Boeken / Fictie

Ma reine d’alcool

recensie: Hans Fallada (vert. G. Grose Roolfs) - De drinker

Dat drank meer kapot maakt dan je lief is, wist Hans Fallada als geen ander. Vlak voordat hij zelf ten onder ging aan zijn verslaving leverde hij in 1947 het sterk autobiografische manuscript van De drinker af bij zijn uitgever. Een schokkend verslag van een zwakke persoonlijkheid.

In de persoon van burgerman Erwin Sommer beschrijft Fallada gedetailleerd zijn Werdegang in een periode van excessief alcoholgebruik, de daaropvolgende gevangenisstraf en het verblijf in een psychiatrische kliniek. Sommer zit in een slecht huwelijk en met zijn bedrijf in landbouwproducten gaat het – vooral door zijn eigen toedoen – ronduit slecht. Hij drinkt eens een paar glazen rode wijn, geheel tegen zijn gewoonte in, en geeft zich vervolgens willoos over aan de nieuwe omarming van de alcoholroes. Het is een eenvoudige vlucht, een weglopen van moeilijke verantwoordelijkheden. Hij verliest zich in de warmte van de jenever en vervolgens in de blauwe ogen van de stevig doorschenkende barmeid – zijn reine d’alcool. Na ook nog te zijn kaalgeplukt door een doortrapte oplichter ontwaakt hij op een ochtend achter de tralies van een politiecel. 

Aanjager
Drank is hier niet de aanstichter van het kwaad, maar een simpele katalysator voor een man die toch al vindt dat de hele wereld tegen hem is. De verdenkingen tegen zijn vrouw, het wantrouwen in zakelijke contacten, de overtuiging dat hijzelf als keurige middenstander recht heeft op alles wat hem toekomt, al deze aspecten zijn aanwezig in Erwin Sommer. De alcohol is slechts een aanjager die alles tot in het extreme uitvergroot en in het warme bad van zelfgenoegzaamheid de overtuiging van het eigen gelijk levert. Hans Fallada beschrijft indringend de gedachten van de dronkaard die niet bestaan uit een onsamenhangend gelal maar juist uit een langzaam omhoogkomende woede die niet meer in te dammen is.

Na zijn arrestatie en voorarrest wordt Sommer tot zijn eigen verbazing niet vrijgelaten maar doorgestuurd naar een streng bewaakte kliniek waar hij zonder verzorging of behandeling voor onbepaalde tijd wordt ondergebracht. Wat volgt is een nauwkeurige omschrijving van de bizarre onmenselijkheid in dit ‘dodenhuis’, zoals hij het noemt, waar mensen samenleven als beesten in een gemeenschap waar het recht van de sterkste geldt. Na zijn walging en weerzin te hebben overwonnen blijkt zelfs Eric Sommer zich een plaats te kunnen verwerven in deze onderwereld.

De hoop van een mens is onverwoestbaar; ik denk dat het allerlaatste wat een stervende verliest, zijn hoop is.

Nuchter
De drinker is geschreven in een tijd dat in Duitsland iedereen die tegenstand bood of andersgezind was door de nazi’s werd vastgezet of weggestopt met het predikaat Untermensch. Fallada heeft bewust gekozen hier geen enkel woord aan vuil te maken. Het verhaal staat volledig los van de tijd alsof hij, niet gestoord door enige politieke actualiteit, slechts de aandacht wil vestigen op zijn eigen persoonlijke drama. Zelden is er zo nuchter over drankmisbruik geschreven als in deze roman. Geen gewelddadige uitbarstingen als bij Gerard Reve en geen gelukzalige roes van de consul in Malcolm Lowry’s Under the volcano. Hier is een man aan het woord die minutieus wil uitleggen hoe hij telkens weer de foute keuzes maakt en zeker weet dat hij niet schuldig aan de gevolgen is.

Als er eindelijk sprake is van een mogelijke vrijlating, door goed gedrag en tussenkomst van zijn vrouw, blijkt dat Erwin Sommer, in tegenstelling tot zijn eigen overtuiging, in het geheel niet veranderd is. In een hevige uitbarsting van zelfbeklag wordt in één klap duidelijk dat hij niet een gevangene is van het door hem zo verfoeide systeem. Hij is vooral de gevangene van zichzelf.

Boeken / Non-fictie

Meetlat versus de wereld

recensie: Michiel van Straten - Tien verdwenen dagen

Orde uit chaos proberen te scheppen is een van de grootste hobby’s van de mens. In een volgepakt boek behandelt Michiel van Straten de vele maatstaven die ons de illusie geven dat we tijd en ruimte keurig aan kant hebben.

 

Met de eerste drie zinnen van zijn boek – ‘getallen, tijdsaanduidingen, maten en geldbedragen lijken objectieve begrippen. Maar dat zijn ze niet. Ze zijn ontworpen naar menselijke maat’ – heeft van Straten meteen de essentie van zijn uitgangspunt te pakken. Iedereen weet eigenlijk wel dat ze in het stenen tijdperk geen euro’s (zelfs geen guldens) hadden, en dat de indeling van een week in zeven dagen niet al vanaf de oerknal een voldongen feit is. Maar omdat we vaak niet weten waar al die maatstaven dan wél vandaan komen, zijn we geneigd te denken dat ze er altijd al zijn geweest.

Tien verdwenen dagen (een verwijzing naar het aloude geharrewar met de jaarkalender) maakt niet alleen duidelijk dat alle maten waar we naar leven door mensen gemaakt zijn, maar ook dat politieke en sociale omstandigheden vaak grote invloed hadden. De Engelsen en Amerikanen hadden bijvoorbeeld geen zin om zich naar de zin van de Fransen, de aanjagers van het metrieke stelsel, te schikken. En dan is er bijvoorbeeld het verhaal van de Engelsman Harrison, de uitvinder van het horloge. Hij moest grote moeite doen om een commissie van experts ervan te overtuigen dat een horloge ook op zee echt wel zou werken. Blijkbaar had de commissie niet zo’n zin om een autodidact als Harrison, de zoon van een timmerman, te geloven. 

De mens achter de maat
Van Straten belicht meer mannen (en een enkele vrouw) achter de maten. De lengte van de meter (gebaseerd op de omtrek van de aarde), bijvoorbeeld, is niet zomaar ‘bepaald’ of ‘uitgerekend’ door een stel naamloze wetenschappers; daar lag jaren werk van twee Fransmannen, Jean-Baptiste Delambre en Pierre Méchain, aan ten grondslag. Hoe was het voor hen, zo’n belangrijke taak op hun schouders te nemen, het Franse platteland met een liniaal op te meten en dan maar te moeten hopen dat ze met een werkbaar resultaat zouden komen?

Delambre had aan het begin van zijn expeditie eens drie weken gewacht op een goed zicht op de Dôme des Invalides, een van zijn richtpunten in Parijs. Hij had zijn stelling ingenomen in een kerktoren buiten de hoofdstad. Toen eindelijk een flinke regenbui de mist verdreef bleek pas dat een heuvel hem het zicht versperde. Aangezien deze meting cruciaal was in zijn meetplannen, viel hiermee niet alleen deze observatie maar ook alle eerder uitgevoerde metingen weg. De vier maanden die hiermee waren gemoeid waren voor niets geweest. Hij moest opnieuw beginnen.

Vrolijk naslagwerk
Van Straten weet de soms taaie wetenschappelijke materie waar zijn boek om draait helder en duidelijk te brengen, wat op zich al een prestatie is. Zijn vlotte toon dreigt soms wat jolig te worden (‘hoewel hij op sandalen met sokken liep, nam ik hem toch serieus’), maar goed, het leest wel lekker door.

Een nadeel van een boek vol informatie is wel dat niet alles even goed beklijft. Hierin heeft Tien verdwenen dagen veel weg van een boek als A short history of nearly everything van Bill Bryson. Als je het dichtslaat heb je veel nieuws gelezen – maar zul je het ook allemaal onthouden? Van Stratens matenencyclopedie is misschien meer een boek om bij de hand te hebben als je even iets wilt opzoeken. Hoe lang een meter nou precies is, bijvoorbeeld. En wie daar achter zit.

Muziek / Album

Een album met overwinningen en nederlagen

recensie: Bloc Party - Four

Bloc Party is terug met een nieuw studioalbum, in originele bezetting, dat moet gezegd. Vier jaar na het laatste album komen ze met Four op de proppen. Een doorstart die zowel overwinningen als nederlagen rijk is.

De afgelopen jaren werd de Britse indiegroep omringd door een zweem van onduidelijkheid. Even leek het erop dat zanger Kelechukwu Rowland (Kele) Okereke de band had verlaten. Of anders gesteld: dat zijn bandmaten zijn lidmaatschap niet langer op prijs stelden. Recentelijk verklaarde Okereke dat het een grap was, een spelletje met de media. Twijfel over het al dan nog wel voortbestaan van de groep zou volgens hem niet bestaan hebben. Een tikkeltje ongeloofwaardig is dat wellicht wel; met Sigmund Freud weten we in elk geval dat in grapjes altijd wel een kern van waarheid schuilt.

Een spelletje of niet, de oorspronkelijke bandleden doken vier jaar na Intimacy de studio weer in nadat ze zich met solowerk hebben bezig gehouden en andere zijdelinkse projecten. Op de site van de band die zich in 2003 doopte tot Bloc Party – een woordspeling op Block Party, het fenomeen dat bij ons bekend staat als het buurtfeest – staat te lezen: ‘In late 2010, Kele Okereke, Russell Lissack, Gordon Moakes and Matt Tong went into the studio. The result is ‘Four’ – the fourth album by Bloc Party, greater than the sum of its four parts.’

Gitaargeweld
Het resultaat van Four: twaalf verrassende doch karakteristieke Bloc Party-liedjes. Met nonchalance begint openingsnummer ‘So He Begins To Lie’. Op de drums zet Tong kort in waarna Kele zich afvraagt: ‘Have you got that already?’. Het maakt duidelijk dat Bloc Party nog altijd de ongepolijste band is van vier jaar geleden. Met het beginnummer is ook direct helder dat de formatie weer terug is bij de onvervalste gitaarpartijen en de elektronische invloeden, waar Intimacy bol van staat, merendeels achter zich heeft gelaten. ‘So He Begins To Lie’ is een pittige kluif doordat het behoorlijk wat gitaargeweld bevat. Dat geldt ook voor het tweede nummer ‘3×3’. Het zijn creatieve en experimentele werken en de heren Okereke, Lissack, Moakes en Tong tonen ermee aan prima rockers te zijn. Het is evenwel zware kost voor de luisteraar die een over het algemeen toegankelijker Bloc Party gewend is.

~

Vork zonder tanden
Met ‘Octopus’, de single die in juli werd gereleased, laat Bloc Party iets doorschemeren van de band die we kennen van Silent Alarm (2005) en A Weekend In The City (2007). Het liedje is aanstekelijk, energiek en verrassend tegelijkertijd. ‘Day Four’ is de tweede single die zal uitkomen. Terecht, want ‘Day Four’ is een van de betere creaties van het album. ‘V.A.L.I.S’  komt ook voor deze kwalificatie in aanmerking. Het is een bekoorlijk liedje met een speelse melodie en een pakkend refrein. ‘Real Talk’ en ‘Truth’ zijn de andere titels die er zeker niet om liegen. Four bewijst dat Bloc Party nog steeds een van de betere bands is in de indiewereld. Zonder de opmerkelijke zang van Kele Okereke zou Bloc Party iets zijn als een vork zonder tanden.

Solide
De Britten zijn terug met een solide album. De experimenteerdrift, die onderdeel is van de identiteit van de groep, zoeken ze in zwaarlijvige rock die niet altijd even boeiend is en zelfs neigt naar overtolligheid. Dat is jammer en zorgt ervoor dat Four wat uitstekende overwinningen boekt, maar ook wat nederlagen kent.



Muziek / Concert

Verhalen van goedgemutste nestor

recensie: Jonathan Richman

Als cultheld heb je een aantal opties. Je kunt op je lauweren rusten na behaalde successen. Je kunt je miskend voelen door een gebrek aan recente waardering. Je kunt je ook nergens iets van aantrekken en ’s avonds de nar spelen.

Jonathan Richman, de nar in kwestie, heeft duidelijk voor de laatste optie gekozen. Hij lijkt niet gefrustreerd door het feit dat hij geen rol meer speelt in de voorhoede van de hedendaagse muziek. Een rol die hij vroeger wel vertolkte met zijn band The Modern Lovers. De zanger zoekt zijn toevlucht dan gelukkig ook niet in het maken van ostentatief experimentele muziek, om maar relevant over te komen. Hij prijst zich zichtbaar gelukkig met zijn gemiddeld even oude publiek, dat om een nostalgische muziekexcursie verlegen zit.

Broeierig en cabaretesk 

Donderdagavond verzorgt reisleider Richman deze heimweevolle trip in een snikheet Bitterzoet met een rudimentaire podiumbezetting. Slechts gewapend met zijn stem, akoestische gitaar en drummer Tommy probeert hij de anders zo stijve Nederlandse concertbezoeker aan het dansen te krijgen. Dansen en meeklappen blijken belangrijke elementen bij de show, want Richman ‘houdt niet van concerten, alleen van feestjes’.

~

Een grote troef van Richman is zijn geanimeerde podiumpresentatie, die bijzonder naturel is. Hij lijkt even op zijn gemak te zijn als iemand die in de kroeg een geestige anekdote vertelt, en heeft tijdens de aankondigingen van nummers dan ook veelvuldig de lachers op zijn hand. Ook zijn songteksten zijn vaak erg komisch, dankzij een groot observatievermogen en een fijn gevoel voor droog absurdisme. Als je dit talent combineert met onderwerpen als wijn en ervaringen met uitgaan in een lesbisch etablissement, zit je tekstueel gezien goed.

Soms neemt de meligheid helaas de overhand, en verschuift de drang om goede muziek te maken naar de achtergrond. Hoewel niemand voor een gestroomlijnde show zal zijn gekomen, is het wel jammer dat Richman zijn talent soms camoufleert met al teveel komedie.

Niks te bewijzen

Als je vernieuwingsdrang tijdens een concert essentieel vindt, zul je geen bevredigende avond met deze patriarch van de popmuziek hebben. Verwacht geen klankrevoluties of innovatieve muzikale ideeën. Je mag wel een aantal innemende liedjes van een man met een bronzen stem verwachten, bijgestaan door een stoïcijns groovende drummer. Daarnaast kun je je arsenaal aan spitsvondige quotes vol kwinkslagen weer wat uitbreiden.

Jonathan Richman heeft niks meer te bewijzen, en bezondigt zich dan ook niet aan opzichtige pogingen modern te klinken. Dat deze cultheld in al zijn waarachtigheid en met zijn retro klank nog steeds weet te boeien, staat echter vast.  

Muziek / Album

Een leegte opgevuld

recensie: Alabama Shakes - Boys & Girls

.

Het kwartet Alabama Shakes maakt urgente muziek in een gebied tussen rock, country, soul, roots en Americana. Vat u het nog? Hun single ‘Hold On’ ligt  heerlijk in het gehoor en is opgepikt door diverse radiostations waardoor de reizende ster van dit groepje direct hoog staat.

Als je de eerste keer ‘Hold On’ voorbij hoort knallen op de radio, krijg je het gevoel dat je al een tijdje op zo’n liedje zat te wachten: een leegte is opgevuld. Het album van Alabama Shakes maakt duidelijk dat ze niet maar één mooi liedje gemaakt hebben maar een heel album vol heerlijkheden weten voor te schotelen.

Festival uitnodigingen?
Dit uit Athens, Alabama afkomstige groepje weet in een dik half uur dermate te overtuigen dat ze door velen op handen gedragen worden. Hoewel ik wel benieuwd ben wat er live wordt toegevoegd om een volledig optreden te geven, zullen vele festivals dit kwartet uitnodigen om bij de tijd voor de dag te komen.En dat terwijl de cocktail die de Shakes ons voorzet vooral de wortels in het verleden heeft.

De blues-rock en zuidelijke-soul klanken doen denken aan bands als Black Keys, Sharon Jones & the Dap Kings die ook diep geworteld in het verleden zijn. Denk daarbij aan een mix van de vroege Rolling Stones met James Brown.  Maar ook een naam als Jack White (The White Stripes) komt zomaar in je hoofd opzetten als je luistert naar dit album.

Toch is Alabama Shakes zeker geen retro-act. Ze maken zoals de naam al zegt een eigentijdse shake van wat er zoal te koop is de muziekwereld, om het toch nieuw en fris te laten klinken.
Oorspronkelijk noemde het kwartet zich The Shakes om zich later om te dopen tot Alabama Shakes, om hun afkomst duidelijk te maken. De stem van front-vrouw Brittany Howard (gitaar) is van het zware kaliber waardoor ze niet direct opvalt als vrouwelijke zangeres met haar maatjes bassist Zac Cockrell, Steve Johnson(drum) en Heath Fogg (gitaar) die de nodige instrumenten bespelen.

Gospel karakter
De album opener ‘Hold On’ is de inmiddels tot hitsingle uitgegroeide compositie met licht gospel karakter. ‘There must be someone up above…..’ zingt Howard in het openingsnummer, de referentie aan hogere machten komt ook in andere composities naar voren. Het gitaarloopje van het intro pakt direct maar doet je wel wiebelen op het verkeerde been. Is het nu Jack White of Black Keys. Maar als Howard gaat zingen blijkt dat we toch echt te maken hebben met een groep met een eigen geluid.

De schreeuwerige en rauwe manier van zingen van Howard is een heerlijke weldaad. Nergens te scherp maar wel af en toe op het randje. Het gitaarwerk en het pianospel zijn smaakvol in dienst van de liedjes, in plaats van te soleren. De ritmesectie is strak met meer aandacht voor de drum en de bas iets meer op de achtergrond. Ook als het gas er even af gaat in ‘Goin’ to the Party’ is en blijft Boys & Girls een smaakvol album.

Het is te hopen dat Alabama Shakes geen eendagsvliegen zijn. Het ruime half uurtje muziek doet verlangen naar veel meer. En als de heren en dame net zo geïnspireerd zijn als bij deze eerste proeve dan kan het haast niet slecht uitpakken.

Film / Films

Mozaïek zonder diepte

recensie: 360

Het speels verweven van verschillende verhalen kan de thematiek van een film versterken. In de mozaiekfilm 360 staan de verhaallijnen echter dusdanig los van elkaar dat de film geen moment echt de diepte in gaat.

~

Een zedendelinquent die net uit de gevangenis is, geen vrouw mag aanraken en wordt aangesproken door een charmant meisje op het vliegveld. Een chauffeur van een crimineel die zijn huwelijk kapot laat gaan omdat hij zijn baas op slaafse wijze dient. Een callgirl met een geheime agenda.Waar het in de film 360 niet aan ontbreekt zijn intrigerende verhaallijnen.

Het grote probleem van de film van regisseur Fernando Mereilles (bekend van Cidade de Deus en The Constant Gardener) is echter dat slechts enkele van de vele verhaallijnen echt goed uitgewerkt worden. De rest wordt afgeraffeld of lijkt incompleet. Daarbij is de verwevenheid van de verhalen erg gezocht en dient in veel gevallen zelfs geen enkele functie.

Af en toe een moment van glans
Dat neemt niet weg dat er een paar personages zijn die de film af en toe glans geven, doordat ze enorm innemend of juist angstaanjagend zijn. Vooral de zedendelinquent is een intrigerend personage. Fascinerend is zijn worsteling om – ondanks de verleiding – niet toe te geven aan zijn lustgevoelens. Het is jammer dat 360 niet langer de tijd neemt om dit personage verder te volgen op zijn moeilijke weg. Ook de ontluikende liefde in het laatste deel van de film laat zien dat een goede uitwerking van een verhaal wel degelijk kan leiden tot boeiende scènes.

~

De meeste personages krijgen echter nauwelijks de kans om tot wasdom te komen. Zo blijven de karakters van Rachel Weisz en Jude Law vooral twee mooie mensen die liefde buiten het huwelijk zoeken.  De film onthult nauwelijks iets over hun beweegredenen of huwelijksproblematiek. Personages blijven op afstand en hun karakters zijn eendimensionaal. Daarmee blijft ook de film zelf op de vlakte.

Geen hoofdpersonage en geen gemene deler
Zoals wel vaker in mozaiekfilms (denk aan Magnolia) zijn de peronages in 360 op de een of andere manier met elkaar verbonden. In 360 ontbreekt echter een centraal punt waar alles uiteindelijk direct of indirect iets mee te maken heeft. Bij Magnolia is dat de kennisquiz, waar het ene personage de presentator is, een ander de producer en weer een ander een voormalige quizkandidaat. De fragmenten van 360 lijken op vrij willekeurige wijze aan elkaar vastgeknoopt te zitten.

Zonder hoofdpersoon of gemene deler is er bar weinig om de aandacht volledig vast te houden. Zelfs een optreden van Anthony Hopkins kan dat niet verhinderen. De vraag dringt zich op of Mereilles zich niet beter had kunnen concentreren op iets minder mozaïek en wat meer eenheid.

Boeken / Non-fictie

De godin van de Zuidzee

recensie: Ayu Utami (vert. Maya Sutedja-Liem) - Het Getal Fu

.

Het getal Fu duikt in de mystiek van Midden Java en wat daar nu nog van over is. De moderne periode wordt gezien vanuit de ogen van bijgelovige dorpsbewoners aan het begin van de twintigste eeuw die de godin van de Zuidzee nog steeds vereren. Dit leidt Utami naar een oude kroniek van Javaanse koningen uit het verre verleden, de Babad Tanah Jawi. Daarin speelt de koningin van de Zuidzee Nyai Ratu Kidul een belangrijke rol. Dit wordt verweven met de politieke omwentelingen na het aftreden van Soeharto.

Modernistisch bergbeklimmen
Het getal Fu begint als jonge bergbeklimmer Sandi Yuda in zijn voorbereiding de lokale jongen Parang Jati tegenkomt. Yuda komt uit de grote stad, Bandung, om de berg Watugunung te klimmen met zijn groep. De lokale twintiger Parang Jati wordt een vriend die hem uitdaagt met andere ogen naar de natuur en zijn wereldbeeld te kijken. Yuda leert langzaam met meer respect te kijken naar lokale rituelen waarin bovennatuurlijke krachten en wezens als Nyai Ratu Kidul centraal staan.

De verteller in het boek – Yuda – vertegenwoordigt de modernistische en cynische mens die niets moet weten van bijgeloof van het platteland. Hij ziet de natuur als een element dat hij kan onderwerpen. Parang Jati is een wijze jongen die is opgevoed in de mystieke leer met eerbied voor de natuur. Zijn ‘broer’ Kupukupu vertegenwoordigt de stem van moderne islamitische stroming op het platteland. Onverdraagzaam monotheïsme probeert de natuurgodsdienst uit het dorp te verwijderen. 

Theorieën over oude gewoonten
Het boek laat de lezer los in een voor veel buitenstaanders onbekend gebied van geesten, misvormde mensen en geologie. Om het verhaal te kunnen vertellen is veel achtergrond nodig die in de vorm van analyses, nieuwsartikelen en verhalen uit de Babad Tanah Jawi wordt gebracht. Het is een bijzondere prestatie van Utami om zoveel elementen bij elkaar te brengen in het verhaal, die gezamenlijk het verlangen naar de oude Javaanse mystiek opwekken.

Deze aantrekkingskracht van de oude mystiek verzandt echter in een veel te grote hoeveelheid informatie die door de schrijfster wordt aangevoerd. Door eindeloze feiten te stapelen verliest de schrijfster veel interesse van haar lezers. Islam, bijbel, leger en politiek van Indonesië worden allemaal ingezet om het respect voor Javaanse traditie af te dwingen. Hele hoofdstukken worden gewijd aan theorieën over het nut van de oude gebruiken, met afgrijselijke passages die lijken op een saai hoorcollege als dieptepunt.

Zware kost
Het boek mondt uit in een aanklacht tegen de suprematie van monotheïsme en modern cynisme. Yuda is de personificatie van de moderne mens en moet ons tijdens onze mystieke reis begeleiden. De denker van het boek – Parang Yati – zet hier een droog pleidooi voor een soort neo-animisme tegenover. Maar de redeneringen van de hoofdpersonen gaan irriteren. Zeker als de karaktervastheid van de hoofdverteller niet duidelijk meer is. Yati staat kritisch tegenover de argumenten van zijn vriend en filosofisch opponent Parang Jati, maar krijgt steeds meer van de gedachtewereld van Jati in de mond gelegd.

Het Getal Fu is een groots werk van Utami dat net zo politiek geëngageerd is als haar eerdere werk. Het boek dient een nuttige discussie over tolerantie voor oeroude tradities en polytheïsme in Indonesië. Het is alleen jammer om te zien dat Utami de karakters en het verhaal in haar strijd laat sneuvelen. De lezer blijft daardoor met zware kost zitten, met redeneringen die onplezierig door de strot geduwd worden.

Theater / Voorstelling

Onstuimig drieluik met speelse twist

recensie: Next - Leine & Roebana

Het echtpaar Andrea Leine en Harijono Roebana maakt al sinds 1989 voorstellingen waarbij dans op een originele manier gecombineerd wordt met andere disciplines. Voor de voorstelling Next gingen de choreografen een samenwerking aan met de eigenzinnige chansonnier en componist Matthias Kadar.

Next gingen de choreografen een samenwerking aan met de eigenzinnige chansonnier en componist Matthias Kadar.

~

Next 2 is een hommage aan de choreograaf en dansveteraan Ton Lutgerink, die begin dit jaar overleed. Lutgerink wordt beschouwd als een van de belangrijkste vernieuwers van de moderne dans in Nederland en staat bekend om zijn ludieke mix van dansstijlen en alledaagse handelingen. Dit zien we terug in de choreografie van Leine en Roebana: dansers die zich omkleden, zingen, poseren, vrouwen die zich als mannen bewegen en andersom. Het is een gecontroleerde chaos die bij vlagen wat stuurloos overkomt – maar een gedurfd en humoristisch staaltje danskunst is het zeker.

Kinderdisco


Next 3 sluit direct aan op het tweede gedeelte en zaait in eerste instantie verwarring bij het publiek. Een oudere meneer wordt door één van de dansers bij de hand genomen en het podium op geleidt. Verbaasd kijkt hij om zich heen en begint dan wat onwennig te bewegen. Op het moment dat de plaatsvervangende schaamte opkomt, lopen nog twee heren het toneel op en beginnen vrolijk te swingen. Langzamerhand voegen steeds meer mannen zich bij het gezelschap, dat steeds meer begint te lijken op een kinderdisco voor volwassenen. Ook dit is overigens een subtiele verwijzing naar Ton Lutgerink, die zich altijd sterk maakte voor de emancipatie van de oudere danser.

Leine en Roebana laten met dit onstuimige drieluik zien dat rauwe emoties prima samengaan met gevoel voor humor, punk en het dansplezier van amateurs op leeftijd. Een onwaarschijnlijke combinatie met een sprankelende uitwerking die nog dagen nazindert!

Boeken / Non-fictie

Onsociaal leven

recensie: Theodore Dalrymple (vert. Rik Smits) - Andermans rotzooi

.

De gepensioneerde arts Theodore Dalrymple, schrijversnaam van Anthony Daniels, werkte in gevangenissen en achterbuurten. In zijn essay Andermans rotzooi, over straatvuil, herhaalt deze vooraanstaande Britse conservatief een betoog dat hij vaker hield. Zo noemde hij de Britse jeugd vorig jaar naar aanleiding van de rellen in Londen crimineel, slecht opgevoed en van de maatschappij vervreemd. Ook rondzwervend vuil en etensresten weerspiegelen een ‘diepgaand onsociale manier van eten en, in het verlengde daarvan, van leven’. Zijn cultuurkritiek op de apathische mens, de overgereguleerde maatschappij en een beschaving in verval zijn even voorspelbaar als steekhoudend.

De bevuilers
In grote stappen verkent Dalrymple de aard van de moderne mens. Bevuilers ontbreekt het aan iedere vorm van zelfbeheersing. Omdat wij zijn gaan geloven in de natuurlijke goedheid van de mens en in de geldigheid van alle menselijke gevoelens, is ook al het menselijk handelen geldig en goed. Het resultaat: een ‘cultus van spontaniteit en authenticiteit’, waar iedereen al zijn gevoelens te allen tijde moet kunnen uiten. Culturele en maatschappelijke mechanismen die dit aan banden leggen (zoals de Victoriaanse zelfbeheersing), zijn slechts een hinderlijke belemmering voor dat individu.

Niet alleen mensen uit arme probleemgezinnen treft – buiten hun directe verantwoordelijkheid – blaam, want vooral hoogopgeleiden moeten het ontgelden. Door hun abstracte theorieën en denkprocessen zijn zij elk verband met de werkelijkheid verloren. Waarom je nog bekommeren om een wereld die nooit de net bijeen gefilosofeerde perfectie zal benaderen? Kritiek die des te ironischer klinkt uit de pen van een denker die de woorden met zo’n ogenschijnlijk gemak uit zijn mouw schudt.

‘Privatisering van de moraal’
Steeds verder raakt het individu losgeweekt van een samenleving waarvoor het zich niet langer verantwoordelijk voelt. In schitterende bewoordingen beschrijft Dalrymple het narcistische individu wiens wil wet is geworden. Een voorbeeld:

Het mag zo zijn dat de mens eerst door het heliocentrische wereldbeeld en vervolgens door de evolutietheorie van zijn zelfbedacht voetstuk is gestoten, maar dan heeft de mensenrechtendoctrine hem daar toch weer op gezet, met dien verstande dat waar eerst de mensheid als geheel zich op dat voetstuk bevond, nu elk individu er hoogstpersoonlijk op staat.

Een alom aanwezige verzorgingsstaat ontneemt dat individu bovendien elk gevoel voor verantwoordelijkheid. De staat is volgens Dalrymple dan ook allerminst geprivatiseerd; ze domineert het economische en publieke leven zelfs als nooit te voor.

‘Geprivatiseerd’ is wel de moraal. De staat moedigt bepaald gedrag zelfs aan. Een stiekeme sneer naar homohuwelijken en geregistreerd partnerschap? We krijgen het niet te horen. De ‘geprivatiseerde moraal’ wordt afgedaan met een halve opmerking over gesubsidieerde ‘verbintenissen die ooit als abnormaal golden’. Waarna een tirade volgt tegen de zachte tirannie van vadertje staat, die als wisselgeld voor al zijn zorg steeds meer macht opeist en burgers afhankelijk maakt. Tegelijkertijd moet de Britse staat  wetten en regels strenger handhaven, want ‘er is geen volk dat harder toe is aan strenge, strak gehandhaafde wetten’. Verwarrend. 

Uitdagend conservatief
Dalrymple doet grote uitspraken over ‘beschaving’, ‘cultuur’ en ‘volksaard’. Zijn conclusies zijn de voorspelbare conservatieve stokpaardjes. Een doorgedraaid en tot conformisme leidend individualisme bijvoorbeeld, gestimuleerd door een overactieve staat die mensen door verzorging en betutteling eigen verantwoordelijkheid ontneemt. Of, cultuurrelativisme en abstracte idealen die ‘sociaal nihilisme’ bevorderen en het gezonde verstand belemmeren. En, niet te vergeten, het verdwijnen van informele omgangsnormen.

Voorspelbaar, ja, maar niettemin een bijdrage aan maatschappelijke debatten over de interactie tussen burger en staat, tussen individu en collectief. Binnen die debatten is het de conservatief Dalrymple die met deuren durft te slaan en gevestigde aannames in twijfel trekt. Hij filosofeert in scherpe bewoording en met klare voorbeelden een betoog bijeen dat nergens de pretentie heeft een sluitend wereldbeeld te zijn. En hoewel in het betoog van deze mopperkont soms gaten vallen, blijkt het juist deze conservatief die fundamentele aannames over onze moderne samenleving in twijfel trekt.

Kunst / Achtergrond
special: Chino Otsuka - Een wereld aan herinneringen

Een zoektocht naar identiteit

In Huis Marseille is deze zomer het werk te zien van de Japans-Britse fotograaf Chino Otsuka (Tokio, 1972). De overzichtstentoonstelling is Otsuka’s eerste retrospectief. Een intrigerende kijk op het leven van een vrouw, balancerend tussen twee culturen.

Otsuka heeft een bijzondere geschiedenis. Op 10-jarige leeftijd verruilt ze haar geboorteland voor Groot-Brittannië. Het strenge Japanse schoolsysteem maakt plaats voor een Engelse kostschool, waar de wens van het kind centraal staat. Dat is cultureel gezien nogal een verandering. Het is dan ook niet vreemd dat die dubbele culturele identiteit de leidraad voor haar werk vormt. Otsuka zoekt naar zichzelf door beelden uit het verleden met die van het heden te verbinden.

Deep Fried, 1997

Deep Fried, 1997

Zelfbeeld met een scheutje miso-soep
In 1997 levert Otsuka haar afstudeerproject Deep Fried, Frozen and Boiled af, indertijd bejubeld door moderedactrice Isabella Blow. Het is haar meest experimentele werk, tentoongesteld in het tuinhuis van Huis Marseille.

We zien afbeeldingen van Otsuka, die gedeconstrueerd zijn door ermee te koken. Zo zijn er foto’s gefrituurd, ingevroren in miso-soep en met noedels meegekookt. Otsuka verbindt afbeeldingen van onderdelen van zichzelf aan Japanse smaken en geuren. De werkwijze is effectief, de toeschouwer kan de smaken bijna proeven. Het illustreert goed hoe Otsuka zoekende is naar haar culturele achtergrond. In haar latere werk laat ze dit experimentele facet los en toont ze haar zoektocht op een directere manier.

Op bezoek bij het verleden

De serie waarin Otsuka’s thematiek het sterkst tot uiting komt is Imagine finding me. Daarin gebruikt ze kiekjes uit haar familiealbum. Op de foto’s zien we een jonge Otsuka, vergezeld door haar huidige volwassen versie. Dit wordt op diverse manieren gedaan. Zo staan kleine en grote Otsuka naast elkaar op een perron, als waren ze moeder en dochter. Hier heeft de volwassen vrouw een duidelijke link met het kleine kind; heden en verleden horen bij elkaar. Maar Otsuka laat haar oudere ik ook als een toevallige passant voorbijlopen, niets met het kleine meisje van doen. Zo is de volwassen Otsuka slechts op bezoek bij de scène. De afwisseling van het omarmen en afstoten van het verleden vertelt Otsuka’s verhaal op een fascinerende manier.

Imagine Finding Me 1982 and 2006

Imagine Finding Me 1982 and 2006

Het effect van Imagine finding me wordt versterkt door de serie Photo-Album, die in dezelfde ruimte aan de tegenoverliggende wand is geplaatst. Hier zien we pagina’s van een fotoalbum, waar de foto’s zelf van verwijderd zijn. Wat rest zijn fotoplakkertjes en verkleurde plekken. De toeschouwer vult de beelden zelf in. Om met de woorden van Otsuka te spreken: ‘By imagining the invisible images that filled these empty pages, by photographing something that isn’t there, something I cannot see, I’m recreating a new image, a new memory.’

Geestverschijningen en filmbeelden

In de serie Tokyo 4-3-4-506 bezoekt Otsuka haar ouderlijk appartement in Tokio, inmiddels verlaten en vervallen. Hier past ze een andere truc toe om aanwezig te zijn in haar verleden. Net als in haar eerste serie zien we slechts onderdelen van haar lichaam. Een oog staart door een gat in een wand, voeten zijn zichtbaar onder een gordijn, haar kruin steekt boven het bad uit. Otsuka is als het ware een geestverschijning in haar verleden. Zo creëert ze een brug tussen heden en verleden, tussen herinnering en realiteit. De combinatie tussen de vergane glorie van het appartement en de gedeeltelijke aanwezigheid van Otsuka maakt de beelden indringend, haast spookachtig. De associatie met filmbeelden is sterk.

Generations, 2000

Generations, 2000

Dit is ook het geval in de serie Generations. De foto’s die zij maakt met haar moeder en oma in huiselijke setting in Japan lijken uit een film te zijn geknipt. Je ziet dat de vrouwen zich onderling onderscheiden, maar je kan je vinger er niet precies op leggen waar de verschillen uit bestaan. Is het verschil tussen de oosterse en westerse identiteit wel vast te pinnen? Het antwoord blijft uit, maar de vraag beklijft.

Landed, een serie waar Otsuka nog steeds aan werkt, bestaat uit foto’s die zijn genomen op het moment vlak nadat ze ergens met het vliegtuig is aangekomen. Ze vormen steeds het startpunt van een nieuw verhaal, een nieuwe herinnering in wording. Hier breekt Otsuka met het autobiografische element in haar werk. Ze komt zelf niet in de beelden voor. De serie richt zich niet meer op het verleden. Daardoor voelt het wat afstandelijk aan en lijkt het niet goed bij haar overige werk aan te sluiten.

Chino Otsuka slaagt erin de zoektocht naar haar identiteit op een krachtige manier te verbeelden. Ze ontroert, maar nergens wordt haar werk sentimenteel. De fotograaf neemt de beschouwer mee op reis door haar herinneringen, en nieuwe worden gecreëerd. De elementen uit haar leven vormen een interessante puzzel die de toeschouwer graag in elkaar wil passen, nieuwsgierig naar het totaalplaatje. Het definitieve antwoord geeft Otsuka nog niet. Dat maakt het een intrigerende tentoonstelling, die smaakt naar meer.