het libretto.
Metzmacher en Konwitschny kunnen bovendien beschikken over een fenomenale Daphne: de Colombiaanse sopraan Juanita Lascarro. Van een onschuldig ogend, Lolita-achtig meisje verandert zij gedurende opera achtereenvolgens in Lulu, Evita en Brünhilde. De tenoren Rainer Trost (Leukippos) en Scott MacAllister (Apollo) doen nauwelijks voor haar onder en ook Birgit Remmert en Frode Olsen weten buitengewoon overtuigend liederlijke dronkenschap te spelen.
Het premièrepubliek dacht er duidelijk hoorbaar anders over, maar solisten, koor, orkest, dirigent én regisseur verdienen louter staande ovaties.
Gevangen in kilo’s en herinneringen
Een historische roman, een thriller en een jeugdroman: de Vlaamse auteur Bart Van Lierde heeft al verschillende genres op zijn naam staan. Hoe verschillend de genres ook zijn, thema’s als geweld, incest en verkrachting komen met regelmaat aan de orde in zijn boeken. Zo ook in zijn nieuwste boek, ditmaal een psychologische roman. 160 kilo vertelt het verhaal van Nadia, een vrouw van in de vijftig met een behoorlijk overgewicht en verdrongen jeugdherinneringen.
De met troostvoedsel gevulde Nadia weegt 160 kilo en komt steeds meer problemen tegen door haar gewicht. Vijfhonderd meter lopen is het maximum en een paar uurtjes per week werken in de bibliotheek het uiterste. Haar dijen schuren tegen elkaar aan als ze loopt en de dode, zwarte huid op haar heupen wacht op chirurgische verwijdering. Eerdere therapieën hebben geen slankere Nadia opgeleverd, ze werd er juist depressiever van, met als gevolg dat ze nog meer ging eten. Resultaat: de 160 kilo. Dan komt ze in contact met een hypnotiseur. Door zijn behandeling komen langzaam de beelden terug die ze zo lang heeft weggestopt. Het seksuele misbruik in haar kinderjaren maakt haar kwetsbaar voor mannen met dezelfde bedoelingen. Door te eten raakt zij verdoofd voor deze gevoelens, en hoopt met haar gewicht een schild te bouwen voor onbetrouwbare mensen. De grote vraag in de roman is hoe zij zal omgaan met de herinneringen die langzaam terugkeren in haar bewustzijn.
Betrokkenheid
Schaamte voor haar lichaam, gêne om in het openbaar te verschijnen, Nadia kent veel onzekerheden. Opvallend is dat ze zich ondanks deze onzekerheden wel heeft ingeschreven voor dansles. Iedere week probeert zij trouw naar deze lessen te gaan. Maar omdat ze de bewegingen niet goed kan uitvoeren, volgt zij de lessen vanaf een stoel.
Met deze genante gebeurtenis, die aan het begin van de roman plaatsvindt, trekt Van Lierde de lezer snel het verhaal in. Je voelt de blikken die Nadia krijgt toegeworpen van de andere cursisten, je hoort het gelach en je voelt haar schaamte. De schrijver houdt de betrokkenheid bij de hoofdpersoon een tijdlang goed vast. Toch verslapt het gevoel van medeleven voor Nadia naarmate zij meer herinneringen terugkrijgt uit haar jeugd. Deze herinneringen zijn een opeenstapeling van misbruik en geweld. Door de opeenvolging van misbruik, waarbij ranzige details niet geschuwd worden, wordt het verhaal op sommige punten onrealistisch. De scène waarin de vader van Nadia haar schaamlip afsnijdt is hier een voorbeeld van. Door deze waterval van heftige en extreme gebeurtenissen komt het leven van Nadia in een stroomversnelling terecht. Helaas kan de lezer zich nergens aan vastgrijpen om dit geweld te weerstaan.
In deze stroomversnelling verschijnen personages op het toneel die nauwelijks tot leven worden gebracht. Zij blijven, evenals sommige extreme gebeurtenissen, aan de oppervlakte. Daardoor vervalt het verhaal soms in clichés en stereotyperingen, de moeilijke jeugd die leidt tot overgewicht en het seksueel misbruik dat onder hypnose naar bovenkomt zijn daarvan voorbeelden. Het is jammer dat Van Lierde niet in staat is meer inhoud aan dit verhaal te geven.
Vicieuze cirkel
In directe en sterke bewoordingen schetst de schrijver een duidelijk en indringend beeld van het leven van iemand met veel overgewicht. De zwaarmoedigheid die leidt tot meer eten, het eten dat leidt tot meer zwaarmoedigheid. Van Lierde legt de vinger op de zere plek bij de beschrijving van de vicieuze cirkel waarin Nadia zich bevindt en kiest hiervoor geen mooie woorden, maar geeft haar toestand realistisch weer:
Met deze woordkeuze en de opeenstapeling van heftige gebeurtenissen in het leven van Nadia weet Van Lierde de lezer te shockeren maar verdwijnt de empathie met de hoofdpersoon en de betrokkenheid bij haar ellende. Een vrouw met overgewicht, seksueel misbruik en psychische problemen, de ingrediënten lijken aanwezig voor een verhaal met diepgang en nuance. Daarin slaagt van Lierde niet. De nasmaak blijft dat er meer uit dit verhaal te halen was. 160 kilo blijft drijven aan de oppervlakte.
Prijs: 17,50
Bladzijden: 288
ISBN: 978 90 468 0238 0
Misschien ook iets voor u
Daphne ontregelt en shockeert
Een vrouw verandert in een boom. Nu niet bepaald het spannendste operaverhaal en zeker niet het gemakkelijkst vorm te geven op het toneel. Maar laat het maar aan regisseur Peter Konwitschny over om van Richard Strauss’ voorlaatste opera Daphne een spraakmakende en overweldigende ervaring te maken.
~
Onconventioneel
“Ik wil helemaal geen schandaal, slechts tot de kern van het stuk doordringen,” verklaart Konwitschny keer op keer, en dat is precies wat hij met zijn enscenering van Daphne verwezenlijkt. Konwitschny groeide op in de voormalige DDR en zijn regieopvattingen zijn te herleiden tot de korte maar hevige bloeiperiode van de Kroll-Oper in het Berlijn van de jaren 1927-1931. Onder leiding van dirigent Otto Klemperer, een protégé van Mahler – en sterk beïnvloed door de ideeën van Brecht – specialiseerde dit theater zich in onconventionele opera-ensceneringen. Het was eveneens de glorietijd van de Zeitoper, de opera van het hier en nu, en de tijd van radicale experimenten van de avant-garde. Het bleken echter de laatste stuiptrekkingen van de Weimar Republiek. Al in 1928 schreef Goebbels in zijn dagboek: “Dit is niet het ware Berlijn. Het nieuwe Berlijn ligt op de loer.” Vanaf 1933 werd dat nieuwe Berlijn een gruwelijke werkelijkheid. Modernistische ensceneringen waren het regime een gruwel, en vooruitstrevende muziek werd als entartet bestempeld.
Een complexe relatie met de nazi’s
Lange tijd leek de positie van Richard Strauss onaantastbaar. Na het mislukte Guntram (1894) en Feuersnot (1901) sloeg zijn succès de scandale Salome (1905) in als een bom en met opvolger Elektra (1909) schuurde Strauss angstvallig dicht tegen de atonaliteit. Der Rosenkavelier zorgde er twee jaar later voor dat de componist geen financiële zorgen meer had en de samenwerking met librettist Hugo von Hofmannsthal resulteerde in zowel artistiek als commercieel succes. Na diens dood in 1932 raakte Strauss in de problemen. In Stefan Zweig dacht Strauss een waardig opvolger gevonden te hebben, maar hun eerste samenwerking Die schweigsame Frau bleek in 1935 meteen hun laatste. Hitler was inmiddels aan de macht en tolereerde niet dat de naam van de joodse Zweig op de affiche stond. Strauss was woedend, maar accepteerde op aandringen van Zweig de theaterwetenschapper Joseph Gregor als diens opvolger.
Strauss nam de leiding op zich van de Reichsmusikkammer en voor de Olympische Spelen van 1936 componeerde Strauss nog een Olympische Hymne, maar doordat hij met Zweig bleef corresponderen – onder andere over Gregors tekst voor Daphne – werd hij meer en meer lastig gevallen door de nazi’s en trok hij zich terug in Garmisch, tegenwoordig vooral bekend als wintersportoord. Strauss verklaarde niets met politiek van doen te hebben, maar zijn relatie met het nazi-regime was en blijft ongemakkelijk. Want hoewel Strauss het heeft opgenomen voor Joodse muzikanten, Zweig en vooral joodse familieleden, heeft hij zich nooit openlijk verzet tegen Hitler – noch heeft hij pogingen gedaan het land te ontvluchten.
Een vlucht in de mythe
Wat Strauss wel deed, was zich terugtrekken in de mythische wereld van de vertelling die we vooral van Ovidius kennen. De jonge Daphne heeft alleen oog voor de natuur en wijst niet alleen de Dionysische feesten van haar ouders Peneios en Gaea af, maar ook de avances van de haar jeugdvriend Leukippos. Wanneer de zonnegod Apollo verschijnt, kan zij hem niet verstaan, maar wanneer deze uit jaloezie Leukippos doodt, wil zij niet verder onder de mensen leven. Apollo verandert haar daarop in een laurierboom, en van haar takken zullen de zegekransen van roemrijke krijgers gevlochten worden.
Gregor wilde deze transformatie vormgeven met een groot koor, maar Strauss wilde alleen Daphne op het toneel. Geen tekst meer, maar slechts woordeloos gezang terwijl zij begeleid door schitterende muziek – door Strauss omschreven als Feuermusik uit Wagners Die Walküre, maar dan met andere noten.
De thematiek is ook terug te vinden in Metamorphosen, Stauss’ laatste orkestwerk, terwijl de melodielijnen van zijn hoboconcert en de Letzte Lieder duidelijke verwijzingen naar Daphne bevatten. Het is ook geen toeval dat Strauss uitgerekend de slotscène van Daphne speelde toen Amerikaanse soldaten hem na de Tweede Wereldoorlog in Garmisch bezochten.
Een samenleving in verval
Bij Konwitschny is Daphnes transformatie allerminst een lieflijke. Konwitschny vertaalt de handeling naar de jaren waarin Strauss de opera componeerde, een procédé dat sinds Cheraux’ enscenering van Der Ring des Nibelungen bijkans tot een cliché is verworden. Een trucje dat regelmatig rampzalige ensceneringen oplevert, zoals recente uitvoeringen van Mozarts Lucia Silla in Amsterdam bewezen. Ook hier ligt dat gevaar op de loer; Daphne is immers geen Zeitoper – Strauss vluchtte in 1937 niet voor niets in een eeuwenoude mythe – maar als er ooit een opera was die om deze aanpak vroeg, dan is het Daphne wel.
Konwitschny gaat echter nog verder, in zijn enscenering valt de opera in delen uiteen. In het eerste deel blaast Konwitschny de Kroll-Oper als het ware nieuw leven in. We zien geen mythische herders, maar iets dat nog het meest doet denken aan een uit de hand gelopen koorballenfeest in de jaren dertig. Wolven in schaapskleren, letterlijk, met veel drank en ongebreidelde seks. Op het decor een projectie van de Duitse Alpen, waardoor het geheel overkomt als een parodie op Strauss’ Eine Alpensinfonie. Daphne bezingt, alsof ze zo uit The Sound of Music is gestapt, haar liefde voor de natuur en het daglicht, maar haar liederlijke ouders gedragen zich alsof ze ter plaatse in opstand gekomen zijn tegen Strauss’ verheelijking van het gezinsleven, de Sinfonia Domestica. Hier is duidelijk een samenleving in verval.
Shockerend?
Mocht iemand daar nog aan twijfelen, dan spreekt de ‘liefdesscène’ van Daphne en Apollo boekdelen. Nadat zij hem heeft leren kennen als meer dan een broer, verlustigt het hele koor zich aan Daphne, die zich wijdbeens onder laat spuiten door de drankflessen van de mannen. De suggestie is overduidelijk. Haar ouders kijken ongeïnteresseerd toe. Shockerend? Jazeker. Maar precies dan grijpt Konwitschny in. Wanneer Apollo Leukippos doodt, verdwijnt niet alleen het decor, maar wordt het publiek middels fel tegenlicht geconfronteerd een grauwe realiteit.
Totale leegte
De breuk met het overrompelende moderne van het voorafgaande is abrupt. Wat rest is totale leegte. De opera is van het ene op het andere moment verworden tot een concertante uitvoering. Een toneelknecht zet een lessenaar neer en verplicht Daphne tot het zingen van haar noten. Geen interpretatie meer. Een metalen stellage, die onwillekeurig doet denken aan de platforms van waaraf de nazi’s het volk toespraken, verschijnt. Apollo toont keurig gekleed zijn vriendelijke gezicht. Even lijkt het alsof hij Daphne een gunst verleent, maar blijkt juist in een net pak pas echt een wolf in schaapskleren. Zodra hij haar heeft verleid heeft tot het beklimmen van het platform, trekt hij zich terug en verdwijnt de trap. Daphne wordt letterlijk gekooid en als een vogeltje tot woordeloos gezang veroordeeld.
Verstoppertje spelen
Tijdens de transformatiescène zien we aanvankelijk een welhaast achttiende eeuws decorstuk met een geschilderde boom dat langzaam omhoog getrokken wordt, maar terwijl steeds duidelijker wordt Daphne niet kan ontsnappen, ziet het publiek haar uitgestrekte armen eerst samenvallen met beelden van Leni Riefenstahl, gevolgd door meer expliciete beelden uit Nazi-Duitsland, culminerend in het slotbeeld van de geprojecteerde oude Strauss zelf, terwijl Daphne slechts klanken zonder betekenis voortbrengt.
Waar een natuurgetrouwe enscenering slechts verstoppertje zou spelen, net zoals de componist zelf graag deed, toont deze productie zo niet alleen de wereld van Strauss in de tweede helft van de jaren dertig, maar laat ook zien waartoe verstoppertje spelen kan leiden.
Sterke bezetting
~
Metzmacher en Konwitschny kunnen bovendien beschikken over een fenomenale Daphne: de Colombiaanse sopraan Juanita Lascarro. Van een onschuldig ogend, Lolita-achtig meisje verandert zij gedurende opera achtereenvolgens in Lulu, Evita en Brünhilde. De tenoren Rainer Trost (Leukippos) en Scott MacAllister (Apollo) doen nauwelijks voor haar onder en ook Birgit Remmert en Frode Olsen weten buitengewoon overtuigend liederlijke dronkenschap te spelen.
Het premièrepubliek dacht er duidelijk hoorbaar anders over, maar solisten, koor, orkest, dirigent én regisseur verdienen louter staande ovaties.
De Nederlandse Opera & Nederlands Philharmonisch orkest o.l.v. Ingo Metzmacher
Album: Richard Strauss – DaphneGezien op maandag 01 januari 2007 in Muziektheater, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Zwanenzang voor een verdwijnend landschap
.
Toen de Chinese regisseur Quanan Wang hoorde dat de uitgestrekte velden van Mongolië (het geboorteland van zijn moeder) werden bedreigd door de uitbreiding van de industrie, kwam hij tot een beslissing. Het was tijd om dit verdwijnende landschap en de cultuur van de herders vast te leggen, voordat het allemaal weg was. Tuya’s Marriage is het resultaat van zijn liefde voor het Mongoolse leven, de cultuur en de muziek.
~
De huwelijksaanzoeken lijken een metafoor voor de verdwijnende Mongoolse herderscultuur. De kandidaten willen Bater in een verzorgingshuis stoppen en Tuya meenemen naar de stad. De aangrijpende beslissing die Tuya moet maken lijkt er hoe dan ook in te resulteren dat haar oude leven zal verdwijnen en plaats moet maken voor een moderner bestaan. Het contrast wordt versterkt door de cinematografie, die het platteland in beeld brengt met woeste schoonheid en uitgestrektheid. Terwijl de stad vooral grimmig is en geassocieerd wordt met ellende en opsluiting.
Alcoholistische buurman
~
Ondanks de circulaire vertelstructuur is het einde van de film niet helemaal voorspelbaar. Tuya’s Marriage biedt ons uiteindelijk geen antwoorden of afsluiting, alleen de wanhoop van een vrouw in een onmogelijke situatie. Voor de herders is er in de groeiende industrialisatie en het verdwijnende Mongoolse landschap geen antwoord meer, alleen de machteloosheid resteert.
Tuya's Marriage
Regie: Quanan WangJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Vlakke verfilming van gepeperd boek
.
Philip Pullman schreef de meesterlijke trilogie His Dark Materials. Daarvan is het eerste deel, The Golden Compass (Britse titel: Northern Lights) nu verfilmd. Hoewel de boeken flink gelauwerd zijn in de loop der tijd, is er ook nog steeds kritiek op, doordat Pullman niet bepaald het beste voor heeft met het christendom. Maar in deze film draait het niet om de diepere betekenis, maar om een plezierige bioscoopervaring in de vakantie.
~
Anti-christelijk
Pullmans trilogie His Dark Materials wordt vaak genoemd als de directe tegenhanger van het christelijke The Chronicles of Narnia van C.S. Lewis. Pullman zelf heeft ook toegegeven Lewis te haten, en Narnia noemde hij christelijke propaganda. In zijn boeken pakt hij op weinig subtiele, maar prachtig geschreven wijze het geloof aan. In deze eerste film is dat allemaal wat afgezwakt. Dat neemt niet weg dat er toch protesten zijn gekomen, waardoor al bijna honderd Amerikaanse bioscopen de film nu weren. Voor volwassenen en vooral de lezers van Pullman zijn dit ontzettend interessante theorieën, kinderen zal het een worst wezen als ze mogen kijken naar twee vechtende én pratende ijsberen.
~
Complex karakter
Een kind in de hoofdrol is altijd lastig, niet iedereen op die leeftijd is in staat een film te dragen. Gelukkig is met de casting van nieuwkomer Dakota Blue Richards niets mis. Je zou absoluut niet zeggen dat dit de eerste film is van het meisje. Zij geeft Lyra de diepgang die ze nodig heeft. Ook perfect zijn de special effects en de aankleding. Alle daemons en ijsberen komen prachtig uit de computer rollen, en de sets zijn soms fenomenaal. De wereld die Pullman heeft geschapen, komt prachtig over.
~
Kerstvakantie
Het hangt van het succes van The Golden Compass af of de andere twee delen uit Pullmans trilogie (The Subtle Knife en The Amper Spyglass) ook worden verfilmd. Maar gezien alle promotie en merchandise (van bordspel tot speciale uitgaven van de boeken) zit dat wel snor. Bovendien is dit echt zo’n film om met de hele familie te zien in de kerstvakantie. Het is alleen wel te hopen dat de twee laatste boeken wat beter worden omgezet, en dat er niet wordt geschuwd de filmreeks een even pittig einde te geven.
The Golden Compass
Regie: Chris WeitzJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Hoe maniëristen, surrealisten en psychiatrische patiënten met elkaar in gesprek kwamen
.
De Rotterdammer Paul van der Eerden zoekt in zijn eigen werk zeer bewust geen aansluiting bij een reguliere kunsttraditie. Van 1974 tot 1979 werd de kunstenaar opgeleid aan de avondopleiding van de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam. Na jaren zoeken hoe zichzelf het best met behulp van beeldende middelen tot uitdrukking te brengen, vindt Paul van der Eerden begin jaren negentig zijn huidige thematiek. In zijn betekenisvolle en intieme potloodtekeningen verbeeldt Paul van der Eerden veelal het maniakale, de psyche, het bizarre, het afwijkende en het onfatsoenlijke. Hiervoor interesseert hij zich naar eigen zeggen het meest. Eerder, reeds in 1991, vonden zijn tekeningen hun weg naar het Museum Boijmans Van Beuningen. Zijn werk werd dat jaar opgenomen in de tentoonstelling Verzameld Werk 3. Die samenwerking leidde tot de huidige tentoonstelling Enclosures.
Enclosures
Enclosure is de Engelse term waarmee in Engeland en Wales werd aangeduid dat een openbaar toegankelijk stuk land werd afgesloten (enclosed) en vanaf dat moment alleen voor privégebruik bestemd was. Soms gingen deze overgangen van publiek naar privébezit met geweld gepaard. Paul van der Eerden past deze term vervolgens toe als metafoor voor de menselijke geest; de plek waarin iedere persoon als het ware opgesloten zit.
Hoewel Paul van der Eerden zijn werk geen prominentere plek in de tentoonstelling toe-eigent dan de andere werken, is het duidelijk dat de geselecteerde tekeningen een verhaal vertellen dat correspondeert met zijn manier van werken en kijken. Hierdoor ontstaat een hele intieme discussie tussen de tekenaars en hun tekeningen. Alle kunstenaars lijken op eenzelfde golflengte te zijn afgestemd. Als bezoeker kreeg ik even de wonderlijke sensatie alsof mijn brein ook op die golflengte was afgestemd; alsof ik door de ogen van van Eerden naar de werken keek.
Outsiders
Paul van der Eerden koos er, als verzamelaar van Outsider kunst, voor om enkele werken uit de Parijse collectie Art Brut Connaissance & Diffusion te tonen. De werken tonen een geheel eigen werkelijkheid.
Een zeer benauwend (enclosed) gevoel geven de tekeningen van de Poolse kunstenaar en schizofreen Edmund Monsiel (1897-1962). Deze Monsiel verborg zich tijdens de Tweede Wereldoorlog drie jaar lang op de zolder van zijn broers huis, overtuigd van het feit dat de nazi’s hem zouden komen halen. Tijdens de jaren dat hij daar opgesloten zat, begon hij te tekenen bij slechts het licht van een kaars. Zijn tekeningen worden gedomineerd door duizenden gezichten met starende ogen. Zij bevolken iedere millimeter van de op zeer kleine schaal getekende religieuze scènes, die geinspireerd zijn op Oost-Europese kerkelijke kunst. Zeer duidelijk kun je in het werk van deze outsider de benauwende werking van de soms zieke psyche van de mens beleven.
De zestiende eeuw
In Paul van der Eerdens tekeningen komen regelmatig verwrongen, gestapelde mensfiguren of menselijke lichaamsdelen terug. Deze thema’s komen in de tentoonstelling terug in de tekeningen van twee maniëristen: Juste de Juste (1505-1559) en Jacques Bellange (1575-1616). In de tekeningen van beide meesters bewegen de figuren in een verwrongen en vervreemdende dans die de sfeer onprettig en duister maakt. Juist omdat deze tekeningen met elkaar en met die van de andere meesters geconfronteerd worden komen de overeenkomsten in thematiek duidelijk naar voren en lijkt het wonderlijk dat zij in de zestiende eeuw tot stand zijn gekomen.
Zeer de moeite waard is ook de uitzonderlijke collectie van ongewone karikaturen van de hand van Pierre Puvis de Chavannes. Een groter contrast tussen deze surreële schetsen en het bekendere werk van deze Franse salonmeester is bijna niet te bedenken. Juist omdat deze tekeningen zo ongewoon zijn voor een klassieke meester lijken zij door Paul van der Eerden gekozen.
Een juiste keuze
De stadsredactie van het museum nam het initiatief voor deze expositie en besloot Paul van der Eerden uit te nodigen een keuze uit de tekeningencollectie van het museum te maken. Deze stadsredactie stelt zichzelf tot doel de grenzen tussen het museum en de stad transparanter te maken. Of dit doel met de tentoonstelling Enclosures gerealiseerd is, is voer voor een andere discussie. In ieder geval is het Paul van der Eerden zeker gelukt de grenzen tussen verschillende stromingen en eeuwen tekenkunst te laten vervagen en heeft hij op een wonderlijke manier dwarsverbanden weten te leggen. Van der Eerden bestudeerde gedurende enkele maanden de tekeningencollectie van het Boijmans Van Beuningen en heeft wat mij betreft een uitmuntende keuze gemaakt. Zijn keuzes lijken in eerste instantie niet voor de hand te liggen maar alle werken lijken als puzzelstukjes in elkaar te passen. De keuze is zo gemaakt dat de betekenis van de tekeningen versterkt wordt in elkaars aanwezigheid. De tentoonstelling is als een gesamtkunstwerk te zien waarin alle werken samen de dwarsverbanden, overeenkomsten en overlappingen in de manier van denken van deze kunstenaars echt duidelijk maken.
Paul van der Eerden e.a. - Enclosures
Gezien in: Museum Boijmans Van Beuningen, RotterdamNog te zien tot: zondag 13 januari 2008
Misschien ook iets voor u
Vrouwenpolitiek
China, negentiende eeuw: een nieuwe keizer bestijgt de troon, maar hij is te jong om het land te kunnen regeren. Daarom wordt zijn moeder, Orchidee, als regentes aangesteld zolang de nieuwe keizer te jong is om te kunnen doen waarvoor hij geboren is. Maar kan zij als vrouw respect krijgen in een wereld die doordrongen is van mannen en hun politiek? En heeft zij wat nodig is om China te kunnen regeren en te redden van de ondergang die haar echtgenoot in werking stelde? Anchee Min schetst in De laatste keizerin een beeld van een vrouw die op menselijke wijze haar land op de rails probeert te houden.
Anchee Min ( 1957) schreef al eerder over vrouwen in China. Dat is niet vreemd, aangezien ze zelf afkomstig is uit China, hoewel ze nu in de Verenigde Staten woont. Naast De laatste Keizerin schreef zij onder andere Rode Azalea, Mevrouw Mao en Wilde Gember. De rechten van Rode Azalea, een autobiografisch boek over haar jeugd in het communistische China, werden verkocht in twintig landen. Haar romans staan vooral bekend om de manier waarop zij de vrouwen van China een gezicht geeft.
Monster
Met De laatste keizerin vertelt Min niet alleen het verhaal van een vrouw die, omringd door mannen, een land moet leiden. Zij baseert zich ook op een stukje geschiedenis van China. Keizerin Orchidee is namelijk gebaseerd op keizerin Cixi die vanaf 1861 tot 1872 regentes voor haar zoon was en opnieuw van 1875 tot 1889 voor haar neefje. Hetzelfde geldt voor Orchidee. Als concubine van de keizer baart zij de enige erfgenaam van de keizer, waardoor ze keizerin wordt. Wanneer haar man overlijdt, is het aan haar zoon Tung Chih om China te regeren, maar met zijn zeven jaar is hij daar veel te jong voor en dus wordt Orchidee als zijn regentes aangesteld. Al vanaf dat moment wordt echter duidelijk dat een land leiden dat aan de rand van de ondergang staat, niet makkelijk is voor een vrouw die niet toegelaten wordt in de wereld van de politiek. Sterker nog: omdat zij keizerin is, wordt ze misleid door de mannen die haar zouden moeten helpen het land overeind te houden. Alleen goed nieuws bereikt haar oor, soms omdat men bang is dat ze bij slecht nieuws de doodstraf uit zal spreken, soms omdat men haar zo een slechte naam wil bezorgen.
Terwijl ze haar functie als regentes zo goed mogelijk probeert te vervullen, heeft zij ook de taak haar zoon op te voeden. Dat laatste mislukt echter jammerlijk: Tung Chih wordt door zijn bedienden en door zijn volk, zonder enig zichtbare reden, opgezet tegen zijn moeder en vervalt in een bestaan dat gevuld is met nachtelijke bezoeken aan prostituees. Hem is dan ook geen lang leven beschoren en wanneer hij overlijdt, verschijnt zijn moeder al snel in de kranten als verdachte, wat haar aanzien niet verbetert. Haar volk ziet haar als een koudbloedig monster.
Bondgenoot
Na het overlijden van Tung Chih is het aan Orchidee een nieuwe keizer aan te wijzen. Ze kiest voor het zoontje van haar zus: Guang-hsu. Ook hij is echter te jong om het land te kunnen regeren en dus wordt Orchidee opnieuw als regentes aangesteld. Nu heeft ze niet alleen de taak Guang-hsu op te voeden en China te regeren, maar moet ze ook een oorlog tussen Japan en China zien te voorkomen. Hierin vindt ze uiteindelijk een bondgenoot: Li Hung-chang. Li Hung-chang is loyaal, trouw en lijdt voor zijn keizerin gezichtsverlies, omdat niemand in zijn kunnen gelooft. Ze maken van hem, net als van Orchidee, een leugenaar en een verrader. Een verrader omdat hij zijn land zou verkwanselen wanneer hij onderhandelingen met Japan aangaat en omdat hij geld van China achterover zou drukken; een beschuldiging die ook aan Orchidee gericht is. Desondanks blijft Li Hung-chang aan de zijde van de keizerin en nooit geeft hij Orchidee de schuld van zijn gezichtsverlies, hoewel je zou denken dat een keizerin bij machte is om de mensen die onterechte beschuldigingen uiten de mond te snoeren. Orchidee is dat ook wel, maar zoals zij zelf zegt is ze niet in staat Li Hung-chang bij te staan omdat Guang-hsu, de keizer, niet in Li Hung-chang gelooft. Zij moet kiezen tussen de loyaliteit van haar bondgenoot en de liefde van haar geadopteerde zoon.
Orchidee staat tussen twee vuren in en Min probeert zoveel mogelijk een vrouw neer te zetten die geen monster is, maar enkel iemand die steeds voor moeilijke keuzes gesteld wordt die ze zoveel mogelijk uit liefde probeert te maken. Dat lukt Min aardig, maar de rest van de roman blijft een beetje achter. Het verhaal leest meer als een verslag over de regeerperiode van Orchidee, dan als een vertelling waarin je als lezer echt meegesleept wordt. De gebeurtenissen vliegen je om de oren: is de ene onderhandeling met Japan afgehandeld, dan volgt het volgende incident alweer. Een rustpunt is daarom moeilijk te vinden. Ook mist het verhaal duidelijke motieven. Waarom wordt Orchidee neergezet als monster? Waarom wordt zij beschuldigd van de dood van haar zoon? Het verhaal is tragisch en bevat alle sleutelelementen voor een goede roman, waardoor je zou verwachten dat er een mooi, fijn geschreven boek uit voortkomt, maar helaas is dat niet het geval. De tragiek wordt overspoeld door zoveel gebeurtenissen, dat het net zo goed een opsomming had kunnen zijn.
Prijs: 21,90
Bladzijden: 398
ISBN: 978 90 254 2385 8
Misschien ook iets voor u
Muzikaal experiment in Rotterdam
Op 13, 14 en 15 december 2007 vindt in Lantaren/Venster te Rotterdam Numoonfest plaats. Numoonfest is een experimenteel festival, waarvan de bedenkers als geen ander snappen dat er de mooiste dingen kunnen gebeuren wanneer je gelijkgestemde, getalenteerde musici en andere kunstenaars bij elkaar zet om wat nieuws te creëren.
~
Met Numoonfest gaat de organisatie een stapje verder. Men gaat de studio uit en het podium op. Het wordt een groots aangepakt festival met bijdragen van grote namen uit de experimentele muziekscene zoals Tony Allen, Jon Hassell, Dwight Trible, Ursula Rucker, Joe Bowie, Anthony Joseph, Marc de Clive-Lowe en Kain. Maar er is meer, nog veel meer…
Wanneer je het experiment niet schuwt, dan kun je jezelf vanaf 13 december onderdompelen in, wat men zelf noemt: “een avontuurlijke mix van de meest uiteenlopende muziekstromingen en culturen (nu-jazz, soul, funk, electronische muziek, minimal, alternative hiphop, wereldmuziek) in combinatie met beeld (film, video, animatie), spoken word, dans, architectuur, installaties en live-painting.”
Op 7 december 2007 zendt NPS Cultura een vooruitblik naar Numoonfest uit om 22.10 uur en op nieuwjaarsnacht kan je vanaf 00.30 uur kijken naar een uitgebreide samenvatting van het evenement.
Link: Numoon Lab TV op MySpace
Perfecte rauwe randjes van Claw Boys Claw
Dat de rockmuziek van alle Claw Boys Claw-albums nog immer dampend, superheet en daardoor zeer relevant is, is bij een grote schare fans natuurlijk allang bekend. Zet hun album Sugar uit 1992 (mijns inziens een van de beste Nederlandse albums ooit) nog maar eens op en je weet genoeg: anno 2007 is Claw Boys Claw muzikaal gezien nog uiterst essentieel. Maar dat óók de live-feel van deze band na een bijna tien jaar lange winterslaap nog werkelijk niets-nada-nakkes aan kracht heeft ingeboet, zagen de bezoekers afgelopen zaterdagavond in De Lantaarn in Hellendoorn. Het was een van ’s bands eerste try-outconcerten. Maar wát voor een…
Tjonge, jonge, wat werd dat publiek stuk voor stuk op werkelijk enerverende wijze vijftien jaar terug de tijd in geslingerd. Op de voorste rijen enkel vrolijke CBC-fans: veelal dertigers en veertigers die wild pogoënd (jawel, ze kunnen het nog!) en bier gooiend elkaar murw beukten, tegen de grond gooiden en (uiteraard) meteen ook weer op raapten. Daar achter keek de rest van een uitverkochte zaal uiterst geamuseerd naar én die hossende menigte én de bijna perfecte podiumperformance van die ouwe rockers van weleer.
~
Totale anarchie
Een try-out betekent natuurlijk aftasten, uitproberen en fine tunen. Maar deze try-outserie betekent ook ‘kijken naar een band die zelf uiterst verbaasd is over welke impact hun muziek nog steeds op publiek heeft’. En dat kan na een paar nummers maar één resultaat hebben: de beer ging letterlijk (Te Bos: “g@d$%#$d^^mme!!!!!”) los. Na een ‘rustig’ (vele meeknikkende kopjes en her en der een enthousiasteling die woordelijk meeblèrt en de handen steevast de lucht in zwiept) begin betekende de Claw Boys Claw-klassieker So Mean het feitelijke startschot voor een werkelijk werelds rockavondje. Na Bones volgden onder andere het te gekke nieuwe nummer Halibut en ook Weatherman, Edit Away en Rosie. Maar de werkelijke ommekeer van de avond kwam tijdens Bite the Dice. Iedereen uit z’n dak, totale anarchie! En wat doe je dan als band? Wat doe je, wanneer je ziet dat de eerste rijen van het publiek zó dolenthousiast reageren? Tja, dan speel je dat nummer gewoon lekker brutaal nog een keer. Claw Boys Claw is back.
~
Hek van de dam
Deze band laat zien dat een perfect concert niet altijd betekent ‘zo min mogelijk fouten maken’. Juist de rauwe randjes van Claw Boys Claw maken dat het nog immer een live-act is die het verdient om door veel mensen bekeken te worden. En wat die nieuwe nummers van hun aanstaande wapenfeit Pajama Day (1 februari 2008) betreft: die kunnen zich met gemak meten met andere gespeelde klassiekers als Pretty, Super Kid en Hail On. Na een stief uurtje doorstampen was het hek dan ook helemaal van de dam: microfonen werden door Te Bos naar de fans gegooid (“Zing eens mee!”), tijdens het nummer Wild Voodoo liep hij door de zaal heen en bestelde even pils aan de bar. Als toegift volgden onder andere nog de covers Locomotive Breath (Jethro Tull) en I Wanna Be Your Dog van Iggy & The Stooges.
Al wat daarna resteerde is de piep in de oren en naar bier riekende kleren. Uiteindelijk kan je dan alleen maar enthousiast reageren op Te Bos die zijn waanzinnig geworden publiek ergens als volgt toesprak: ‘Bedankt dat jullie ons terug lieten komen’. Welnu, Te Bos en Claw Boys Claw: bedankt dat jullie er weer zijn, met jullie concerten en de daarbij horende perfecte rauwe randjes.
Claw Boys Claw
Gezien op zaterdag 01 december 2007 in De Lantaarn, HellendoornLink: Claw Boys Claw op MySpace
Link: Platenmaatschappij Play it Again Sam
Misschien ook iets voor u
Na het magistrale Het meisje dat teveel van lucifers hield en het zeer onderhoudende Music Hall! is nu ook de debuutroman De Onbevlekte Ontvangenis van de Canadese schrijver Gaétan Soucy in Nederlandse vertaling verschenen.
De drie boeken van Soucy laten duidelijk zien dat de literaire kracht van zijn werk teruggaat op twee basale kwaliteiten. In de eerste plaats beschikt Soucy over een meesterlijk talent om aan zijn romans een weergaloze suspense mee te geven. Meteen vanaf de eerste pagina’s wordt de lezer een geheimzinnig plot ingezogen en dat plot laat hem pas op de allerlaatste pagina los, wanneer het geheim eindelijk onthuld wordt. Door zijn vertelkunst blijft de duistere aantrekkingskracht van het geheim op elk moment bewaard. In de tweede plaats is in Soucy’s heelal niets wat het lijkt. Zijn wereld wordt bevolkt door ongewone en dikwijls zeer sinistere figuren: dwergachtigen, mankepoten, mannen die vrouw schijnen te zijn of omgekeerd en diepe zielen die zich eerst als simplistisch laten kennen. Bovendien trekt het verhaal langzaam de versluierende en verzachtende lagen van deze wereld af: is deze in de openingsscènes nog herkenbaar en leefbaar, zij ontpopt zich gaandeweg als gruwelijk en mismaakt, waarin de gemankeerde dubbelwezens die deze wereld bevolken uiteindelijk alleen maar ten onder kunnen gaan.
Vuurbestrijder
In Het meisje dat teveel van lucifers hield komen deze kwaliteiten het meest tot bloei. De onschuldige en haast lieflijke taal van de hoofdpersoon zet de lezer in dit boek direct op het verkeerde been. Al daagt ook dan al bij de lezer het bange vermoeden. Naarmate het verhaal vordert wordt deze taal echter transparant en wordt de werkelijkheid die erachter schuilgaat genadeloos blootgelegd. De Onbevlekte Ontvangenis opent met een aangestoken brand – een motief dat ook al in Het meisje een centrale plaats inneemt. In de wereld van puin en as die daardoor ontstaan is, wordt de lezer voorgesteld aan de hoofdpersonen Remouald Tremblay en zijn vader Séraphon, die door iedereen voor zijn moeder wordt aangezien, en aan de brandweerkapitein en Clémentine Clément die in het verhaal naar elkaar toegroeien. Maar niemand van hen is zoals ze lijken te zijn. De bankbediende Remouald Tremblay is niet zo simplistisch als hij wordt voorgesteld en de brandweerkapitein is niet de heldhaftige vuurbestrijder voor wie hij door de manke doch immer hoopvol gestemde Clémentine wordt gehouden.
Het langzaam ontsluieren van de ontluisterende waarheid in deze verschillende mensenlevens is voor Soucy meer dan louter schrijftechniek. De wijze waarop hij zijn verhaal vertelt is tevens een metafoor voor het leven. In een brief aan Rogatien L. laat Soucy de begrafenisondernemer R. Costade schrijven:
Zolang we balanceren aan de uiteinden van deze trechter onttrekt het gat zich gemakkelijk aan ons zicht, maar iedereen wordt naar dit gat toegetrokken. Daarom kan de man van het uitvaartwezen ook schrijven: “Hoe dan ook, ik zal, zoals altijd, de grote winnaar zijn.” Want net zoals de brandstichter die de grote brand heeft aangestoken komt uiteindelijk iedereen op Costades tafel terecht en wordt iedereen door hem ter aarde besteld.
Illusies
Het surplus van literatuur is echter om dit onvermijdelijke gebeuren niet zonder meer te laten geschieden, maar om ons al vertellend te laten zien hoe de mens duizelig draait als een knikker in een trechter. De composities van Soucy’s romans spiegelen deze trechter: ze leiden onherroepelijk naar het afschrikwekkende en ontnemen ons zo alle illusies. De hoopvol gestemden zijn bij het lezen van deze roman wellicht geneigd te reageren zoals Clémentine. Wanneer schooldirecteur Gandon haar op de laatste pagina’s van het boek het verschrikkelijke geheim van Remouald vertelt, roept zij uit: “U had het recht niet me dat verhaal te vertellen!”
Met deze uitroep lijkt Soucy zich bij het besluit van zijn debuut de vraag te stellen of dergelijke verhalen wel verteld mogen worden. Maar wanneer een poëtisch universum een grimmige schoonheid verleend wordt, zoals alleen een schrijver als Gaétan Soucy dat kan, kan men op Clémentine’s uitroep slechts één ding antwoorden: dit mag niet onverteld, ongeschreven of ongelezen blijven.
Prijs: 18,95
Bladzijden: 287
ISBN: 9789021433219
Misschien ook iets voor u
Voorprogrammastatus ontgroeid
Left Side of the Brain van de Britse band Fiction Plane is al een tijdje uit. Toch krijgt 8WEEKLY alsnog een recensie-exemplaar van dit tweede album opgestuurd. Zou dat komen door het waanzinnige Nederlandse succes van hun single Two Sisters? Zou het komen door de succesvolle supporttour in het voorprogramma van The Police? Of zou het komen omdat ze als hoofdprogramma op 19 december in Tivoli en op 20 december in Paradiso staan? Ik zou zeggen: all of the above. Maar de laatste reden het meest, want deze band is de voorprogrammastatus inmiddels ontgroeid. En derhalve moet die albumrecensie er natuurlijk ook komen.
En inderdaad, wie er 13 of 14 september bij was in de Amsterdam Arena vond ook de supportact op z’n minst bovengemiddeld goed. Ga d’r maar aan staan! Het voorprogramma van het grote The Police! Een opdracht waar vele bands best moeite mee zouden hebben. Want zeg nu zelf; je mag avond na avond openen voor zo’n wereldact, dan móet je wel kriebels hebben, toch? Welnu, daar was bij Fiction Plane verrekte weinig van te merken. Als ware rocksterren domineerden ze het immense Amsterdamse podium: rennen, springen, van torenhoge versterkers jumpen, het publiek bespelen en als nietig drietal toch een gigantisch overwicht hebben ten overstaande van zo’n slordige 45.000 toehoorders. Ik kan niet anders zeggen dan dat deze ongepolijste rockshow indruk bij mij maakte.
~
Ongepolijste live-gevoel
Toch steekt dat ongepolijste livegevoel waar ik het over had op dit studioalbum her en der zeker de kop op. Het bovengenoemde nummer Left Side of the Brain lijkt door de vele wisselingen veel langer te duren dan de iets-minder-dan-3-minuten-hap-slik-weg-instant-hits. In datzelfde nummer ook, lijken de muzikanten zich heerlijk uit te leven. Daunt imiteert hier The Edge, en doet elders niet onder voor ‘ome’ Andy Summers. Dat uitleefgevoel geldt ook voor Death Machine: vermeldenswaardig is hier wederom het lekkere solowerk van de gitarist en de retegoede drumfills van Wilhoit. Running The Country en Presuppose hebben eveneens dat dwarse live-gevoel. In diverse interviews schermt de band er mee dat ze bij hun nummers niet altijd voor de gemakkelijkste weg hebben gekozen, niet altijd voor de veilige Top 40-denkwijze. Als je deze nummers meerdere malen beluistert, dan heeft de band gewoon een punt. Drink is een mooie ballade, en Fake Light From the Sun lijkt qua spel het meest op een The Police-compositie. Even een vermeldenswaardig punt: de band was voorheen een kwartet. Ene meneer Dan Brown is er uitgestapt om meer tijd aan z’n familie te besteden. Hij schreef niettemin wel mee aan het gros van de nummers.
Afrondend? Alle elf songs zijn goed. Kopen dus, dat album? Ja hoor, niets mis mee. Er zijn veel mensen die er een groot plezier aan zullen beleven. Maar dan voeg ik er wel meteen aan toe: de ware aard van deze band geldt toch tijdens een live-optreden! Kom 19 december dus naar Tivoli of 20 december naar Paradiso, want aan die rockshow val je je sowieso geen buil. Fiction Plane is de voorprogrammastatus namelijk allang ontgroeid.
Fiction Plane
Album: Left Side of the BrainLink: Homepage Fiction Plane
Link: Fiction Plane op MySpace
Misschien ook iets voor u