Film / Films

Het is oké om een slechterik te zijn

recensie: Wreck-it Ralph

.

In Wreck-it Ralph gaat Ralph, een personage uit een video game, op zoek naar een manier om geliefd te worden. De film toont ons verschillende games uit de Amerikaanse gamecultuur en laat zien hoe de dagelijkse wereld van de game-personages eruit ziet. Soms behoorlijk langdradig, maar toch hartverwarmend.

Hoewel Disney in Wreck-it Ralph een zoete blik op de wereld van videogamepersonages toont, is de film niet geheel opgegaan in Disneyfication. De schrijvers zijn trouw gebleven aan de geschiedenis van gaming en aan de stijl waarin de spellen gemaakt werden. Zo is het spel Fix-it Felix Jr. al dertig jaar oud, en zijn de karakters dus niet zo gedetailleerd als personages uit nieuwere games. Ze bewegen niet vloeiend en hun pixels zijn duidelijk te zien. Dit geeft de personages een authentiek trekje.

~

De stemmen van de karakters in Wreck-it Ralph werden ingesproken door grote komieken uit de filmwereld als Jane Lynch, John C. Reilly en Sarah Silverman. Hun stemmen hebben een erg belangrijke rol in de animatie en geven de karakters meer persoonlijkheid. De karakters groeien daarmee van simpele spelelementen uit tot menselijke figuren, met allemaal hun eigen problemen en wensen. De vele referenties naar de gamewereld zijn daarnaast niet te missen, waardoor de film geen herhaling van Toy Story wordt en fanatieke gamers tevreden zullen zijn.

Snelle introductie, langzaam verloop

Hoewel de film ook leuk is voor mensen die niet bekend zijn met allerlei games, wordt het verhaal soms wel langdradig. Vooral nadat de introductie van het plot snel is afgerond en Ralph aan zijn missie begint, zijn de achtervolgingen en Ralph’s landing in de zoete wereld van Sugar Rush nogal saai. De introductie van Vanellope von Schweetz komt al vroeg, terwijl haar functie in het verhaal nog niet duidelijk is.  

Toch is Wreck-it Ralph met zijn universele thema’s (worstelen met je identiteit, discriminatie, het vinden van je plaats in de wereld) een echte Disneyfilm. Vermeng dit met de leuke en veelal herkenbare game-personages en je hebt een echte feelgoodfilm met een gelukkig einde. 

Kunst / Expo binnenland

Ontwapenende censuur

recensie: Amie Dicke - Nabeeld

.

Dicke corrigeert beelden door ze te bedekken, aan te tasten of delen ervan te verwijderen. Waar censuur doorgaans toegepast wordt om informatie achter te houden, zijn Dicke’s correcties bedoeld als aanwijzingen om inzichtelijk te maken wat we juist wel zouden moeten zien. Hoewel de verschijningsvorm van de werken in Nabeeld divers is – het zijn sculpturen, bewerkte fotobeelden, maar ook ingrepen in de ruimte – is de rode draad overduidelijk: corrigeren en aantasten met als doel ruimte creëren om zichtbaar te maken.

Red Paint and Beer Bottle (2011)

Red Paint and Beer Bottle (2011)

Aantastend materiaalgebruik
Door delen van beelden weg te snijden of te schuren creëert Dicke een leegte die toestaat dat we iets anders zien dan daarvoor. In Red Paint and Beer Bottle (2011) is de hoofdpersoon, op de schoenen na, uit het beeld verwijderd door het te bewerken met schuurpapier. Een paradoxale handeling omdat door de toevoeging van het schuren een leegte tot stand komt. Ze corrigeert het beeld, niet omdat we iets niet mogen zien, maar om ons bewust te maken van wat we anders niet zien: de rode verf onderaan de regenpijp en het bierflesje rechts in de hoek. Zij krijgen een merkwaardig soort aanwezigheid door hun ogenschijnlijke betekenisloosheid.

Dicke gebruikt tevens de al aanwezige leegte om wat geweest is tentoon te stellen. Hartlijn (2012) is een site specific werk dat ontstaan is door de gaatjes in de muur op te vullen met goudkleurige reddingsdekens. Hierdoor wordt de geschiedenis, de littekens in de muur die ons herinneren aan waar tijdens de vorige expositie de werken van Zandvliet hingen, letterlijk warm gehouden.

The Battle of Magenta (2012)

The Battle of Magenta (2012)

Een plaats in ruimte en tijd
Het kader waarbinnen een kunstwerk zijn betekenis krijgt, de context, is bepalend voor hoe we het interpreteren. De muren van GEM, die normaliter na elke tentoonstelling glad gestuukt worden, doen voorkomen dat de ruimtes een onbeschreven blad zijn. Door juist de aangetaste muren te gebruiken liet Dicke in Hartlijn zien geïnteresseerd te zijn in de voorgeschiedenis van de ruimte. Deze interesse komt ook naar voren in The Battle of Magenta (2012). In dit werk wil Dicke een brug slaan tussen GEM en het Gemeentemuseum. Dit doet ze door archiefbeelden van het Gemeentemuseum en beelden uit haar eigen collectie te laten weken in een langwerpig bassin met een dun laagje water. De inkt laat los en beeltenissen vloeien samen tot een nieuw verhaal. De verwijzing naar de vijver voor het Gemeentemuseum is niet te missen.

Het is niet alleen de geschiedenis die de context mede bepaalt, het is ook de taal en de manier waarop Dicke deze gebruikt in haar titels. The Battle of Magenta verwijst naar een veldslag nabij de Italiaanse stad Magenta in de negentiende eeuw. Magenta is de eerste kleur die loskomt van het papier wanneer de beelden in aanraking komen met water. De talige context die de titel aan het werk geeft is dus een dubbele. Enerzijds verwijst het naar een gebeurtenis in de geschiedenis, anderzijds representeert het de strijd die  magenta levert om zo lang mogelijk eigen te blijven aan haar plaats in ruimte en tijd.

Map (2008), wijn en inkt op wereldkaart

Map (2008), wijn en inkt op wereldkaart

In een maatschappij waar het veelal draait om gezien worden slaagt Dicke er met Nabeeld in de bezoeker deelgenoot te maken van de wereld achter het beeld. Ze verschaft inzicht in wat er ontstaat door een onthulling of bedekking. Haar censuur brengt een combinatie van bevrijding en bewustwording teweeg die de tentoonstelling meer dan de moeite waard maakt.

 

Boeken / Fictie

Geen delicaat moment

recensie: Niccolò Ammaniti (vert. Etta Maris) - Een delicaat moment

.

Het is dus niet zomaar dat deze best of van de Italiaanse kiloknaller Een delicaat moment heet. Ammaniti grasduinde door de talloze verhalen die hij in de loop der jaren schreef voor uiteenlopende opdrachtgevers en stelde daar een nogal wankele bundel mee samen.

En wat als
De inleidende tekst (‘En wat als’) belooft veel: een van Ammaniti’s grote krachten is om zichzelf en de literatuur binnen een groter verband te plaatsen. In dat opzicht is Ammaniti een postmodernist: hij leent naar hartenlust thema’s en details uit zombiefilms, ranzige Italiaanse talkshows en videogames. Geen genre is hem te min, geen kunstuiting is voor hem superieur aan een andere. In de wereld van Ammaniti is literatuur vermaak; niets minder, maar vooral ook niets meer. Mooischrijverij, literair-esthetische genoegens en dubbelzinnigheden zijn aan hem niet besteed. De lezer wil geëntertaind worden? De lezer zal geëntertaind worden! Niet voor niets sluit hij zijn inleiding af met de woorden: ‘Ik hoop dat jullie je zullen amuseren.’ Dat is niet erg, zoveel eerlijkheid – als de belofte maar wordt ingelost.

Dat gebeurt niet altijd. Af en toe combineert Ammaniti horror- en thrillerelementen op intelligente wijze met Italiaans melodrama, maar vaak ook vliegt hij uit de bocht als een racewagen op een verregend circuit: het op een sprookje van Oscar Wilde geïnspireerde verhaal ‘Zullen we spelen’ – waarin een zombie voorkomt – ontstijgt in zijn plotse gruwelijkheden de Kippenvel-verhalen van de basisschool niet. Het zou spannend kunnen zijn, mits je enige interesse voor de belevenissen van de hoofdfiguur zou kunnen opbrengen. Maar dit opgewonden standje doet je bitter weinig: laat het hem maar uitzoeken met een woeste zombie op een balkon.

Krakende botten
Veel leuker is het verhaal ‘Een heel serieuze pik’, waarin Ammaniti zijn talent voor het groteske vrij baan geeft en met een slapstickachtig verhaal over een slippertje op de proppen komt. De kracht van een verhaal als dit is de ingehouden ironie waarmee het verteld wordt: zolang Ammaniti zijn eigen verzinsels niet al te serieus neemt, zijn de verhalen inderdaad entertaining en amusant. Die afstand behoudt hij echter niet altijd.

Neem het lange verhaal ‘Ze ademt. Zachtjes. Maar ze ademt’ over beroemde mensen (nou ja: voor Italianen beroemd) die ’s nachts in een park in zombies veranderen: het wordt opgediend alsof het een bloedserieuze gebeurtenis betreft, alsof horror op papier niet automatisch gepaard gaat met een zekere tongue-in-cheek. Alsof amuseren uitsluitend kan worden bewerkstelligd door zo veel mogelijk krakende botten, versplinterende tanden en uitbundig bloedende wonden in een verhaal op te nemen.

Quizvraag
Interessant is het om Ammaniti’s eerste pas op het pad van de literatuur te lezen, ‘De dochter van Shiva’. Hij schreef het in India, na een voedselvergiftiging en langdurig verblijf op de wc. Het verhaal is onrijp, maar bevat enkele knappe vondsten. Quizvraag voor uitgevers: zou je in de schrijver van dit verhaal een internationale bestsellerauteur vermoeden?

Dat sommige verhalen zo overduidelijk in opdracht zijn geschreven, maakt van Een delicaat moment ook geen aaneenschakeling van hoogtepunten. Wat te denken van het ‘Verhaal van stoute kinderen’ (uit 2012), een oubollig kerstverhaal met een belegen moraal aan het eind? Of het verwarde verhaal over Ammaniti’s komst naar het beroemde Festival van San Remo, vermoedelijk geschreven in een periode waarin hij nogal wat sf-romans las?

Verdwenen
Ammaniti schrijft af en toe in een zouteloze, ontzielde stijl. Zijn verhalen zijn als de Hollywoodfilms die in Nederland rechtstreeks op dvd verschijnen. Met dien verstande dat Ammaniti’s tussendoortjes het commercieel wel waarmaken. Nooit werkelijk beroerd, soms zelfs vakwerk, maar wel zielloos vakwerk uit de commerciële mal die door het grote publiek aan de schrijver wordt voorgehouden. Schrijf dit, en wij zullen kijken/lezen/kopen. De bezielde Ammaniti van Ik ben niet bang (uitstekende roman) en Ik haal je op, ik neem je mee (prima literair entertainment) lijkt verdwenen, ergens halverwege zijn eigen delicaat moment.

Boeken / Fictie

Italiaanse liefdestragiek

recensie: Cesare Pavese en Bianca Garufi (vert. Evalien Rauws en Luc de Rooy) - Het grote vuur

Voor het eerst is Het grote vuur vertaald, de onvoltooide roman die Cesare Pavese (1908-1950) vlak voor zijn dood schreef met Bianca Garufi (1918-2006). Het is een korte meditatie op de liefde en de dood, en de (on)mogelijkheid ons te bevrijden van demonen uit het verleden.

Het werk van de Italiaanse schrijver en dichter Cesare Pavese is moeilijk los te zien van zijn turbulente leven. Hij vertaalde Engelse auteurs, publiceerde verschillende romans en dichtbundels, maar reeg vooral een reeks ongelukkige verliefdheden aaneen – van de communistische Tina Pizzardo tot de Amerikaanse actrice Constance Dowling. Zijn mislukte relatie met laatstgenoemde was een van de motieven voor Paveses schokkende zelfmoord op 41-jarige leeftijd, door een overdosis aan slaappillen. Op dat moment werd hij gerekend tot de grootste Italiaanse schrijvers.

À quatre mains


Zoals zovele van zijn romans en gedichten, is ook Het grote vuur (originele titel: Fuoco grande) nauw verbonden met zijn liefdesleven. Pavese schreef het samen met de tien jaar jongere schrijfster Bianca Garufi, destijds secretaresse bij zijn uitgeverij, met wie hij korte tijd een wankele relatie had. De twee schreven het boek à quatre mains, zoals de vertalers het in hun nawoord noemen: om en om nemen Pavese en Garufi een hoofdstuk voor hun rekening. Hij schrijft vanuit het perspectief van de jonge man Giovanni – zij tekent het verhaal van Giovanni’s grote liefde Silvia op.

Zo lezen we allereerst hoe Giovanni verteerd wordt door verdriet wanneer Silvia hem verlaten heeft. Pavese schrijft:

Op dat moment geloofde ik dat mijn omgang met Silvia mij voorgoed had veranderd, en dat mijn lichaam, mijn huid en mijn gebaren niet meer dezelfde waren als daarvoor. Toch wist ik dat er iedere dag een beetje van die nieuwe substantie verdween, en het leek of daarmee ook mijn bloed, mijn leven, uit mij wegsijpelde.

Hoewel hij zich beperkt tot een heldere, weinig bloemrijke stijl, is duidelijk dat Pavese schrijft vanuit ervaringen die hij, getuige zijn dagboeken, zelf maar al te goed kende.

Kort maar krachtig?


Gelukkig worden de geliefden algauw herenigd en leren we ook Silvia’s kant van het verhaal kennen. Door een geheim dat als een schaduw over de verdere roman komt te liggen, heeft ze het vermogen lief te hebben verloren. Als de twee vervolgens door een onheilspellend bericht voor het eerst samen haar geboortedorp aandoen, ontvouwt zich langzaam de beknellende voorgeschiedenis waar Silvia zich maar niet van los kan rukken. Zo worden Giovanni en Silvia beiden, om met Fitzgerald te spreken, voortdurend teruggedreven in het verleden – hoezeer ze ook trachten vooruit te roeien.

Hoewel de opzet en ontstaansgeschiedenis van Het grote vuur intrigeren, heeft het verhaal uiteindelijk maar weinig om het lijf. Enige spanning wordt weggenomen omdat we in Silvia’s hoofdstukken al gauw leren welke duistere gebeurtenissen in het verleden verborgen liggen. De roman moet het dan ook meer van zijn psychologische diepgang hebben – Garufi was immers ook psychoanalytica. Maar de luttele honderd pagina’s die Het grote vuur telt, bieden nauwelijks de ruimte om werkelijk de diepte in te gaan. Zo doet deze weinig bevredigende samenwerking uiteindelijk vooral verlangen naar Paveses andere werk, zoals het gedicht met de mooie titel De dood zal komen en jouw ogen hebben.

Gekwelde Italiaan
De biografische context waarin Het grote vuur ontstond is interessanter dan de roman zelf, en de vertalers hebben niet nagelaten Pavese onder de aandacht te brengen. Het korte verhaal wordt opgeluisterd met  een helder nawoord over leven en werk van de schrijver, gevolgd door een bijzonder essay waarin de Chileense schrijver Alejandro Zambra afreist naar Paveses geboortedorp om met zijn dubbelzinnige gevoelens over diens werk in het reine te komen. Het verhaal mag dan geen overrompelende indruk achterlaten, maar Het grote vuur slaagt er wel in nieuwsgierigheid naar deze intrigerende, gekwelde Italiaan te wekken – en bovenal naar de andere romans, gedichten en dagboeken die hij naliet.

Boeken / Achtergrond
special: De Gauthier Collection van MatchBoox met poëzie van Komrij, Deelder, Campert en Mutsaers

Eenheid in taal en beeld

MatchBoox stopt literatuur in luciferdoosjes en presenteert deze als prachtige, handgemaakte collectors items. Ongeveer 60 auteurs hebben al bestaand of nieuw werk geleverd voor deze bibliofiele uitgaven. Sinds kort is de Gauthier Collectionbox verkrijgbaar: vier doosjes met gedichten van Gerrit Komrij, J.A. Deelder, Remco Campert en Charlotte Mutsaers, vormgegeven door Louis Gauthier. Een interview met de maker van deze bijzondere collectie.

Ongeveer 60 auteurs hebben al bestaand of nieuw werk geleverd voor deze bibliofiele uitgaven. Sinds kort is de Gauthier Collectionbox verkrijgbaar: vier doosjes met gedichten van Gerrit Komrij, J.A. Deelder, Remco Campert en Charlotte Mutsaers, vormgegeven door Louis Gauthier. Een interview met de maker van deze bijzondere collectie.

Voor MatchBoox-eigenaar Emmanuel van Leeuwe begon het allemaal in de kelder van zijn oom in Frankrijk. Daar maakte hij met de drukpers van zijn oom voor het eerst een luciferboekje dat later de vaste vorm van de MatchBoox zou worden. Ondertussen zijn de kleine kunstwerkjes geëxposeerd in het museum voor moderne kunst in Nîmes en aangekocht door de Franse Nationale Bibliotheek in Parijs en het Centre Pompidou. Voor de nieuwste uitgave kreeg grafisch vormgever, componist en producent Louis Gauthier carte blanche om vier dichters te kiezen.

Oude bekenden

~

De vormgeving kan echter ook in contrast staan met het gedicht. Het beeld kan in dat geval de lezer verrassen omdat het ingaat tegen de algemene ideeën over het gedicht of de dichter, legt Gauthier uit: ‘Het gedicht “Rotown Magic” van Jules Deelder bijvoorbeeld had ik al gebruikt op de CD die ik met hem heb gemaakt. Ik wilde het toen ook anders dan doen normaal. Geen jazz, waar Jules vaak mee wordt geassocieerd, maar urban, met een rauwe beat en een rauwe gitaar. In vergelijkbare zin wilde ik in het ontwerp voor MatchBoox ook niet op de zwarte toer gaan. Het moest juist optimistisch zijn. Die zonnebril hoort er gewoon bij, maar dan wel rood, groen en blauw, niet zwart en duister. Het moest helemaal andersom.’

Dit is ook het geval bij het gedicht ‘Sodom revisited’ van Charlotte Mutsaers. Een nieuw gedicht van haar dat zowel lijkt te refereren naar Paradise Revisted van John Milton, als het Genesisverhaal over de verdoemde stad Sodom en zijn zondige inwoners die uiteindelijk gestraft worden door God. Vergeleken met dit duistere verhaal zijn de illustraties van Gauthier zeer vrolijk en kleurrijk, met feeërieke bloemen, vlinders, vogels en sierlijke bomen. Gauthier legt uit dat hij juist het liefdesverhaal in het gedicht van Mutsaers wil benadrukken: ‘Als je verliefd bent ervaar je de wereld om je heen in kleur en met vreugde. Ik wilde een optimistisch beeld geven van het gedicht. Twee verliefde mensen bij wie liefde overheerst, geen donkere sfeer met gepijnigde mensen.’

Komrij’s laatste project

~

Voor Gauthier is het gedicht van Gerrit Komrij het meest dierbaar. Tijdens verschillende gesprekken bracht de dichter zijn gedicht ‘Alles blijft’ ter sprake en Gauthier besloot het te gebruiken voor MatchBoox. Hij nam daarvoor een door Komrij handgeschreven versie van het gedicht over die hij snel op een papiertje had gekrabbeld tijdens de opnames van Dansen op Spijkers. Voordat het ontwerp af was overleed Gerrit Komrij en werd hetzelfde gedicht opgenomen op zijn rouwkaart. In de MatchBoox-versie van het  gedicht staat een achteraf veelbetekende streep onder het laatste woord van het gedicht: ‘je bent een deel van alles / bij je leven / en alles blijft bestaan / wanneer je sterft.’ 

Gauthier: ‘Het is een intens gedicht, met een intens verhaal erachter voor mij. MatchBoox is het laatste project waar Komrij aan meegewerkt heeft. Ik heb het gedicht opgedragen aan Komrij’s partner Charles Hofman, die ik ook goed ken. De silhouetten van paarden zijn een verwijzing naar hem en zijn liefde voor paarden. Ik wilde het ontwerp persoonlijk maken en er respect mee tonen aan Gerrit als creator, artiest, dichter en mens. Ik heb ontzettend veel geleerd van Komrij en MatchBoox was een mooie manier om onze samenwerking af te sluiten.’

Mode

~

De Gauthier Collection heeft zowel Louis Gauthier als MatchBoox zo enthousiast gemaakt dat er plannen zijn voor meer Gauthierdoosjes: ‘We zijn bezig met een Fashion Collectionbox. Ik heb contact met onder andere Viktor & Rolf en Frans Molenaar. Hoe mooi zou het zijn om een couturier aan het woord te laten en daar beeld bij te ontwerpen? Misschien kunnen er ook foto’s bij, of een stukje stof, of zelfs een monster parfum. Ik ben volop aan het experimenteren, want er is nog zoveel dat in een luciferdoosje past.’

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Voorstelling

Tovertheater rond een realistische verhaalkern

recensie: Wolfgang Amadeus Mozart, Die Zauberflöte

.

Het is een hele opgave de bekende en geliefde opera Die Zauberflöte opnieuw te ensceneren. Regisseur Simon McBurney en dirigent Marc Albrecht zijn niet in de valkuilen van slapstick of ronkende hoogdraverij getrapt. Deze Zauberflöte beweegt zich tegelijk lichtvoetig en diepzinnig met de betoverende muziek van Mozart mee.

~

Een prins, op zoek naar een ontvoerde prinses in opdracht van haar boze moeder. Een vogelvanger, op zoek naar een echtgenote. Een tempel met male chauvinistic vrijmetselaars die Egyptische goden aanbidden. Drie sexy hofdames en drie jonge helpertjes, uitgedost als wijze grijsaards. Ingrediënten van een sprookje waar alles uiteindelijk om de muziek draait:  een toverfluit en een magisch klokkenspel vormen de zachte krachten bij alle beproevingen. 

Volwassen worden
Op een flexibele toneelvloer, die van berglandschap in een handomdraai conferentietafel of onderaardse gang voorstelt, speelt zich een realistisch verhaal af. Vier mensen moeten volwassen worden zodat ze twee liefdesparen kunnen vormen. Prins Tamino – een mooie, beheerste rol van tenor Maximilian Schmitt – is verliefd op een afbeelding van Pamina, de ontvoerde dochter van de Koningin van de Nacht. Zelf is hij ook nog eendimensionaal. Hij moet nog veel leren en een van de eerste dingen die hij ontdekt is dat de ontvoerders niet zo schurkachtig zijn als de Koningin beweert.

Razende rolstoel
Deze oermoeder, die onbeheerste erotiek en destructie symboliseert, is hier geen heerseres op een sterrentroon, maar een razende bejaarde in een rolstoel. Haar dochter houdt ze in een knellende greep. Pamina moet zich ontworstelen aan de loyaliteit met haar moeder. Tegelijk wordt ze beproefd door de zwijgzaamheid van haar prins, die deugden als bezonnenheid en stilte inoefent. De sopraan Christina Landshamer zet een onzeker meisje neer dat groeit in haar ‘menswording’. In de aria Ach, ich fühl’s creëert ze met een ten slotte bijna wegstervend pianissimo de bijna-dood-ervaring die onderdeel is van de rite de passage overal ter wereld.

Emoties en contrasten

~

De beroemde coloraturen van de Koningin van de nacht (Iride Martinez) zijn geen kil vuurwerk, maar klinken zoals ze waarschijnlijk ooit bedoeld zijn: als extra dimensie van heftige emoties. Het contrast met de vriendelijke deugdendictator Sarastro  –  In diesen heil’gen Hallen kennt man die Rache nicht – is niet te zwaar aangezet. De vogelvanger, een prachtige rol van Thomas Oliemans, is hier ook geen malle clown maar mede dankzij zijn beheerst gezongen tophits een echt mens. Wie zijn we, waar bevinden we ons, waar moeten we heen, lijkt de boodschap van de regisseur. Geen conceptuele regie maar consequent uitgraven van de diepere, menselijke lagen onder de sprookjesachtige symboliek.

Flessenorgel
Er valt veel te lachen in deze productie. De techniek van de visuele- en geluidseffecten is van achter het toneel in het volle zicht links en rechts van de bühne geplaatst. Daardoor ontstaat een komische dubbelzinnigheid. De personages bewegen zich vrij rond, komen de zaal in als dat zo uitkomt tijdens hun zoektochten naar verloren partners. Het magische klokkenspel van vogelvanger Papageno wordt in zijn meest wanhopige uur een flessenorgel waar hij zijn loktonen op speelt nadat hij er de benodigde hoeveelheid wijn uit verwijderd heeft. De drie jongens, die hun gidsfunctie vervullen in een aantal terzetten waar Mozart een heel eigen kleur aan gaf, zijn ‘oude zielen’, komische reïncarnaties van oude mannetjes. Orkest en dirigent zijn op het podium geplaatst en helemaal in het verhaal opgegaan. Een verhaal van betoverende muziek.

Er zijn nog voorstellingen op 12, 14, 17, 19, 21, 25, 27 en 30 december 2012-12

Boeken / Fictie

Een klein monumentje voor een zinkend schip

recensie: Marino Magliani (red.) (diverse vertalers) - De stedenverzamelaar

Twintig auteurs schrijven ieder een verhaal over de zeventien steden (Venetië, Milaan en Rome zijn twee keer vertegenwoordigd) van hun voorkeur. Zo simpel kan een goed idee dus zijn.

In een klein dorp aan de Italiaanse kust kocht ik deze zomer het boek I Libri ti cambiano la vita (Boeken die je leven veranderen), een bloemlezing van honderd verhalen en opstellen van ‘alle’ belangrijke Italiaanse auteurs over het boek dat hun leven veranderde. Een boeiende verzameling, waaraan onder meer opviel hoe levend de klassieken nog zijn (Flaubert, Dostojevski, Tolstoj, Dickens) – of hoe goed het tonen van een zekere belezenheid nog altijd is voor je imago. Maar ook op hoeveel verschillende manieren literatuur mensen kan treffen.

En wat voor literatuur geldt, geldt natuurlijk al helemaal voor steden. Er zijn foeilelijke steden waarop je al bij binnenrijden verliefd wordt en er zijn over het algemeen als prachtplaatsen bekendstaande steden waar je liever gisteren dan vandaag zou vertrekken. Waarom? Joost mag het weten. Of een van schrijvers uit Serena Libri’s verzamelbundel De stedenverzamelaar, waarin twintig van de meest vooraanstaande Italiaanse auteurs (nou ja, er ontbreken er ook wel een paar) hun gedachten over hun stad in fictie hebben proberen te vangen.

De vibe vatten

Is dat een goed idee? Een geweldig idee! Werkt het? Uiteindelijk wel, maar het niveau wisselt nogal. Wat vooral opvalt, is de toon die uit de verhalen opstijgt, een toon die moeilijk in woorden te vatten is – als De stedenverzamelaar een hiphopalbum was, zou je van een vibe kunnen spreken. Een toon die eigen lijkt aan contemporaine Italiaanse fictie, waarin licht en luchtigheid hebben plaatsgemaakt voor iets donkers, iets uitgesproken zwartgalligs zelfs. Verhalen lopen zelden of nooit goed af, en als ze dat wel doen, dan is dat happy end een klein vlagje op de stinkende modderschuit die Italië heet. Een schip dat al zo veel decennia onafgebroken water maakt dat zinken vroeg of laat onvermijdelijk lijkt.

De stedenverzamelaar is zowel een weerzien van oude bekenden als een kennismaking met nieuwe gezichten. Enkele van de bijdragende auteurs debuteren in deze bundel zelfs in het Nederlands, onder wie Giulio Mozzi. Zijn verhaal ‘Langs de cafés’ is ook meteen een van de meest opgewekte van de hele bundel, ondanks dat de eerste zin ‘Mijn naam is Giulio en ik ben alcoholist’ misschien anders doet vermoeden. Andere onbekenden verrassen minder, of ze nu bejaard (Elio Pecora) of jong (Rosella Postorino) zijn.

Het duister van Bari
Een goede graadmeter voor de kwaliteit van de verhalen is welke je na lezing nog min of meer kunt reproduceren. Bij De Stedenverzamelaar lukte dat onder meer met Nicola Lagioia’s ‘Tien jaar’. Lagioia debuteerde in 2010 in het Nederlands, en hij slaagt in iets waar de meeste auteurs in deze bundel niet in slagen: hij maakt de schrijnende situatie in zijn stad invoelbaar door er van een afstandje met enig voorbehoud naar te kijken.

Uit zijn schrijven spreekt een eigenheid, een zelfverzekerdheid ook, waar niet alle andere bijdragers uit de bundel vooralsnog op kunnen bogen. Bovendien slaagt Lagioia erin een beeld van Bari op je netvlies te etsen. Ook al ben je er nooit geweest, hij laat je voelen hoe het is om te leven, te wonen of te verblijven in een stad die tegelijk mooi en lelijk, tegelijk ontroerend en uitzichtloos en tegelijk zonovergoten en duister is.

Dat naast elkaar bestaan van het fraaie en het lelijke, zo kenmerkend voor grote steden, ontbreekt opvallend genoeg in de meeste andere verhalen in De stedenverzamelaar. Wie er wel uitstekend in slaagt, is Diego de Silva, die slechts enkele pagina’s nodig heeft om de twee gezichten van Salerno te tonen, of Roberto Ferrucci, die hetzelfde doet voor Venetië.

In andere, soms bijzonder fraaie verhalen (zoals dat van Marta Morazzoni over Milaan, dat van Alessandro Perissinotto over Turijn of dat van Giuseppe Conte over Genua) wordt de stad vooral als decor gebruikt, als achtergrond voor de eigen verzinsels van de auteurs. Dat kan natuurlijk, maar voor wie op zoek is naar een Milaan- of Turijn-gevoel komt in dit geval van een ietwat frisse kermis thuis.

Onvatbare vibe
Wat blijft is een schitterende kennismaking met de Italiaanse letteren van nu. Uitgeverij Serena Libri (kleine prachtuitgever van verschillende auteurs uit de bundel) richt een bescheiden monument op voor hen die bij leven reeds vergeten dreigen te raken, of voor hen voor wie de doorbraak aanstaande is. De vibe van de steden blijft tot nader order nog even onvatbaar, maar het gevoel van het Italië van vandaag nadert De stedenverzamelaar uiteindelijk verrassend dicht.

Boeken / Fictie

Het oude Italië ontmoet het nieuwe – en dan wordt het oorlog

recensie: Vitaliano Brancati (vert. Yond Boeke en Patty Krone) - Mooie Antonio

Vitaliano Brancati (1907-1954) leeft al lang niet meer en met hem leek in Nederland ook de aandacht voor zijn werk gestorven. Hoe verdrietig en onterecht dat zou zijn, bewijst deze nieuwe uitgave van een van zijn meesterwerken: Mooie Antonio.

Het is nog geen oorlog, in het Italië van de jaren twintig en dertig, maar de echo van het fascisme klinkt al tot in Catania, een Siciliaanse provinciestad. Daar keert, na enkele jaren in het grote Rome te hebben gebivakkeerd, de jonge edelman Antonio Magnano terug naar zijn ouderlijk huis om een meisje te schaken, te trouwen en zonen te krijgen. Kortom: te doen wat van iedere Italiaanse man wordt verwacht.

Een vrouw vinden moet geen probleem worden: Antonio is de allermooiste, allerprachtigste, allerheerlijkste man die ooit op Gods aarde heeft rondgelopen. Alle vrouwen die bij de priester komen biechten, vertellen beschaamd over de onzedige gedachten die zij op verloren ogenblikken aan de jongen wijden:

Beseft u wel, beseft u wel dat van de twintig meisje van goeden huize die bij mij komen biechten, er tien… ja, tien tegen God hebben gezondigd omdat ze te vaak, en op een manier die niet bepaald strookt met hun opvoeding, aan uw zoon hebben gedacht?

Maagd


Er is echter een klein probleem: hoezeer Antonio Magnano ook de vrouwen het hoofd op hol brengt, zo koeltjes laat hij al die hete interesse schijnbaar van zich afglijden – ondanks alle geruchten die de dorpelingen vanuit Rome hebben bereikt. Antonio trouwt met de dochter van de notaris, een prachtig, intelligent meisje. De wereld lijkt af. Tot na drie jaar blijkt dat Barbara nog altijd maagd is.

Met dit uitgangspunt maakt Brancati van Mooie Antonio een tegelijk grappige, schrijnende en verdrietige roman. Zijn protagonist is behept met een kille afstandelijkheid die niet lijkt te passen bij een Zuid-Italiaanse kerel, iets wat ook de mannen om hem heen lijken te vinden. In bijzonder sterke dialogen – met name die waarin de vader, de dorpspastoor en de schoonvader van Antonio het met elkaar aan de stok hebben zijn uitermate komisch – draait het leven in het Catania van vlak voor de oorlog maar om één thema: seks. Of: de afwezigheid daarvan. Antonio krijgt het niet voor elkaar. Of: nog erger.

Onkuise gedachten

Brancati’s thema is de paradoxale rol van seks in het vooroorlogse Italië: de wereld draait erom, maar erover spreken is uit den boze. Met name de pastoor (die zelf ook wel eens ‘onkuise gedachten’ bij zichzelf aangaande de mooie Antonio heeft waargenomen) wringt zich in iedere denkbare bocht om de zaak maar niet expliciet te hoeven maken.

Tegen de achtergrond van dit liefdesdrama rukt het fascisme op. Maar ook aan de vooravond van een van de grootste rampen uit de wereldgeschiedenis, legt het onderwerp van de innige band tussen het Italië van de Duce en het nazi-Duitsland van Hitler het af tegen dat andere afschuwelijke thema: een man die niks klaar kan maken.

Allegorie

Tegelijk kan (moet?) Mooie Antonio gelezen worden als een allegorie, waarin Antonio staat voor het onmachtige verzet tegen het oprukkend fascisme. In dat laatste speelde de nadruk op lichamelijkheid en mannelijkheid een buitensporig grote rol. Brancati verweeft, zoals zijn vriend Leonardo Sciascia dat al eerder schreef, de belangrijkste Italiaanse thema’s van de eerste helft van de twintigste eeuw – erotiek en fascisme – tot een tragikomedie, waarin de humor aan de oppervlakte virtuoos is, maar het onderliggende verdriet vele malen schrijnender.

Die brille toont Brancati met name in het slot van de roman, wanneer de oorlog inmiddels in alle hevigheid is losgebarsten. Het onrecht van de oorlog, de hypocriete overheersing van het katholieke geloof en vooral de onmenselijke sociale druk hebben van Antonio Magnano een wanhopig mens gemaakt, een man wiens schoonheid voorgoed is uitgedoofd. Wat rest, is de wanhoop, die vermoedelijk altijd vers, urgent en universeel zal blijven:

Ik herhaal het nog een keer: Jezus Christus, ik herhaal Je-zus Chris-tus, is dat wellicht de naam van een dwaas die tweeduizend jaar geleden leefde, die oprecht van mening was dat hij enkel en alleen zijn bloed vergoot en stierf teneinde offervaardig tegemoet te komen aan de menselijke zwakte, en die de soldaten die hem kastijdden spaarde, net als de torens van de stad die het toneel was van zijn lijdensweg, waarbij hij slechts met moeite zijn almacht wist te beteugelen?

 

Muziek / Album

Even zwelt het geluid aan …

recensie: Nancy Brick - Nancy Brick

.

Eerst even dit: Nancy Brick had eigenlijk Nancy Brig moeten heten. ‘Nancy Brick’ is het favoriete liedje van Japi in De Uitvreter, het verhaal van Nescio, waar de band naar verwijst. Deze titel is een referentie aan ‘Nancy Brig’, een lied over de bemanning van een brigantijn (een tweemaster) die kannibalistisch wordt na geleden schipbreuk. Abusievelijk schreef Nescio ‘Brick’ in plaats van ‘Brig’ in zijn verhaal.

Licht deinend  

~


Belangrijker is dat deze eersteling van Nancy Brick bijzonder mooi is. Denk aan het muzikale universum van Ane Brun. Vol van eenvoud en zeggingskracht. Puur en oprecht. Schipbreuk en kannibalisme zijn niet de eerste zaken waar je aan denkt bij het beluisteren; je ziet eerder een diner voor je aan boord van een oud schip op een kalme, licht deinende zee. Met een goed gesprek over de mooie, soms droevige dingen des levens. En een glas rode wijn.

Zalvende zang
Nancy Brick is ontsproten aan het muzikale brein van Rieneke Batelaan en Ron Valeri. Batelaan is verantwoordelijk voor de zalvende zang, Valeri is de man achter de minimale begeleiding op piano en gitaar. Vanaf openingsnummer The Mountain neemt het duo je bij de hand voor een reis door hun dromerige, licht mystieke wereld. Een rustieke sfeer die aanhoudt tot het einde van het album. In ‘Since’ zwelt het geluid even aan, om snel weer te gaan liggen.

Eigen koers
Pastoraal, verstild en folky, zo zou je de tien liedjes van Nancy Brick kunnen typeren. Centraal staat het zuivere, sensitieve en melodieuze stemgeluid van Batelaan. Op de klanken van summier gitaarspel (zoals Ben Harper op zijn eerste album) vlindert haar stem een eigen koers. Sporadisch hoor je piano en hoorn. De opnames klinken intiem, alsof Batelaan kalmerend in je oor fluistert dat het allemaal wel goed komt. Maar helemaal zeker weet ze het ook niet. Een mooi debuut, dat is wel zeker. 

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Achtergrond
special: Le Guess Who, Utrecht, 1 en 2 december

Benevelende soundscapes en spartaanse garagerock

Hoewel de weergoden de festivalbezoekers van Le Guess Who zaterdag ongunstig gezind waren, weerhield dat zichtbaar bijna niemand om te komen. De organisatie kan na twee sterke afsluitende dagen dan ook terecht terugkijken op de succesvolste editie tot nu toe.

Dat de editie zeer geslaagd was is geen holle kreet van de mensen achter Le Guess Who. De statistieken liegen er niet om. De afsluitende zondag was stijf uitverkocht, en nooit eerder werden er zoveel passe-partouts verkocht. Gelukkig was het niet slechts een succes qua verkoopcijfers, want de programmering van zaterdag en zondag was van hoge kwaliteit.

Zaterdag: Lost Bear, Space Siren
De zaterdag van Le Guess Who wordt – net als de Mayday in, juist, mei – voorafgegaan door Le Mini Who. Een festival in en rond de Voorstraat voor lokale en enkele nationale bands, gehouden in etablissementen als platenzaken en kroegjes.

We zien in het gezellige café Tilt Lost Bear spelen. Sinds de laatste keer dat we ze zagen lijkt de focus verschoven van doorgeschoten joligheid naar compactere liedjes, en dat is positief. Wel storend is het nepotistische name checken van andere Utrechtse bands en muzikanten. Ongetwijfeld goedbedoeld, maar voor een bezoeker die iets minder bekend is met de Utrechtse scene overbodig.

We gaan verder naar de ACU, waar we Space Siren zien. Het optreden is duister en redelijk energiek, maar doordat de naar stoner neigende rock nogal monotoon is slaat de verveling toch snel toe. Net als de aandacht echt weg is krijgen we een gratis preek van de gitarist. Iets over kapitalisme en Nederlandse bands; bij niemand lijkt het heilige linkse engagement echt op te vlammen. 

Tim Hecker, Old Apparatus
De avond beginnen we in Tivoli de Helling, waar we een lange tijd zullen blijven. Tim Hecker mag voor ons het spits afbijten, en doet dat virtuoos. De canadees is wars van compacte liedjes, en schotelt de luisteraar abstracte klanktapijten voor, bijgestaan door een sobere lichtshow. Met een nog niet helemaal verteerde avondmaaltijd is het soms lastig de langgerekte elektronica en wollige klanktapijten helemaal door te laten dringen, maar intrigerend is de muziek zeker.

Old Apparatus

Old Apparatus

De heren van Old Apparatus tonen qua experimenteerdrift verwantschap met Hecker, maar pakken het een stuk theatraler aan. De ‘band’ schijnt uit Londen te komen, maar ze doen hun uiterste best het internet niet te voorzien van informatie over henzelf. ‘Band’ tussen aanhalingstekens, want eigenlijk is de term ‘kunstcollectief’ meer op haar plek. Er lijkt, met behulp van beklemmende tribale ritmes, en enorme visuals met vertraagde close-ups uit jaren-vijftig films, voor een uurtje een alternatief universum te bestaan. De beelden en muziek lijken elkaar te bespelen en te manipuleren en de luisteraar kan zich onderdompelen in deze totaalervaring.

Beak>

Sharon van Etten

Sharon van Etten

Sharon van Etten verschijnt met haar band om acht uur op het podium van de Helling. Waar ze tijdens Mayday nog imponeerde met haar breekbaarheid tijdens solo-nummers, is het dit keer allemaal wel erg middle of the road. Slecht gespeeld is het niet, maar het mist teveel identiteit en blijft daardoor nogal zouteloos. Hoewel bijzonder likeable, kunnen we niet anders dan concluderen dat dit confectierock is.

Destroyer maakt na een teleurstellend optreden van Van Etten gelukkig een hoop goed. De podiumbezetting alleen al is ontzagwekkend. Drummer, bassist, toetsenist, twee blazers, twee gitaristen en een zanger. Die zanger heet overigens Dan Bejar, en die is een beetje vreemd. Niet zijn microfoon maar hijzelf lijkt constant ondersteuning nodig te hebben van een standaard; misschien dat de drie glazen bier die hij meetilt het podium op iets te maken hebben met zijn weinig soepele tred. Als de band echter begint maakt het wat verknipte voorkomen niks meer uit. Destroyer speelt een vorm van gelikte en naar perfectionisme strevende popmuziek, die sommige bands het label ‘klatergoud’ oplevert. Destroyer combineert dit echter met een overdonderend live geluid, en gewiekste teksten vol humor die verhalen over de zelfkant van het leven.

Daniel Bejar, Destroyer

Daniel Bejar, Destroyer

Ty Segall
Na de laatste onverantwoord snelle tocht over de grachten van Utrecht staan we in Tivoli Oudegracht, om de laatste nummers van afsluiter Ty Segall mee te pakken. De kroonprins van de garagerock doet waar hij goed in is met een rudimentaire bezetting van gitaar, drums en bas. Hij speelt snel, hard en vies, maar heeft gelukkig ook hele sterke liedjes meegenomen. De combinatie van de kwaliteit van de songs en de intense energie toveren Tivoli om in een pogoënde massa.

Dag vier is ten einde, en daarmee het festival. Donderdag liet nog een en ander te wensen over, maar de dagen daarna maakten dat gelukkig meer dan goed. Le Guess Who was dit jaar weer grootser dan andere jaren, maar is nog minstens net zo eigenwijs, en dat maakt dit festival tot een aanrader voor volgende jaren.