Kunst / Expo binnenland

Verademing in een digitale cultuur

recensie: diverse kunstenaars - Deep Screen, art in digital culture. Voorstel tot Gemeentelijke Kunstaankopen 2008

.

Voor de Gemeentelijke Kunstaankopententoonstellingen van Amsterdam werd curator Andreas Broeckmann uitgenodigd dit jaar de expositie neer te zetten. Jaarlijks koopt het Stedelijk, uit naam van de gemeente, een partij kunstwerken. Vanuit zijn ruime ervaring met kunst die sterk gericht is op digitale cultuur maakte Broeckmann – voormalig creatief leider van het Berlijnse kunstfestival Transmediale – dit jaar een selectie die vaak resulteerde in zogenaamde New Media Art, kunst die nieuwe technologie als materiaal inzet. Aangezien ‘nieuw’ in de kunstwereld helaas nog altijd gelijk staat aan ‘oké’, is een tentoonstelling met dergelijke kunst dan ook vrijwel van succes verzekerd.

Voorhoede

Toch neemt Broeckmann een risico, juist omdat het ‘nieuwe’ aan deze kunst in de tentoonstelling naar een achtergrond verdwijnt. In Deep Screen draait het minder om de gebruikte technieken, maar komen werken bijeen waaruit een andere manier van kijken naar de wereld spreekt. Letterlijk is dit in een installatie van Gabriel Lester zichtbaar. Zijn drie projecties tonen beelden van landschappen. De camera glijdt langs boomstammen, bergtoppen en idyllische meertjes, maar besteedt hierbij schier geen aandacht aan wát er gefilmd wordt. Wat is er aan de hand? Lester monteerde zijn camera op een robotarm, die volgens een vastgelegde choreografie verschillende settings in dezelfde bewegingssequenties vastlegde. Even verderop zien we in de installatie Untitled Game (1999-2001) van kunstenaarsduo JODI hoe de wereld van het computerspel Quake zich op een onherkenbare manier aan ons ontvouwt: alleen rauwe computertaal, een brij van onherleidbare vormen. JODI toont dat de computerwereld helemaal niet aan driedimensionale ruimte of een alledaags tijdsverloop is gebonden – dat realisme van dergelijke shooter-spellen programmeren wij er allemaal zelf in.

Gabriel Lester, Choreography (2000)
Gabriel Lester, Choreography (2000)

Maar juist dergelijke artistieke herinterpretaties van kunstenaars onttrekken het zicht misschien aan dat waar het wérkelijk om gaat. De digitale cultuur doet ons allemaal namelijk op een nieuwe manier naar de wereld kijken. Het zijn juist de kunstenaars die stiekem zelfs vaak een beetje traag reageren op de nieuwste gadgets. Zo storten zij zich tegenwoordig massaal op Second Life terwijl dit spelletje z’n hoogtijdagen wel weer gehad heeft. En dit gebeurt geregeld. Kunst die zich inlaat met digitale cultuur bevindt zich al te vaak helemaal niet in de voorhoede, maar hobbelt er achteraan en hergebruikt de elementen die bij de nerds lang en breed gemeengoed zijn. Is kunst die zich inlaat met cybercultuur niet een beetje als je oma met voor het eerst een eigen mobieltje?

Nieuwgedachte

Gelukkig niet. Deze kunst loopt dan wel niet altijd voorop, maar sommige kunstenaars weten de hedendaagse ‘digicultuur’ wel op een artistieke wijze te gebruiken. Ze schijnen de nieuwheid van deze verworvenheden eindelijk te hebben gelaten voor wat ze was. Toch is niet alles weer als vanouds, want recente technologieën hebben de kunst wel zeker onomkeerbaar veranderd. Broeckmann maakt met deze tentoonstelling duidelijk dat een museum best de tijd mag nemen om dingen te laten bezinken, en vreemd genoeg ligt in deze behoudendheid ook precies de durf van Deep Screen: niet nieuwigheidsfetisjisme maar artistieke gronden mogen bepalend zijn om het kaf van het vandaag zo schaarse koren te scheiden.

Jasmijn Visser, detail uit The last hotel (2008)
Jasmijn Visser, detail uit The last hotel (2008)

Met de keuze voor het onderwerp van kunst in digitale cultuur zijn de onderscheiden tussen ‘digitale’ en ‘gewone’ kunst hier simpelweg irrelevant geworden, net zoals doorgaans het onderscheid tussen schilderkunst en sculptuur helemaal niet hoeft te worden benadrukt. In de expositie zijn dan ook regelmatig werken opgenomen die helemaal niet zo digitaal zijn. Neem de primitieve geluidssculpturen van Pierre Bastien, de monumentale tekeningen van Jasmijn Visser of de dito installatie van David Jablonowski. Diens blokkige, eenvoudige vormen doen dan denken aan een virtual-reality omgeving, maar kunnen ook prima opgevat worden als uitlopers van de minimal art uit de jaren zestig. Digitale cultuur leidt dus niet noodzakelijk tot cybersculptuur, efemere internetprojecten of draadloze participatiewerken.

Upgrade

Stuk voor stuk zijn de werken ontstaan uit dezelfde universele vragen als die doorlopend sturend zijn geweest in de westerse moderne kunst. Deze aansluiting met de kunstgeschiedenis dringt zich soms zelfs een beetje op. De schilderijen van Roland Schimmel zijn regelrechte Op-Art, en Jochem van der Spek gaf de tekenmachines, die mensen als Jean Tinguely in de loop van de vorige eeuw al ontwikkelden, een ‘upgrade’. Virtueel gesimuleerde apparaatjes waggelen en zwalken over fictieve vellen papier. In plaats van machinaal aangestuurde bewegingen werken de machines via voorgeprogrammeerde algoritmes, vooraf opgestelde gedragsbegrenzingen.

Voor het heuse publieksproject van Luna Maurer krijgen bezoekers bij binnenkomst een stickervel met daarop vier blauwe stickerstrookjes. De opdracht: plak ze naar eigen inzicht op de vloer van het museum, nooit verder dat één stickerlengte van reeds geplakte exemplaren. Zo ontstaat een organisch groeiproces, was het idee. Mensen blijken echter iets te hebben dat al die generatieve software nog steeds niet onder de knie heeft: het flauw soort humor dat leidt tot het plakken van figuurtjes, melige tekstjes en pijltjes, en dat hiermee het beeld van een schimmelcultuur danig om zeep helpt.

Uitrusting

De tentoonstelling blijkt een verademing: de meeste werken in de expositie zijn bekomen van de eerste puberale fascinatie voor de nieuwe media; ze beginnen afgewogen de mogelijkheden te ontdekken. Zo doet de serie geprojecteerde foto’s van Persijn Broersen en Margit Lukács in hun schoonheid verstillen. Uit voorpaginafoto’s van De Volkskrant werd het onderwerp, de voorgrond, weg-‘gefotoshopped’. Enkel de gapende leegte van een bos- of woestijnlandschap of oud stadscentrum overlatend, geven de foto’s op een sublieme manier de afwezigheid zelf een vorm.

Persijn Broersen en Margit Lukács, Hinterland (2006)
Persijn Broersen en Margit Lukács, Hinterland (2006)

Deep Screen laat zien dat kunst die gebruik maakt van digitale middelen beter niet in de quarantaine moet worden gebracht waarin ze gebruikelijk figureert. New Media Art-tentoonstellingen zonderen vaak genoeg een legitieme branche van kunstproductie te veel af in specialistische state of the art-overzichten. Hierin verdwijnt de artistieke kracht uit beeld. De ‘nieuwe’ media in Deep Screen, art in digital culture zijn niet nieuw meer. Ze beginnen langzaam maar zeker tot de standaarduitrusting te behoren. Een vaste uitrusting die zowel kunstenaar als beschouwer tegenwoordig meezeulen, ook in het museum.

Muziek / Album

Eigenwijs en verrassend

recensie: Kissey Asplund - Plethora

.

Anders

De Parijse Papa Jazz produceerde Plethora en dat is is te horen. Alleen al vanwege het steeds terugkomende “Papa. Huh? Jazz” tijdens het nummer ‘Caos’. Wederom worden de rustige jazz- en soulklanken abrupt onderbroken. Deze keer door staccato drumgeluiden en vocale uithalen van Asplund. Dit laatste is overigens ook een terugkerend thema; Kissey Asplund kirt en kreunt er regelmatig op los.

Kissey Asplund is kortom geen snel Zweeds luistergemak. Hier geen catchy popdeuntjes die gemakkelijk in het gehoor liggen. Asplund is jazz en soul met een twist. Een ‘acquired taste‘. Maar als je de smaak eenmaal te pakken krijgt, zal dit album zeker een aanrader blijken. Zowel voor een druilerige als voor een zwoele zomeravond waarop je met een rosé’tje onderuitgezakt op de bank een loungesfeer wilt proeven. Maar dan wel middels eigenwijze en verrassende muziek. Het hoeft tenslotte niet elke avond hetzelfde te zijn. Laat je eens verrassen en luister naar Plethora. Een standaardfeestje kan altijd nog.

Film / Achtergrond
special: DOKU.ARTS

Een festival voor films over kunst

.

~

DOKU.ARTS, dat tussen 4 en 8 juni plaatsvindt in het Filmmuseum, is een initiatief van de nieuwe directeur van het museum Sandra den Hamer, in samenwerking met het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties. Tijdens het festival staan documentaires over kunstenaars centraal die anders en elders onvoldoende aan bod komen.

De brede selectie omvat alle disciplines: er zijn documentaires over muziek, literatuur, beeldende kunst en natuurlijk film. Festivalleider Andreas Lewin, die DOKU.ARTS in 2006 oprichtte, wil met name de variëteit en verbeeldingskracht die het documentairegenre rijk is benadrukken. Van de oude en nieuwe producties zijn de meeste nooit eerder in Nederland vertoond. De documentairemakers zijn tijdens het festival aanwezig zodat het publiek na afloop van de voorstellingen vragen kan stellen. De kunstenaarsportretten, filmessays, eerbetonen en zelfs producties die nog ‘in progress‘ zijn, zijn geen onderdeel van een competitie (zoals bij andere festivals vaak het geval is). DOKU.ARTS wil vooral de inspiratie van kunstenaars en de veelal eigenzinnige weg die het scheppingsproces eigen is, aan het grote publiek laten zien.

Nieuw simplisme

Music is a Monster
(Jytte Rex • Denemarken, 2007)

~

De Deens componist Pelle Gudmundsen-Holmgreen (1932) is een van de meest toonaangevende moderne componisten in Denemarken. Tot zijn veelomvattende oeuvre behoren orkestrale werken, kamermuziek, koormuziek en werken voor solo-instrumenten. Hij is geboren in het interbellum in een familie van schilders en beeldhouwers, en richtte zich pas later op de muziek. Vanaf de jaren zestig maakt hij deel uit van een groep componisten die zich sterk maken voor een ‘nieuw simplisme’.

Jytte Rex (1942) maakte van hem een portret waarin de levendige persoonlijkheid van Holmgreen en zijn werk centraal staan. Holmgreens geniale geluidsimitaties van dieren, zijn groteske humor en de dansdemonstraties in huis, het zijn allemaal illustraties van zijn muzikale overtuigingen en gedrevenheid. De documentaire geeft niet alleen een fascinerende inkijk in de wereld die hem inspireert maar gaat ook in op Holmgreens irritaties en frustraties. Waarom muziek de mens achter de componist kan veranderen in een monster en wat het betekent om een hedendaagse componist te zijn. De film is vooral interessant omdat de dilemma’s waarmee de muzikale meester worstelt vol fantasie en kleur in zijn alledaagse privé-wereld zijn uitgewerkt.

Enfant terrible

Maurice Pialat, l’amour existe
(Jean-Pierre Devillers & Anne-Marie Faux • Frankrijk 2007)

~

De buitenstaander en ‘enfant terrible’ van de Franse cinema Maurice Pialat (1925-2003) kijkt terug op zijn bewogen carrière binnen de Franse filmindustrie. L’amour existe is een ingenieuze compilatie vol televisie-interviews, foto’s uit Pialats jeugd, schilderijen van zijn hand en scènes uit eigen en andere films die Pialat beïnvloed hebben. Zo schetst hij postuum zijn eigen zelfportret en ontstaat een waarachtig beeld van een man die voor alles een afkeer had van het onechte. Pialat vergat nooit waar hij vandaan kwam, wie hij was en wat hij wilde.

Met zijn visie en aanpak wist hij acteurs tot onvergetelijke prestaties te brengen. De te korte fragmenten uit zijn films – o.a. Loulou, Van Gogh en Sous le soleil de Satan, waarin hijzelf ook acteert – laten dat onomwonden zien. Het doet verlangen naar een retrospectief met alle films van deze grijze gigant. Voor Sous le soleil de Satan won Pialat in 1987 een Gouden Palm, tot groot ongenoegen van het publiek dat hem uitjoelde. Hij reageerde hierop slechts met de opmerking “Ik hou ook niet van jullie”. Dit illustreert niet alleen zijn positie in de filmhistorie maar tekent ook zijn persoonlijkheid: compromisloos, kinderlijk en kwetsbaar. Een rots van een man voor wie ruzie een eeuwige bondgenoot was. Geproduceerd door zijn vrouw Sylvie Pialat is L’amour existe dan ook vooral een eerbetoon aan zijn intrigerende persoonlijkheid.

Publiciteitsschuwe Brit

The Graham Greene Trilogy
(Donald Sturrock • Groot-Brittannië 1993)

~

De geheime wereld van de schrijver Graham Greene passeert uitgebreid de revue in deze trilogie over het leven van de schrijver. Aan bod komen zijn vroege carrière, zijn bekering tot het katholicisme, zijn ongelukkige huwelijk en zijn fascinatie met spionage. Het bewogen leven van de schrijver die het liefst als buitenstaander naar binnen keek wordt afgewisseld met commentaar van tijdgenoten als John le Carré, Anthony Burgess, ex-hoofd van de Secret Service Kim Philby, en Greene’s geliefden. Zijn weduwe Vivien en geheimzinnige metgezellin Yvonne Cloetta praten openhartig over de voor de buitenwereld mysterieuze en publiciteitsschuwe Brit die lang teruggetrokken leefde op het Franse Antibes.

Deze lange documentaire, die is geproduceerd na zijn overlijden (1991), onderzoekt vooral het leven en werk van de schrijver in het licht van zijn fascinaties voor de zelfkant van het leven, waar seks, disloyaliteit en het kwade de boventoon voeren. Zo wordt Greene’s gecompliceerde persoonlijkheid langzaam ontrafeld, en krijgen met name zijn eigen gevecht tegen de verveling en afkeer van het establishment een persoonlijke context en een plek in de tijd.

Profeet

Bob Marley – Exodus ’77
(Anthony Wall • Groot-Brittannië 2007)

~

Op 3 december 1976 raakt muzikant Bob Marley gewond aan zijn arm en buik na een moordaanslag, en vlucht daarop naar Londen. Het zou een keerpunt in zijn leven en een doorbraak in zijn carrière zijn. In Londen nam hij dat jaar zijn belangrijkste album Exodus op en liet de wereld zo kennis maken met reggaemuziek en de Rastafaria boodschap. Op het legendarisch geworden ‘Rainbow concert’ diezelfde zomer veranderde zijn status als muzikant in die van een profeet.

Exodus ’77 is een briljante, politiek getinte film over Marley’s impact op de wereld. Met de nummers van zijn LP als leidraad vliegen de belangrijkste gebeurtenissen uit 1977 voorbij en herleven de teksten van Marley. De montage van het archiefmateriaal, de beelden van Marley, het commentaar van fans, vrienden en collega’s, alles is vol intimiteit en tegelijk beschouwend. Want in een wereld die toen nog grotendeels werd bepaald door de koude oorlog gaven Marley’s vrijheidslievende boodschap en zijn verzet zeker hoop aan velen. Anthony Wall, de maker van deze ongewone muziekdocumentaire, is al sinds dertig jaar regisseur/producer bij de BBC-documentairereeks Arena. Sinds 1985 won het programma onder zijn leiding vele prijzen, en verkreeg wereldwijd prestige.

Vijftig jaar dansen

Sally Gross – The Pleasure of Stillness
(Albert Maysles, Kristen Nutile • USA 2007)

~

Een portret van de Avant-garde danseres en choreografe Sally Gross, door Direct Cinema-pionier Albert Maysles. De danseres op leeftijd, ze is inmiddels over de zeventig, is na meer dan vijftig jaar dansen nog steeds actief. We zien hoe Gross werkt aan haar jaarlijkse voorstelling in New York City. De creatie van haar stuk The Pleasure of Stillness wordt afgewisseld met een terugblik op haar carrière. Ze wordt gezien als een van de grondleggers van de postmoderne dans. Veel van het werk van Sally Gross is gebaseerd op improvisatie en met name haar solo-stukken zijn autobiografisch. Geheel in de stijl van de Direct Cinema ontvouwt de choreografie zich, langzaam en met veel ‘body awareness‘ komt Gross tot de uiteindelijke voorstelling. Haar kracht als choreograaf — beweging kan bij haar ook een stil beeld zijn — spreekt er duidelijk uit.

Maskerade

The Other Graham Greene
(Nigel Finch • Groot-Brittannië 1989)

~

Op een naam berust geen copyright en dat heeft 25 jaar geleid tot een van de grootste mysteries rondom de schuwe schrijver Graham Greene. Een oplichter die zich uitgaf voor Greene opende in zijn naam hotels, speelde een potje tennis met de high society in Zuid-Frankrijk, en vond in India overal een gastvrij onthaal. Nigel Finch (1949-1995) gaat in deze hilarische documentaire op zoek naar de andere Greene om hem te ontmaskeren. Hij verzocht de schrijver mee te werken en deze raakte zo door het idee voor de film gefascineerd dat hij regisseur Nigel Finch voorzag van materiaal en uiteindelijk als verteller te horen is.

De gangen van de ‘ander’ zijn verweven met de biografie van de schrijver zelf, die door Greene’s speurende biograaf Norman Shelly achterhaald en op waarheid gecontroleerd worden. Gewapend met een dik manuscript lijkt hij zo uit een satire te zijn gestapt. Het duurt dan ook niet lang voordat de twijfel toeslaat en je je als kijker het nodige afvraagt. Misschien is die ‘ander’ wel een lokaas bedacht door Greene zelf om iedereen te misleiden. Finch werkt de hele maskerade op een originele, dubbelzinnige en humoristische manier uit. Feit en fictie zijn daarbij moeilijk te onderscheiden, maar dat er meerdere Greene’s zijn, blijkt onvermijdelijk.

Kunst / Expo binnenland

Van vierkante ballen en mensen als bolletjes

recensie: Diverse kunstenaars - Straalstroom #4: Parallel Spaces

.

Michael van Schaik, de Akoestische Stad (2006)
Michael van Schaik, de Akoestische Stad (2006)

De tentoonstelling werd ingeleid door andere wetenschappers: Michel van Dartel en Jan Misker van V2 en Teun Dubbelman van de Universiteit Utrecht. Zij gaven het publiek inzicht in de technische mogelijkheden van nieuwe media en de gevolgen hiervan: in hoeverre dringt de virtuele wereld onze fysieke wereld binnen? In plaats van te spreken van Parallel Spaces, gaan zij een stapje verder en spreken van Mixed Realities. De techniek is er klaar voor om daadwerkelijk virtuele objecten aan de fysieke wereld toe te voegen. In een spel kan je door een fysieke ruimte lopen, waar virtuele objecten verschijnen. Ook eist een spel discipline van de speler: je wordt, net als in de echte wereld, beloond en gestraft voor je daden.

Visueel geluid

Hierna waren de kunstenaars aan zet. Er zijn werken van jonge kunstenaars te zien, vooral afkomstig van het Piet Zwart Instituut, ArtEZ en de HKU. Michael van Schaik toont met De Akoestische Stad het meest complexe werk van de tentoonstelling. Hij heeft twee straten uit zijn woonplaats Rotterdam geheel ontleed en teruggebracht tot een grafisch systeem. Het uitgangspunt hierbij zijn de geluiden die de stad voortbrengt. Van Schaik heeft goed geluisterd en alle geluiden die hij hoorde (of zich kon voorstellen), onderverdeeld in zeven basislagen: architectuur, infrastructuur, mensen, reclame, natuur, meubilair en verbindingen (zoals signalen van mobiele telefoons). Iedere laag heeft een eigen grafische aanduiding gekregen, bijvoorbeeld bolletjes voor mensen en horizontale strepen voor architectuur. Door middel van kleuren is weer verder onderscheid gemaakt. Zo staat blauwe architectuur voor glas en paarse voor staal. En zo ontstaat een systeem bestaande uit zesenvijftig eenheden, die allemaal voorzien zijn van een eigen geluid

Michael van Schaik, de Akoestische Stad (2006)
Michael van Schaik, de Akoestische Stad (2006)

Van Schaik toont zijn systeem in een interactieve installatie. De bezoeker kan over de Lijnbaan (de Rotterdamse koopgoot) wandelen en naar believen lagen aan- en uitzetten. Een meter in beeld geeft precies aan welk deel van het traject je al hebt afgelegd. Wat voor geluid maakt een betonnen gebouw met reclame en hoe beïnvloedt dat onze waarneming van de ruimte? Van Schaik heeft de geluiden letterlijk uit de materialen gehaald door deze met een grote pick-up naald ‘af te spelen’. Het geluid van reclame is ingezongen door Eva Gresnigt. Het werk is met grote precisie gemaakt en toont een interessante visie op de gelaagdheid van de openbare ruimte.

Dans en spel

In de lezingen van de wetenschappers werden scenario’s geschetst van geavanceerde games waarin geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen de virtuele en fysieke wereld. Het werk van Dennis de Bel, Pingpong steekt hier grappig ouderwets tegen af. De Bel heeft in de Paraplufabriek twee computers naast elkaar gezet. Hier kan je met twee spelers een vierkant balletje pingpong slaan. De bal vertrekt, verdwijnt even uit zicht in de ruimte tussen de twee computers en komt weer in beeld voor de return van de tweede speler, ad infinitum. Het is de bedoeling dat het spel op internet gespeeld kan worden met acht spelers (en dus acht servers) tegelijk. De Bel geeft hiermee een uitgeklede visie op het idee van de verschillende ruimtes: de servers die contact met elkaar zoeken, worden gevisualiseerd door het vierkante pingpongballetje.

Sil van der Woerd, Duet (2004)
Sil van der Woerd, Duet (2004)

Verder is er werk te zien van onder andere Sil van der Woerd. Hij toont zijn videowerk Duet. In dit werk vindt een letterlijke mengeling plaats tussen de virtuele en fysieke ruimte. We zien een danseres in een prachtig sprookjesbos met azuurblauwe lucht een pas de deux uitvoeren met een libelle. Zij wordt door de libelle in beweging gezet, waarna een korte, explosieve dans volgt. Zien we hier de heftige reactie op een ontmoeting van twee werelden: het virtuele en fysieke, mens en dier? Art van Triest gaat ook in op interactie, maar op een heel ander vlak: ‘social networking’. In zijn video-installatie Homes is een skyline van een stad te zien door een web van talloze verbindingslijnen. Voor het beeldscherm volgt een lichtstraal, als een voetzoeker, de beweging van de bezoeker. Zijn installatie laat de complexiteit van menselijke verhoudingen in de stad (fysiek of virtueel) zien. Hij daagt hierbij op vernuftige wijze de bezoeker uit zijn positie te bepalen. Ook is er een werk te zien van geluidskunstenaar Tarik Barri.

Parallel Spaces geeft een paar mooie voorbeelden waarin kunstenaars spelen met hun opvatting over ruimte. Waar de wetenschappers speelden met de vraag in hoeverre we nog in staat zouden zijn onderscheid te maken tussen verschillende werelden, lijken de kunstenaars zich niet echt te bekommeren om deze vraag. Zij gaan vooral uit van hun eigen omgeving en abstraheren deze, zoals Michael van Schaik doet in zijn Akoestische Stad. Daar waar zij ons een virtuele wereld tonen, is deze duidelijk gescheiden van onze fysieke wereld. Die vierkante balletjes, daar doen we toch al een tijdje niet meer aan?

Boeken / Fictie

Lome wortelen en vergetele sneeuw

recensie: T.S. Eliot (vert. Paul Claes) - Het barre land

Toen Virginia Woolf in 1922 een voordracht van The Waste Land door T.S. Eliot had gehoord, verzuchtte ze in haar dagboek: ‘Wat de samenhang is, weet ik niet zo zeker.’ Ze was niet de enige. ‘Zelden werd de samenhang van een tekst sterker op de proef gesteld, zelden hebben lezers zo wanhopig naar verband gezocht’, zo schrijft Paul Claes in de inleiding bij zijn vertaling van het beroemdste modernistische gedicht.

Thomas Stearns Eliot (1888-1965) schreef The Waste Land nadat hij uit Amerika naar Engeland was geëmigreerd om daar als leraar en criticus te gaan werken. Rond 1920 begon hij aan de tekst, waarin hij ook al jaren eerder geschreven fragmenten integreerde. In 1922 legt hij het resultaat aan bevriend dichter Ezra Pound voor. ‘Complimenti, you bitch. I am wracked by the seven jealousies’ is zijn reactie. Hij schrapt echter ook flink, en kort de tekst tot ongeveer de helft in. Volgens Eliot zelf had Pound ‘uit een warboel van goede en slechte passages een gedicht gemaakt’.

Noten
Toen er plannen waren om het in boekvorm te laten verschijnen voegde Eliot er een vijftigtal noten aan toe – naar eigen zeggen omdat de tekst te kort was voor een plaquette van 64 pagina’s. Later noemde hij deze noten smalend een ‘vertoon van pseudowetenschap’. Maar de noten zijn in de loop van de tijd een onlosmakelijk deel van de tekst geworden.

De reacties van critici varieerden van ‘groots, prachtig, geweldig’ tot ‘a piece of tripe’ (waardeloze troep). Het boek had een grote invloed op een generatie romanschrijvers, zoals Hemingway, Scott Fitzgerald, Faulkner en Greene, die daarom ook wel ‘Wastelanders’ genoemd werden. Hun boeken werden bevolkt door machteloze, verveelde, ontwortelde figuren die gekweld rondwaren in een wereld zonder zin.

Maar de mozaïekachtige raadselachtigheid van de tekst was vooral onweerstaanbaar voor universitaire tekstanalytici. The Waste Land is het meest becommentarieerde gedicht uit de hele twintigste eeuw en is daarin verwant met James Joyce’s Ulysses, dat in hetzelfde jaar verscheen. Helaas is die toe-eigening van teksten door de academische wereld vaak funest voor de leeslust: men krijgt het idee dat je deze teksten met een zeer hoge status niet zonder tekstcommentaar kunt lezen, en ziet dan vaak maar helemaal van lezing af.

Houvast
Vertaler en commentator Paul Claes reikt lezers die houvast zoeken bij een tekst als deze een gulle hand toe. In beide hoedanigheden, als vertaler en als commentator, blinkt Claes uit in grondigheid. Deze bezigheden hangen voor hem overigens nauw met elkaar samen: vertalen is voor hem een tekst tot in de details doorgronden. Als vertaler laat Claes ook in dit (tweetalig uitgegeven) werk zijn grote kwaliteit zien: vindingrijkheid wat betreft ritme, klank en neologismen. Zo wordt ‘forgetful snow’ in zijn Nederlands ‘vergetele sneeuw’. Hij brengt klankrijmen aan, zoals assonanties in ‘o’ in ‘lome wortelen’ (‘dull roots’) en ‘stroomde een drom over de London Bridge, zo velen’ (‘A crowd flowed over London Bridge, so many’).

Als commentator geeft Claes rijkelijk toelichtingen en duidingen bij de tekst. Hij reikt sleutels en leidmotieven aan – zoals het leidmotief van water en droogte, de invloed van vruchtbaarheidsmythen – en voegt nog eens het dubbele van Eliots eigen noten (in deze editie ook vertaald), aan de tekst toe. Zo is de tekst die oorspronkelijk slechts vijftien pagina’s beslaat, in deze uitgave uitgebreid tot een dikke mantel van tweehonderd pagina’s noten en duiding. Als kers op de interpretatietaart geeft Claes ons ten slotte een ‘biografische sleutel’, die ons in de inleiding handenwrijvend in het vooruitzicht wordt gesteld.

Overspel
In deze biografische opmerkingen ‘onthult’ Claes dat The Waste Land feitelijk is te herleiden tot een biografisch gegeven uit Eliots leven, namelijk het onvruchtbare en onbevredigende huwelijk van Eliot met zijn vrouw Vivien Haigh-Wood, die uiteindelijk zenuwziek in een inrichting werd opgenomen. Zij had Eliot bedrogen met Bertrand Russell. In de gedetailleerde duiding van de veronderstelde verwijzingen naar dit overspel draaft Claes nogal door, álles lijkt betekenisvol te worden in het oog van de hartstochtelijke interpreet: de ‘dull roots’ zijn natuurlijk fallisch bedoeld, en waarom komen er zoveel ’trio’s’ in het gedicht voor?

Claes’ bewering dat dit geheel zijn eigen vondst is, is overigens niet correct, aangezien de biografische verwijzingen van het ‘barre land’ als symbool voor het ‘onvruchtbare’ huwelijk van Eliot en Vivien Haigh-Wood algemeen bekend zijn. Menigeen heeft er in commentaren op gewezen. In een interview met het tijdschrift Knack antwoordt Claes op de vraag of hij zeker weet dat niemand anders dit al heeft ontdekt: ‘The Waste Land handelt over vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid – het thema komt werkelijk in iedere alinea aan bod – en over de onvruchtbaarheid in Eliots eigen huwelijksleven. Niemand heeft dit ooit eerder opgemerkt. Bepaalde commentatoren hebben wel hints gegeven die in die richting wezen, maar die aanwijzingen bleven altijd vaag en onuitgewerkt.’ 

Het doet verder niets af aan de uitstekende vertaling, en de (voor sommigen wellicht overvloedige) duiding. Maar daar kan ieder uitpikken wat hem of haar bevalt. Voor wie niet zo van de freudiaanse interpretaties is, valt er nog altijd genoeg te beleven en te puzzelen in de tekst zelf. Wie zijn behoefte aan rationeel begrijpen een beetje onderdrukt, kan zijn zintuigen vol laten stromen met de dramatiek, de klank en het ritme van het gedicht. The Waste Land is een flonkerend veelzijdig werk dat de leegheid en tragiek van de moderne wereld en van het menszijn op fascinerende wijze uitdrukt.

Op dinsdag 10 juni is er een speciaal programma van Poetry International gewijd aan Het barre land. Verschillende dichters zullen de tekst integraal voordragen.

 

Theater / Achtergrond
special: 23e editie

Festival aan de Werf

.

Lees nu de recensies van:
Intérieur – Matthias Mooij, Transform us! – Maurits van den Berg en Martijn Hillenius (HKU), I/II/III/IV – Kris Verdonck, Mrs. God. Postcards from heaven – Growing up in Public, Muisman opnemen – Cowboy bij nacht, Het holst van de tijd – Susanne Roos (HKU), Couple-like – Keren Levi en Ugo Dehaes, Stella Maris – Jakop Ahlbom, Communication Breakdown – Metro-Boulot-Dodo, Gernika – De Maan/Ola Mafaalani, Kwartet – Peter Misotten, Vrede&Oorlog – Onafhankelijk Toneel, Niemandsland – Dries Verhoeven, Alp, bijenprocessie – Theun Mosk, Olivier Darné, Haar leven haar doden – De Veenfabriek, WIJ – Roos van Geffen, BLIND! – Kees Roorda

~

Zo plaatst Olivier Darné vijf bijenkasten in de stad, bouwt Theun Mosk een alpenweide op het Neude en neemt het Leidse muziektheaterensemble de V&D over. Naast onthaasting biedt het festival ook ervaringsgerichte voorstellingen, zoals een Dries Verhoevens persoonlijke wandeling door de stad met een onbekende gids, is er een programma rond de Frans-Amerikaanse kunstenaar Guy de Cointet, en verleidt het Neude – als vanouds – met muzikale optredens. Festival aan de Werf nodigt de bezoeker uit om even in een andere wereld te stappen. 8WEEKLY neemt deze uitnodiging graag aan en doet verslag. (Erica Smits)

Meer informatie over het programma en de makers is te vinden op www.festivalaandewerf.nl

Onvermijdelijk verdriet dat niet raakt

Intérieur – Matthias Mooij
Gansstraat, Utrecht • 30 mei

Fotograaf: Anna van Kooij

Fotograaf: Anna van Kooij

Aan het einde van mijn straat ligt een stuk braakliggend land dat al jaren verwaarloosd wordt. Sinds twee weken staan er echter hekken met zwarte doeken om het landje. Voorbijgangers proberen door de kieren van de doeken te gluren en ’s avonds klinkt vanachter de hekken wonderschoon gezang. Dat alleen al zo’n locatie nieuwsgierig maakt, blijkt als ik de voorstelling ook eindelijk bezoek. De buurvrouw was ook zo benieuwd dat ze een kaartje gekocht heeft. En als we in de warme schemer het terrein oplopen blijkt er ook onder de andere toeschouwers een verwachtingsvolle spanning te heersen.

In eerste instantie wordt aan deze verwachtingen ook voldaan. Door de locatie krijgt de voorstelling iets grootschaligs mee en het toneelbeeld doet niet onder voor dat van opera’s als die van Audi (waar Mooij tenslotte al regieassistent was). Prachtige verstilde plaatjes zien we. Net als de mannen in het verhaal die een nare boodschap moeten brengen aan het gezin achter de enorme glazen ramen, kijken we naar binnen in het huiselijke tafereel. Een meisje in een witte jurk speelt met een rode skippybal, een moeder met een baby in haar armen zingt een lied en na het eten kijkt vader televisie. Zich onbewust van het verdriet dat hen te wachten staat, bewegen zij zich door de avond. Doordat de familie zich echter het grootste deel van de tijd achter slecht doorzichtig glas bevindt, is de afstand tussen de spelers en het publiek enorm. Op geen enkel moment grijpt het onvermijdelijke verdriet je naar de keel.

Iets meer invoelbaar is het dilemma van de oude man die de boodschap moet brengen, maar het geluk van het gezin niet wil verstoren. Bij vlagen, ondersteund door fantastische zang in treurige tonen van de familieleden achter glas, is de tragiek van zijn taak wèl roerend. Helaas wordt de aandacht hier dan weer te vaak van afgeleid doordat er op het speelvlak teveel gebeurt. Achter de ramen zijn de familieleden constant bezig. De ouders verplaatsen de eettafel en de dochters spelen bijvoorbeeld in de tuin terwijl de oude man het publiek zijn overwegingen probeert voor te leggen. Maar vooral de vreemdeling, die samen met de oude man het nieuws komt brengen, springt op een bijna amateuristische manier door het geheel, onzeker of hij nou dient als luchtig commentaar op de ontwikkelingen of ingeleefd het juk van de boodschap moet dragen.

Op deze manier contrasteert de stilte van het familieportret te weinig met de onrust die Maeterlinck, de schrijver van de tekst, de mannen in de tuin ooit meegaf. Zo onvermijdelijk als het onweer deze zaterdag op het landje af komt rollen, zo onvermijdelijk en benauwend had het familieverdriet kunnen zijn. Helaas blijft het voor de toeschouwers in deze voorstelling bij de afstandelijke ervaring van een aantal mooie beelden en serene klanken, terwijl we ons afvragen of we het wel droog zullen houden. (Lidewij van Bakel)
Terug naar boven

Iedereen een flatscreen teevee

Transform us! – Maurits van den Berg en Martijn Hillenius (HKU)
Theater Kikker, Utrecht • 26 mei 2008

6417-HKU,-Maurits-klein1.jpg Komisch talent Maurits van den Berg en kameleon Martijn Hillenius kiezen in Transform us! een spannende theatervorm die een groot publiek kan aanspreken. Het is toneel en het is cabaret. Geen mix van de twee, maar allebei tegelijk. Niet met een enorm hoge grapdichtheid, maar wel erg funny en tegelijkertijd inhoudsrijk en veelzeggend over de wereld van vandaag.

De twee ex-HKU-studenten spelen een aantal opeenvolgende scènes die niet per se allemaal evenveel verband met elkaar houden, maar toch bij elkaar horen. Maurits en Martijn, zoals hun karakters ook heten, zijn twee zoekende mensen, een beetje zoals zichzelf: net klaar met hun studie en niet helemaal goed wetend wat nu. Lijken ze soms twee zelfverzekerde marketingmannetjes, soms zijn het net kleine kindjes die om hun mama roepen. Over mama gesproken: de scène waarin Maurits zeker weet dat zijn moeder hem toespreekt vanuit de hemel is volstrekt ongeloofwaardig, maar toch ontroerend omdat ie het zelf helemaal lijkt te geloven.

Transform us! verwijst geregeld naar de wereld van tv, en naar de veramerikanisering van de maatschappij die daar zo’n beetje aan vast hangt. Het allersterkste stukje in de voorstelling is een fantastisch gedicht over een klein Amerikaantje in de buik dat de boel langzaam maar zeker overneemt – en uiteindelijk wil iedereen een flatscreen teevee.

Van den Berg, Hillenius en schrijver Rik van den Bos signaleren zonder oordeel, maar met veel humor, zelfspot en inzicht in jonge mensen. Een gouden combi, hopelijk niet voor het laatst. (Moon Saris)
Terug naar boven

Verontrustend geruststellende mensenmobile


I/II/III/IV – Kris Verdonck
Stadsschouwburg, Utrecht • 23 mei 2008

Fotograaf: Giannina Urmeneta Ottiker

Fotograaf: Giannina Urmeneta Ottiker

Op de keper beschouwd geeft hij niet veel, performancekunstenaar Kris Verdonck, in zijn I/II/III/IV. Hij geeft eerst een solo, dan een duet, een trio, een kwartet, telkens met een pauze ertussen waarin het zaallicht aangaat voor de volgende kwartvoorstelling begint. Eerst met één, dan twee, drie en tot slot vier identiek geklede danseressen, die hangend aan een stalen constructie steeds dezelfde routine afwerken op minimale muziek. Een mensenmobile met marionetten, of eerder: slappe poppen, want de dames lijken weinig weerstand te bieden. Geen emotie, geen woord, geen interactie.

Hij vraagt veel, deze Verdonck, van de argeloze toeschouwer die komt om ‘gewoon’ een theaterstuk te zien. Hij vraagt een enorme dosis geduld, want wie kijkt er nu graag vier keer naar precies hetzelfde verstilde stukje, maar dan met steeds een meisje meer? Hij vraagt een behoorlijke portie openheid, zodat je in de eerste ronde simpelweg kunt kijken naar wat er gebeurt en in de volgende rondes de beelden steeds beter kunt laten binnenkomen. Hij vraagt bovendien dat je bereid bent met (mogelijk) meer vragen naar buiten te gaan dan waarmee je binnenkwam.

Wie dat kan en wil, krijgt een voorstelling die prachtig is om naar te kijken; mantrisch, tantrisch. Die gaat over alles en niks, over het kleine en het grote, het individu en het universum tegelijk. En het hoeft niet per se, maar als je er behoefte toe voelt, kun je er makkelijk stevige kritiek in zien op de wereld van vandaag.

Nog niet zo zeer als er één meisje aan de mobile hangt. De bewegingen zijn dan vooral aangenaam om naar te kijken. Alleen de momenten dat de danseres over de vloer gesleept wordt, doen misschien denken aan een dier in een lasso. En die houding op het eind, zo op haar kop, daar lijkt ze wel een geplukte kip of een koe in een slachthuis. Maar dat is nog eenvoudig weg te stoppen, want de schoonheid, beheersing en rust overheersen. Met tweeën geldt ongeveer hetzelfde. Maar als de derde en de vierde danseres zichzelf hebben opgehangen aan de bewegende stellage, prikken door de schoonheid onvermijdelijk die weggestopte vervelende associaties van de eerste helft weer heen. En dit keer om te blijven. Er verandert niets aan de routine, de sfeer, de achtergrond, de stijl van de muziek of het licht, maar alles wordt anders. Geruststellend wordt verontrustend. Na de tweede helft van I/II/III/IV ken je de sequentie, ben je klaar met kijken naar hoe de lichamen samenwerken met het staal, zie je hoe de meisjes zelf een beetje bijsturen, weet je hoe het evenwicht is geregeld. En heb je dus meer dan tijd genoeg om in het groeiende groepje aan de stellage de maatschappij in het klein te zien. De maatschappij waarin we langs elkaar heen leven; een wereld vol groepsgedrag, bio-industrie en (media)manipulatie.

Maar het hoeft niet, hoor. Je mag ook alleen kijken naar de oppervlakkige schoonheid. (Moon Saris)
Terug naar boven

Goddelijke vrouwen

Mrs. God. Postcards from heaven – Growing up in Public
Theater Kikker, Utrecht • 27 mei 2008

Fotograaf: Moon Saris

Fotograaf: Moon Saris

Altijd gedacht dat deze wereld geschapen was door een man? God genaamd? Mooi niet. Niet in de ogen van Growing up in Public tenminste. In hun nieuwste voorstelling Mrs. God. Postcards from heaven wordt een nieuw licht op het ontstaan van onze wereld geworpen. Deze keer niet vanuit het perspectief van de man; het woord is aan de vrouwelijke iconen. Daphne de Bruin speelt afwisselend God de Moeder, Maria van Nazareth en Maria Magdalena. Hierbij wordt ze ondersteund door de soundscapes van Andreas Suntrop die haar op gitaar begeleidt. Daphne de Bruijn is sterk in haar verbitterde tirades over het leven dat achter haar ligt, maar net zo goed wanneer ze mannelijke onhebbelijkheden met onderkoelde ironie op de hak neemt. De doorleefde en afgematte manier waarop ze de vrouwen neerzet verdient respect. Toch kabbelt de voorstelling soms een beetje voort totdat Suntrop het publiek weer bij de les sleurt met een stevige gitaarsolo. Het stuk is het sterkst in de momenten waarop De Bruin erin slaagt de menselijkheid van de iconen te raken. Dit is ook het punt waarop de soundscapes echt iets toe weten te voegen. Maria vertelt hoe teleurgesteld ze is in Jezus. Dat hij zijn hele leven heeft opgeofferd voor de complete mensheid en zijn moeder daarbij vaak over het hoofd zag. Of wanneer Maria toe moet kijken naar de afzichtelijke martelgang van haar zoon Jezus. In de versie van Growing up wordt het een teder relaas van een doodgewone moeder. Hartverscheurend en diepmenselijk. Want ook al is Maria tot icoon gebombardeerd, uiteindelijk was ze ook maar een mens, net als wij allemaal. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Nieuwe jas van Muisman zit als gegoten
Muisman opnemen – Cowboy bij nacht
Huis aan de Werf, Utrecht • 26 mei 2008

Fotograaf: Wieteke de Lange

Fotograaf: Wieteke de Lange

Met een voortdurende flauwe glimlach wandelt – nee, sorry: loopt – Muisman door het leven. Hij is, met zijn grauwe kleren, hangende schouders en dagelijks repeterende ‘activiteiten’, het ultieme kantoorpikkie, en dat vindt hij best. Het gaat pas mis als hij probeert een hippe kantoorpik te zijn omdat een spontaan meisje hem daartoe aanzet. Arme Muisman met z’n mooie nieuwe jas…

Regisseur Alexander de Vree, schrijver Robert van Dijk en hun Cowboy bij nacht geven met Muisman opnemen (opnieuw) een prachtig, prikkelend én grappig visitekaartje af. Boordevol clichés, maar net iets anders dan anders gepresenteerd. Niets wat je nog niet had gezien, maar zo intelligent gemaakt dat het toch nergens verveelt.

Het spel van Shanti Straub en Frank Derijcke als de collega’s komt misschien een tikje tekort, maar dat wordt dubbel en dwars goedgemaakt door de fantastische prestatie van Erol Struijk als sullig maar niet ontevreden pietje-precies Muisman. Hij speelt geen archetype, hij is er één, zonder maar een spoortje overdrijving of overacting. Alles aan hem klopt, net als Muismans bureau dat doet van negen tot vijf: geordend tot in de kleinste details. Ook alle andere facetten maken dat de voorstelling als gegoten zit: de lekker archaïsche tekst, de briljante vijftigerjarensfeer met een tikje Dada, de geluidjes op de band en de humoristische vondsten. En ook het eenvoudige, rake decor van zwarte tafels met een gat in het midden, waarin Muisman op een kinderstoeltje zit. Het benadrukt de afgezonderde positie van de hoofdpersoon en geeft tegelijk het woord ‘carréopstelling’ een heel nieuwe invulling.

Geen spektakel, geen grote woorden. Gewoon goedgemaakt, subtiel theater dat een waar genot is om te ondergaan. Een fijne nieuwkomer, dit Cowboy bij Nacht. (Moon Saris)
Terug naar boven

Te veel vragen in wit wereldje
Het holst van de tijd
– Susanne Roos (HKU)
Theater Kikker, Utrecht • 26 mei 2008

~

“Maar weet je ook wat er in het pakje zit?”, vroeg theaterauteur en -acteur Kris Cuppens tijdens een workshop aan een jonge toneelschrijver die een scène met een man en een vrouw en een pakje had geschreven. Ongeveer, was het antwoord, waarna de jonge schrijver wat speculeerde over de inhoud van het ding waar alles om draaide. Ook al zeg je niet, never, nooit wat er in het pakje zit, je moet het zelf wel weten, anders komt het nooit goed met de scène eromheen, maakte de ‘meester’ duidelijk.

Het holst van de tijd van Susanne Roos doet in extreme mate aan deze situatie denken. Na drie kwartier wie?, wat?, waar? heb je geen enkel antwoord en kun je niet ontsnappen aan het idee dat de maker het eigenlijk ook niet weet. Vragen openlaten is geen punt, maar zo onbevredigd als dit kun je een bezoeker niet achterlaten. Zelfs als het vragen stellen centraal staat, wil je de indruk hebben dat iets of iemand de antwoorden weet – of weten waarom niemand dat weet.

Tot ongeveer de helft hindert dit de afstudeervoorstelling van de in 2007 als docent Drama afgestudeerde Susanne Roos niet; het kan dan nog alle kanten op met het witte wereldje waarin twee mensen leven en plotseling een nieuweling opduikt. De twee zijn een beetje idiote, halfdierlijke verschijningen die in hun gedrag doen denken aan Neanderthalers of andere wezens die onwetend zijn en alles voor het eerst ontdekken. Zij onderzoekt de wereld snuivend door een wc-ontstopper, hij door een scan met een schilderijlijst. Zij verzamelt lucht in zakjes, zet die op een stokje en gaat kicken als ze het weer opsnuift. Geen wonder dat ze blij zijn met de visite van een ‘vreemd’ meisje…

Alleen: ze doet het niet. Wat niet, dat wordt niet duidelijk. Net zoals wie het schrikachtige meisje is en waar ze vandaan komt, waarom de twee het meisje wetend willen maken, wat dat inhoudt en waarom zij de aangewezen wezens daarvoor zijn. Geen idee zelfs waar deze hele voorstelling naartoe gaat. Nergens, zou je kunnen afleiden aan het feit dat het aan het eind weer van voren af aan begint. En daar kunnen een verzorgde scène, spannend licht en een live werkende mooiegeluidenmaker (het zintuiglijkste deel van deze zogenaamd zintuiglijke voorstelling), helaas niks meer aan veranderen. (Moon Saris)
Terug naar boven

Geen kunstje maar kunst
Couple-like – Keren Levi en Ugo Dehaes
Stadsschouwburg, Utrecht • 25 mei 2008

Fotograaf: Giannina Urmeneta Ottiker

Fotograaf: Giannina Urmeneta Ottiker

Soms hoeft theater niet vernieuwend te zijn om boven voorstellingen die tijdgenoten maken uit te stijgen. Het krachtige en intieme duet Couple-like van choreografe/danseres Keren Levi en danser Ugo Deheas is zulk theater. Zelfs al was het er vijftig, twintig of vijf jaar geleden al eens, hetzelfde of bijna hetzelfde van een andere maker, het is een zegen dat Levi het nu weer heeft gemaakt en dat de theaterbezoeker van nu de gelegenheid heeft ernaar te kijken, erin te verdwijnen.

In Couple-like zitten Levi en Dehaes als een Siamese tweeling vastgeplakt aan elkaar. Door het intrigerende uur heen steeds in andere constellaties; slechts heel af en toe laten ze los voor een adempauze. Ze bewegen zich voornamelijk over één breedtelijn, herhalen heel veel, maar het wordt absoluut nergens saai. Ze maken bewegingen die vaak neigen naar acrobatiek, maar worden het nooit echt – hier wordt geen kunstje gedaan, maar wordt kunst gemaakt.

In een uurtje dans van de bovenste plank komen alle stadia van een liefdesverhouding voorbij. Soms op afstand, soms heel dichtbij – zo’n twintig centimeter van de knieën van de mensen op de eerste rij. In het begin nog heel zoekend, monter en relaxed, later als passionele lovers, stevig hijgend en bezweet en in de twee helft zelfs met overduidelijke ups en downs. Levi en Dehaes laten er geen misverstand over bestaan: een relatie is iets heel moois, iets heel vertrouwds, iets heel waardevols, maar het heeft ook z’n zwakke momenten. En al met al is het gewoon heel hard werken. (Moon Saris)
Terug naar boven

Een combinatie van abstractie en alledaagsheid

Stella Maris – Jakop Ahlbom
Huis a/d Werf, Utrecht • 26 mei 2008

Fotograaf: Ben van Duin

Fotograaf: Ben van Duin

Het is een al vaker verteld verhaal: een man en een vrouw die niet zonder elkaar, maar ook zeker niet mét elkaar kunnen leven. In Stella Maris van Jakop Ahlbom brengen Silke Hundertmark en Jakop Ahlbom dit verhaal, maar dan in een ‘mime-jasje’. In een aantal beeldende, fysieke scènes gaan de man en de vrouw elkaar – letterlijk – te lijf. Met halskettingen en lippenstift maakt de vrouw zich mooi voor haar man. Zij zoekt toenadering, maar de man houdt zich liever bezig met zijn verzameling wekkers. Hij duwt haar weg, wat weer leidt tot een knappe, bijna spectulaire gevechtsdans, inclusief acrobatische stunts.
De theatertaal van Ahlbom is prettig om naar te kijken door de combinatie van tragiek en humor. Die humor komt met name voort uit het vervormen van alledaagse beelden, situaties of objecten (als halskettingen, lippenstift of een theepot). Hierdoor krijgt het ‘normale’ een absurde en soms ook komische twist. In de theatertaal van Ahlbom komen allerlei elementen samen: humor, acrobatiek, dans en beeld. Vanuit alledaagse beelden, objecten en situaties ontstaan in haar poging om maar zoveel mogelijk halskettingen om te hangen, niet alleen absurd verkrampte bewegingen van de vrouw, maar ook mooie, poetische beelden. Zo weet Ahlbom in Stella Maris de tragiek van de relatie, het onvermogen om bij elkaar te komen en de eenzaamheid die daaruit voortvloeit, treffend te verbeelden in een van de laatste scenes, waarin de man en de vrouw hun ruzie bijleggen en elkaar omarmen. Vanuit deze knusse, intieme omhelzing bewegen de twee naar een volgende even knusse en intieme omhelzing. En daarna nog één en nog één en nog één. Daarbij houdt ieder van hen de handen bij elkaar. Hun armen vormen twee ringen als uit de bekende goocheltruc, waarin twee ringen in elkaar grijpen en niet van elkaar los kunnen komen. De omhelzing wordt een worsteling om los te komen, waarbij de vrouw uiteindelijk de opdringerige man van zich afduwt. De verbondenheid en intimiteit van het begin maken plaats voor angst en frustratie.

Stella Maris balanceert op het randje van de meer verhalende mime en de meer dansante mime. Op het ene moment stift de vrouw nog ‘gewoon’ haar lippen, op het andere moment is een meer abstracte bewegingssequentie te zien. Op sommige momenten leidt de combinatie tot een dans waarin met wel heel veel gezwier en gedraai en gedoe twee kopjes thee op tafel worden gezet. Op andere momenten wordt duidelijk dat de combinatie van abstractie en alledaagsheid elkaar prima versterkt. Zoals in de scène waarin Ahlbom de frustratie van de man zowel speelt als danst. De abstracte bewegingen van de dans komen in dit geval duidelijk voort uit de intentie van het personage. Dans en verhaal zijn hierin op heldere wijze met elkaar verbonden. (Erica Smits)
Terug naar boven

Een zoektocht naar de liefde

Communication Breakdown – Metro-Boulot-Dodo
Domplein, Utrecht • 25 mei 2008

Fotograaf: Anna van Kooij

Fotograaf: Anna van Kooij

De liefde en de dood. Hoe vaak gaat het daar wel niet over? Communication Breakdown van het Britse gezelschap Metro-Boulot-Dodo in samenwerking met het Huis aan de Werf, probeert de liefde op een bijzondere manier te laten ervaren. Het publiek wordt opgedeeld in twee groepen; er zijn immers twee geliefden. De ene groep volgt Sam (vrouw) uit Utrecht en de ander Sam (man) uit Engeland. Na een korte introductie aan het Domplein, hoor je het verhaal van een van de twee geliefden door een koptelefoon. Dit is eigenlijk het mooiste gedeelte van de ervaring: door de stem wordt je de particuliere denkwereld van jouw Sam ingetrokken en kun je je met hem of haar identificeren. Dat gevoel raak je echter in de loop van de ‘voorstelling’ kwijt. Met een kaart in je hand baan je je een weg door Utrecht, ten einde de volledige liefdesgeschiedenis van de Sams te kunnen ontrafelen. Aanwijzingen op borden, in winkels, e-mailverkeer en filmpjes, moeten je hierbij helpen.

Hoewel qua opzet en concept het zeker een goede potentie heeft, blijkt de uitwerking toch wel wat manco’s te vertonen. Het grootste probleem schuilt in het feit dat je, over het geheel gezien, te weinig de particuliere gedachtegangen van de Sams eigen kán maken. Er zijn te veel afleidingen om het potentieel confronterend vermogen van de ‘voorstelling’ te kunnen handhaven. De stem vervaagt en allengs raak je hem kwijt in je zoektocht naar het volgende punt van je route. Je bent meer bezig met je route dan met het verhaal. Zo zelfs dat de ontknoping je weinig meer interesseert. (Koen van Hees)
Terug naar boven

Met je bord op schoot

Gernika – De Maan/Ola Mafaalani
Rood Noot, Utrecht • 25 mei 2008

Fotograaf: Jepe van Popta

Fotograaf: Jepe van Popta

Ola Mafaalani, de opvolger van Koos Terpstra als artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel, heeft in samenwerking met het Utrechtse kunstenaarscollectief De Maan een zinderende avond voor ons in petto. Op de thuisbasis van het collectief, de voormalige paardenfokkerij Rood Noot, net buiten Utrecht met de fabriekspijp van Douwe Egberts in zicht, worden we uitgenodigd een hapje en een drankje te nuttigen. Eerst in de voormalige paardenstal en vervolgens buiten op het terrein. Een lange tafel in het midden met banken erom heen vormt het decor van de acteurs. Het publiek zit eveneens aan de tafel en wordt actief in de voorstelling betrokken. Zo ben je getuige van een ontluikende liefde tussen een Amerikaanse soldaat en een meisje. Plaats van handeling: Guernica. Het groepje blijkt uit partizanen te bestaan.

Meteen gaan alle bellen rinkelen. Beelden van de verwoeste Spaanse stad, de Spaanse burgeroorlog, soldaten met een ideaal schieten door je hoofd. Dit alles geeft de voorstelling een zware lading, zonder overigens te zwaar te worden. Het regelmatig in een uitzinnig dansen uitbrekende gezelschap geeft het net die luchtgevende lichtheid. Het is het soort vrolijkheid om iets ergs, iets onvermijdelijks, te maskeren. De acteurs zijn goed op elkaar ingespeeld en weten knap te schakelen tussen het historische drama dat hun personages boven het hoofd hangt en de strijd die zij met elkaar voeren op het terrein van de liefde. Want ook daar is het – zij het, zo af en toe – oorlog. Die scènes zijn dan ook meest vilein gespeeld, waarbij je toch het gevoel blijft houden dat de gevoelens van de personages voor elkaar nooit helemaal zullen bekoelen.

Deze voorstelling zal ook nog te zien zijn op de komende editie van het Oerol Festival. Hopelijk zal het dan een paar graden warmer zijn, want dat past wel bij dit hartverwarmende stuk. (Koen van Hees)
Terug naar boven

Bewonderenswaardige kilte

Kwartet – Peter Misotten
Jaarbeurs hal 12, Utrecht • 24 mei 2008

Fotograaf: Koen Broos

Fotograaf: Koen Broos

In een grote lege hal van de Jaarbeurs in Utrecht, waar overdag de handelaren hun waar trachten te slijten aan het publiek, is het deze avond de beurt aan de Belgische theatermaker Peter Misotten om zijn waar te ‘slijten’. En om het maar meteen in stijl te zeggen: je koopt geen kat in de zak. In de immense lege zaal is een ingenieuze constructie van vier projectieschermen gemaakt. In dit vierkant neemt het publiek plaats – hetgeen enig uithoudingsvermogen vergt – en liggend zie je een doorzichtig vlak boven je waar de twee acteurs zitten. Ze hangen, als het ware, in het luchtledige. Via een vernuftig spel met de camera worden zij op de vier schermen geprojecteerd.

Een geschiktere ruimte voor deze theaterinstallatie is nauwelijks denkbaar. De kilte van een dergelijke lege hal sluit moeiteloos aan bij de tekst van Heiner Müller, die zijn tekst weer baseerde op Les liasons dangereuses van Choderlos de Laclos uit 1782. In Müllers bewerking zijn Markiezin De Merteuil en Burggraaf De Valmont, de twee hoofdpersonages uit de brievenroman van Cholderlos de Laclos, verstrikt geraakt in een pervers en kil – zelfs grenzend aan het sadisme – spel: zij proberen onschuldige meisjes en vrouwen te verleiden tot het begaan van overspel, tot het verliezen van hun maagdelijkheid. Die lust, die alles verterende lust. Dit doel heiligt alle middelen.

De combinatie van tekst en enscenering, waarin de liefde eerder als museumstuk wordt behandeld dan werkelijk beleefd wordt, wordt op zowel subtiele als duidelijke manier verder uitgewerkt. Door deze constructie zo op te hangen dat je niet de acteurs rechtstreeks in de ogen kan kijken, wordt een vervreemdend en afstandelijk effect gecreëerd. Hoewel geprojecteerd op grote schermen, zie je nauwelijks meer dan hun hoofd. Alsof de rest er niet toe doet. Een subtiele tegenspraak, zo lijkt het, met de lust die voortvloeit uit hun lendenen.

Peter Misotten heeft met deze installatie een knap staaltje werk afgeleverd waarin alles op een organische manier blijkt samen te hangen. De locatie, de twee teksten, het vervreemdend spel van de acteurs, geholpen door de ingenieuze cameratechniek: zij vormen een kwartet. Een kleine – zo klein als een muis in een lege Jaarbeurshal – waarschuwing is echter wel op zijn plaats. Peter Misotten moet oppassen geen slachtoffer te worden van zijn eigen succes, nu zijn werk zo gretig door Guy Cassiers wordt opgenomen in diens producties. Het gevaar van slijtage is aanwezig en dat zou jammer zijn. Want verbluffend blijft het. (Koen van Hees)
Terug naar boven

Contrasten en ideologie centraal in Vrede&Oorlog

Vrede&Oorlog – Onafhankelijk Toneel
Stadsschouwburg, Utrecht • 24 mei 2008

“Dankjewel dat jullie in zo’n groten getale zijn gekomen!” roept Tims vrouw Julia (Lizzy Timmers) opgewekt door de microfoon. Het 30-koppige publiek, in een wel heel grote en lege schouwburgzaal, grinnikt. De vrolijke sfeer was zelfs hiervoor al gezet met een stripboekachtig decor met nepgras, feesttent met stoeltjes, een wel heel sneu uitziende Amerikaanse vlag en Julia die met gemaakte glimlach in haar sportschoentjes zingt, “Tim, we will never forget you.”

Fotograaf: Ben van Duin

Fotograaf: Ben van Duin

De sfeer verandert echter snel wanneer de doodskist van soldaat Tim Eckard op het podium wordt gebracht en het verdriet en het onbegrip van vrouw, vader en broer naar boven komt. Zo wordt in het deel Oorlog constant het contrast opgezocht tussen humor en verdriet, tussen berusting en woede. Die tegenstrijdigheden maken van Oorlog een roerende voorstelling en roepen allerlei vragen op. Was Tim een held of was zijn dood zinloos? Waarom brengt de Amerikaanse regering pas zo laat naar buiten dat Tim om het leven is gekomen door ‘friendly fire’? Wat wordt er verborgen gehouden? Maar ook, wat maakt het eigenlijk uit? Centraal staat namelijk vooral het verdriet van een familie om het verlies van een man, zoon en broer en dit wordt onderstreept met scènes waarin het pure verdriet te zien is. Van Julia die tegen de kist praat en zich afvraagt of ze elkaar ooit nog zullen zien omdat Tim niet in God en een hemel gelooft, van een vader die door de spullen van zijn zoon gaat of van een broer die op sarcastische wijze zingt over hoe trots hij is op zijn vaderland. Ook hierin zit een duidelijk contrast tussen het schone, statische en zelfs onechte decor en het oprechte verdriet. En dat is de belangrijkste reden waardoor Oorlog op wrange, maar authentieke wijze indruk weet te maken.

Na de maaltijd, die plaatsvindt in het decor van Vrede, wordt het publiek weer naar de tribune gesommeerd zodat de voorstelling zich voort kan zetten. Dit tegen de verwachting in, want het was zeer interessant geweest om heel Vrede vanaf het podium mee te maken omdat het erg bij het stuk zou hebben gepast.

Fotograaf: Ben van Duin

Fotograaf: Ben van Duin

Vrede speelt zich dus af in een enorm groot decor, een Parijs café in 1950, waar studenten, kunstenaars en vrije denkers van over de hele wereld bij elkaar komen. We maken kennis met een achttal personages, die ieder een even belangrijke rol spelen. Naast de serveerster en muzikant, een geweldige rol en muzikale prestatie van Wiliam Bakker, zijn er Jerry (Fabian Jansen), de communistische filmmaker en zijn vriendin, actrice en drama queen Nadine (Marieke de Kleine) die constant ruzie maken. Tom Struyf en Lizzy Timmers, die ook al in Oorlog twee rollen vertolkten, zijn Jan, de dichter filosoof en Marie, de onschuldige en verwarde antropologiestudente. De twee laatste rollen zijn die van Miss Nicky (Romana Vrede) en Saloth Sâr (Tiong Hok Tan). Nicky is een uitbundige, zwarte nachtclubzangeres en Sâr een polytechniekstudent uit Cambodja. Een echte centrale verhaallijn is amper te ontdekken. Vrede geeft vooral de sfeer weer van een turbulente tijd net na de tweede wereldoorlog waarin mensen op zoek zijn. Op zoek naar zichzelf en op zoek naar idealen om in te geloven. Dit leidt regelmatig tot lange monologen, bijvoorbeeld van Marie die, hoe meer ze studeert, met steeds meer vragen zit en zichzelf lijkt kwijt te raken. De zoektocht naar ideologie leidt ook tot aangrijpende discussies. Met name de ruzie tussen ‘salonmarxist’ Jerry en humanist Jan maakt veel indruk en is niet alleen theoretisch, maar krijgt een beklemmend realistische lading wanneer je bedenkt dat Sâr zich in de toekomst zal ontpoppen tot Pol Pot, de communistische dictator van Cambodja.

Er worden dus zeer serieuze thema’s besproken in Vrede, maar deze worden ook afgewisseld met zang, muziek en dans. Met name de dans op oudejaarsnacht van Nicky, Jan en Sâr zit choreografisch gezien erg leuk in elkaar. Dit is een welkome afwisseling, want de actie van het spel, is af en toe een beetje langdradig en twee uur is net te lang voor een voorstelling als Vrede. Het einde, waarin Sâr centraal staat, maakt echter veel goed en laat Vrede eindigen in een mineur met de realisatie dat vrede een kostbaar en breekbaar goed is. (Linda Mous)
Terug naar boven

Mooie tocht door Niemandsland

Niemandsland – Dries Verhoeven
Centraal Station, Utrecht • 24 mei 2008

Terwijl de avond valt, loop ik door een mij onbekende wijk achter een mij nog onbekendere man aan. Deze man is mijn gids. Verder weet ik niets van hem. Bij de bagagekluizen op Utrecht Centraal Station is een balie ingericht waar toeschouwers zich melden voor de voorstelling Niemandsland van Dries Verhoeven. Daar krijgen ze een mp3-speler met een koptelefoon en een blaadje met een naam. Dries Verhoeven geeft instructies en waarschuwt ons om tijdens de tocht door de stad wel op het verkeer te blijven letten.

De groep gaat onder de blauwe vertrekborden in de centrale hal staan. Het moet een bizar gezicht zijn: zo’n vijftien mensen op ’n rijtje met witte koptelefoons en briefjes met namen als Reza en Amange. Voorbijgangers blijven dan ook even staan en kijken verbaasd, lacherig of nieuwsgierig naar ons. Ineens zijn wij even de voorstelling geworden.

Gelukkig komen de gidsen dan naar voren. Met een knikje gebaart mijn gids dat ik hem mag volgen. We lopen de hal door, het station uit, langs het busstation een woonwijk in. Via de koptelefoon klinkt muziek en komen tekstfragmenten voorbij die vertellen over de afkomst en het verleden van de man van wie ik de meeste tijd alleen een rug en een achterhoofd zie. Ik zou kunnen vertellen over het verhaal dat verteld wordt. Ik zou kunnen vertellen over de wandeling door de stad. Ik zou kunnen vertellen over de gedachten die het mooie slot van de voorstelling bij me opriep. Maar dat zou de persoonlijke en bijzondere ervaring die Niemandsland biedt, te niet doen. De clou verklappen is immers de grap vermoorden. Ga mee en laat je meenemen door de gids. Het is absoluut de moeite waard. (Erica Smits)
Terug naar boven

Verleidelijk zoet

Alp, bijenprocessie – Theun Mosk, Olivier Darné
Neude/Mariaplaats, Utrecht • 22 mei 2008

Midden op de Neude in Utrecht doemt een alpenlandschap op, compleet met steile, groene hellingen en houten huisjes. Bovenop het restauratiepaviljoen bouwde Theun Mosk in samenwerking met Jos Blom van FLATarchitects een installatie waarin al je zintuigen geprikkeld worden. De franse kunstenaar Olivier Darné bracht, eveneens in het kader van het thema Slow Food – Slow City – Slow Motion, met vier bijenkasten een maand eerder al de natuur naar de verschillende delen van de stad. Op de eerste dag van Festival aan de Werf is het tijd om de honing te oogsten en worden de bezoekers door beide kunstenaars met geuren gelokt en met zoetigheid verleidt.

Denkend aan de maand van noeste bijenarbeid, lijkt het nog niet eens zo gek dat Olivier Darné er voor gekozen heeft de honingraten te collecteren met een waardetransport. Vanaf de Neude zet het kenmerkende blauwe busje met daarin twee serieus in het wit geklede mannen koers richting het stadhuis, waar de inhoud van de laatste bijenkast ritueel wordt opgehaald. Geflankeerd door vier in zilveren pakken uitgedoste imkers, gewapend met kleine gele blaasbalgen waarmee ze rook verspreiden, wordt de processie in gang gezet. Helaas blijft het gevolg wat magertjes. De vreemdheid van de optocht en het tumult van de sirene zorgen voor genoeg commentaar en omkijkende voorbijgangers, maar misschien weerhoudt de stank deze nieuwsgierigen ervan om daadwerkelijk aan te sluiten bij de kleine optocht met onbekende bestemming.

Fotograaf: Wiebke Wilting

Fotograaf: Wiebke Wilting

En dat is jammer, want op de Mariaplaats vindt niet alleen de opening van het festival plaats, maar ook het handmatige oogsten van de honing. Onder begeleiding van prachtig dramatisch en experimenteel cellospel laat Darné de honing met trage, plechtige, knedende bewegingen in vier zilveren emmers lopen. Het geduld van de omstanders wordt beloond als ze na de langdurige ceremonie worden uitgenodigd de honing te komen proeven. Als bijen druk om elkaar heen krioelend wordt er geproefd en vergeleken of stadshoning inderdaad lekkerder is zoals Darné beweert, en of de verschillende wijken ook anders smakende honing voort hebben gebracht.

Voor wie dit moment gemist heeft en geen geld heeft voor een ‘exquis vijfgangen honingdiner’ bij restaurant Luce, is er nog een andere smikkeloptie; in een van de vier houten huisjes op Theun Mosks Alp wacht Anne Pleiter van Kooklab de vermoeide bergbeklimmer elk moment van de dag op met een passende maaltijd. Zoals bijvoorbeeld authentieke, zelfgebakken pannenkoeken, die met stapels witte borden en een groot blik suiker op tafel staan met eromheen vier stoelen die je vertellen dat je mag aanschuiven in het net te kleine huisje.

Fotograaf: Jochem Jurgens

Fotograaf: Jochem Jurgens

Alp is echter meer dan een sprookjesachtige eetbeleving. Als je het via een paar trappen en een witte deur betreedt, ruik je het gras op de hellingen, de houtsnippers van het pad en het hooi in het eerste houten huisje. De op drie verschillende niveaus geplaatste huisjes zien er vanaf straatniveau al fantastisch uit; ze bestaan uit verschillende prefab platen die zonder lijm of spijkers in elkaar gezet kunnen worden. De eenvoud van het ontwerp en de zichtbaarheid van de constructie is erg mooi.

Eenmaal in het landschap, een stukje boven de drukte op de omringende terrassen verheven, word je verleid de huisjes binnen te stappen om op te gaan in het kleine verhaal dat wordt verteld. Zo zie je vanaf de tribune van strobalen in het eerste huisje een korte filmloop van Joris Hoebe (die met het in slowmotion vallende fruit en groente op vijf tafelgenoten wel erg letterlijk aansluit bij het thema) en wordt je nieuwsgierigheid gewekt in het huisje op de berg waarin dwars door de kleine ruimte een heg met een gat is geplaatst; een stap op de hagelwitte kiezelstenen voorin het huisje is onvermijdelijk om te weten te komen wat er zich achter de heg afspeelt. Het huisje op de top van de berg is onbereikbaar. Wat daar precies gebeurt weet niemand. Bekend is alleen dat er ’s avonds, als de bandjes op de Neude het voor gezien houden, een Chinese lokroep klinkt. Een lokroep die je waarschijnlijk doet besluiten je de volgende dag opnieuw te laten meeslepen door de geuren, kleuren, klanken en smaken die Utrecht gedurende Festival aan de Werf extra leuk maakt. (Jantine Kremer)
Terug naar boven

We consumeren ons kapot

Haar leven haar doden – De Veenfabriek
V&D, Utrecht • 23 mei 2008

Fotograaf: Jochem Jurgens

Fotograaf: Jochem Jurgens

“Are you tourists”, vraagt een mediterraan meisje die met de roltrap naar beneden komt aan de groep V&D-bezoekers die achter de muziek aan gaat op de roltrap naar boven. Ze krijgt geen antwoord, want zij zit, hoewel in hetzelfde warenhuis, in een andere wereld dan de groep. Haar wereld is de gewone, dagelijkse wereld vol commercie en kapitalisme. De ’toeristen’, zij bevinden zich in de wereld van De Veenfabriek, en die stelt dat juist aan de kaak.

In Haar leven haar doden van De Veenfabriek ontspint het leven van Ann – ook wel Annie of Anneke – zich in een dik dozijn losse scènes over schijnbaar verschillende vrouwen die langzaam maar zeker verband krijgen. Ze spelen zich af dwars door de Utrechtse V&D, van La Place via de kousenafdeling, het kledingmagazijn, de speelgoedafdeling, de hoofdingang en de afdeling wonen tot het buitenterras dat uitkijkt op de Dom met als decor squieekende zwaluwen in een blauwe lucht. Het begint als de winkel nog open is, in volle bedrijvigheid, en gaat door tot een uur na sluitingstijd, als het personeel langzaamaan vertrekt en de enorme ruimte steeds doodser wordt.

De tekst van de Britse toneelschrijver Martin Crimp gaat, zo krijg je gaandeweg in de gaten, over een gewone meid die helemaal het spoor bijster raakt in de keiharde wereld van porno en consumentisme, van gebruiken of gebruikt worden, en wier idealisme uiteindelijk implodeert tot een ijskoud fundamentalisme, compleet met terroristische daden. Met tussendoor scènes over de schrijnende wereld van oorlog en armoede, of eigenlijk: hoe wij die ver-van-mijn-bedshow zien vanuit onze luie stoel op de beeldbuis en op foto’s in de krant.

Ook zonder warenhuisomgeving een sterk staaltje maatschappijbetrokken toneelwerk; confronterend en pijnlijk raak. Maar nog veel krachtiger door de vervreemdende vermenging van de toneelwereld met de commerciële wereld, die de problematiek helder verlicht met een eindeloze rij tl-balken en uitvergroot tot mega-billboardformaat. Die drukke omgeving vol spullen, mensen en geluiden dendert soms dwars over het verhaal van Ann heen; leidt af, verpest, verstrooit. Je moet er behoorlijk bij blijven om al die totaal van karakter, stijl en toon verschillende scènes, de niet bepaald oppervlakkige anekdotes, de soms abstracte fragmenten, de zotte dansjes en de half verstaanbare liedjes tot een eenheid te kunnen maken in je hoofd. En toch: zou al die drukte normaal gesproken afdoen aan een voorstelling, hier wordt die er sterker van, omdat het je constant bewust houdt van waar het om draait: we consumeren ons kapot. (Moon Saris)
Terug naar boven

Een aangrijpend ‘mij’

WIJ – Roos van Geffen
Janskerkhof, Utrecht • 23 mei 2008

Fotograaf: Anna van Kooij

Fotograaf: Anna van Kooij

Het is weer zover. Net als vorig jaar, is op het Janskerkhof in Utrecht een vreemd object verrezen. Opnieuw werpen fietsers, terwijl ze in een noodtempo voorbij rijden, nog even verwonderd een blik achterom en vragen toeristen beschroomd en nieuwsgierig wat hier aan de hand is. Een jaar geleden stond op dit plein de geluidsdichte doos van Gerucht, waarin Lotte van den Berg het publiek naar voorbijstruinende en winkelende voorbijgangers liet kijken en naar de acteurs die zich tussen die nietsvermoedende wandelaars begaven. Gerucht wierp een blik op de stad. WIJ van Roos van Geffen biedt een compleet andere, meer naar binnen gerichte en individuele ervaring.

De houten ronde constructie bestaat uit een aantal hokjes. Ieder hokje heeft een deur en een trapje. Daarvoor staat een klapstoeltje waar de toeschouwer op kan wachten tot het zijn beurt is om het hokje binnen te gaan. Eenmaal binnen gaat het licht uit en wordt de toeschouwer ondergedompeld in totale duisternis. Achter een venster verschijnt een beetje licht om vervolgens weer te verdwijnen. In die donkere wereld drijven gezichten voorbij. Eerst ver weg, nauwelijks zichtbaar. Later komen de gezichten, met hun ogen gesloten, steeds dichterbij.

Alhoewel het al een bijzonder spannende ervaring is om als toeschouwer alleen in een donker hok opgesloten te zitten, zonder te weten wat er gaat gebeuren, ben je in dit eerste deel van WIJ relatief veilig. Jij zit in het donker, jij bent degene die kijkt. De ander heeft de ogen gesloten en kan dus met geen mogelijkheid weten wie jij bent. Die anonimiteit geeft een zeker gevoel van veiligheid, maar creëert tegelijkertijd een zekere afstandelijkheid tussen de toeschouwende en de beschouwde persoon. Maar als, iets later in de performance, de speler haar ogen opent en je aankijkt, als het licht in je hokje aangaat en ook jij als toeschouwer wordt bekeken, is er van afstandelijkheid geen sprake meer. Je wordt gezien. Je wordt erkend als een uniek individu met een uniek gezicht. Op die momenten komt WIJ van Roos van Geffen ineens ontzettend dichtbij. Het anonieme ‘zij’ van voorbijdrijvende onbekende gezichten wordt een aangrijpend ‘mij’. (Erica Smits)
Terug naar boven

Aandacht versnippert in overvol BLIND!

BLIND! – Kees Roorda
Huis a/d Werf, Utrecht • 22 mei 2008

~

Het is donker, aardedonker. Natuurlijk is het donker, had je anders verwacht? Maar dit is niet zomaar donker; het is geen-hand-voor-ogen-donker, inktzwarte duisternis. Ogen open of ogen dicht, het maakt geen verschil. Beweegt daar toch niet vaag een lichtje? Heb ik mijn ogen eigenlijk wel open? En waar zijn de anderen, in wat voor ruimte ben ik?

Met dit soort vragen worden bezoekers van BLIND! indringend geconfronteerd. BLIND! biedt in de tijdsspanne van een driegangendiner in complete duisternis een aardige indruk van werkelijke blindheid. Helaas gaan de makers in hun wil om daarbij nog een esthetische ervaring te bieden, volledig over de kop.

Met zachte hand leidt de serveerster met nachtkijker ons groepje van acht naar een gedekte tafel. Eenmaal aangeschoven, is het verkennen op de tast: waar staat mijn bord, glas, bestek, waar zijn mijn tafelgenoten en wie zit er naast me. Een zachte, geruststellende vrouwenstem met licht Vlaams accent heet ons welkom. De vrouw is hoorbaar in de ruimte aanwezig, maar of het nu voor of achter je is? Overal komt geluid vandaan, vogels en zeebranding, het ruisen van bomen. De vrouw vertelt een verhaal, zingt een weemoedig lied. Waar het over gaat is onduidelijk, stemmig is het wel. Goede wijn wordt geschonken, het eten is heerlijk. Langzaam ontspant men zich. Mensen maken kennis met elkaar, lachen en delen hun ervaringen.

Maar dan wordt het menens. Speciaal voor deze avond gecomponeerde, vervreemdende muziek en soundscapes moeten serieus beluisterd worden, de obers manen de eters met dringend gesis tot stilte. Het werkt compleet averechts: de aandacht versnippert, de avond ontspoort. De makers van BLIND! hebben het reeds beproefde concept van dineren in het donker willen esthetiseren tot ervaringstheater. Daarbij bezondigen ze zich aan een ‘prikkel-overload’. Dineren in complete duisternis is op zich al een bijzonder intense en zinnenprikkelende ervaring; eten, drinken en converseren in het donker vergt nogal wat concentratie. Om je aandacht dan ook nog te richten op behoorlijk ontoegankelijke muziek en geluidseffecten, is wel erg veel gevraagd. En na plagende windvlagen, snerpende krekels en kille waternevel, vinden sommige bezoekers het helemaal wel welletjes. Ook al is het prijzenswaardig dat de avond niet verzandt in zoete en lieflijke zachtheid (een risico bij dit soort geënsceneerde ervaringen), het credo ‘less is more‘ zou hier zeer welkom zijn. Immers, alleen al de smaak van een simpel blokje tomaat kan in het donker een onverwacht intense ervaring zijn. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Film / Films

Lijk in het water

recensie: Jindabyne

.

Vier mannen verheugen zich al tijden op hun visuitje. Elk jaar gaan ze naar dezelfde, in hun ogen bijna mythische plek in de Australische outback. Hier is geen mens te bekennen, hebben de mobieltjes geen bereik, en bijten hopelijk de vissen. Als ze door de zonovergoten vallei naar het riviertje lopen voelen de mannen het allemaal: niets staat een topweekend in de weg. Maar dan wordt het lijk van een vermoord Aboriginalmeisje in het water aangetroffen.

Als de schok van de vondst enigszins gezakt is besluiten de mannen niet meteen tot actie over te gaan; het is immers al te laat om terug te lopen. Voor de zekerheid binden ze haar vast zodat ze niet verder stroomafwaarts kan drijven. Een van de mannen, Stewart, gooit de volgende ochtend voordat de rest wakker is nog even zijn hengel uit. En zowaar: de vissen bijten! Hierdoor aangestoken gaat de rest ook vissen, en de vangst is imposant. Pas de volgende dag keren ze naar de bewoonde wereld terug en lichten ze de politie in. Een schandaal is geboren dat de levens van alle betrokkenen flink overhoop gooit.

Oppervlakte

~

Jindabyne (2006) is losjes gebaseerd op het korte verhaal So Much Water So Close to Home van Raymond Carver, en was eerder een van de verhaallijnen in Robert Altmans Short Cuts. Ook hier lopen meerdere levens door elkaar heen, zodat de film een caleidoscopisch karakter krijgt. Het stadje Jindabyne (niet lang geleden een belangrijke setting in het fraaie Somersault) is niet voor niks gekozen. Dit is immers een stad die ooit plaats moest maken voor het stuwmeer dat er nu ligt. Een stad waar een heel verleden onder de oppervlakte ligt. Datzelfde geldt voor de levens van de personages: hier liggen veel oud zeer, frustraties, geheimen en littekens verborgen. Het is de manier waarop de mannen omgingen met het dode meisje waardoor zaken uit het verleden aan de oppervlakte komen, waarbij de verbrokkelende relatie tussen Stewart (Gabriel Byrne) en Claire (Laura Linney) als spil fungeert. Het is Claire die de meeste moeite heeft met de keuze die de mannen maakten, en ze wil de nabestaanden helpen. Daarbij speelt ras ook nog eens een rol, het meisje was immers Aboriginal.

Antwoorden

~

Als kijker krijg je weinig hapklare antwoorden voorgeschoteld. Je blijft niet alleen achter met vragen over het verhaal – niets zo ondoorgrondelijk als de mens en de keuzes die hij maakt, zo lijkt de film te willen zeggen – maar ook vragen over de keuzes van de makers. Welke symboliek moeten we bijvoorbeeld zoeken achter de moordenaar die overal opduikt, maar nooit gepakt wordt? En waarom spelen niet-Australiërs de hoofdrollen? Byrne is immers Iers; Linney Amerikaans. Door al die vragen, losse lijntjes en symboliek, zou de film makkelijk door de hoeven kunnen zakken. Dat dit uiteindelijk niet gebeurt komt door het sterke acteren, de bijzonder fraaie cinematografie en de regie van Ray Lawrence (Lantana), die de tijd neemt om het verhaal te vertellen en oog voor detail heeft. Hij buit bovendien de mythische kwaliteiten van het Australische landschap, waar eerder in films als Walkabout en Picnic at Hanging Rock ook zo effectief gebruik van werd gemaakt, ten volle uit. Het is een mengeling van ontzag voor de mysterieuze schoonheid, aantrekkingskracht, en een altijd aanwezige ondefinieerbare dreiging. Het is een plek waar buiten de grenzen van de beschaving het gevaar letterlijk om de hoek loert. Dit alles maakt van Jindabyne geen lichte kost, maar wel een uitermate intrigerende film.

Film / Films

De symboliek van het grote niets

recensie: Caótica Ana

.

In de Griekse mythologie is Chaos, of Kaos, het grote niets dat zich naar alle kanten verspreidt, een bodemloos zwart gat waaruit alles voortkomt. Vaak wordt Chaos aangeduid als iets vrouwelijks. Uit de Chaos ontstonden Gaia (de aarde), Eros (de liefde) en Tartaros (de onderwereld). Voor wie de subtekst van Julio Medems Caótica Ana wil begrijpen, is deze informatie geen overbodige luxe. Aan de andere kant blijft er ook zonder kennis van de oude Grieken genoeg symboliek over om de tanden op stuk te bijten.

De achttienjarige Ana (Manuela Vellés) verlaat de grot op Ibiza waarin ze met haar vader, ‘het beest’, heeft geleefd. Een mecenas, gespeeld door een totaal ondoorgrondelijke Charlotte Rampling, biedt haar een kamer aan in een huis vol jonge kunstenaars in Madrid. Hier leert Ana de liefde kennen, in de vorm van de voormalige Saharabewoner Said. Ze heeft het gevoel dat ze Said uit een eerder leven kent. Een hypnotiseur in opleiding, toevallig in de buurt, biedt uitkomst. Al snel blijkt dat Ana er al duizenden verscheurde vrouwenlevens op heeft zitten. Ze is de oervrouw, de godin waaruit alle goede mensen voortkomen.

Het oeuvre van de Spanjaard Julio Medem bestaat uit films waar de dubbele bodems van af druipen. In Los Amantes del Círculo Polar komen twee geliefden via een omtrekkende beweging bij elkaar op een plek waar de zon niet ondergaat. In Lucia y el sexo is er een geheimzinnig gat in het midden van een eiland, waarin mensen lijken te verdwijnen. In Caótica Ana ontbreekt zo’n centrale plek of een terugkerende beweging. Het is, met recht, een chaos, een veelheid aan verhaallijnen die nergens naartoe gaan en nergens toe dienen, behalve tot holle symboliek.

Vorm

De eerder genoemde films werden tot intrigerende meesterwerken door de liefdesverhalen die verschillende betekenissen met elkaar verweefden. In Caótica Ana roept alleen de vorm van de film emotie op. De bezwerende muziek waarmee de hypnoses gepaard gaan bijvoorbeeld. Of de animaties van Ana’s schilderijen, die even kleurrijk als angstaanjagend zijn. Ze hebben, zoals alles in de film, een extra betekenis: Ana’s ‘naïeve kunst’ is in werkelijkheid geschilderd door Medems zus Ana, die in 2001 overleed.

~

Vanaf de eerste scène is duidelijk dat het totaal niet Medems bedoeling is om er een coherent, realistisch verhaal van te maken. En dus verlopen de dialogen met Ana’s nieuwe vriendin Linda volkomen kunstmatig:

“Alle mannen zijn verkrachters.”
“Wat zijn wij dan?”
“Hoeren. Maar ik ben hard op weg om een godin te worden.”

De plaatsen en gebeurtenissen in de film hebben alleen een symbolische betekenis. Zo kan het gebeuren dat Ana zich halverwege de film op een zeilboot naar New York verschanst, om eenmaal aangekomen crêpes te verkopen met een lelijke pruik op haar hoofd. Het zou ook een droom kunnen zijn. Volgens de logica van de nachtmerrie bevindt ze zich uiteindelijk in een hotelkamer met een volgevreten, arrogante Amerikaanse machthebber, die ze eerst verleidt, om hem vervolgens op zijn hoofd te poepen. Zoals gezegd, ook voor wie niet thuis is in de Griekse mythologie valt er genoeg symboliek uit de film te destilleren.

Muziek / Album

Licht verteerbaar maar lekker

recensie: Mystery Jets - Twenty One

In de Britpophoek is het altijd dringen geblazen. Mystery Jets komt op hetzelfde moment met een nieuw album uit als een van hun concurrenten, The Kooks. En wat moet je dan als liefhebber? Nou gewoon alle twee kopen dus, want deze bands grossieren in lekker in het gehoor liggende en pakkende liedjes die het voorjaar van 2008 meer kleur geven. Twenty One brengt een verzameling songs die stuk voor stuk catchy genoemd kunnen worden.

Mystery Jets debuteerde in 2005 met het album Making Dens. Een debuut dat er direct toedeed in de Britpop hoek. Vorig jaar was deze band op het festival London Calling. Aan de vooravond van de 2008-editie van het voornoemde festival, waar de heren weer van de partij waren, kwam het nog beter in het gehoor liggende Twenty One in de winkels te liggen. De opgaande lijn vanaf het debuut kende in 2007 met Zootime de opstap naar dit derde album. De Mystery Jets lijkt het kwaliteitsniveau in ieder geval vast te kunnen houden.

Spelplezier

~

Het album gaat van start met een loeiende sirene als intro van ‘Hideaway’. Het trekt direct je aandacht en de toon is gezet door dit uptempo nummer. Mystery Jets wil dat je naar ze luistert! Als je de loeiende sirene, die het meeste wegheeft van het maandelijkse Nederlandse luchtalarm, overleefd hebt, dan val je als het ware met je neus midden in de boter van de Mystery Jets. Het tempo ligt soms hoog en dit kwartet speelt met veel energie. Een rustig nummer wordt echter niet geschuwd en zorgt hier en daar voor de afwisseling. Het spelplezier knalt uit je boxen.

In het tweede nummer krijgen de jongens van Mystery Jets versterking van Laura Marling. Het geeft ‘Young Love’ een extra dimensie. De achttienjarige Laura Marling is trouwens geen onbekende, ze heeft met Alas, I Cannot Swim onlangs een niet onverdienstelijk folk singer-songwriter album afgeleverd. Ze kleurt qua stem heerlijk bij de stem van Blaine Harrison.

Met ‘Half In Love With Lizabeth’ zouden ze wel eens een singlekandidaat te pakken kunnen hebben. Het nummer ligt lekker in het gehoor en nodigt uit tot meezingen. Bij ‘Flakes’ hoor je in stadions het publiek het eenvoudige refrein al mee scanderen. ‘Two Doors Down’ gaat over the girl next door waar hij verliefd op is, het is een heerlijk liedje om voor je meisje aan te vragen.

‘Hand Me Down’ is een serieus Britpopnummer dat laat horen dat Mystery Jets niet alleen van de meezingers is. Het voorlaatste nummer ‘First To Know’ heeft wat reggae-invloeden. ‘Behind The Bunhouse’ sluit het album af met als intro een radio die wordt afgestemd maar uitgroeit tot een waardige afsluiter? Na een minuutje of twee stilte gevolgd door…  De hidden track lijkt het titelnummer van het album te zijn. Een song met louter pianobegeleiding. Toch jammer om een tijdje in stilte te wachten voordat je ineens nog een toetje krijgt.

Licht verteerbaar

Voorman Blaine Harrison heeft zijn zaakjes goed voor elkaar. Hij zingt zijn band in de Britpop-kijker. Opvallen in de UK valt niet mee met al die concurrentie. Denk aan namen als Bloc Party, Franz Ferdinand, The Kooks en Klaxons. Het is dringen geblazen aan het front. Mystery Jets valt met Twenty One op door het frisse geluid, de afwisseling en de sterke composities. De liedjes van Mystery Jets zijn licht verteerbare muzikale versnaperingen die vooral in de (vroege) zomer heerlijk te verorberen zijn. Op naar de festivalterreinen.

De Mystery Jets treden op tijdens het festival ‘De Beschaving’ in Utrecht-Leidsche Rijn, op 30 augustus a.s.

Kunst / Expo binnenland

Bizarre dwaaltochten van ons erfgoed

recensie: Terug naar Zeeland

Het Zeeuws Museum presenteert zijn eerste grote tentoonstelling na een lange verbouwing. ‘Terug naar Zeeland’ is een verzameling zeer diverse topstukken uit de zestiende en zeventiende eeuw. Zeldzame schilderijen en zilverwerk, maar ook notitieboekjes en een vrij recent ontdekte kattenmummie. Ze vertellen een verhaal van ongekende Zeeuwse weelde en welvaart, maar zijn ook stille getuigen van de soms zeer bizarre dwaaltochten van ons nationale erfgoed.

en zeventiende eeuw. Zeldzame schilderijen en zilverwerk, maar ook notitieboekjes en een vrij recent ontdekte kattenmummie. Ze vertellen een verhaal van ongekende Zeeuwse weelde en welvaart, maar zijn ook stille getuigen van de soms zeer bizarre dwaaltochten van ons nationale erfgoed.

Na een sluiting van ruim zes jaar is het Zeeuws Museum in Middelburg weer geopend voor het publiek. Grondig verbouwd, met een eigenzinnige vormgeving die al heel wat stof heeft doen opwaaien. Bezoekers lijken óf lyrisch óf verontwaardigd te zijn. Het Zeeuws Museum wil de mensen weer echt laten kijken en heeft ervoor gekozen zijn zalen door vormgevers en kunstenaars in te richten. Streekdracht is vermengd met hedendaagse mode, overal duiken filmpjes op om het verhaal achter de collectie te vertellen. De SGP was niet zo blij met de film Stripshow 1850 van het kunstenaarsduo Paul en Menno de Nooijer. Een meisje en een jongen ontkleden zich voor de camera, zodat je kunt zien hoeveel lagen er schuil gaan onder de Walcherse klederdracht uit de negentiende eeuw. Met een paar seconden bloot aan het eind, want onder het lange hemd droeg je immers geen ondergoed.

Enorme winsten

Het Zeeuws Museum is zuinig met verklarende teksten bij wat je ziet. In de drie zalen die voor ‘Terug naar Zeeland’ zijn ingericht is alleen een korte wandtekst te vinden, met een bloemlezing van historische hoogtepunten. Over de Gouden Eeuw van Zeeland, grofweg tussen 1500 en 1650. Veere, nu een lief en pittoresk ministadje, was de belangrijkste marinehaven van de Nederlanden. Philips van Bourgondië voerde zijn hofhouding in Italiaanse stijl, op kasteel Souburg (waarvan ook de allerlaatste resten grondig verwijderd zijn voor de bouw van een nieuwe woonwijk). Hij trad op als mecenas en omringde zich met bouwmeesters, wetenschappers, humanisten en kunstenaars. Daarna volgden Zeeuwse successen in de Tachtigjarige Oorlog en enorme winsten dankzij de VOC. Middelburg bezat in die tijd meer grandeur en rijkdom dan Amsterdam.

Appel en een ei

De welvaart van kerken, adel en burgerij leidde tot een kolossale vraag naar kunstobjecten. Het Zeeuws Museum heeft zo’n veertig voorwerpen bij elkaar gebracht, afkomstig uit privéverzamelingen en collecties van gerenommeerde musea als het Rijksmuseum, het Mauritshuis, Boijmans Van Beuningen, The Gilbert Collection in Londen en het Statens Museum in Kopenhagen. In de catalogus zijn de verhalen achter die objecten te lezen. Veel van het rijke Zeeuwse kunstbezit ging verloren bij rampen en oorlogen, de rest is door schenkingen, diefstal en verkoop over de hele wereld verspreid. In de catalogus kom je verbazingwekkende verhalen tegen over de verkwanseling van belangrijke stukken: zo verkocht de rooms-katholieke parochie van Zierikzee een groot deel van zijn schilderijen voor een appel en een ei, om gasverlichting aan te kunnen leggen. De taxatiewaarde bedroeg fl. 4800,- maar het kerkbestuur ging toch akkoord met een schamele fl. 215,-.

Rembrandt van Zeeland

Jan Gossaert van Mabuse, De metamorfose van Hermaphroditus en Salmacis, ca.1517 (olieverf op paneel) Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.
Jan Gossaert van Mabuse, De metamorfose van Hermaphroditus en Salmacis, ca.1517 (olieverf op paneel) Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.

‘Terug naar Zeeland’ start met een grappige eigentijdse muurschildering van Silas Schletterer en Michiel Walrave, twee Zeeuwen van het beruchte kunstenaarscollectief Antistrot. Een bonte collage met onder andere de gemummificeerde kat, die in 1958 in de muur van de Grote Kerk van Veere werd aangetroffen. Het is onbekend of de kat daar door een ongelukje terecht kwam, of misschien geofferd is om het gebouw te beschermen. Het arme beest is in ieder geval een gedurfde toevoeging aan de tentoonstelling. Ook bijzonder zijn de sprankelende portretten van de Kongolese ambassadeur en zijn knecht. Zij kwamen in 1643 met een vloot van tien schepen op bezoek in Vlissingen, om een brief te bezorgen. En er is een zeldzaam werk te zien van de Rembrandt van Zeeland, Jan Gossaert. Hij maakte veel schilderijen in opdracht van Philips van Bourgondië, maar slechts een klein gedeelte van zijn werken is bewaard gebleven. Eén daarvan is ‘De metamorfose van Hermaphroditus en Salmacis’. Museum Boijmans Van Beuningen leent dit paneel voor de allereerste keer uit, speciaal voor deze tentoonstelling.

Wonderkamers

Gemummificeerde kat afkomstig uit de Grote Kerk van Veere, ca. 1520. 55 cm x breedte 34 cm. Verzameling gemeente Veere.Lengte
Gemummificeerde kat afkomstig uit de Grote Kerk van Veere, ca. 1520. 55 cm x breedte 34 cm. Verzameling gemeente Veere.Lengte

De tentoonstelling spiegelt de sfeer van de wonderkamers op de bovenste verdieping: alles hangt dwars door elkaar, op een opvallende achtergrond van koningsblauw en goud. Behalve in de catalogus is er weinig extra informatie, zodat je ongestoord kunt kijken. Naar slim gekozen objecten die verbonden zijn met alles waar Zeeland zo trots op is; van Jacob Cats tot zilverwerk dat herinnert aan luxueuze banketten. Een plantage uit de VOC-tijd, minutieus geschilderde landschapjes, een allegorie op de bloei van de visserij. En een wandtapijt dat door hetzelfde atelier is vervaardigd als van de eigen collectie wandtapijten, waarvan de allermooiste net terug is van een reis naar New York en Madrid. Je bent vrij snel aanbeland bij het sluitstuk van de verzameling, een kleurrijk drieluik van de geschiedenis van Salomo. Met een beetje geluk kun je nog Jan Toorop’s ‘Gebed voor de Maaltijd’ zien, dat terug moet naar de erfgenamen van de joodse kunstverzamelaar Ernst Flersheim. Geschilderd in Domburg, vervolgens naar Frankfurt gehaald, waar het geconfisqueerd werd door de nazi’s. Later in goeder trouw gekocht door het Zeeuws Museum, nu bestemd voor een bankier in New York. Een recent voorbeeld van de soms onvoorspelbare dwaaltochten van cultureel erfgoed.

 

Lees ook het interview met Valentijn Byvanck, directeur van het Zeeuws Museum.