Boeken / Fictie

Een kleine bloem in een karrenspoor

recensie: Frida Vogels - Dagboek 1972 – 1973

.

Het vaste lezerspubliek dat het negende deel van de dagboeken van Frida Vogels in handen krijgt zal ook nu niet worden teleurgesteld. Op de achterflap staat een aantal van de ‘gebeurtenissen’ uit het dagboek vermeld. Een erfeniskwestie, Vogels worsteling met haar roman, de relatie met haar broer en met haar echtgenoot, de dood van een vriendin. Dit wekt ten onrechte de suggestie dat het erom gaat te lezen ‘hoe het verder ging’ na de vorige acht delen. Wat hebben de jaren 1972 en 1973 Frida, haar man Enzo en haar broer Michiel gebracht? Nu kunnen wij daarvan meesmullen. Een soort literaire soap.

Maar deze interpretatie van de flaptekst slaat de plank mis. Vogels is op zoek naar ‘de harde kern’ – de titel van haar romancyclus. Ze zet de weinig opwindende feiten van haar leven, een leven van ‘Elckerlyc’ met zijn ups and downs, om in een zoektocht naar waarachtigheid in zichzelf. Ze doet dat door zich in twee delen te splitsen: de Frida die, met tegenzin en gehinderd door vele kwalen, deelneemt aan de sociale en biologische bewegingen van de menselijke soort. En de Frida die zichzelf ‘fictionaliseert’ en met een tegelijk scherpe en gevoelige blik kijkt hoe ze die bewegingen tot hun essentie kan terugbrengen en in tekst omzetten.

Losgerukte wortels
De spanning tussen haar dagelijks leven en de zoektocht naar de (fictieve?) betekenis van dat leven loopt parallel met de spanning die de ontworteling van een emigratie met zich meebrengt. De plaats verlaten waar je bent opgegroeid, de wortels losrukken en elders proberen te planten en daarmee binnentreden in een andere cultuur en vooral een andere taal: het zijn bijna schizofrenogene processen.

Ik praat met mijn dagboek, bij gebrek aan beter, in de hoop de gewrichten van mijn taal soepel te houden, en lees om dezelfde reden alle dagen de Nederlandse krant. 

Dat haar echtgenoot een soms bijna karikaturale vertegenwoordiger van de traditionele Zuid-Italiaanse familiecultuur is en er een kloof gaapt tussen Vogels en haar schoonfamilie, maakt haar leven tot een spagaat. Ondertussen probeert ze haar familie – en ja, er is een erfeniskwestie – en vrienden in Amsterdam, met name Han en Lousje Voskuil, niet ontrouw te worden.

Doorgaan met een onmogelijke opgave
Vogels stelt zichzelf feitelijk voor een onmogelijke opgave. Ze wil zichzelf en de totale werkelijkheid om haar heen in woorden vatten. Tegelijk wil ze totaal integer blijven en deel van die werkelijkheid uitmaken. Zoals de meeste kunstenaars zoekt ze de oplossing in eenzaamheid. Als ze alleen is kan ze althans een poging doen om te schrijven. Maar die hang naar alleen-zijn veroorzaakt schuldgevoel.

E. weer thuis. En meteen kan ik weer niet werken. Waarom niet? Het is of ik, letterlijk, uit het lood word geslagen.

Naast zijn werk als wiskundige, bouwt Enzo oude instrumenten, waar onder een virginaal. De voltooiing hiervan vervult haar met afgunst, omdat hij zo enthousiast en vol vertrouwen heeft doorgezet en iets tot stand heeft gebracht. Tegelijk vermindert het haar schuldgevoel aanzienlijk. Hij is blij met zijn virginaal en zij is blij met zijn trots. Het lijkt de start van een beter periode in het huwelijk.

Een lekker leventje? Een gek leven. Een leven als een gek bedoel ik. Het voelt aldoor als een leven dat ik niet leid, ik zit er naast, er boven, of hoe dan ook buiten mezelf naar te kijken.

Op een ander moment vergelijkt ze zichzelf met de kleine, taaie bloemen die bij voorkeur groeien in een karrenspoor, door de voorbij rijdende wagens platgewalst worden en zich daarna weer oprichten. Haar project gaat verder, hoe dan ook. In een eindeloos dilemma van bijna negentiende-eeuwse plichtsbetrachting en twintigste-eeuwse gerichtheid op vrijheid, keuze en verantwoordelijkheid. De dagboeken van Frida Vogels zijn een filosofische goudmijn.

Muziek / Concert

Grootse muziek voor een klein publiek

recensie: Shearwater

.

Voor de Amerikaanse art-rockband rond Jonathan Meiburg  is dit de afsluiter van de Europese tour. Reden voor een vrolijke, maar ook zichtbaar vermoeide Meiburg om extra lang uit te pakken. Centraal staat het materiaal van het eerder dit jaar verschenen Animal Joy; na het ingetogen The Golden Archipelago (2010) een opvallend rockgeoriënteerde plaat. Vanavond is het niet anders: de elektrische gitaar (soms drie tegelijk) domineert het geluid van Shearwater. Meiburg heeft een nieuwe bezetting samengesteld, die naast een ritmesectie (Christiaan Mader en producer Danny Reisch op drums) bestaat uit een toetsenist, een gitarist (Lucas Oswald) en een gitarist/toetsenist (Mitch Billeaud). Meiburg speelt dus eigenlijk met een sessieband.   

Animal Joy

~

Na een kort afscheid keert Meiburg alleen terug om, zichzelf begeleidend op gitaar, ‘Hail, Mary’ in te zetten. Beetje bij beetje komen ook de andere bandleden terug om hun partij in te zetten, zodat Shearwater tegen het einde van het nummer weer gewoon op oude sterkte is. De drie nummers van de toegift klinken rommeliger dan de reguliere set. De respons van het publiek is des te enthousiaster. De reden: er worden risico’s genomen en er gebeurt wat tussen de bandleden. Even zijn ze meer dan sessiemuzikanten in dienst van Meiburg. Daarmee wordt duidelijk wat er tijdens het grootste deel van het concert aan ontbroken heeft: spontaniteit. Het mag niet meer dan een kanttekening zijn: Meiburgs composities, zijn inzet en zijn buitengewone stem maken het optreden tot een succes.

Volgende keer aan de overkant? Op Animal Joy klinkt de band meer dan ooit als een stadionact, maar het is duidelijk dat Shearwater nooit een groot publiek zal bereiken. De wereld van Shearwater is er een van uitgestrekte landschappen en afgelegen eilanden. Een wereld waarin de natuur gedijt, maar waar voor mensen weinig plaats is. Wie het aandurft, moet er zeker eens gaan kijken.

Boeken / Non-fictie

Wat extra aandacht, alstublieft

recensie: Floris van Straaten - Londen. Multicultureel Mekka aan de Theems

Met de EK-blamage diep weggestopt, kunnen we vol goede moed vooruit kijken naar dat andere grote evenement van deze sportzomer. Vanaf 27 juli moeten Epke, Ranomi en de rest van de Nederlandse equipe onze eer gaan redden in Londen.

Het campagneteam dat de Olympische Spelen destijds naar Londen wist te halen, legde veel nadruk op het kosmopolitische karakter van de stad. Londen zou als smeltkroes van culturen die vreedzaam samen leven dé ideale locatie zijn om het olympische gedachtegoed uit te dragen. NRC-journalist Floris van Straaten was jarenlang als correspondent woonachtig in deze bruisende metropool. In Londen wil hij onderzoeken of ze hierin gelijk hadden. Is Londen wel zo tolerant en idyllisch als het gaat om de acceptatie van andere etnische groeperingen en culturen?

Elkaar met rust laten
Het antwoord hierop is in grote lijnen: ja. In korte hoofdstukken bespreekt van Straaten de positie van verschillende minderheden in Londen. Steeds komt hierin naar voren dat deze groeperingen, ondanks dat ze het niet altijd makkelijk hebben, Londen als de ideale woonplaats zien. De reden is simpel: omdat ze er met rust worden gelaten. De tolerantie van de Londenaren blijkt grotendeels gebaseerd op het Britse credo live and let live. Je vooral niet teveel met elkaar bemoeien is de toverformule die achter de relatieve harmonie in de stad schuilgaat.

Interessant zijn de vergelijkingen die Van Straaten maakt tussen de Londense en de Nederlandse houding ten opzichte van vreemdelingen. Neem bijvoorbeeld het hoofdstuk ‘Liever in Londen dan in Nederland. De Somalische gemeenschap’. Hierin komt een Somaliër aan het woord die in Nederland geen weg kon vinden door het oerwoud aan regelgeving , maar in Londen zonder veel moeite een bloeiend internetcafé heeft opgezet. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de Nederlandse aard van alles en iedereen in regeltjes willen vangen snel wordt overwonnen, kan het geen kwaad geconfronteerd te worden met wat er mogelijk is als we wel iets soepeler zouden zijn.

Een afgeraffelde indruk
Met dit soort boeiende inzichten als inhoud is het eeuwig zonde dat Londen vol staat met redactionele slordigheden. Zo kloppen regelmatig verbanden binnen een zin niet: ‘Veel vacatures in de sector 3D (dirty, dangerous en difficult) konden betrekkelijk gemakkelijk worden opgevuld dankzij migranten, ook al halen de meeste Britten tegenwoordig hun neus op voor zulk werk.’ Is het niet juist omdat de meeste Britten dit soort werk niet willen doen dat het dankzij de migranten is dat deze vacatures opgevuld konden worden?

Daarnaast spreekt van Straaten zichzelf soms tegen, zoals in de passage over de metroaanslagen in 2005. Eerst zegt hij dat de wet op het terrorisme als reactie op deze aanslagen werd ingevoerd om vervolgens te stellen: ‘Tussen 2000, toen de wet op het terrorisme van kracht werd, en 2010…’. Tot slot werken kleine dingetjes als het door elkaar gebruiken van de verleden en tegenwoordige tijd en van Straatens stopwoordje ‘overigens’ ook behoorlijk op de zenuwen.

Samen met de fletse vormgeving, maken deze slordigheden dat Londen de indruk wekt van een wat afgeraffelde gelegenheidsuitgave. Jammer, want aangezien al jaren bekend is dat de Olympische Spelen 2012 in Londen plaatsvinden, was er ruim de tijd voor wat extra aandacht.

Boeken / Non-fictie

Onreine wetenschap

recensie: Hans van Maanen - Je reinste wetenschap. Over gezondheid, veiligheid en andere onzin

Over hoe een middel tegen kanker geblokkeerd wordt door de farmaceutische industrie omdat het financieel niets oplevert. Oftewel: hoe verhalen in de media de ronde doen door beperkte feitenkennis en research van (wetenschaps)journalisten.

In het boekje Je reinste wetenschap – over gezondheid, veiligheid en andere onzin laat wetenschapsjournalist en columnist Hans van Maanen zien dat we de wetenschappelijke nieuwtjes die de kranten halen niet altijd moeten geloven.

De besmettingshaard
Hans van Maanen begon in 2003 in de wetenschapskatern van De Volkskrant met zijn rubriek ‘Twijfel’. Diverse artikelen uit Je reinste wetenschap verschenen eerder al in die krant. De artikelen zijn in dit boek gebundeld en aangevuld met stukken uit andere media of niet eerder gepubliceerde stukken. Steeds neemt de auteur een bericht uit de krant en houdt dat vervolgens tegen het licht. Is de in het artikel getrokken conclusie juist of zit er meer achter het korte krantenartikel dan we op eerste gezicht vermoeden?

Neem nu het volgende. Op 20 mei 2010 schreef Het Parool: ‘De immigratie van niet-westerse allochtonen kost de Nederlandse samenleving 7,2 miljard per jaar.’ Iets wat PVV-fractieleider Geert Wilders prompt ‘schokkend’ noemde. Het bericht kwam in alle media terecht, maar geen enkel medium nam de moeite het rapport eens grondig te bestuderen. Van Maanen deed dat uiteindelijk wel en kwam tot een ietwat meer genuanceerde conclusie: ‘Het verschil in de bijdrage aan de collectieve sector ontstaat niet zozeer door de etnische achtergrond, maar door de sociaaleconomische status. De lagere klassen kosten de hogere klasse geld, of ze nu autochtoon of allochtoon zijn.’

Waar de baby’s vandaan komen
Naast het uitpluizen van dergelijke (on)gefundeerde wetenschappelijke uitspraken in de media, richt de schrijver zich ook op de wetenschap zelf. Of tenminste op het gebruik en misbruik ervan. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal over ooievaars en baby’s. Door het aantal ooievaars in het Noord-Duitse Oldenburg in de jaren 1930-1936 af te zetten tegen het aantal geboortes zie je, op de juiste wijze gepresenteerd, een duidelijk verband tussen deze twee factoren. Hoe meer ooievaars, hoe meer geboortes. Is het aloude verhaal over de bezorging van baby’s dan toch waar?

Nee, uiteraard niet. Dit artikel is juist bedoeld om het verschil aan te geven tussen een statistisch verband en een oorzakelijk verband. Een verschil waar maar al te vaak overheen wordt gestapt. Bij ooievaars is dit verschil vrij simpel inzichtelijk te maken, maar bij aspecten als ziektes en dood versus roken en sporten bijvoorbeeld wordt het verschil vaak al wat lastiger. Gelukkig zijn er journalisten zoals Hans van Maanen die de tijd nemen om de achterliggende onderzoeken bij de krantenartikelen onder de loep te nemen en ons weer op het juiste spoor te zetten.

Hoe wetenschap je wereld verandert
Na het lezen van Je reinste wetenschap zal geen wetenschappelijk krantenartikel meer hetzelfde zijn. Overal en over alles zal de twijfel toeslaan. Maar dat is alleen maar gezond. Het moge duidelijk zijn dat men niet alles maar gewoon klakkeloos moet aannemen, maar dat gezond verstand geen kwaad kan. Natuurlijk is niet iedereen in staat om de achterliggende onderzoeken zelf uit te pluizen (al was het maar om het stoffige leesvoer dat dit soms oplevert), maar er zullen altijd journalisten blijven die wel nét even verder kijken dan hun neus lang is.

Die journalisten zijn nodig, want ook in het toegankelijk geschreven boek van Van Maanen duizelt het je soms van de statistische gegevens en analyses. Dus ga vooral niet zelf op zoek naar de waarheid achter dat ene artikel over het verband tussen de malariamug, een vezelrijk dieet en voetschimmel. Laat Hans van Maanen het maar uitleggen in een van zijn columns.

Boeken / Strip

Raak

recensie: Michiel van de Pol - Scherpschutters

De jury van de Willy Vandersteenprijs roemde ‘de kwetsbare en humoristische manier waarop Van de Pol herkenbare en persoonlijke situaties neerzet’. Dat ging weliswaar over Van de Pols vorige boek Terug naar Johan, maar zou ook zomaar over Scherpschutters kunnen gaan.

~

Het lijkt een vereiste voor het betere stripboek: een naïeve, simpel ogende tekenstijl en een afwezigheid van (steun)kleuren. Met kwaliteit van het werk heeft dat niets te maken, natuurlijk, maar het zorgt er wel voor dat de inhoud van het werk meer in het oog springt. Geen flitsende actiescènes en gelikte tekeningen om de aandacht van een dun verhaal af te leiden, geen opschepperige tekeningen in hoog detail om te verhullen dat er niets gebeurt. Daardoor wordt het verhaal des te belangrijker. En de tekeningen moeten precies de goede toon overbrengen.

Schetsen
En precies dat is wat Michiel van de Pol goed doet. Zijn tekeningen ogen bijna als schetsen. Nergens een overtollig detail of opgefleurde tekeningen. Alles wat op de pagina staat, speelt een rol en draagt zijn steentje bij. De tekeningen proberen ook niet een volledig beeld van de wereld te geven, maar een gevoel over te dragen. Vorm is ondergeschikt aan de boodschap. Het verhaal dat hij vertelt in Scherpschutters lijkt ook een korte schets van een verhaal dat veel groter is. Maar net zoals de tekeningen de kern proberen weer te geven, zo is ook het verhaal beperkt tot belangrijke momenten, zonder opsmuk of tierelantijntjes.

Het boek vertelt over de relatie tussen Michiel en zijn vader, een hartpatiënt met een voorliefde voor Chinees porselein. De afstand die aanvankelijk bestaat tussen de twee is bijna voelbaar op het blad aanwezig. Als Michiel epilepsie blijkt te hebben vormen vader en zoon een band die omgekeerd evenredig hecht lijkt. Wat dat betreft lijkt het wel wat op Things to Do in a Retirement Home Trailer Park, waar een vader en zoon ook elkaar leren kennen en naar elkaar toe groeien.

Spiegelbeeld

De vader van Michiel is krampachtig in zijn manier van opvoeden, en hanteert daarbij onder andere de techniek ‘Periodiek Kwaad Worden’. Dat betekent ‘kwaad worden vanuit pedagogische motieven, vaak zonder duidelijke aanleiding.’ Het betekent ook dat Michiel zich afzet tegen zijn vader. Niet alleen door zich in kunst te verdiepen, waarbij hij een liefde voor Van Gogh, Manzoni en Karel Appel ontwikkelt. Ook door te trainen en zijn lichaam te ontwikkelen. Door een soort spiegelbeeld te worden van zijn verzwakte vader.

Wanneer Michiel op kamers woont en werkt aan bloemstillevens krijgt hij een black-out. Zonder dat hij weet wat er gebeurd is, plakt hij een pleister op zijn gezicht en gaat verder met zijn leven. In eerste instantie vertelt hij het niet aan zijn ouders. Michiel voelt zich ongemakkelijk bij het idee dat zijn vader zorgzaam wordt voor hem. Hij gaat ook niet naar de dokter.

Badminton

Pas vele black-outs later belandt Michiel in het ziekenhuis, waar de diagnose epilepsie wordt gesteld. Nadat hij uit het ziekenhuis is ontslagen, gaan Michiel en zijn vader op badminton – zijn vader moet aan sport doen van de dokter. Hoewel beiden met frisse tegenzin beginnen – ‘Kom, dan hebben we het maar gehad’ – blijken ze elkaar te vinden in het sporten. Of eigenlijk, na het sporten. De relatie tussen vader en zoon wordt hechter dan Michiel ooit had kunnen denken, met dank aan de snackbar.

Van de Pol weet heel specifieke situaties op een heldere manier over te brengen. Vaak overheerst een gevoel van onzekerheid in Scherpschutters. De gehanteerde stijl brengt die twijfel en angst goed over. Het geheel komt heel eerlijk en direct over. Daarnaast laat Van de Pol zien dat hij geen illustraties bij een verhaal maakt, maar een getekend verhaal vertelt. Een persoonlijk verhaal bovendien, maar wel toegankelijk en vooral heel open verteld. Daarmee kan de lezer zich goed verplaatsen in de personages, ook als hij geen bodybuildende epilepticus is, of een porselein verzamelende accountant met hartproblemen. Michiel en zijn vader vinden elkaar in hun zwakheden. In een geliktere stijl zou Scherpschutters lang niet zo krachtig zijn.

Boeken / Non-fictie

De hydra

recensie: Antony Beevor (vert. Corrie van den Berg, Carola Kloos, Pieter de Smit en Albert Witteveen) - De Tweede Wereldoorlog

Het is een absolute tour de force, het samenpersen in één enkel boek van het meest omvangrijke en meest indringende conflict ooit. En dan moet het ook nog leesbaar zijn. Het is precies wat Antony Beevor heeft gedaan: in 900 soepel geschreven pagina’s vangt hij de Tweede Wereldoorlog.

In verschillende interviews heeft Beevor (1946) gezegd dit boek te willen schrijven omdat hij zich, telkens wanneer hij werd voorgesteld als expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog, een bedrieger voelde. Weliswaar schreef hij veelgeprezen boeken over onder meer de slag om Stalingrad en D-day, maar hij meende dat zijn kennis over het integrale conflict tekortschoot. Zijn knagende geweten is prijzenswaardig, zeker gezien de alom aanwezige mediacharlatans- en beuzelaars. Bij het knagen voegde Beevor de daad en hij schreef De Tweede Wereldoorlog.

De relatie tussen de fronten

In dit ontzaglijke verhaal onderscheidt Beevor twee rode draden (ook omdat hij er moeilijk duizend kan onderscheiden). De eerste wortelt in de door hem ervaren kennislacune. Hij probeert telkens de relatie van het ene tot het andere front te ontleden. Zo begint Beevor zijn verhaal niet bij de Duitse inval in Polen (Fall Weiβ), maar bij de slag bij Halhin-Gol (het Nomonhan-incident). Hier werden de Japanners, in augustus 1939, teruggeslagen door de Russen onder het commando van de bijna mythische Georgi Zjoekov. Gevolg: de Japanners richten zich op China en de Grote Oceaan, wat de Russen weer de mogelijkheid gaf om troepen vrij te maken voor het in 1941 zo hachelijke oostfront.

De Materialschlacht, zo bepalend voor het finale oorlogsresultaat, was dus niet enkel een kwestie van ‘meer is beter’ – ‘het land met de meeste tanks wint’ –, maar simpelweg ook van vaak politiek getinte beslissingen over het waar troepen en materiaal te positioneren. Zo spreidden de Britten te veel, en hield Hitler, tot wanhoop van zijn generaals, gedurende de hele oorlog 400.000 soldaten in Noorwegen paraat. En natuurlijk werd de opeenstapeling van vernietigende macht doorkruist door de oorlogschaos en de ongehoord vaak voorkomende intens domme beslissingen – het doet je afvragen wat ze destijds leerden op die prestigieuze militaire academies…

Ontzettende koppen

Op al deze punten kan de Tweede Wereldoorlog beschreven worden als een hydra-achtig conflict. Maar de militair historicus Beevor heeft ook veel aandacht voor de ontzettendheid van haar koppen, de ongeziene verwoesting en ‘de machteloosheid van de meeste gewone stervelingen tegenover de historische gebeurtenissen die hen als een immense kracht overspoelden’. Naast de Holocaust het geschatte totaal van 60 tot 70 miljoen doden, de evenzo miljoenen verminkten, psychisch beschadigden en verkrachten niet meegerekend. Groteske cijfers. Vandaar, natuurlijk, de plicht van eenieder om achter de cijfers zo veel mogelijk individuen te onderscheiden. En deze plicht wordt enkel versterkt door het besef dat de totalitaire systemen ontmenselijking als het grote middel en vaak ook als doel hadden.

De bijna 900 lange en dichtbedrukte pagina’s maken het noodzakelijk dat Beevor over een soepele schrijfstijl beschikt. Eveneens belangrijk zijn de voorbeelden, zowel als adempauze en als ter verduidelijking. Beevor kiest ze met zorg: nieuw uit de Sovjetarchieven opgeduikelde rapporten, dagboeknotities, ooggetuigenverslagen (prettig genoeg vaak van Vasili Grossman, journalist en schrijver van Leven en lot). Ook gebruikt hij gevarieerde en treffende epitheta, nuttige en ruimtebesparende informatiedragers. Wel lijkt Beevor het meeste werk te maken van de deelonderwerpen waar hij al boeken over geschreven heeft.

Bombast

Sommige passages lezen wat moeizamer, omdat daar de zinnen wat hortend op elkaar volgen. Dit is, gegeven de informatiedichtheid en het ruimtegebrek, bijna niet te vermijden. Kwalijker is dat Beevor soms niet alleen aan de stijl, maar ook aan de nuance voorbijgaat. Zo oogt zijn distillaat van de bezetting van Nederland als de goed-fout geschiedschrijving van Lou de Jong. Op andere punten zet Beevor gelukkig wel de dreigende simplistische dichotomie overboord. Beestjes krijgen de juiste namen, zo kwalificeert hij het doel van de Royal Air Force-bombardementen op Duitsland als ‘het vermoorden van baby’s’.

Hij maakt ook kleine foutjes. Hij doet het bijvoorbeeld voorkomen alsof Hitler blij was met een beklimming door Duitse bergeenheden van de 5600 meter hoge Elbroes, vlak voor de slag om Stalingrad. Maar in werkelijkheid was Hitler woedend, en dreigde hij de betrokkenen voor de krijgsraad te slepen. Een andere aanmerking is de bombast die Beevor zich af en toe toestaat. Betitelingen als ‘een stel geweldige vechtjassen’, of ‘een beer van een vent’ komen relatief vaak voor, en ogen als de taal van de militair historicus. Anderzijds: beschrijf een gevecht, en al helemaal de Tweede Wereldoorlog maar eens zonder naar kitsch neigende heroïek. Maar weinigen zullen dan geneigd zijn over de resterende, eindeloze desolaatheid te lezen.

Kersenbomen

De geallieerde conferenties in vooral Teheran en Jalta zijn aanstootgevend: drie mannen spelen stratego, en wie wint krijgt een paar landen extra. Extra vervelend was dat Stalin dit spelletje het best beheerste. Vooral de Midden- en Oost-Europese volken werden de dupe, terwijl zij al ’tussen de totalitaire molenstelen bekneld waren geraakt en door de interactie tussen de twee stelsels waren vermalen’. Na de oorlog verbeterde hun lot maar weinig: het westen voerde hen aan de Sovjet-Unie: ‘De ene helft van Europa aan het stalinistische monster moest worden opgeofferd om de andere helft te redden.’ Een historisch offer dat in West-Europa meer aandacht verdient.

Tot slot geeft Beevor een waarschuwing af. Dat de Tweede Wereldoorlog in zo veel landen als het grote referentiepunt dient, is vooral gebaseerd op de dreigende vermaling van het individu en de morele keuzes waartoe zowel staat als individu werden gedwongen. Voor politici is het natuurlijk verleidelijk om in een campagnespeech oorlogsgebeurtenissen te isoleren en bijvoorbeeld te proberen om resonanties van Churchill door te laten klinken, of een overalarmistische vergelijking te maken met de onvergelijkbare situatie van München in 1938. De geschiedenis als kersenboom. Wantrouw iedere politicus die zich bezondigt aan deze misleidende retoriek, want het is pertinent onterecht en uit vals- of domheid ingegeven. Een terecht opgeheven vingertje tot besluit van een goed standaardwerk.

Film / Films

Femme fatale tegen wil en dank

recensie: Casque d'or

In de Franse klassieker Casque d’or, die deze zomer in een gerestaureerde versie weer te zien is, wordt Simone Signoret geportretteerd als een engel. Maar in feite speelt ze een femme fatale die de aanleiding vormt voor een reeks tragische gebeurtenissen.

~

Het oeuvre van de Franse regisseur Jacques Becker bestaat uit slechts dertien films. Hij is vooral bekend van de gangsterfilm Touchez pas au Grisbi (1954) en het gevangenisdrama Le Trou (1960). Casque d’or (1952), een liefdesverhaal dat zich afspeelt in het gangstermilieu van Parijs tijdens de Belle Epoque, is een minder bekend, maar niet minder fraai meesterwerk. De kijker wordt meegevoerd naar een andere tijd en plaats met een eigen tempo en drama.

Monet in stemmig zwartwit


Voor het uitbreken van de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog in 1914 was Parijs vredig en welvarend. De kunst bloeide op: literatuur, muziek en schilderkunst beleefden gouden jaren. Romantische ensceneringen, geïnspireerd door Beckers leermeester Jean Renoir en de Franse impressionisten, beschouwen het goede leven in het 20ste arrondissement. Verschillende plaatjes zien er uit alsof Monet ze in sfeervol zwartwit zou hebben geschilderd: roeien op een rivier, picknicks en de gezellige drukte van een drinkgelag in een cafétuin.

In deze ambiance van vrolijkheid en feestjes volgen we prostituee Marie (Simone Signoret), gezegend met blond haar (casque d’or betekent letterlijk gouden helm) en het liefje van pooier Roland. Tijdens het dansen wordt ze op slag verliefd op de vreemdeling Georges Manda (Serge Reggiani), maar na vijf jaar gevangenis zit deze niet te wachten op problemen. Gangsterbaas Felix Leca (Claude Dauphin) stuurt aan op een confrontatie tussen Roland en Georges, waarbij de eerste wordt gedood. Als de politie komt, is iedereen gevlucht. Marie zoekt haar heil in een dorp.

Guillotine maakt einde aan illusie


~

Georges weet haar te vinden en samen beleven ze een idyllische tijd. Liggend in het gras bij een riviertje, warme zonnegloed in het gezicht, wapperende haren, als een eeuwig durend geluk. Helaas horen ze dat Georges’ vriend Raymond is gearresteerd voor de moord op Roland. Hij gaat terug naar Parijs, bekent zijn daad en verneemt dat Leca hem in de val heeft gelokt. Georges weet te ontsnappen en schiet Leca dood. Hijzelf laat het leven onder de guillotine, terwijl de gebroken Marie vanuit een hotelraam gedesillusioneerd het drama aanschouwt.

Naast een lust voor het oog is Casque d’or een prachtige studie van karakters in een omgeving waar de actie zonder dralen is en de boeven geen petten maar hoeden dragen. Het verhaal is gebaseerd op het waargebeurde Leca-Mandaschandaal. Het treffen tussen ex-crimineel Manda en gangsterbaas Leca werd destijds dramatisch uitvergroot in de tabloids. Het duurde nog lang voordat de film werd opgenomen. Hij flopte bij de première, maar zoals vaker kwam de waardering voor de kunstzinnige benadering later. Zeker van de Nouvelle Vague-regisseurs, die zich net als Jacques Becker afzetten tegen de droomfabriek van Hollywood en in hem een voorbeeld zagen.

Boeken / Non-fictie

Veel van hetzelfde en toch leuk

recensie: Nico Dijkshoorn - Appelleren

~

• 8WEEKLY besteedt deze zomer extra aandacht aan sport met wekelijks nieuwe recensies over sportboeken. Voor wie ze nog niet had gelezen (of voor de herlezers) bundelde Nico Dijkshoorn honderd columns over voetbal. Links naar meer recensies over sportboeken vind je onder aan deze recensie. •Wie columns schrijft, gaat na een tijdje bundelen en waagt zich als BN’er aan een roman, liefst autobio, want verzinnen is een vak apart. In dit geval hebben we het over Nico Dijkshoorn: in 350 pagina’s gooit hij honderd beste voetbalcolumns uit Voetbal International op een hoop.

Op tv oogt hij bozig, maar aan zijn stem merk je een dikke tongue in cheek. Als zogenaamd poëtische sidekick mag hij andere BN’ers ontroerd bewonderen of hardhandig op de hak nemen. Dat doet hij enigszins arbeideristisch, in mannentaal en af en toe een krachttermpje.

IJdele figuren

In Appelleren heeft hij een ander doel dan waarin voetballer of voetbaljournalist geacht worden te schieten. Het is zelfs de vraag of hij meer verstand van het balspelletje heeft dan wij allemaal. Hij houdt van mooi voetbal en niet van omhooggevallen spelbedervers. In het wekelijkse VI  krijgt hij ruim baan om ijdele mannen in en rond de sport (vrouwenvoetbal wordt als gehandicaptensport weggezet) op hun nummer te zetten. Dat kan rauw overkomen als je de stijlfiguur van de overdrijving niet incalculeert. Toch is de kern van zijn spotternij menens.

Hij moet namelijk niets hebben van lui die nogal overduidelijk laten blijken zich van eminent belang te vinden. Iemand als controlfreak Louis van Gaal krijgt er dus meermaals flink van langs, ook al kun je je in alle redelijkheid afvragen of die mannetjesputter niet gewoon is zoals hij nu eenmaal is, zonder anders te kunnen. Cruijffs mirakeltaal wordt evenmin gepruimd, maar ook voor hem geldt de vraag: kan hij anders, tot veler vermaak overigens? Cruijff wordt meermaals op de slachtbank uitgestrekt, wat gezien diens strapatsen bij het bestuur van Ajax geen verwondering wekt.

Dijkshoorns spot is in de kern niet zozeer persoonlijk gericht, als wel om zijn grote afkeer te betuigen van aanstellersverschijnselen. Dat moeten de aangevallenen tot lering en vermaak maar begrijpen. AZ-trainer Verbeek, uitgemaakt voor idioot dominant: ‘Meneer Dijkshoorn moet wel een heel ongelukkige jeugd hebben gehad… Niveauloos.’

Panenka

Verliezen levert meer stof op dan winnen, maar een enkele keer bewondert Dijkshoorn iemand, zoals de Tsjech Panenka om de naar hem genoemde penalty: net doen of je hard schiet en dan de bal stiften. Dat

moet er uitzien alsof de speler aan het stofzuigen is. Je bent op weg naar de slager, onderweg kom je een bal tegen en je wandelt hem het doel in, met je boodschappentas in je hand. Zo hoort het.

Zo schrijft Dijkshoorn. Niet verkeerd toch?

In de metro zat hij met zijn kinderen tegenover een man,

ongeveer hun vader, maar dan met een rood-witte shawl om zijn nek en een muts op zijn kop. Vanuit het niets schreeuwde de man opeens: ‘Joden!’ Niemand keek op. Hij riep het nóg een keer, als een dier. Zoals een meeuw af en toe krijst, zonder dat hij het zelf in de gaten heeft. ‘Joden!’ riep de man weer. Daarna at hij een koetjesreep.

Voetballers en voetbalbetweters krijgen een beurt, maar ook het publiek gaat niet vrijuit.

Lachen

Dijkshoorn wil natuurlijk graag dat we het met zijn kijk op de voetballerij eens zijn, maar ook dat we om hem lachen. Dan moet je niet de ene na de andere column consumeren. Eentje per week in VI is waarschijnlijk het beste. De dikke bundeling leg je vaak weg om er niet genoeg van te krijgen. Je moet ook een beetje geheugen hebben voor al die verleden data, namen en gebeurtenissen waaraan sport nu eenmaal gebonden is. Punt is ook dat de stukjes vaak net even te lang zijn. Dan zie je de columnist een beetje zwoegen en uitspinnen om het vereiste aantal woorden uit de laptop te rammen. Daaraan zal het meestal toch wel erg enkelvoudige onderwerp van de sport debet zijn. Zijn vrije columns vroeger in De Pers en nu in de Volkskrant zijn compacter en daardoor meestal beter.

Appelleren bestrijkt een kleine drie jaar van 2009 tot en met 2011, dus ook het WK van 2010, waaraan Dijkshoorn niet gek veel woorden besteedt. Wél voorspelde hij terloops Oranjes finaleplaats dankzij een geniale vrije trap van Wesley Sneijder. Was dat zo? Spanje won de finale, wat hij al vurig hoopte ‘om een miljoen mensen langzaam de schmink van hun kop te zien huilen.’ Maar Ronald Koeman als nieuwe trainer van Feyenoord zou zeker op een mislukking uitlopen. Is voorspellen in de sport niet eigenlijk ook ijdel?

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al.Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze
Maarten Moll – Wat een goal!
Michael Boogerd en Maarten Scholten – Handboek Tour de France 2012
Sjoerd Mossou – Avondje NAC. Een liefdesverklaring

Boeken / Fictie

Hartkloppingen

recensie: Peter Cameron (vert. Marion Op Den Camp) - Een ongewoon huwelijk

.

De Amerikaanse auteur Peter Cameron schreef eerder De stad waar je tenslotte aankomt en Andorra. Hij groeide op in New Jersey en Londen. Cameron heeft lesgegeven op Columbia, Sarah Lawrence en Yale. Voor het tijdsbeeld van Een ongewoon huwelijk liet de auteur zich inspireren door twintigste-eeuwse Britse schrijvers, zoals Barbara Pym en Elizabeth Taylor.

Stille intensiteit
Twintigste eeuw, jaren vijftig. Verpleegster Coral Glynn wordt aangesteld op Hart House om de stervende mevrouw Hart te verzorgen. Haar zoon majoor Clement Hart is verminkt geraakt in de oorlog en leidt een afgezonderd bestaan. Wanneer de oude dame overlijdt, vraagt hij Coral ten huwelijk. Hij beschouwt dit als een laatste kans op een fleuriger leven, want als verpleegster zal Coral zich niet snel laten afschrikken door zijn littekens. Coral is alleen op de wereld en accepteert het huwelijksaanbod.

Clement vertelt zijn oude jeugdvriend – en ex-geliefde – Robin over zijn voorgenomen verbintenis en deze is meteen enthousiast. Robin is zelf getrouwd met de praatgrage Dolly en houdt van haar omdat dat Clement gelukkig maakt, die realistisch genoeg is om vol te houden dat een volwaardige relatie tussen de twee mannen onmogelijk is. Robin ziet Clement graag aan de vrouw, omdat hun verhaal dan echt, onoverkoombaar over zou zijn en ze quitte zouden staan.

Maar op Corals schouders rust ondertussen een geheim en ze heeft de nodige twijfels over de trouwerij. Daar komt nog bij dat de huishoudster niet blij is met de huwelijksontwikkelingen en zij Coral verdenkt van de moord op een meisje. Het resultaat van deze drie lijnen is niets dan verrassend en stelt een tijdloos dilemma ter overdenking: kiezen voor een rustig leven of wachten op de storm, op de hunkering? Wat rest er nog aan dromen als de tijd van passie al voorbij is?

Subtiele eenvoud
Coral is, hoewel onsympathiek door haar directheid en koppigheid, een moedige jongedame. Een doorzetter, wat in de jaren vijftig ook wel nodig was zonder familiale achterban. Jonge vrouwen van de werkende klasse waren kwetsbaar door hun onwetendheid en naïviteit. Een ongewoon huwelijk suggereert slechts dat Coral veel naars heeft meegemaakt, maar dit onnoembare creëert juist de meest boeiende passages. Deze gedeeltes laten de lezer enkele prachtige glimpen opvangen achter de Britse stijfheid van de jaren na de oorlog.

De parels in deze roman zijn dan ook de vluchtige, seksueel getinte interacties tussen Coral en haar vorige werkgever en haar latere liefje. Hetzelfde geldt voor de vriendschap-met-bijbedoelingen tussen Clement en Robin. Ook de momenten dat de bom barst, de confrontaties, zijn werkelijk heerlijk onvoorspelbaar en wat betreft de dialogen vreselijk sterk. Een waar genot om te lezen.

Een ongewoon huwelijk is in al z’n eenvoud prachtig droevig en melancholisch, met een onverwachte spanningshoek door de brute moord op een kind. Toch laat deze roman je naar meer hunkeren; de subtiliteit is onbevredigend. De meest hartkloppingswaardige momenten – de (her)ontmoetingen en uitspattingen – passeren met te veel vaart de revue. Het is een te bescheiden, maar prikkelende roman die naar méér doet verlangen.

Boeken / Non-fictie

Het vage niet-kennen en een sterke verwantschap

recensie: J.M. Coetzee en Paul Auster (vert. Peter Bergsma en Ton Heuvelmans) - Een manier van vriendschap. Brieven 2008-2011

.

J.M Coetzee en Paul Auster op het Kingston WritersFest 2011 (foto: Bernard Clark)

J.M Coetzee en Paul Auster op het Kingston WritersFest 2011 (foto: Bernard Clark)

Vraag aan literatuurliefhebbers naar de grootste schrijver van deze tijd en grote kans dat de naam J.M. Coetzee valt of Paul Auster, of beide. In 2008 ontmoetten deze twee schrijvers elkaar voor het eerst, tijdens een literatuurfestival in Adelaide (je verbaast je al lezende naar hoeveel van dergelijke evenementen de schrijvers komen opdraven).

De kennismaking leidt tot een voorstel van Coetzee: laten we iets gezamenlijks doen. Naar het idee van Auster starten de schrijvers vervolgens een correspondentie, die volgens Auster moet bestaan uit ‘niet alleen maar eettafelgesprekken – iets rigoureuzers.’ Drie jaar lang sturen ze brieven naar elkaar die ze met de hand, op de typemachine of op de computer schrijven en die ze vervolgens per post, fax of e-mail verzenden.

Wat is vriendschap?


Over vriendschap, constateert Coetzee in de eerste brief, is weinig boeiends geschreven. Dat komt, zoekt hij naar een verklaring, omdat ‘anders dan liefde of politiek, die nooit zijn wat ze lijken te zijn, vriendschap is wat ze lijkt te zijn. Vriendschap is transparant.’

Auster reageert onder andere met de beschrijving van de vriendschap met een man die hij al jaren kent, met wie hij veel gemeen heeft, voor wie hij alles zou doen, maar met wie gesprekken ‘vrijwel zonder uitzondering banaal en nietszeggend’ zijn. ‘En toch houden vriendschappen stand, vaak vele tientallen jaren lang, in dit vage gebied van het niet-kennen.’

Zo zetten de heren de toon voor wat een reeks essayistische brieven zal worden, geschreven veel meer vanuit hun gedachtewereld dan vanuit hun persoonlijke (gevoels)leven. 

Zijn de twee schrijvers vrienden?


De lezer bevindt zich als meelezer in een bijzondere positie. Onmiskenbaar groeien de schrijvers naar elkaar toe, maar dat neemt niet weg dat de correspondentie erop gericht is om uitgegeven te worden. Er zijn veel gepubliceerde correspondenties, maar vaak pas na de dood van een kunstenaar en geselecteerd uit wat door de meeste schrijvers ervan als een uitsluitend persoonlijke briefwisseling zal zijn beschouwd. Deze correspondentie is daarentegen een geconstrueerde vriendschap, waaraan de Nederlandse titel Een manier van vriendschap op prachtige wijze recht doet.

Tegelijk is er niets onoprecht of onecht aan, al kun je alleen maar gissen of en hoe sterk de auteurs zich bij het schrijven van de brieven ook de anonieme, onbekende, toekomstige lezers in gedachten hebben gehad. Is hun vriendschap, kortom, zo transparant dat de brieven zonder onbekende meelezers hetzelfde zouden zijn geweest? Of hebben ze het gezamenlijke project zo goed vormgegeven, dat het de lezer van de vriendschap overtuigt, maar het tegelijk een gebied blijft van vaag niet-kennen, een onzeker niet-kennen?

Voor de lezer een geestverwantschap


Hoewel geregeld de echtgenotes in de briefwisseling betrokken worden en persoonlijke beslommeringen of zorgen niet onvermeld blijven, geven Coetzee en Auster je geen aanleiding een voyeur te voelen. Dat is al een aanprijzing, maar waarom zou je met hen mee willen lezen?

Schrijvend over de invloed van kunstenaars schrijft de altijd wat bedachtzamere Coetzee:

Er is, lijkt me, aan het eind van de jaren ’70 of het begin van de jaren ’80 iets gebeurd ten gevolge waarvan de kunsten hun leidende rol in ons innerlijk leven hebben opgegeven. Ik sta geheel en al open voor diagnoses volgens welke datgene wat tussen toen en nu is gebeurd een politiek of economisch of zelfs wereldhistorisch karakter heeft; maar toch heb ik het idee dat schrijvers en andere kunstenaars over het algemeen hebben nagelaten weerstand te bieden aan de twijfels over hun leidende rol, en dat die nalatigheid ons vandaag de dag armer maakt.

Paul Auster, vaak uitgesprokener, in zijn reactie daarop:

Er is iets verdwenen wat er vroeger nog was. Ik weet niet of je kunstenaars de schuld kunt geven van dit verlies. Er spelen waarschijnlijk te veel factoren mee om wie dan ook de schuld te geven. Maar één ding is zeker: op alle fronten is de stompzinnigheid in opmars. Als je brieven leest van soldaten in de Amerikaanse Burgeroorlog, dan blijken veel daarvan vaardiger, welsprekender en gevoeliger voor de nuances van de taal te zijn dan de geschriften van de meeste Engelse professoren van tegenwoordig. Slechte scholen? Slechte regeringen die het bestaan van slechte scholen toelaten? Of simpelweg te veel afleiding, te veel neonlichten, te veel computerschermen, te veel herrie?

Beide schrijvers vormen op bovenstaande een uitzondering. Ook in de brieven komen ze naar voren als betrokken wereldburgers voor wie het denken en de kunst nog niet aan belang hebben ingeboet in hun levens. Hun observaties en opvattingen zijn brief voor brief met veel gevoel voor taal en elkaar verwoord.

Beiden hebben het denken niet ondergeschikt gemaakt aan verschillende gedaantes van de stompzinnigheid, zoals de commercie of het uitventen van het persoonlijke. Je leert ze kennen als vrienden, maar bovenal als gelijke geesten. Met Een manier van vriendschap hebben ze op hartelijke wijze via elkaar de lezer laten delen in een scherpzinnige proeve van hun geestverwantschap. Voor liefhebbers van literatuur reden om na bijna 240 pagina’s brieven de bundel dankbaar dicht te slaan.