Annelien de Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde eerder een boek over de Franse politieke filosofie van de 17e tot de 19e eeuw. Haar nieuwste boek Vrijheid kan gezien worden als een overtreffende trap: nauwkeurig onderzoekt ze hoe het concept vrijheid sinds de Griekse Oudheid tot nu is veranderd. Daarbij bestrijkt ze de geschiedenis van het gehele westen; zowel Europa als de Verenigde Staten. Waar nodig zoomt De Dijn in op specifieke landen waar vrijheid op een andere manier evolueert.
Politiek-filosofisch overzichtswerk
Vrijheid is een ontzagwekkend werk: nauwgezet passeren alle invullingen van het concept door de tijd heen de revue, tot in detail worden belangrijke denkers aangehaald, tegenstellingen en argumentaties uitgelegd en belangrijke stukken geciteerd. Dat alles leest ook nog eens soepel weg in een prettige, heldere en niet té academische schrijfstijl. Voor de geïnteresseerden in filosofie en geschiedenis is Vrijheid een heerlijk boek om in te duiken. Bovendien komt het hedendaagse debat, waarin vrijheid nog altijd veelvuldig als argument wordt aangehaald (voor tegenovergestelde doeleinden), erdoor in een ander daglicht te staan.
Dat laatste komt in het boek zelf nauwelijks aan bod. De Dijn is historica en dus is de geschiedenis van het vrijheidsconcept haar onderwerp, niet het hedendaagse gebruik. Toch eindigt ze in haar nawoord met een voorzichtige oproep aan ons vandaag de dag: om vrijheid met die historische bril te bekijken, en zo in te zien dat er meerdere invullingen van het vrijheidsideaal mogelijk zijn dan we vandaag de dag veelal horen.
Vrijheid tot zelfbestuur
Het eerste deel van Vrijheid gaat over het oude Griekenland en het Romeinse Rijk. Vóór die tijd werd wel over vrijheid gesproken, maar niet in politieke zin. Dit nam aanvang in de Griekse stadstaten, met als belangrijkste centrum de geboorteplaats van de democratie, Athene, pakweg 2500 jaar geleden.
De Grieken waren lang en vaak in oorlog met het koninkrijk Perzië en zetten zich daar politiek-filosofisch tegen af door zichzelf als ‘vrij’ te bestempelen en de Perzen als ‘slaaf’ (want: onderdaan). Zo vormden de Grieken hun collectieve identiteit door de tegenstelling met Perzië te benadrukken. De Perzen wérden bestuurd, en zij bestuurden zichzélf in een democratie, letterlijk vertaald een volksheerschappij. (Demos = volk, kratein = heersen). De Grieken zagen vrijheid dus als politieke én democratische vrijheid: een vrije staat is een staat waarin mensen hun eigen bestuursvorm bepalen.
De beroemde Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft in zijn Historiën waarom democratische vrijheid béter is dan een autocratisch regime. In dat laatste heb je als burger geen persoonlijke zekerheid, omdat je bent overgeleverd aan de grillen van je overheerser. Herodotus schrijft over de Perzische koningen, waarvan sommigen goede en rechtvaardige heersers waren, maar anderen, zoals Cyrus de Grote, wrede en gewelddadige leiders. Het volk was dus beter af wanneer het zichzelf bestuurde. Daarbij garandeerde collectieve vrijheid (zelfbestuur) automatisch persoonlijke zekerheid. Dit waren voor de Grieken twee kanten van dezelfde medaille.
Daarbij merkt De Dijn terecht op dat de Griekse democratie niet te vergelijken is met die van ons. Het grootste deel van de inwoners mocht niet meedoen: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen politieke rechten. Interessant weetje: de beroemde Griekse filosoof Aristoteles, die prat ging op de Griekse vrijheid, was zelf zo’n vreemdeling. Hij werd buiten Athene geboren en mocht daardoor nooit als burger deelnemen aan de Atheense democratie.
Wie is de baas?
Zo’n tweeduizend jaar lang zou de mate van vrijheid die iemand geniet gelijkstaan aan de mate waarin iemand zichzelf kan besturen. Daarbij waren geregeld discussies tussen democraten en antidemocraten. Die laatsten stelden dat democratie niet leidt tot zelfbestuur, maar tot onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. In een democratie ben je alleen vrij als je onderdeel uitmaakt van de meerderheid en dus mee kan beslissen. Voor alle anderen is een democratie niks anders dan een tirannie van de meerderheid en brengt democratie dus geen vrijheid (in de zin van zelfbestuur).
Vrijheid van het individu
De Dijn beschrijft uitvoerig hoe de vrijheid steeds onderwerp van discussie blijft, maar binnen de overeenstemming dat vrijheid gaat over wie de macht heeft. Zo reizen we de geschiedenis van Europa door tot deze overeenstemming begin 19e eeuw sneuvelt. Een van de eersten die dit ‘vooroordeel’ over vrijheid benoemde was de Duitse filosoof Johann August Eberhard. Hij stelde dat het idee dat vrijheid alleen voorkwam in democratisch bestuurde landen een onjuist vooroordeel was. Hij verwees naar de Pruisische onderdanen onder Frederik de Grote en stelde dat zij méér vrijheid genoten dan de Zwitsers, die zichzelf bestuurden.
De Dijn gaat in Vrijheid in tegen het algemeen geldende idee dat met name de Reformatie in Europa gezorgd heeft voor een verandering van het vrijheidsdebat. Haar stelling is dat het de lange politieke strijd na de (Atlantische) revoluties waren die het vrijheidsbegrip (en onze politieke systemen) ten diepste veranderd hebben. Vanuit het contrarevolutionaire denken ontstond een nieuw idee van vrijheid, waarin collectief en individu losgetrokken werden.
Deze nieuwe, moderne visie op vrijheid ging niet over wie er regeert, maar over de mate waarin je werd geregeerd. Zolang je als individu zoveel mogelijk je eigen leven kan leiden zoals jij dat wil en autonome keuzes kunt maken, ben je vrij, werd het geherdefinieerde concept van vrijheid. De contrarevolutionairen wezen erop dat veel revolutionaire pogingen een democratisch bestuur op te richten, uiteindelijk tot geweld en dus tot onvrijheid van het individu leidden. Denk aan de Terreur na de Franse Revolutie. Collectief (democratisch) bestuur is dus niet nodig om als individu vrij te zijn, sterker nog, vaak veroorzaakt zelfbestuur het tegenovergestelde. Veelal had je als burger méér vrijheid onder een monarch, die stabiliteit en veiligheid bood. De twee kanten van dezelfde medaille die sinds het Oude Griekenland onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, stonden vanaf toen los van elkaar.
Liberalisme
Het liberalisme is uit deze contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. De eerste liberalen waren niet per definitie tegen democratie, maar wezen erop dat de nadruk zou moeten liggen op de mate waarin de overheid je vrij liet in je doen en laten. Ook wel ‘laissez faire’ of ‘mind your own business’ genoemd.
Eind 19e, begin 20e eeuw werd opnieuw de revolutionaire oproep gedaan voor vrijheid als zelfbestuur. De Dijn laat pijnlijk zien dat na de Tweede Wereldoorlog deze oproep verstomde – en tot op de dag van vandaag nog altijd stil is gebleven. Het idee dat vrijheid vooral gaat over het individu en de overheid die zich zo min mogelijk met dit individu mag bemoeien, werd – en is nog altijd – gemeengoed. In tegenstelling tot wat we vaak denken, is ons idee van vrijheid dus niet uitgevonden door de Oude Grieken, noch door de Europese en Atlantische revolutionairen, maar juist door hun tegenstanders.
Vrijheid zonder zelfbestuur
Hier trekt De Dijn een parallel met het huidige vrijheidsdebat. Ze wijst erop dat hedendaagse groepen die zich beroepen op ‘de vrijheid’ wanneer zij pleiten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis hun eigen geschiedenis niet kennen. Hun vrijheidsideaal stamt af van de contrarevolutionairen die vrijheid zagen als iets dat losstond van democratisch zelfbestuur. Met dit moderne vrijheidsideaal is het dus goed mogelijk om het leven onder een despoot ‘vrij’ te noemen, zolang deze zich niet al te veel bemoeit met je persoonlijk leven. Dat kan toch nauwelijks zijn waar deze hedendaagse pleiters voor een individuele vrijheid voor staan.
Vrijheid is dus verworden van iets dat inherent collectief en daardoor óók individueel is, tot iets dat louter individueel is. Vrijheid is niet samen een richting kiezen en die opgaan en daar vervolgens als individu óók van profiteren. Nee, vrijheid is met je eigen leven bezig zijn, en daarbij het liefst zo min mogelijk gehinderd worden door ‘de overheid’ of ‘de ander’, wie dat ook moge zijn.
Vrijheid voelt aan als een oproep opnieuw het vrijheidsideaal te herijken. Juist in een tijd waarin veel burgers aangeven weinig vertrouwen te hebben in de democratie, is dit een belangrijk kantelpunt voor de vrijheid. Zijn we echt zo veel vrijer wanneer we minder belemmerd worden? Of zijn we juist vrij wanneer – en omdat – we zelf bepalen door wélke regels we wel of niet belemmerd worden, als collectief? Wellicht zijn collectief en individu tóch twee kanten van dezelfde medaille en kun je als individu pas echt vrij zijn als je samen met je medemensen meebepaalt. Misschien is onze tijd – waarin de term zo veelvuldig wordt gebruikt – wel dé tijd voor een renaissance van het klassieke vrijheidsideaal. Dit is de spiegel die De Dijn ons voorhoudt.
Titelafbeelding: Eugène Delacroix – La liberté guidant le peuple (1830)
8WEEKLY Podcast – Aflevering 5
/ 0 Reactiesdoor: Sanne Kortooms0 SterrenDe gevarieerde redactie van online cultuurmagazine 8WEEKLY.nl bespreekt het recente cultuurnieuws, nieuwe releases, evenementen en festivals. Wij bespreken scherpe culturele stellingen en geven cultuurtips over boeken, films, muziek, podiumkunsten, beeldende kunst en meer!
In de vijfde aflevering (opname: 20-02-2022) bespreken Vick, Sanne en Jorien het recente cultuurnieuws: van de heropening van de culturele sector tot de bekendmaking van de Oscarnominaties. Verder passeren theater, dans, musicals en poëzie de revue. Ook gaan zij in op de vraag: welke kunstwerken jagen ons de stuipen op het lijf? En nog veel meer!
Beluister de nieuwe aflevering op Spotify of klik hier!
De redactieleden van 8WEEKLY bespreken het recente cultuurnieuws en meer!
Misschien ook iets voor u
Drie verschillende voetafdrukken van de oorlog
Voor schrijfster Carmen Korn (Düsseldorf, 1952) vormden de vrouwen uit haar familie haar grootste inspiratiebron. Eerder verscheen van haar hand ‘De nieuwe tijd’-trilogie over vier vriendinnen en vroedvrouwen van de Finkenau in Hamburg tijdens de 20ste eeuw. Haar nieuwe trilogie, de ‘Drie steden-serie’, volgt wederom een aantal vrouwen en hun gezinnen. Met En de wereld was jong maakt Korn meteen een goede start, hoewel ze ditmaal het tempo wel erg hoog opvoert.
Leed en liefhebben in voormalig nazi-Duitsland
Het is 1 januari 1950 en de Tweede Wereldoorlog ligt nu ‘alweer’ vijf jaar achter hen en toch lijkt het als de dag van gisteren. De drie families, familie Aldenhoven (gehuisvest in Keulen), familie Borgfeldt (woonachtig in Hamburg) en de familie Canna (uit San Remo), leven in deze jaren van wederopbouw in grote onzekerheid. Met name de dochter van Elisabeth en Kurt Borgfeldt, Nina Christensen, wier man Joachim – liefkozend ‘Jockel’ genoemd – sinds maart 1945 vermist is. Nina’s vijfjarige zoon Jan heeft zijn vader nooit ontmoet en weet niet wat hij precies moet ‘missen’ in zijn leven. Zeker nu er een plaatsvervanger voor zijn vader in zijn leven is gekomen: de Britse correspondent Vinton Langley, een collega van Nina. Nina’s beste vriendin June Clarke en Vinton zouden niets liever zien dan dat Nina haar Jockel loslaat en met Vinton een nieuw leven start, maar Nina houdt hoop. Ook Nina’s moeder, Elisabeth, blijft hardnekkig geloven in de terugkeer van haar schoonzoon. Ze lijkt zelfs reikhalzender uit te kijken naar de thuiskomst van Jockel dan haar eigen dochter… Intussen lopen de zaken voor Heinrich Aldenhoven, die er een galerie op nahoudt, niet al te best. Hij raakt in de ban van een schilderij, De ananasberg, en wil dolgraag weten wie met zulke lichte penseelstreken het koffiehuis in de Hofgarten in Düsseldorf heet weten te vereeuwigen. Heinrichs dochter Ursula staat hem bij in deze zoektocht, maar het gaat niet echt van een leien dakje.
Terwijl de families in Keulen en Hamburg worstelen met het dagelijkse leven in voormalig nazi-Duitsland, krijgen de Canna’s in Italië te maken met hun eigen portie misère. De broer van Margarethe’s man Bruno, Bixio, heeft een knappe jongedame met de naam Carla Bianchi bezwangerd, terwijl hij getrouwd is met de ogenschijnlijk onvruchtbare Donata. Een schande voor de familie… Hoogzwanger wordt de jonge Carla naar Keulen gestuurd, waar ze met open armen wordt ontvangen door de familie Aldenhoven. Ulrich Aldenhoven, zoon van Gerda en Heinrich, ontfermt zich vanaf de eerste tel over de Italiaanse schone. Kan hij wellicht de vaderrol vervullen die Bixio ontloopt?
Hoop voor de jongeren
In een tijd waarin de wereld haar schoonheid is verloren en langzaam moet herwinnen, vinden toch heel mooie gebeurtenissen plaats. Ondanks de bittere en financieel lastige tijden, is er plek voor liefde en vriendschap. De drie families blijven elkaar aan het hart liggen en verwelkomen elkaar met korte bezoekjes. Het is vooral de verhaallijn van de familie Borgfeldt die beklijft, aangezien je je blijft afvragen of de Russen hun krijgsgevangene Jockel ooit nog laten terugkeren naar huis. Daarbij vallen de verhalen van de andere ‘jongere’ personages bij in het niet: Ursula en Ulrich Aldenhoven en Gianni Canna houden er toch iets minder boeiende levens op na. Ulrich blijft een flat character, dat wellicht nog in een later deel tot bloei zal komen. Ursula is naast Nina degene die het meeste leed ondervindt. Ze laat haar oog vallen op de getroebleerde en veel oudere Belg Jef Crayer. Diens zwangere vrouw is in de oorlog levend verbrand en sindsdien heeft hij nog maar weinig wensen voor de toekomst. Trouwen en kinderen krijgen: voor hem hoeft het allemaal niet meer. Ursula lijkt in zijn wensen te berusten, maar ontzegt ze zichzelf daarmee niet te veel? Gianni lijkt zich daarentegen niet graag te willen binden. Hij richt zich eerder op zijn onvervulde ambities dan op de liefde. Zo begint hij samen met een Nederlandse zakenpartner een eigen kroeg in San Remo, die om de een of andere reden zowel oorlogsslachtoffers als -daders trekt. Zullen Cupido’s pijlen zich dan nooit in hem boren of bestaat er meer in Gianni’s leven dan de horeca?
Koetjes en kalfjes
Er gebeurt zeker genoeg in dit boek om jou geboeid te houden. Toch gaat het wel in een érg moordend tempo. Korn wisselt zo snel af tussen de drie verhaallijnen (het verhaal van iedere familie is ondergebracht in een verhaallijn), dat je je aandacht nimmer kunt verzwakken. Wie even niet oplet, zal moeten terugbladeren om de nodige informatie te verkrijgen. Vooral de zoektocht van Heinrich naar de onbekende schilder is erg lastig te volgen. Er wordt in die verhaallijn met zoveel namen gestrooid en er komen dito zoveel nieuwe bijfiguren bij, dat je het op een gegeven moment wel ‘allemaal gelooft’. Het is ook weer niet zo dat iedere pagina bolstaat van de belangrijke details. Soms keuvelen de hoofdpersonages erop los. Die koetjes-en-kalfjes-gesprekken geven het verhaal wel een heel realistisch gehalte. Ook laat Korn – als oud-journaliste bij Stern – zien hoeveel kennis ze heeft vergaard voor dit boek. De twijfel slaat nooit toe als ze weer een verwijzing maakt naar gebouwen en situaties die een grote rol speelden in WOII.
Ontnuchterend
Los van de inhoud, is Korns schrijfstijl weer subliem. Ondanks dat het boek een heel verhalende schrijfstijl kent, waarin wordt opgemerkt hoe hele ruimtes zijn ingekleed (met nog meer onnodige details), kom je toch vrij vlot door de hoofdstukken heen. De dialogen worden af en toe opgevuld met humoristische uitlatingen, maar het is vooral een soort ‘nuchtere’ levenshouding die Korns personages siert. Het boek bestaat enkel uit sympathieke hoofdpersonages, die niet zullen vervallen in oeverloos gemopper en geweeklaag. Ze tonen zich weerbaar in een wereld, waarin maar enkele gebouwen de tand des tijds hebben doorstaan en waarin een verzorgde maaltijd geen vanzelfsprekendheid is.
Ondanks dat Korn de lezer iets minder had mogen vermoeien met het continue switchen tussen de drie verhaallijnen, is het zeker een boek dat door menigeen op waarde geschat zal worden. Het is uitzien naar de volgende twee delen, die zullen aangeven wat er na 1959 in alle drie de huishouden is gebeurd.
En de wereld was jong
Schrijver: Carmen KornUitgever: Signatuur
Prijs: €24,99
Bladzijden: 528
ISBN: 9789056727048
Misschien ook iets voor u
Een broos paradijs
Hanya Yanagihara brak in 2015 door met haar Een klein leven. De bestseller over de getraumatiseerde Jude kreeg in Nederland een vervolg met een meesterlijke toneelbewerking door Ivo van Hove. Kan Yanagihara’s nieuwe roman Naar het paradijs de hooggespannen verwachtingen waarmaken?
Naar het paradijs is een complexe en gewaagde roman die haar geheimen langzaam maar nooit volledig prijsgeeft. In drie delen, die in totaal meer dan 600 pagina’s beslaan, ontvouwt zich zowel een alternatieve geschiedenis als een toekomst van Amerika. De drie delen zijn gesitueerd in 1893, 1993 en 2093 en spelen zich grotendeels af in New York. In het eerste deel maken we kennis met de gevoelige David Bingham, die zijn ouders verloor aan ‘de ziekte’ en met zijn grootvader in een statig huis aan Washington Square woont. Zijn grootvader zou graag zien dat David met de rijke weduwnaar Charles Griffith trouwt, maar David heeft zijn oog laten vallen op zijn armlastige maar charmante collega-docent Edward Bischop. Yanagihara toont zich net als in Een klein leven meester in het beschrijven van liefde tussen mannen. Of Edward werkelijk te vertrouwen is blijft overigens zeer de vraag; David bewijst nog maar eens dat liefde blind maakt.
Donker toekomstbeeld
Met meer vragen dan antwoorden beginnen we aan deel twee. Wederom lezen we over een David Bingham, ditmaal woont hij samen met een Charles Griffith in diens huis aan Washington Square. Dezelfde namen komen in alle drie de delen terug, hoewel er geen directe verwantschap tussen de personages lijkt te zijn. Een andere rode draad zijn ziekten; in deel twee houdt de AIDS-epidemie de wereld in zijn greep. David laat weinig los over zijn Hawaïaanse afkomst, maar gaandeweg krijgen we meer achtergrond bij de opvallende keuzes die zijn vader wel en niet maakte.
De dystopische wereld die Yanagihara schetst in deel drie komt inmiddels griezelig dichtbij. In dit langste en sterkste deel lezen we over een wereld die getergd wordt door pandemieën en klimaatverandering. Als gevolg hiervan regeert de staat met ijzeren hand, zijn de grenzen gesloten en wordt het voedsel gerantsoeneerd. Hoofdpersoon Charlie woont in Zone Acht van wat ooit New York was.
Yanagihara was al lang en breed bezig met Naar het paradijs toen de coronapandemie uitbrak. Toch kun je niet anders dan haar door virussen gedomineerde wereld met de onze vergelijken. Ook in Yanagihara’s alternatief universum zijn er mensen die geloven dat de virussen in een lab worden ontwikkeld. Al met al stemt het derde deel uiterst somber doordat het weinig fantasie vergt je deze wereld voor te stellen.
Ambitieus experiment
Qua structuur en tijdsspanne wijkt Naar het Paradijs sterk af van Een klein leven: haar nieuwe roman beslaat tweehonderd jaar en kent meerdere protagonisten. Maar er zijn ook gelijkenissen. Yanagihara is een schrijver die niet zomaar alles weggeeft, wat haar romans tot ware page-turners maakt. In Een klein leven kwam dat door Jude, die slechts mondjesmaat de verschrikkingen uit zijn verleden onthulde aan zijn naasten. In Naar het Paradijs heeft Yanagihara het weglaten van cruciale informatie tot een kunst verheven en is ze uiterst selectief in wat ze haar lezers toewerpt.
Nog een parallel is dat Yanagihara’s personages vaak niet bestand zijn tegen de harde wereld die hen omringt. Het is niet altijd duidelijk wie het goed met hen voorheeft en wie niet. Deze worsteling staat centraal in Naar het paradijs. Telkens bevinden de protagonisten zich in een kwetsbare en afhankelijke positie en zijn ze om wat voor reden dan ook niet bij machte om zich voldoende weerbaar te maken.
Het drieluik ontpopt zich traag en laat veel onbenoemd. Het is echter de vraag of dat erg is. Waar het ontbreekt aan plotontwikkeling krijgen we een rijke inkijk in de gevoelswereld van Yanagihara’s personages. De omstandigheden van de drie generaties verschillen, maar ze kampen met universele worstelingen zoals de zoektocht naar liefde en verbinding. Wie geen roman als Een klein leven verwacht én zich openstelt voor een experiment zal zeker niet teleurgesteld zijn.
Naar het paradijs
Schrijver: Hanya Yanagihara (vertaald door Inger Limburg en Lucie van Rooijen)Uitgever: Nieuw Amsterdam
Prijs: €24,99
Bladzijden: 670
ISBN: 9789046828960
Misschien ook iets voor u
Visueel spektakel met sinterklaasrijm
One de musical is een geheel nieuwe Nederlandse musical, die gebruik maakt van nieuwe technologie in het LED-box theater in de Studio’s in Aalsmeer. Tijdens One wordt het publiek meegenomen naar het oude Egypte waar zich een klassiek liefdesverhaal afspeelt.
Met LED-boxen naar het oude Egypte
Het bijzondere aan deze voorstelling is vooral het decor. De Studio’s in Aalsmeer zijn omgevormd tot het eerste LED-box theater ter wereld. Overal zijn LED-schermen: aan de zijkanten van de zaal, op het plafond en er zijn grote schermen op het toneel. Zo reizen we in het begin met de echte wind in onze haren over de Nijl naar Egypte, de techniek spreekt tot de verbeelding. Hoe indrukwekkend het LED-theater ook is, soms werkt het vervreemdend: de moderne techniek brengt ons naar het verleden.
Tekstueel drama
De makers van One hebben hun aandacht dus volledig op dit visuele spektakel gericht en op de tekstuele kant lijkt bezuinigd. Hier had een professionele tekstschrijver zich nog wel over mogen buigen. Emoties worden in de liedteksten benoemd, maar niet opgeroepen of getoond door poëtische teksten. Hoe vaak kun je ‘Ik mis hem’ zingen? De liedteksten bevatten teveel simpele eindrijm en de dialogen zijn ook niet erg sterk. De tekst leidt af van het verhaal dat soms moeilijk te volgen is. De musical vertelt een simpel liefdesverhaal à la Romeo en Julia, maar de rode draad lijkt soms kwijt te zijn door de vele uitstappen die worden gemaakt Zo is er het personage Dr. North dat op zoek is naar ‘alle antwoorden’ en is er een hongersnood gevolgd door een opstand door piramidebouwers die meer voedsel willen.
Nienkes stem redt de show
Soms wordt een musical met een flinterdun verhaal gered door vocaal geweld, maar dat is helaas bij One niet het geval. De zang valt vaak tegen, alleen Mira (Nienke Latten) steekt er met kop en schouders bovenuit. In Nederland is ze relatief onbekend, maar ze speelde in Duitsland al Jasmin in Aladdin de musical. Dit is zeker te zien aan haar acteerwerk en te horen aan haar zangkunsten. De eerste helft van de show is qua zang mager en het verhaal komt langzaam op gang. In de tweede helft van de show zitten veel dramatische nummers, waarin Nienke Latten vocaal los kan gaan. In duet met Nienke klinkt elke stem goed. Zo zingt ze samen met Soy Kroon een goed duet, terwijl Soy in solonummers weinig indrukwekkend is.
Vocaal gezien ligt er echt een gemiste kans bij Cheops (Robbert Besselaar) en Hemioenoe (Jasper van de Kerkhof). Zij moeten regelmatig tegen elkaar in zingen en zeker Hemioenoe heeft veel krachtige nummers als slechterik. Helaas komt daarbij weinig vocaal spektakel bij kijken. Misschien dat Jeroen Pfaff als Cheops (wij zagen alternate Besselaar) beter uit de verf komt.
Groots project
Producent Roel Peters is nieuw in de musicalwereld, maar hij is niet nieuw in de showbizz. Zo was hij redacteur bij meerdere tv-shows. Hij werkte meer dan 20 jaar aan deze musical. Peters is dan ook niet alleen producent, maar ook schrijver van de liedteksten en het script. Deze musical is een gedurfd project, zeker in een tijd waarin de meeste musicalproducenten kiezen voor heropvoeringen van eerdere succesvolle musicals of musicalsucces uit het buitenland. One is niet alleen een nieuwe musical, maar gebruikt ook nog eens bijzondere technologie. Deze combinatie is zeker de nodige lof waard.
Een musical produceren is lastig en er spelen veel factoren mee: script, zang, acteren, decor en meer. Het idee van One klinkt goed, de uitvoering is minder. Een weinig spannend verhaal dat niet altijd goed te volgen is, liedteksten met eindrijm in sinterklaas stijl en vocaal weinig indrukwekkend. Gelukkig wel visueel spektakel en Nienke Latten zingt de sterren van de hemel.
Luistertip: de musical One wordt ook besproken in aflevering 5 van de 8WEEKLY podcast.
One de musical
Regie: Roel PietersGezien op zondag 20 februari 2022 in Studio's, Aalsmeer
Misschien ook iets voor u
Playlist vol powervrouwen
/ 0 Reactiesdoor: Malin Hollaar0 SterrenOp 8 maart is het Internationale Vrouwendag en 8WEEKLY draagt graag bij aan de viering van deze dag. De muziekredactie heeft, mede dankzij jullie input, een playlist samengesteld vol met vrouwelijke artiesten en bands met frontvrouwen. Het resultaat is een lijst van wel 120 nummers uit verschillende decennia en uit variërende genres. Nummers die stuk voor stuk door bijzondere vrouwen zijn gemaakt die mooie bijdrages hebben geleverd aan de muziekwereld. In de lijst zijn onder andere Britney Spears, Gloria Estefan en Maria Brink te vinden, over deze artiesten vertellen we graag wat meer!
Britney Spears is eindelijk vrij!
Britney Spears en de #freebritney beweging zijn afgelopen tijd veel in het nieuws geweest. Over de hele situatie rondom haar curatelestelling kan met gemak een encyclopedie volgeschreven worden, maar deze details worden besproken in documentaires zoals Framing Britney. De korte conclusie voor nu is: Britney is weer vrij! Ze is weer in staat haar eigen beslissingen te maken en maakt daar goed gebruik van. De ‘Princess of Pop’ heeft al een indrukwekkend muzikaal cv en kondigde laatst door middel van een kort dansfilmpje op Instagram aan dat ze binnenkort een nieuw nummer uitbrengt. Tot die tijd kan er nog genoten worden van eerdere nummers zoals ‘Brave New Girl’. Britney deelde in oktober een videoclip voor dit nummer op haar Instagram account. Ze schrijft erbij dat ze het jammer vindt dat dit nummer nooit is uitgebracht als single en dat ze om die reden nu zelf een videoclip heeft geregisseerd en heeft gefilmd met haar eigen telefoon. Kortom, het is hoog tijd om dit nummer de aandacht te geven die het heeft verdiend.
Gloria Estefans tumultueuze leven
Als het gaat om eretitels, zoals de ‘Princess of Pop’, moet ook zeker de ‘Queen of Latin Pop’ genoemd worden. Gloria Estefan is met drie Grammy’s, vijf Latin Grammy’s en meer dan 150 miljoen verkochte platen met recht een van de succesvolste Latijns-Amerikaanse artiesten te noemen. Over haar bijzondere leven is de musical On Your Feet gemaakt. Het verhaal volgt het leven van Gloria en laat onder andere de start van de band Miami Sound Machine en haar internationale doorbraak met hits als ‘Dr. Beat’ zien. Het ernstige busongeluk in 1990 waarbij ze zwaargewond raakte komt ook in de musical voorbij. Gelukkig herstelde zij en kwam er ook iets goeds uit deze gebeurtenis voort: ze maakte een comeback met de hit ‘Coming Out of the Dark’. Tegenwoordig zit ze ook niet stil, zo leende ze haar stem uit aan het animatiepersonage Marta Sandoval in de film ‘Vivo’ en ze maakte in coronatijd een parodie op haar eigen nummer ‘Get On Your Feet’ genaamd ‘Put On Your Mask’.
De overtuigingskracht van Maria Brink
Het herkenbare geluid van de alternatieve metalband In This Moment, dat mede te danken is aan het stemgeluid van Maria Brink, had bijna niet in deze vorm bestaan. Maria had gitarist Chris Howorth bij een auditie ontmoet, maar hij wees haar af omdat ze een vrouw is. Zij gaf echter niet op: ze is opgevoed met de nodige rock ’n roll en had een grote ambitie om een band te beginnen. Ze sloot een tijd later aan bij een jamsessie van de losse bandleden en begon daar a capella te zingen. Chris Howorth bood zijn excuses aan en besloot haar aan te nemen als zangeres voor zijn band Dying Star, die een naamswijziging later In This Moment heet. Naast de grote successen van de band valt Maria zelf ook goed in de prijzen, zo is ze meerdere keren benoemd tot “Rock Goddess of the Year” tijdens de Loudwire Music Awards. Kortom, zeker een vrouw wier prestaties deze dag gevierd mogen worden.
Naast Britney, Gloria en Maria wachten er nog meer powervrouwen op jou in de nieuwste playlist van 8WEEKLY. Veel luisterplezier!
De playlist:
Misschien ook iets voor u
Geen woord te veel gezegd bij Unseen
Wat is het leuk dat we weer mogen! Theaterliefhebbers konden op 16 februari eindelijk weer naar het theater. Dit keer reisde 8WEEKLY af naar Rotterdam om naar de première van Unseen te gaan. De welbekende spanning hing voor de voorstelling in de lucht, we hadden er zin in!
De acteurs aan het woord
Ter voorbereiding raadde het Theater Rotterdam de bezoekers aan een podcast te luisteren. Hierin worden de regisseur/acteur Jakop Ahlbom en de twee spelers Silke Hundertmark en Reinier Schimmel geïnterviewd over de voorstelling. In de podcast omschrijven de drie de voorstelling als “niet spectaculair maar poëtisch”. Daarnaast benoemen ze het decor die als vierde speler “de timing van de voorstelling dicteerde.” Op de vraag of de acteurs nog nieuwe dingen hadden geleerd voor Unseen antwoordt Schimmel “ik leerde om minder te doen, stilstaan zegt ook iets.”
Fotograaf: Bart Grietens
Bovenstaande omschrijvingen illustreren de sfeer van de voorstelling passend. Maar wat er niet werd genoemd in de podcast is dat er niet wordt gepraat in de voorstelling. Mijn eerste reactie toen ik het merkte? Oei, zo’n stil stuk is alleen voor de diepgewortelde theaterkenner, dit wordt geen makkelijke kijk. Ondanks die eerste indruk, ben ik zeer gecharmeerd geraakt van het stuk dat toegankelijker bleek dan ik eerder dacht.
Vol verrassingen
Het eerste kwartier van de voorstelling konden we als publiek op ons gemak kennismaken met de twee spelers (Silke Hundertmark en Reinier Schimmel) die elkaar met pesterijen bestoken. Zo legde Hundertmark punaises op de stoel van Schimmel, waarop hij diezelfde punaises in haar thee gooide. Irritatie, pijn en verdriet werden telkens opgevolgd door een nieuwe pesterij, tot Schimmel zijn jas aantrok en de scène verliet. Tegelijkertijd mochten we in dat eerste kwartier kennismaken met het decor dat de leefomgeving van de acteurs voorstelde. Via het draaiende decor kregen we afwisselend inkijk in de keuken, slaapkamer en woonkamer van het stel. De acteurs werkten op indrukwekkende wijze samen met het decor vol met visuele en technische effecten.
Fotograaf: Bart Grietens
Naast het decor, had het stuk meer verrassingen: allereerst de zang, het enige moment dat er werd gesproken. Wat verrassend begeleid werd op de piano door de acteurs zelf. Ten tweede verraste de derde persoon (Jacob Ahlbom) die door het raam letterlijk en figuurlijk kwam inbreken in het leven van het stel. Ten derde expressieve dans die verraste met indrukwekkend verhalend vermogen. En tot slot de humor. Rondkijkend in de zaal, zag en hoorde ik veel gelach.
De stilte van de voorstelling deed mij beseffen dat er geen woorden nodig zijn om een verhaal woord voor woord te volgen. Aan het einde kreeg de voorstelling een heel oprechte staande ovatie. Concluderend, is Unseen een prachtig stukje theater voor de geoefende kijker maar ook toegankelijk voor het grote publiek.
Jakop Ahlbom Company - Unseen
Regie: Jakop AhlbomArtiest: Silke Hundertmark, Reinier Schimmel en Jakop Ahlbom
Gezien op woensdag 16 februari 2022 in Theater Rotterdam,
Misschien ook iets voor u
Prachtig paradoxaal
Vrolijk worden van een nummer dat over de dood gaat: het lijkt onmogelijk, maar White Lies krijgen het voor elkaar. Het nieuwste album As I Try Not To Fall Apart zorgt met aanstekelijke melodieën voor een goed gevoel, terwijl het tegelijkertijd verscheidene serieuze thema’s bespreekt.
In september 2021 kondigde de Britse post-punk band White Lies aan dat ze werkten aan een nieuw album As I Try Not To Fall Apart en die mededeling werd vergezeld met het uitbrengen van de gelijknamige titelsong van het album. Het nummer gaat over dat het oké is voor mannen om hun eigen kwetsbaarheid te accepteren en draagt de boodschap uit dat het oké is om je niet oké te voelen. Het nummer viel in goede aarde bij de fans en zodoende belandde dit nummer ook in 8WEEKLY´s playlist met favorieten uit 2021. Deze single kreeg nog drie opvolgers, waaronder ´Am I Really Going To Die´ en op 18 februari werd het volledige album uitgebracht.
Serieuze thema’s met pakkende melodieën
De uitgebrachte singles lieten horen hoe de band weer had geëxperimenteerd met nieuwe melodieën, zonder te veel van hun eigen stijl af te wijken. Dit nieuwere geluid zorgde voor hoge verwachten en het nieuwste album van White Lies heeft die verwachtingen zeker waargemaakt. De nummers zijn meeslepend en de melodieën zijn gelaagd. Of je nu op zoek bent naar muziek om op de achtergrond tijdens werk of studie aan te zetten of naar muziek waar je tijdens het genot van een kop thee juist aandachtig naar luistert, dit album en deze band staan voor je klaar. Hoe vaker je het album luistert, hoe meer details er in de muziek te ontdekken vallen. Deze melodieën en pakkende hooks worden ook op dit album weer gecombineerd met serieuze boodschappen. De drie bandleden Harry McVeigh, Charles Cave en Jack Lawrence-Brown blijken namelijk keer op keer een fascinatie te hebben voor grootse, serieuze thema´s zoals de dood en mentale gezondheid.
De dood: een terugkerend thema
De band brak in 2009 door met hun debuutalbum To Lose My Life waar de dood onder andere in de titelsong en het nummer ‘Death’ als thema duidelijk terugkwam, maar ook in dit nieuwste album keert het onderwerp weer terug. Het nieuwe nummer ‘Am I Really Going to Die’ is wat betreft de tekst dan ook geen nieuw uitstapje voor de band. De bassist Charles Cave legt uit dat het op muzikaal vlak wel een nieuwer terrein is voor de band. Het nummer begint met een rustig intro voordat het uitbarst in een euforische indiepopmelodie. Hoewel de titel doet vermoeden dat het een zwaarmoedig nummer gaat worden, is niets dus minder waar en dat is typisch White Lies: serieuze onderwerpen combineren met aanstekelijke melodieën. Dit nummer is de start van de verhaallijn over een terminaal zieke zakenman die zijn lot weigert te accepteren en deze verhaallijn gaat verder in het laatste nummer van het album: ‘There Is No Cure For It’. Voor wie nieuwsgierig is geworden is het aan te raden om ook de videoclip van ‘Am I Really Going to Die’ te bekijken. De videoclip die gemaakt is door Balan Evans is vanuit een uniek perspectief gefilmd en vertelt zo al een heel verhaal op zichzelf.
Sceptisch over de zogeheten ‘Space Race’
Hoewel de titel van het nummer ‘I Don’t Want To Go To Mars’ al een redelijk duidelijke boodschap lijkt uit te dragen, wil de band meer zeggen dan dat. Het lijkt in eerste instantie kritiek te zijn op de schijnbare competitie tussen verschillende multimiljonairs die als eerste in de ruimte wilden belanden met een zelfgemaakt ruimteschip. De hoofdpersoon van het nummer wordt van de aarde afgedreven om in een steriele omgeving op Mars te gaan wonen en wil dit klaarblijkelijk niet. Met het ietwat beklemmende nummer wil de band de luisteraar na laten denken over de vraag: gaat de snelheid van alle technologische ‘vooruitgang’ niet ten koste van ons welzijn? Combineer deze boodschap met het herkenbare stemgeluid van zanger Harry McVeigh en een flink bombastische melodie en het is duidelijk dat dit nummer gemaakt is om in grote zalen gespeeld te worden.
Hoge verwachtingen en indrukwekkende video’s
De singles ‘As I Try Not To Fall Apart’, ‘I Don’t Want To Go To Mars’ en ‘Am I Really Going To Die’ werden alledrie voorzien van indrukwekkende videoclips om de nummers extra kracht bij te zetten. De White Lies hebben wat dat betreft een heldere formule te pakken: pakkende teksten, het herkenbare stemgeluid van zanger Harry McVeigh, een flinke lading synthesizers in combinatie met lichtelijk absurde, maar prachtige videoclips. Voor de volledige beleving is het dan ook zeker aan te raden om de videoclips erbij te bekijken.
Kijk bijvoorbeeld naar de videoclip van de titelsong van het album, daarin zie je zanger McVeigh bedolven worden onder grote hoeveelheden zand die toenemen naarmate het nummer vordert. Het idee om met zand te werken kwam van James Arden. Hij vertelt dat hij tijdens het luisteren van het nummer meteen een beeld had van iemand die bedolven wordt onder zand. Hij wilde hiermee uitbeelden hoe mensen zichzelf dagelijks ondanks negatieve gevoelens staande proberen te houden. Dat kan soms overweldigend zijn, waardoor je als het ware wordt bedolven door je eigen emoties. Zo ontstond de video waardoor McVeigh ongetwijfeld nog dagen later overal en nergens zand tussen vandaan kon toveren.
Terug in de tijd
Kortom, serieuze thema’s worden in dit album weer gecombineerd met prachtige, euforische melodieën die hier en daar klinken alsof je weer in de jaren ’80 bent beland. Daarmee wordt het echter absoluut niet clichématig of onorigineel, White Lies weten het telkens weer in een andere jas te verpakken. Benieuwd naar hoe groots deze nummers live klinken? White Lies gaan in het voorjaar op tour en spelen ook op meerdere locaties in Nederland!
Misschien ook iets voor u
Het Mauritshuis in bloei
Het Mauritshuis heeft reden voor een feestje. Het museum bestaat dit jaar 200 jaar en dat wordt groots gevierd met een tentoonstelling over bloemstillevens uit de zeventiende eeuw. Je maakt in deze tentoonstelling op verschillende manieren kennis met het veelzijdige stilleven genre.
Een pril begin
In de eerste zaal sta je voor een ogenschijnlijk eenvoudig stilleven van de Vlaamse schilder Hans Memling (1430-1494). Witte lelies, irissen en akeleien in een aardewerken vaas op een tafelkleed. Op de vaas staan de letters “IHS”, de eerste letters van Jezus’ naam in het Grieks, en de bloemen in de vaas verwijzen naar Maria. De achterkant van dit stilleven toont een portret van een biddende man. Wat doet dit schilderij in een tentoonstelling met exotische bloemen en ‘onmogelijke’ boeketten?
Dit schilderij is een van de vroegste religieuze stillevens in de westerse kunstgeschiedenis. Eerder waren bloemen natuurlijk wel onderdeel van een schilderij of randillustraties van boeken, maar nog niet eerder als hoofdonderwerp. Memling maakte zijn bloemstilleven in 1485, terwijl het stilleven genre pas tegen het einde van de zestiende eeuw populair werd.
Hans Memling, Vaas met bloemen in een nis, 1485, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid
Bestudering van de natuur
Vanaf die periode neemt de tentoonstelling een vlucht. In de volgende zalen zie je hoe het stilleven genre opbloeide in de zeventiende eeuw. Toen ontstond er namelijk een interesse in natuurwetenschap bij opdrachtgevers van kunst. Kunstenaars, wetenschappers en tekenaars werkten vaak samen om bloemen, planten en insecten zo natuurgetrouw mogelijk af te beelden in wetenschappelijke publicaties.
Het is een feest om de bloemen in hun volle glorie te zien stralen! Maar het zijn niet alleen bloemen die de show stelen. De zaalteksten wijzen je op de soms minuscule insecten die interacteren met de bloemen. De term stilleven wekt de indruk alsof er niks gebeurt op het schilderij, maar zulke speelse insecten voegen juist levendigheid toe. Bij het schilderij Bloemen in een glazen vaas (1612) door Jacques de Gheyn II staat bijvoorbeeld geschreven: “Een rups steekt zijn kopje over de rand van de nis. Alsof hij even wil kijken naar de signatuur van de schilder die daar te zien is”. Insecten zijn niet voor niets aanwezig op stillevens. Dankzij de opgeleefde interesse in natuurwetenschappen raakten steeds meer opdrachtgevers geïnteresseerd in insecten. Hierin hadden vrouwelijke kunstenaars vaak ook een aandeel, onder wie Maria Sibylla Merian (1647-1717). Ze tekende en observeerde insecten in hun natuurlijke leefomgeving. Ze besteedde veel aandacht aan de metamorfoses van insecten, want ze had geconstateerd dat daar nog weinig kennis over was. Daarom vertrok ze in 1699 samen met haar dochters vanuit Nederland naar Suriname om insecten te bestuderen. Dit leidde na hun terugkomst in Nederland tot Metamorphosis insectorum Surinamensium (1705), een boek met zestig gravures en begeleidende teksten over Surinaamse insecten en hun leefwereld.
Maria Sibylla Merian, Twee vlinders op een tak kruisbessenbloesem. Waterverf en dekverf op perkament, 199 x 164 mm. Particuliere collectie
Mannelijke en vrouwelijke kunstenaars naast elkaar
In het tweede deel van de tentoonstelling verschuift het zwaartepunt naar vrouwelijke kunstenaars binnen het stilleven genre. Vergeleken met mannelijke kunstenaars zijn er maar een handjevol vrouwelijke kunstenaars bij naam bekend. Maar van alle genres in de schilderkunst hadden vrouwen het grootste aandeel in het stilleven genre. Het is mooi om te zien hoe enkele van deze vrouwelijke kunstenaars een podium krijgen via deze tentoonstelling en in samenhang worden getoond met hun mannelijke tijdgenoten.
Maria van Oosterwijck, Bloemen in een versierde bokaal, c.1670-1675. Doek, 62 x 47,5 cm. Mauritshuis, Den Haag
Zo hangen er twee stillevens naast elkaar van Willem van Aelst (1627-1683) en Maria van Oosterwijck (1630-1693). Van Oosterwijck kreeg veel opdrachten uit hoge kringen in binnen- en buitenland, waaronder de Franse koning Lodwijk XIV. Ook Van Aelst was heel succesvol in de Nederlanden en Italië. Deze schilders hebben elkaar gekend en Van Oosterwijck was mogelijk zelfs zijn leerling. Zo worden succesvolle mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de tentoonstelling naast elkaar en op een gelijke voet getoond. Een leuk detail is dat er ook een schilderij op de tentoonstelling te zien is van Anna Ruysch (1666-1754). Zij is de jongere zus van de bekende stilleven schilderes Rachel Ruysch. De schilderijen van Rachel Ruysch zijn wereldberoemd. Anna Ruysch is veel minder bekend, omdat ze na haar huwelijk op eenentwintigjarige leeftijd ophield met schilderen. Dat maakt het des te leuker dat er in de tentoonstelling ook aandacht uitgaat naar minder bekende vrouwelijke kunstenaars, maar die in kwaliteit niet onder doen van de rest.
Willem van Aelst, Bloemstilleven met horloge, 1663. Doek, 62,5 x 49 cm. Mauritshuis, Den Haag
Van adembenemende stillevens, prachtige bruiklenen, lang onderbelichte perspectieven van vrouwelijke kunstenaars tot speelse zaalteksten. De tentoonstelling snijdt heel veel verschillende onderwerpen aan, maar heeft voor elk wat wils. Je leert hoe het stilleven als genre tot bloei kwam in de zeventiende eeuw en tegelijkertijd is er alle ruimte om te genieten van al het moois wat dit genre te bieden heeft. Zeker een bezoek (en feestje) waard!
In volle bloei
Gezien in: Mauritshuis, Den HaagNog te zien tot: vrijdag 10 juni 2022
Misschien ook iets voor u
Fijnzinnige poëzie, wrange humor en radicale stunts
Afgelopen week kon je bijna geen krant openslaan of er stond iets in over Guido van der Werve (1977, Papendrecht). De in Berlijn, Hassi en Amsterdam gevestigde filmmaker en beeldend kunstenaar won niet alleen de Cobra Kunstprijs, maar heeft nu ook midden in zijn carrière al een overzichtstentoonstelling in het Eye Filmmuseum. Daar zagen we naast zijn Gouden Kalffilm Nummer veertien, home ook de eerste glimp van zijn in september uit te komen autofictieve speelfilm. En het grootste deel van een indrukwekkend oeuvre.
Bij binnenkomst in Guido van der Werves tentoonstelling Tastbare futiliteit (of Palpable Futility) stuit de bezoeker meteen op Nummer twee, Just because I’m standing here doesn’t mean I want to (2003). Er bestaat ook een Nummer een, maar die wordt nagenoeg nooit vertoond. Nummer twee is de film waarmee Van der Werve afstudeerde aan de Gerrit Rietveld Academie. We horen de kunstenaars stem: ‘ ‘s Ochtends kan ik niet opstaan, ’s middags verveel ik me, ’s avonds ben ik moe en ’s nachts kan ik niet slapen.’ Van der Werve loopt, in zwart gekleed, achterwaarts de weg op in de – in eigen woorden – ‘spuuglelijke’ Papendrechtse straat waar hij opgroeide. Hij wordt geschept door een auto. Een ME-busje stopt. Op tonen van het Kerstconcert van Arcangelo Corelli stappen vijf balletdanseressen uit om een choreografie te doen. Terwijl het bewegingsloze lichaam van de kunstenaar nog op de achtergrond op straat ligt.
Stijl
© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York
Van der Werves films zijn heel herkenbaar. Altijd verschijnt de kunstenaar zelf, volledig in het zwart gehuld. Hij doet zijn eigen stunts. Naast de botsing met de auto steekt hij zichzelf in de fik, of laat hij zich optakelen aan een hijskraan. Ook zijn veelvuldige beproevingen in fysiek en mentaal uithoudingsvermogen zijn langlopende, indrukwekkende stunts. Zo staat hij vierentwintig uur in de bijtende kou van de noordpool om een dagje niet met de wereld mee te draaien (Nummer negen, the day I didn’t turn with the world, 2007) of rent een marathon om een bos kamille op Rachmaninovs graf te leggen (Nummer dertien, emotional poverty in three effugia, 2010-11).
In veel films zien we wijde shots van grootse natuur waar in een klein mensfiguur zijn levenswandel in maakt, al dan niet verwikkeld in een ultra-triathlon.
Muziek speelt een grote rol. We horen veelal Romantische componisten. Voor sommige films componeerde Van der Werve zijn eigen muziek. Daarnaast balanceren we continu tussen humor en bittere ernst, diepzinnigheid en flauwte. Een kunstige vertoning van het leven zelf.
Taal
© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York
Hoewel taal nooit wordt genoemd in de recensies of interviews, dragen de veelal poëtisch-filosofische titels en andere teksten veel bij aan de vertelkracht van de werken. Zo trekt er in Nummer vier, I don’t want to get involved in this, I don’t want to be a part of this, talk me out of it (2005) een vliegtuig een wuivende banner door het luchtruim waarop ‘It was not enough’ gedrukt staat, een verzuchting uit de film Stalker van Andrej Tarkovski. Net als de tekst in Nummer twee zorgen sobere maar treffende woorden dat er een narratief ontstaat, zonder dat het verhaal dichtgetimmerd wordt.
Eye Filmmuseum
© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York
Het Eye Filmmuseum is ook een bioscoop. En dat zal de bezoeker weten. De ruimtes die voor Guido van der Werves tentoonstelling Palpable Futility werden gebouwd zijn donker. De vroege werken die op celluloid gefilmd zijn, zijn opnieuw gedigitaliseerd en geremasterd met de techniek van nu. Ook het geluid is uitzonderlijk goed. Omdat de werken van Van der Werve ‘ruimte’ nodig hebben is er gekozen voor een redelijk open architectuur. Er zijn geen kleine kamertjes en in de meeste ruimtes worden meerdere films tegelijk afgespeeld. Toch valt het mee met de geluidsoverlast in de ruimte. Dat is dankzij de speakers met een ‘directional sound’, die het geluid boven de bankjes enigszins bundelen en naar beneden sturen. In de bankjes zit nog een grote speaker, die het geluid warmte en meer diepte geeft. De bezoeker zit in een soort net van geluid waardoor de andere filmgeluiden meer op de achtergrond klinken. Dat je Van der Werve dus bij het kijken van Nummer vier op de achtergrond in Nummer twee hoort zeggen dat hij niet kan slapen is niet storend. Integendeel. Het zorgt ervoor dat je nog meer opgenomen wordt in de wereld van Guido van der Werve. De bezoeker die zijn oren de kost geeft hoort opvallend veel detail in de werken. Tijdens het pianospel op een vlot in een natuurmeer in Nummer vier hoor je bijvoorbeeld de natuurgeluiden nog steeds door het spel heen.
Hardcover catalogus
© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York
Bij de expositie hoort een hardcover catalogus. In samenwerking met nai010 publishers drukte Eye Filmmuseum Palpable Futility, waarin het gehele oeuvre van Guido van der Werve wordt beschreven en afgebeeld. Dus voor degene die had gehoopt op het bewegend naakt uit Nummer zestien of de mislukte raketlancering uit Nummer zeven: gelukkig is er het boek nog. Met verdiepende essays en een interview met de kunstenaar. Tijdens de duur van Tastbare Futiliteit worden in het Eye Filmmuseum aanvullende randprogrammeringen georganiseerd. Iets om in de gaten te houden!
Expositie: Guido van der Werve - Tastbare Futiliteit
Gezien in: Eye Filmmuseum, AmsterdamNog te zien tot: zondag 29 mei 2022
Link: Nai010 Publishers: Guido van der Werve
Link: website Guido van der Werve
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Collectief of individu?
In Vrijheid laat Annelien de Dijn zien hoe de betekenis van het concept ‘vrijheid’ door de eeuwen heen onderwerp van strijd en onderhevig aan verandering is geweest.
Annelien de Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde eerder een boek over de Franse politieke filosofie van de 17e tot de 19e eeuw. Haar nieuwste boek Vrijheid kan gezien worden als een overtreffende trap: nauwkeurig onderzoekt ze hoe het concept vrijheid sinds de Griekse Oudheid tot nu is veranderd. Daarbij bestrijkt ze de geschiedenis van het gehele westen; zowel Europa als de Verenigde Staten. Waar nodig zoomt De Dijn in op specifieke landen waar vrijheid op een andere manier evolueert.
Politiek-filosofisch overzichtswerk
Vrijheid is een ontzagwekkend werk: nauwgezet passeren alle invullingen van het concept door de tijd heen de revue, tot in detail worden belangrijke denkers aangehaald, tegenstellingen en argumentaties uitgelegd en belangrijke stukken geciteerd. Dat alles leest ook nog eens soepel weg in een prettige, heldere en niet té academische schrijfstijl. Voor de geïnteresseerden in filosofie en geschiedenis is Vrijheid een heerlijk boek om in te duiken. Bovendien komt het hedendaagse debat, waarin vrijheid nog altijd veelvuldig als argument wordt aangehaald (voor tegenovergestelde doeleinden), erdoor in een ander daglicht te staan.
Dat laatste komt in het boek zelf nauwelijks aan bod. De Dijn is historica en dus is de geschiedenis van het vrijheidsconcept haar onderwerp, niet het hedendaagse gebruik. Toch eindigt ze in haar nawoord met een voorzichtige oproep aan ons vandaag de dag: om vrijheid met die historische bril te bekijken, en zo in te zien dat er meerdere invullingen van het vrijheidsideaal mogelijk zijn dan we vandaag de dag veelal horen.
Vrijheid tot zelfbestuur
Het eerste deel van Vrijheid gaat over het oude Griekenland en het Romeinse Rijk. Vóór die tijd werd wel over vrijheid gesproken, maar niet in politieke zin. Dit nam aanvang in de Griekse stadstaten, met als belangrijkste centrum de geboorteplaats van de democratie, Athene, pakweg 2500 jaar geleden.
De Grieken waren lang en vaak in oorlog met het koninkrijk Perzië en zetten zich daar politiek-filosofisch tegen af door zichzelf als ‘vrij’ te bestempelen en de Perzen als ‘slaaf’ (want: onderdaan). Zo vormden de Grieken hun collectieve identiteit door de tegenstelling met Perzië te benadrukken. De Perzen wérden bestuurd, en zij bestuurden zichzélf in een democratie, letterlijk vertaald een volksheerschappij. (Demos = volk, kratein = heersen). De Grieken zagen vrijheid dus als politieke én democratische vrijheid: een vrije staat is een staat waarin mensen hun eigen bestuursvorm bepalen.
De beroemde Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft in zijn Historiën waarom democratische vrijheid béter is dan een autocratisch regime. In dat laatste heb je als burger geen persoonlijke zekerheid, omdat je bent overgeleverd aan de grillen van je overheerser. Herodotus schrijft over de Perzische koningen, waarvan sommigen goede en rechtvaardige heersers waren, maar anderen, zoals Cyrus de Grote, wrede en gewelddadige leiders. Het volk was dus beter af wanneer het zichzelf bestuurde. Daarbij garandeerde collectieve vrijheid (zelfbestuur) automatisch persoonlijke zekerheid. Dit waren voor de Grieken twee kanten van dezelfde medaille.
Daarbij merkt De Dijn terecht op dat de Griekse democratie niet te vergelijken is met die van ons. Het grootste deel van de inwoners mocht niet meedoen: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen politieke rechten. Interessant weetje: de beroemde Griekse filosoof Aristoteles, die prat ging op de Griekse vrijheid, was zelf zo’n vreemdeling. Hij werd buiten Athene geboren en mocht daardoor nooit als burger deelnemen aan de Atheense democratie.
Wie is de baas?
Zo’n tweeduizend jaar lang zou de mate van vrijheid die iemand geniet gelijkstaan aan de mate waarin iemand zichzelf kan besturen. Daarbij waren geregeld discussies tussen democraten en antidemocraten. Die laatsten stelden dat democratie niet leidt tot zelfbestuur, maar tot onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. In een democratie ben je alleen vrij als je onderdeel uitmaakt van de meerderheid en dus mee kan beslissen. Voor alle anderen is een democratie niks anders dan een tirannie van de meerderheid en brengt democratie dus geen vrijheid (in de zin van zelfbestuur).
Vrijheid van het individu
De Dijn beschrijft uitvoerig hoe de vrijheid steeds onderwerp van discussie blijft, maar binnen de overeenstemming dat vrijheid gaat over wie de macht heeft. Zo reizen we de geschiedenis van Europa door tot deze overeenstemming begin 19e eeuw sneuvelt. Een van de eersten die dit ‘vooroordeel’ over vrijheid benoemde was de Duitse filosoof Johann August Eberhard. Hij stelde dat het idee dat vrijheid alleen voorkwam in democratisch bestuurde landen een onjuist vooroordeel was. Hij verwees naar de Pruisische onderdanen onder Frederik de Grote en stelde dat zij méér vrijheid genoten dan de Zwitsers, die zichzelf bestuurden.
De Dijn gaat in Vrijheid in tegen het algemeen geldende idee dat met name de Reformatie in Europa gezorgd heeft voor een verandering van het vrijheidsdebat. Haar stelling is dat het de lange politieke strijd na de (Atlantische) revoluties waren die het vrijheidsbegrip (en onze politieke systemen) ten diepste veranderd hebben. Vanuit het contrarevolutionaire denken ontstond een nieuw idee van vrijheid, waarin collectief en individu losgetrokken werden.
Deze nieuwe, moderne visie op vrijheid ging niet over wie er regeert, maar over de mate waarin je werd geregeerd. Zolang je als individu zoveel mogelijk je eigen leven kan leiden zoals jij dat wil en autonome keuzes kunt maken, ben je vrij, werd het geherdefinieerde concept van vrijheid. De contrarevolutionairen wezen erop dat veel revolutionaire pogingen een democratisch bestuur op te richten, uiteindelijk tot geweld en dus tot onvrijheid van het individu leidden. Denk aan de Terreur na de Franse Revolutie. Collectief (democratisch) bestuur is dus niet nodig om als individu vrij te zijn, sterker nog, vaak veroorzaakt zelfbestuur het tegenovergestelde. Veelal had je als burger méér vrijheid onder een monarch, die stabiliteit en veiligheid bood. De twee kanten van dezelfde medaille die sinds het Oude Griekenland onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, stonden vanaf toen los van elkaar.
Liberalisme
Het liberalisme is uit deze contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. De eerste liberalen waren niet per definitie tegen democratie, maar wezen erop dat de nadruk zou moeten liggen op de mate waarin de overheid je vrij liet in je doen en laten. Ook wel ‘laissez faire’ of ‘mind your own business’ genoemd.
Eind 19e, begin 20e eeuw werd opnieuw de revolutionaire oproep gedaan voor vrijheid als zelfbestuur. De Dijn laat pijnlijk zien dat na de Tweede Wereldoorlog deze oproep verstomde – en tot op de dag van vandaag nog altijd stil is gebleven. Het idee dat vrijheid vooral gaat over het individu en de overheid die zich zo min mogelijk met dit individu mag bemoeien, werd – en is nog altijd – gemeengoed. In tegenstelling tot wat we vaak denken, is ons idee van vrijheid dus niet uitgevonden door de Oude Grieken, noch door de Europese en Atlantische revolutionairen, maar juist door hun tegenstanders.
Vrijheid zonder zelfbestuur
Hier trekt De Dijn een parallel met het huidige vrijheidsdebat. Ze wijst erop dat hedendaagse groepen die zich beroepen op ‘de vrijheid’ wanneer zij pleiten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis hun eigen geschiedenis niet kennen. Hun vrijheidsideaal stamt af van de contrarevolutionairen die vrijheid zagen als iets dat losstond van democratisch zelfbestuur. Met dit moderne vrijheidsideaal is het dus goed mogelijk om het leven onder een despoot ‘vrij’ te noemen, zolang deze zich niet al te veel bemoeit met je persoonlijk leven. Dat kan toch nauwelijks zijn waar deze hedendaagse pleiters voor een individuele vrijheid voor staan.
Vrijheid is dus verworden van iets dat inherent collectief en daardoor óók individueel is, tot iets dat louter individueel is. Vrijheid is niet samen een richting kiezen en die opgaan en daar vervolgens als individu óók van profiteren. Nee, vrijheid is met je eigen leven bezig zijn, en daarbij het liefst zo min mogelijk gehinderd worden door ‘de overheid’ of ‘de ander’, wie dat ook moge zijn.
Vrijheid voelt aan als een oproep opnieuw het vrijheidsideaal te herijken. Juist in een tijd waarin veel burgers aangeven weinig vertrouwen te hebben in de democratie, is dit een belangrijk kantelpunt voor de vrijheid. Zijn we echt zo veel vrijer wanneer we minder belemmerd worden? Of zijn we juist vrij wanneer – en omdat – we zelf bepalen door wélke regels we wel of niet belemmerd worden, als collectief? Wellicht zijn collectief en individu tóch twee kanten van dezelfde medaille en kun je als individu pas echt vrij zijn als je samen met je medemensen meebepaalt. Misschien is onze tijd – waarin de term zo veelvuldig wordt gebruikt – wel dé tijd voor een renaissance van het klassieke vrijheidsideaal. Dit is de spiegel die De Dijn ons voorhoudt.
Titelafbeelding: Eugène Delacroix – La liberté guidant le peuple (1830)
Vrijheid
Schrijver: Annelien de DijnUitgever: Alfabet
Prijs: 29,99
Bladzijden: 464
ISBN: 9789021340098
Misschien ook iets voor u