Film / Achtergrond
special: Deel 7

IFFR 2013

.

In dit zevende deel (en laatste festivalverslag) bekijken we een 17-jarig meisje dat verliefd is op haar broer, een documentaire over de experimentele en revolutionaire muziekstroming Tropicália, een documentaire over de obsessieve liefde voor vinyl van alle kanten en een film over het maken van geluidseffecten voor een horrorfilm.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6 | DEEL 7 | DEEL 8: het laatste oordeel

Inhoud: The Unspeakable Act Tropicália | Vinylmania | Berberian Sound Studio

Broederlijke liefde

The Unspeakable Act
Dan Sallitt • VS, 2012
3.0

~

Niet bepaald een gewone situatie: de 17-jarige Jackie is verliefd op haar broer Matthew. En ze komt er nog openlijk voor uit ook! Maar het is, hoewel hij van zijn zusje houdt, een onbeantwoorde liefde. In voice-over vertelt Jackie over haar strubbelingen. Haar leven wordt er niet gemakkelijker op wanneer Matthew een vriendinnetje krijgt en uiteindelijk het huis verlaat.  Jackie klooit wat aan met andere jongens, maar niemand haalt het bij haar broer. Uiteindelijk belandt ze met al haar gevoelens van onmacht en onzekerheid op de bank bij de psychiater. En ze begint langzaamaan te beseffen dat verliefd zijn op je broer toch niet zo vanzelfsprekend is…

‘Dedicated to Eric Rohmer’, verschijnt er bij de aftiteling in beeld. Maar The Unspeakable Act is geen Rohmer. Natuurlijk heeft de filmmaker wel een en ander afgekeken: het naturel acteren, geen gebruik van muziek en het vele gepraat – zoals de dialogen tussen zus en broer, waarin hun relatie vast onderwerp van gesprek is. Het probleem met The Unspeakable Act is dat de karakters wel erg vlak zijn. Alsof je naar een kaal toneelstuk zit te kijken, zonder dat de personages en hun strubbelingen de kijker raken – wat in films van Rohmer wel het geval is. Die vlakheid is volgens de producent, die in plaats van de regisseur bij de Q&A kwam opdraven, te verklaren vanwege een ‘problematisch familieverleden’, maar dat is wel iets te gemakkelijk. Het acteren van vooral de moeder en broer komt gewoonweg niet overtuigend over.

Gelukkig groeit Tallie Medel als Jackie wel in haar rol, met enkele scènes die de juiste snaar weten te raken. Zoals wanneer ze bij haar psychiater geconfronteerd wordt met haar verliefdheid: ze kan zich dit bij haar andere broer niet voorstellen en flapt eruit dat dit toch gelijk staat aan incest. Oeps. Moment van inkeer is gekomen. 

Bont palet aan muzikaliteit

Tropicália
Marcelo Machado • Brazilië, 2012
4.0

~

Het bleek een gouden greep: muziekdocumentaires vertonen in de kleine zaal van de Schouwburg. Gratis, welteverstaan, maar je moest er snel bij zijn om een plekje aan een van de tafeltjes te kunnen bemachtigen. Het Signals: Sound Stages programma van het IFFR vertoonde ondermeer Death Metal Angola en Vinylmania. Ook Tropicália, een documentaire over de vernieuwers van Braziliaanse muziek in de jaren zestig, mocht op een vertoning rekenen.

Regisseur Machado weet de Tropicáliasfeer goed neer te zetten in zijn film. In sixties stijl, met een bonte mix aan beelden, introduceert hij de Tropicáliabeweging. Hun muziek was een hybride mix van Europese en Amerikaanse avant-garde en traditionele Braziliaanse muziek. In die tijd revolutionair en experimenteel, en niet bepaald passend in het plaatje van de sociaal-politieke situatie van het land. Het begin van de film is, door de vele muzikanten die aan het woord zijn, wat chaotisch, maar de lijn is goed te volgen wanneer de regisseur zich op de grondleggers Gilberto Gil en Caetano Veloso richt. Het verbredende en experimentele karakter van hun muziek werd in Brazilië niet geaccepteerd, wat leidde tot een verbanning naar Groot-Brittannië. Zowel Gil als Veloso zijn later weer teruggekeerd naar hun roots en maken heden ten dage nog steeds muziek.

Tropicália is een warme weergave van een beweging met een vernieuwend karakter, die grote impact heeft gehad op hedendaagse muzikanten. Zo noemde Kurt Cobain de band Os Mutantes, die veel heeft samengewerkt met Gil en Veloso, ‘brilliant genius’.  Wat vooral ontroert, is de bezieling en overtuiging waarmee Gil en Veloso muziek maken. Zoals een prachtige uitvoering van een van Veloso’s nummers, die tot diep van binnen raakt. Dat is ook Tropicália: veelzijdige muziek met een ziel. Met deze documentaire geeft Machado een waardig betoon aan een unieke muzikale stroming en bovendien een interessant inkijkje in de ontstaansgeschiedenis en het verloop ervan – dat toentertijd aan veel Brazilianen voorbij ging. Zoals aanwezige Brazilianen na de vertoning van de film opmerkten was er buiten de negatieve persberichten maar weinig bekend over Tropicália. Het stond gelijk aan revolutie, waarbij de experimentele kracht van de muziek niet werd onderkend. 

Gevoel voor vinyl

Vinylmania – When Life Runs at 33 Revolutions per Minute
Paolo Campana • Italië, Frankrijk, Duitsland, 2011
3.5

~

Wat is dat toch met die plak vinyl, platen zijn toch achterhaald? Niet meer van dit digitale downloadtijdperk? Als je Vinylmania kijkt, is er een grote kans dat je toch in de verleiding komt weer eens een plaatje op te zetten. Waarom? Omdat er met zoveel liefde en enthousiasme over verteld wordt door ondermeer verzamelaars, dj’s, kunstenaars en muzikanten. Liefhebbers zweren bij vinyl. Geen discussie mogelijk: het geluid is beter dan op cd. Een gegeven waar ze het unaniem over eens zijn. En echte dj’s draaien met vinyl. Zoals wereldkampioen DJ Kentaro, die ware kunsten achter zijn gouden draaitafels vertoont. En dan de verzamelaar: wat is er mooier dan die ene felbegeerde plaat uit de bakken van de rommelmarkt tevoorschijn te halen!

Zijn er dan ook nadelen van vinyl? Toch wel. Het is wat wrang om een Japanner een plaat in een gigantische laserdisc-lade te zien leggen, zodat het digitaal afgespeeld kan worden. Toch weer die hang naar digitalisering. En al die nieuwe snufjes op het gebied van digitale afspeelapparatuur, die – ook wel praktisch – buiten het strakke design ook nog eens weinig ruimte innemen. Wanneer een verzamelaar zijn platenverzameling laat zien, is het even schrikken. Hij kan amper zijn huis in, zelfs in de wc staan vinylsingletjes opgestapeld. Een van zijn kelderboxen is onder water komen te staan, waar vinyl en hoezen niet zo goed tegen kunnen. Het blijft kwetsbaar materiaal.

Paolo Campana, dj en zelf verwoed verzamelaar, toont alle aspecten van vinyl. Middels een vlotte montage en niet zonder humor switcht hij van het productieproces van vinyl naar het artworkdesign van de hoezen, en van een gigantisch platenarchief naar de collectie van de voorman van Gotan Project. Het duizelt vinyl. Maar wel vol gevoel, want met Vinylmania laat Campana zien dat je van die plak kan gaan houden. 

Verstrikt in een geluidsweb
Berberian Sound Studio
Peter Strickland • Groot-Brittanië, 2012
3.5

~

Wat krijg je als je Dario Argento en David Lynch in de mix gooit? Berberian Sound Studio zou wel eens het resultaat kunnen zijn. Een Britse geluidsman wordt door de gladde Italiaanse producent Santini aangenomen om de geluidseffecten te verzorgen van zijn horrorfilm. Een genre waar de verlegen en beleefde Brit niet mee bekend is. Maar hij raakt al gauw in de ban van de geluidseffecten en er lijken vreemde dingen te gebeuren op de set. Lijken, want wat echt is en wat niet laat regisseur Peter Strickland in het midden.

Berberian Sound Studio valt onder het Signals: Sound Stages programma. Waarom wordt al snel duidelijk: de film draait om geluid en is meer toegespitst op de oren dan op de ogen. Hoewel er voor de ogen ook heel wat te halen valt: de beelden, waarbij vooral aandacht is voor oude opnameapparatuur, zijn prachtig om te zien. Maar terug naar het geluid, want de geluidseffecten die voor Santini’s horrorfilm gebruikt worden zijn cruciaal. Iemand de haren uittrekken? Neem een bos peentjes en trek het groen er handhandig af. Iemand met een paar messteken ombrengen? Neem een grote meloen en hak er stevig op in. De strak gemonteerde beelden en overweldigende geluidseffecten gaan vlekkeloos in elkaar over. In combinatie met de soundtrack van Broadcast en Nurse with Wound zorgen ze voor een vervreemdend effect, dat weer aansluit op de claustrofobische belevingswereld van de geluidsman. De kijker wordt zo deelgenoot van zijn paranoia, waarbij het geluid een steeds grotere rol gaat spelen. Wat in eerste instantie onschuldig en zelfs lachwekkend is, wordt ongrijpbaar en beangstigend.

Hoewel een auditieve en visuele traktatie, is Berberian Sound Studio inhoudelijk minder geslaagd. Toegegeven: de eerste helft is briljant, met een wat suffige Toby Jones die zich afvraagt wat hij in hemelsnaam op een horrorset doet met al die gladde Italianen. Zijn groeiende obsessie voor het geluid en de film gaan tezamen met een opbouwende spanning, wat werkt zolang er richting aan het verhaal wordt gegeven. Maar dan wil Strickland te graag een tweede Lynch zijn en mondt de film uit in een vage en onbestemde wereld. Waarbij de vraag opdoemt of het fantasie is of realiteit, maar die vraag er eigenlijk niet toe doet. Berberian Sound System is immers een film waarbij de inhoud op het tweede plan hoort te staan, en beeld en geluid voor zichzelf spreken. 

Film / Achtergrond
special: Parels zoeken op tegenvallende editie

IFFR 2013

Het 42e International Film Festival Rotterdam viel tegen. Iedereen die dat beweerde, moest toegeven dat hij minimaal drie kwart van de meer dan 200 vertoonde films niet heeft gezien, maar de consensus was duidelijk aanwezig. Maar wie verder keek dan de uitgedeelde Tiger Awards en nieuw werk van zogenaamde meesterfilmers, kon genoeg pareltjes vinden.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6DEEL 7 | DEEL 8: het laatste oordeel

‘Jij nog een goede film gezien?’ De meest gehoorde vraag in het winterse Rotterdam werd jaren niet met zo weinig enthousiasme beantwoord als bij de afgelopen editie van het IFFR. Er was veel te doen over de doorgaans afwezige Nederlandse selecties, maar geen daarvan had echt kwaliteit. De ontmaagding van Eva van End bijvoorbeeld werd door de makers vol trots een unicum in de Nederlandse filmwereld genoemd, maar niemand vermeldde daarbij dat de film niets doet dat in het buitenland al talloze malen beter is gedaan.

Eerder gedaan

Een film als Michael Noers Nordvest, een sociaal-realistisch kijkje in de Deense onderwereld, is weliswaar knap gemaakt, maar deed niets meer dan zijn eigen R van twee jaar geleden, en weinig meer dan Nicolas Winding Refns Pusher van 16 jaar geleden. Hideo Nakata’s griezelfilm The Complex deed absoluut niets dat de Japanner zelf herhaaldelijk eerder deed. Ook verschillende andere ‘maestro’s’ uit het Spectrum-programma – Miike, Balabanov, Brisseau, Bertolucci – boden weinig prikkelend werk. Ki-duk Kim presteerde het zelfs om zijn wrede farce Piëta te destilleren uit zowel zijn eigen eerdere werk als I Saw the Devil, pulp die het IFFR nooit zou selecteren.

Scène uit <em>Oh Boy!</em>

Scène uit Oh Boy!

Het Bright Future-programma bevatte films die veel verrassenderer waren. Jan Ole Gersters vermakelijke Oh Boy! toonde een dag in het leven van een zachtaardige slacker die door zijn passieve houding en een flinke dosis pech allerlei hilarische avontuurtjes in Berlijn beleeft, maar geen steek verder komt in het leven. Er is een slimme McGuffin in de vorm van een onmogelijk te vinden kopje koffie, en een slot dat het leven de jongen en de film iets van gewicht geeft. Kun-jae Jangs Sleepless Night was serieuzer, maar even prettig pretentieloos: de problemen van een jong Koreaans stel worden overtuigend natuurlijk, maar ook met een heel goed getimede nouvelle-vague-stijlgreep verbeeld.

Zwakke Tigers

De jury van de Tiger Awards koos opvallend genoeg voor de zwakste films in de competitie. Twee daarvan waren gevallen van arthousespielerei: het ondraaglijke Fat Shaker (in ons lopende verslag al gekraakt) was volgens het boekje niet van een regisseur, maar van een ‘kunstenaar’ – een handige bescherming vooraf tegen het oordeel van het publiek, dat de film in de peiling massaal afstrafte. Beter te verdedigen als film, maar in feite meer gekunsteld en kunstmatiger was Soldate Jeannette, een krachteloos ‘commentaar’ op de kapitalistische samenleving – volgens de regisseur zonder scenario gefilmd, en dat was te merken.

Scène uit <em>36</em>

Scène uit 36

Die film won een prijs door zijn ‘vormelijke benadering’, maar een Tiger-kandidaat die iets veel intelligenters met vorm deed, was het Thaise 36. Thamrongrattanarit Nawapols film gaat over de herinneringen aan een ontluikende verliefdheid tussen een locatiescout en een art director en gebruikt een radicale vorm om de betekenis daarvan te verkennen: de film bestaat uit 36 statische takes (het aantal foto’s op een filmrolletje). In elk shot, steeds ingeleid door een tussentitel, zien we een relevant beeld en wordt in loom tempo gediscussieerd over herinneringen, verloren harde schijven en het nemen van foto’s.

De metafoor van het geheugen als filmrolletje of harde schijf is niet erg diepgaand, maar werd wel bijzonder elegant uitgewerkt. Het is een behoorlijke prestatie van regisseur Thamrongrattanarit Nawapol dat zijn tactiek niet verzandt in kil formalisme, maar de film juist speels maakt. Door langzaamaan muziek te introduceren, de scènes in elkaar te laten overlopen en uiteindelijk de vaste lengte van de shots los te laten, verlost hij de film geleidelijk van de rigide structuur en weet hij het publiek mee te voeren in de romance en te laten nadenken over het thema. 36 was daarmee niet alleen de meest stimulerende film van de Tiger-competitie, maar ook een van het hele festival. De Tiger-jury negeerde hem.

Scène uit <em>Longing for the Rain</em>

Scène uit Longing for the Rain

De derde Tiger-winnaar was My Dog Killer, een film met een paar beproefde arthouse-ingrediënten: een maatschappelijk probleem, fraaie long takes, wreedheid en een onnadrukkelijke vertelwijze. ‘De complexiteit van het leven’ onthullen, zoals de experts beweerden, deed de film echter zeker niet. Lina Yangs Longing for the Rain. een veel verrassender en gewaagder kandidaat, kwam daar dichter bij in de buurt. De film richtte een onaflatend feministische (en voor Chinese begrippen indrukwekkend expliciete) blik op het licht decadente en seksueel onbevredigende bestaan van een nouveau riche-vrouw in China, en vraagt zich af of religie de spirituele leegte kan opvullen. De film verzandt tegen het einde helaas in vaagheid, maar heeft op dat moment al meer gedurfd, gepresteerd en gezegd dan de drie Tiger-winnaars bij elkaar.

Boeken / Fictie

De medicijnfles korporaal

recensie: Dirkje Kuik - 45 gedichten

.

Het is met auteurs die al enige tijd onterecht onder de zoden van de aandacht zijn weggezonken waarschijnlijk zo dat een acute en met enige forte uitgevoerde reanimatie te laat komt. De overledene komt nog een keer omhoog, van bleek naar blauw verschietend, om onder het aanzien van enkele ledige ogen weer in het stof der vergetelheid te zinken.

Dirkje Kuik (Stichting Dirkje Kuik)

Dirkje Kuik (Stichting Dirkje Kuik)

Een achterwaartse vooruitloper

Nee, wellicht is het beter zijn verzen mondjesmaat ter perse te dragen en de bekendheid onder de gelederen op zachte wijze wakker te strelen. Nog voor het overlijden van Dirkje Kuik in 2008 heeft uitgeverij De Hooiwagen van Stichting Dirkje Kuik dit proces in werking gezet met veelal bibliofiele uitgaven die soms van Kuiks etsen vergezeld gingen. Deze heruitgave van 45 gedichten is ongewijzigd, zij het dat op het voorplat van het origineel nog de naam William D. Kuik staat. Enkele jaren na publicatie zou met een geslachtsverandering de naam in Dirkje veranderen.

Hoewel 45 gedichten vanaf de publicatie in 1969 steeds een actuele bundel is gebleven, kent hij een achterwaartse oriëntatie. Kuik schuwt niet om archaïsmen te gebruiken, en lonkt naar verleden en ouderdom. Ze bezingt het verval – een belangrijk thema in haar werk. In een interview in de Volkskrant van 21 februari 1970 zegt de toen nog William hetende Kuik: ‘Ik heb de neiging een gebouw tot een ruïne te maken. Maar ik laat altijd iets groeien uit het afval. (…) De begroeiing toont het optimisme: ik heb plezier in verval.’ Eigenzinnig is haar werk wel. In een gedicht met twee eindnoten loopt Kuik vooruit op de poëzie Tonnus Oosterhoff, een van de meest innovatieve dichters van dit moment.

Kaartende heren


Wie ooit in het Museum Dirkje Kuik is geweest, zal het idee hebben met de gedichten Kuiks leefwereld binnen te gaan. Wie de bundel openslaat, gaat een rommelige kamer binnen vol bijzondere objecten. Kijk je naar rechts: gedroogde bloemen, een met publicaties en kranten bedekt bijzettafeltje, een asbak, boeken, een schedel. Kijk je naar links:

Nature Morte

Stil eenzelvig oerwoud
voor het bijziend oog.
Verdorde pluimen reizen uit het vuilig
water van het glas.
Terzijde wacht het peloton.
Drie uien, walmlamp, bokking een afgerond bederf,
de resten van een winterjan,
de medicijnfles korporaal.
Een ereprijs in olieverf
van stoffig leven.

Buiten is het graag winter ‘als het ijs gemeen blauw ziet, / de wind een feestneus maakt’. Of op zijn minst een late herfst, bijvoorbeeld wanneer een protagonist het door de wind opgejaagde blad ziet en over straat loopt terwijl hij aan de bomen, ‘kaartende heren’, denkt. Een warm gevoel voor humor kan de dichter(es) niet worden ontzegd.

Dvd
Hoe lang Dirkje nog in ons midden is, is afhankelijk van de inzet van Stichting Dirkje Kuik. Die inzet is vooralsnog tomeloos, zij het ietwat in de luwte van de aandacht van de boekhandel, critici en lezers. Maar er is een trouwe kring van liefhebbers en bewonderaars. Zie daarvoor bijvoorbeeld de met de bundel meegeleverde dvd (die overigens ook op YouTube staat) onder regie van scenarioschrijver Hans Heesen, geproduceerd door hemzelf en dichteres en fotografe Nadine Ancher. Erop staan vijfenveertig dichters, zangers en tekstkunstenaars die vanuit hun liefde voor Kuiks werk haar gedichten hebben voorgedragen.

De opnames vonden veelal plaats in Kuiks huis of op voor haar belangrijke plekken. Voor elk van de voordragers hebben de producenten een voor hen toepasselijk gedicht geselecteerd. Zo wordt niet alleen Kuiks poëzie verlevendigd, maar proeft een goede verstaander eveneens iets van de ziel van de voordagers. Onder hen zie en hoor je naast Gerrit Komrij, Herman van Veen, Charlotte Mutsaers en Esther Jansma, ook minder gepubliceerde dichters, onder wie ondergetekende.

Herman van Veen leest Aftocht II:

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Album

Muzikale ontdekkingsreis

recensie: Corvus Stone - Corvus Stone

Wat een overdaad: een debuutalbum met maar liefst eenentwintig tracks die bijna de tachtig minuten vol maken. Corvus Stone, met leden uit Zweden en Finland, speelt het klaar en het verveelt geen seconde.

Corvus Stone is het nieuwste wapenfeit van Colin Tench die eerder samenwerkte met Arjen Anthony Lucassen. Tench heeft nu zijn eigen project met Pasi Koivu en Petri Lemmy Lindström. Koivu schreef de meeste muziek, maar alle drie hebben ze getekend voor de arrangementen.

Prestigieus project
Corvus Stone is een prestigieus project gezien de lengte van het werk. Toch gaan die tachtig minuten moeiteloos voorbij. Dat is wonderlijk omdat veel van de composities van Corvus Stone geen vocalen bevatten en dat vraagt extra inventiviteit van een band. In dat licht bezien is het een knap staaltje componeren en musiceren om de luisteraar niet te laten verdrinken, maar de aandacht vast te houden en een goed gevoel achter te laten. Het vakmanschap straalt hiermee van deze Scandinavische band af.

Het gezelschap huist stevig in de progrock-hoek maar raakt op ‘Highway To Emptiness’ ook de elektro-symfonische rock die ooit de fundering vormde voor de hedendaagse progrock. Het klinkt groots en toch klein met belletjes en akoestische gitaren die over gaan in elektrische gitaren in een dreigende bombast. Het is instrumentaal sterk en als een ware ontdekkingsreis. ‘Moron Season’ is een song die gemaakt zou kunnen zijn door Marillion, al gaat de compositie al snel aan de haal met het geluid van deze soortgenoot door meer te experimenteren dan voornoemde band zou durven. Corvus Stone gaat daarmee verder op weg naar een nieuwe bocht in de ontdekkingstocht.

Onderhoudend, ontdekkend en doordringend
De band Corvus Stone gaat soms even de experimentele hoek in zoals bij ‘Jussi Pussi’, om een ander moment met een uitgesponnen instrumentaal harmonisch werk als ‘Iron Pillows’ de show te stelen. Met ‘After Solstice’ keert de band terug naar de melodieuze progrock. Het geeft het gevoel van een landing na een drukke en indrukwekkende reis. Een landing die plaatsvindt als slechts tweederde van het album voorbijgetrokken is. Voor de ingespannen luisteraar de opmaat voor het laatste deel. Die liefhebber heeft daarmee voldoende rust om ook de laatste episode te kunnen volbrengen. Corvus Stone heeft een onderhoudend en ontdekkend stuk muziek gebouwd dat op een indringende wijze de luisteraar deelgenoot maakt van een muzikale reis langs alle klippen in de progrock. 

Muziek / Album

Mengsel om van te watertanden

recensie: Murky Red - Time Doesn't Matter

Murky Red kiest ervoor om op twee paarden te wedden. De muziek van de Belgische band zit tussen melodische klassieke rock en progrock in. Voor de ruimdenkende muziekliefhebber is dit een album om van te watertanden.

 

‘Probeer ons debuut Time Doesn’t Matter niet in één hokje te stoppen’, schrijft Murky Red in de begeleidende tekst bij de cd. De invloeden die ze noemen lopen dan ook ver uiteen, van Pink Floyd, Deep Purple, The Rolling Stones, Band of Horses tot Dire Straits. Maar ook Gary Moore en Snowy White worden toegevoegd. Het duizelt je al voor je een noot gehoord hebt. Gelukkig kunnen ze muzikaal wel een potje breken.

Naderende winter verwoord

~

Met ‘I Came a Long Way’ kent het album een rockende start. Opvallend is het stemgeluid van zanger Stef Flaming. Laag, zwaar en met een keelklank; Flaming heeft een bijzonder timbre dat naarmate het luisteren vordert steeds meer aan waarde wint. Soms doet hij  denken aan het geluid van Vitalis, een bandje uit de Nederpop van midden jaren negentig. Het openingsnummer eindigt met orgelklanken die ook van Deep Purple hadden kunnen komen. De progrock komt om de hoek kijken bij ‘Galadriël’ maar is van korte duur omdat de band verkiest in rockklanken over te gaan. Dat Murky Red diep graaft in zijn teksten is hoorbaar in ‘Cold Outside’. Dit lied gaat over de naderende kilte in een relatie die de band vergelijkt met de komst van de winter. Het ‘sorry’ van een van de partners wordt verwoord met een bluesy gitaarloopje. De blues laat je voelen hoe bij de ander het hart breekt. Het is een fraai moment in het nummer om de invallende winter in de liefde verpakt in blues te horen. Vervolgens trakteert Murky Red de luisteraar op het bombastische ‘I Give You My Soul’ met een lichte hang naar de gothic en met fraaie zang van Yolanda Flaming.

Een coherent allegaartje
‘Willow Tree’ verkwikt met een fijne samenzang tussen Yolanda en Stef Flaming, ondersteund door akoestische gitaarklanken. Het toont Murky Red van een heel andere kant. In het zwaar klinkende ‘Boots For Hire’ zou zanger Stef Flaming nog wat dieper en zwaarder mogen zingen dan hij nu doet. Op papier lijkt het album een allegaartje maar in werkelijkheid zet de band een cd neer die even afwisselend is als coherent. Murky Red is niet in één hokje te plaatsen wat hooguit een probleem is voor wie slechts van één muziekstijl houdt. De spanning die Time Doesn’t Matter bij de luisteraar achterlaat stimuleert om naar dit werk terug te grijpen en het regelmatig te draaien. Technisch is het album tevens dik in orde. De mix en mastering van labelgenoot Colin Tench zijn van internationale klasse. Murky Red heeft een debuutalbum op zijn naam gezet dat eenvoudig geaccepteerd zal worden in progrock-kringen maar zeker ook de liefhebbers van classic rock zal bekoren.

http://www.youtube.com/watch?v=Y0kS6pPKLWc

Muziek / Concert

Adembenemend innemend

recensie: Yasmin Levy

.

Het oeuvre van Yasmin Levy behelst vijf albums. Bij de opening van haar show in Paradiso kondigt ze aan dat ze veel composities van haar nieuwe cd Libertad zal spelen, maar dat ze  ook teruggrijpt naar ouder materiaal. De begeleiding van Levy bestaat uit Spaanse gitaar, dubbelbas, viool, percussie en vleugel. Mede doordat Paradiso is voorzien van louter zitplaatsen is het publiek muisstil tijdens het optreden, wat een weldaad is voor iedere muziekliefhebber.

De intensiteit meebeleven

~

Tijdens het concert neemt Yasmin Levy, gehuld in een romantische, lange rode jurk, een aantal keer de tijd om haar publiek toe te spreken en de liederen te voorzien van uitleg. Zo vallen de liedjes op hun plaats en beleeft het publiek dezelfde intensiteit die Levy in haar composities legt. Levy vertelt over een vrouw van tachtig jaar die al drie jaar samen is met een man van vierendertig. Ze vraagt hem wat er scheelt omdat ze merkt dat hij meer afwezig is dan anders. Hij antwoordt dat hij de vrouw heeft gezien waarmee hij zijn leven wil delen en dat zij dat niet is. Daarop antwoordt zij verdriet te hebben maar er mee te kunnen leven als hij nog één nacht met haar wil doorbrengen en de liefde met haar bedrijft. Zo’n triest lied krijgt voor iedere luisteraar een andere lading. Het verdriet is voelbaar in Paradiso. Zo diep kan een lied roeren. Bij het titelnummer van haar jongste album ‘Libertad’ legt Levy uit dat dit een protestlied is waarin de vrijheid die vrouwen in de wereld vaak node missen wordt opgeëist.

Triest lied met een boodschap
Als na ruim anderhalf uur het laatste nummer klinkt, volgt het hoogtepunt van de avond: ‘Olvidate de Mi’. Op haar nieuwe cd is dit ook de topcompositie en vertolkt Levy het samen met zangeres Concha Buika. Het is het meest droevige lied op een avond waarop ze slechts één blij lied speelt: een bruiloftslied. ‘Olvidate de Mi’ gaat over een stel geliefden. De man neemt op zijn sterfbed afscheid van zijn beminde. Hij vraagt haar in de rest van haar leven een ander lief te hebben zoals zij elkaar lief hebben gehad, maar bij hem terug te keren als er na dit leven toch een moment zou bestaan waarop ze elkaar weer zouden kunnen treffen. Het intro is voor de akoestische gitaar waarna Levy met haar zang het verhaal doet. Tijdens het verloop van de compositie is ruimte voor solo’s van viool en vleugel. Bij veel luisteraars branden de tranen terwijl ze genieten van een fantastische en vooral innemende vertolking van dit in- en intrieste lied met een boodschap. Als een ontlading brengt de zaal na afloop een staande ovatie aan Levy die, voordat de band het laatste akkoord heeft gespeeld, achter de coulissen verdwijnt.

Na het optreden ontmoet Yasmin Levy haar fans in een signeersessie waarin ze complimenten ontvangt en tijd heeft voor een kort praatje. Levy is een ster die straalt en geniet van de aanbidding door haar fans. 

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Album

Minimalistische huisvaderliedjes

recensie: Hayden - Us Alone

Rock-‘n-roll is het werk van singer-songwriter Hayden niet te noemen. Met zijn nieuwe album onderstreept hij dat nog maar eens. De liedjes op Us Alone zijn steeds nauwelijks aangekleed. Dikwijls werkt dat, maar soms kan het ook gewoon lang duren.

Paul Hayden Desser is afkomstig uit Toronto en blijkbaar valt daar niet veel te beleven. In interviews vertelt hij dan maar uitgebreid over het wisselen van tandarts, iets dat hij onlangs deed. Bij de oude tandarts waren er altijd parkeerproblemen, de nieuwe bevalt veel beter. Ze hebben er een tv-scherm waarop je de werkzaamheden in je mond live kunt volgen en ze sturen je zelfs een sms’jes als je afspraak naderbij komt. Een moderne tandarts. Zoals je soms van tandarts verandert, zo is het ook verstandig om eens van platenlabel te veranderen, redeneerde Hayden. Us Alone is de eerste plaat die hij niet uitbrengt bij zijn eigen kleine Hardwood Records, maar bij het grote Canadese label Arts & Crafts. Een grote, moderne platenmaatschappij brengt Hayden wellicht verder dan hem tot nu toe in eigen beheer is gelukt.

Vader Hayden

~

Hij is een ouderwetse figuur. ‘Ik leef in het verleden’, zegt hij zelf. Nieuwe media waren Hayden vreemd en bij de meeste van zijn albums besteedde hij nauwelijks tijd en energie aan het promoten van het nieuwe werk. De mensen zouden hem wel vinden, dacht hij misschien. Of hij heeft gewoon niet zo’n behoefte aan een groot publiek. Veel verder dan de voorprogramma’s van The National en Feist is hij dan ook nooit geraakt. Maar voor Us Alone zijn de dingen veranderd. Een nieuw platenlabel dus, en Hayden is tegenwoordig te vinden op Facebook en Twitter. Maar de belangrijkste verandering sinds The Place Where We Lived, het laatste album uit 2009, is dat Hayden vader is geworden.

Al gelijk in het mooie openingsnummer ‘Motel’ begint Hayden over het vaderschap. Eerst lijkt het nummer nog te gaan over jeugdige minnaars die op weg zijn de nacht door te brengen in een motel, maar halverwege blijkt opeens dat vader Hayden een nachtelijke tour maakt in zijn auto, in de hoop dat de kleine naast hem hierdoor eindelijk in slaap valt. Mooi is ook het tweede nummer, ‘Just Give Me A Name’, een voorbeeld van een typisch Hayden-liedje. De mompelende, nauwelijks verstaanbare zang en een trage, kabbelende melodie. Het is allemaal heel minimaal, nauwelijks aangekleed.

Minimalistisch en verfijnd
‘Blurry Nights’, een duet met zangeres en stadgenoot Lou Canon, klinkt dan opeens veel energieker. Mede door de wonderschone inbreng van Canon is dit liedje ongetwijfeld het hoogtepunt van de plaat. Weer gaat het over het ouderschap en de onzekerheid die daarmee gepaard gaat: ‘I don’t know how to do this / but will you be with me right know’, zingen Hayden en Canon. Toch is het niet voortdurend hosanna op Us Alone. Steeds is de instrumentatie minimaal en dat werkt niet bij elk nummer. Dan duurt zo’n liedje vooral erg lang. ‘Old Dreams’ en ‘Oh Memory’ zijn hier voorbeelden van, er komt geen einde aan. Hayden bespeelt alle instrumenten zelf en er is weleens beweerd dat hij ze gewoon niet zo goed kan bespelen. Daarom zou het allemaal zo minimalistisch klinken. Maar dat gaat te ver, daarvoor zitten veel van de liedjes te verfijnd  in elkaar.

Het is allemaal wel erg braaf en volwassen. Hier is duidelijk geen rebelse rock-‘n-roller aan het werk, maar een bedachtzame huisvader die zijn kleine wereldje bezingt. Hayden’s slaapkamer is zijn studio en sinds het vaderschap besteedt hij zijn tijd daar efficiënter dan voorheen. Er zijn geen zeeën van vrije tijd meer, ’s nachts kan er bijvoorbeeld niet meer worden gewerkt. In zijn slaapkamer heeft Hayden een heel persoonlijke, kleine plaat gemaakt, met daarop een aantal prachtige minimalistische liedjes. 

Muziek / Concert

Passenger overstijgt zijn eigen album

recensie: Passenger

.

Een succesvol album is één, geschepte verwachtingen waarmaken op het podium is twee. Passenger slaagt daarin met vlag en wimpel. Met enkel zijn stem, zijn gitaar en zijn praatjes krijgt hij de hele zaal aan zijn voeten.

Tivoli is stijf uitverkocht want Passenger (Mike Rosenberg) is hot sinds zijn single ‘Let her go’. Zijn succes komt niet uit de lucht vallen. Rosenberg draait al mee in de muziekwereld sinds 2003 als frontman van de Engelse band Passenger. Als de groep in 2009 uit elkaar gaat besluit hij in zijn eentje door te gaan onder dezelfde naam. Hij heeft onder andere in het voorprogramma van Ed Sheeran gestaan. Tegenwoordig komt men voor hem en dat is even wennen.

Naast een aantal nummers van het meest recente album All the little lights speelt Passenger betrekkelijk veel oudere nummers, zoals ‘I hate’ en ‘David’. Ook tovert hij een heel opvallende cover van Simon and Garfunkel´s ‘Sound of Silence’ tevoorschijn. Het minimalistische gitaarspel in de coupletten houdt stand, maar Rosenberg voegt een gitaarsolo in en haalt een aantal keer goed uit met zijn stem. Deze artiest maakt geen kopieën maar recyclet. Het respect in de zaal stijgt tot Himalaya-niveau. Misschien ligt het aan de toewijding die van Passenger´s gezicht straalt tijdens het zingen, misschien ligt het aan de manier waarop hij zichzelf neerzet tussen de nummers door – maar het publiek eet uit zijn hand. ‘I see love’ kan zonder microfoon en zonder versterker gespeeld worden terwijl het dak eraf gaat tijdens ‘I hate’. Alle verzoeken van de artiest worden ingewilligd: moet het publiek stil zijn, dan ís het muisstil. Moet het publiek meezingen dan doet het dat vol overgave.

Een live-performance die albumopnamen bijna doet verbleken is niet aan veel artiesten besteed. Wel aan Passenger. Hij weet tijdens zijn concert tegelijkertijd een relaxte sfeer te creëren én de zaal weg te blazen. Anekdoten, gitaarsolo´s en participatie van het publiek kleuren zijn voornamelijk rustige repertoire. Zelfs de grootste Amsterdam-hatende Utrechtenaar zal voor Passenger over zijn hart strijken.

Boeken / Non-fictie

Dichter tussen tuttelaars

recensie: Chr.J. van Geel - Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe

Het brievenboek Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe werpt licht op het schrijven en denken van Chr.J. Van Geel – en een klein streepje op zijn binnenwereld.

Christiaan Johannes van Geel is misschien wel de meest onterecht vergeten dichter van de vorige eeuw. Overigens ook volgens hemzelf.

Geen gemakkelijk leven
Van Geel begon even voor de oorlog als beeldend kunstenaar en werd sterk beïnvloed door het surrealisme. Steeds meer liet hij zijn aandacht ook naar de poëzie uitgaan. Die poëzie valt grofweg uiteen in ‘bezielde’ natuurlyriek, zoals je die terugvindt in de bloemlezing Het mooiste leeft in doodsgevaar door Willem Jan Otten, en in gedichten die nog iets van dat surrealisme bezitten. Van Geel schreef met een schildersoog en naarmate hij ouder werd, werden de gedichten steeds korter:

’t Vogelwater

Zwaar van zwanen rust het water
tussen oevers uit op de grond.

(Uit: Enkele gedichten (1973))

Na de oorlog verruilde hij zijn Amsterdamse woonatelier voor een huisje in Groet en kreeg een kind met Laura Meursing, die hem kort daarop verliet. Daarna woonde hij samen met illustratrice en vertaalster Therèse Cornips en was toen ook zij hem verliet (mogelijk mede vanwege zijn amoureuze gevoelens voor dichteres Elisabeth Eybers) voor een tweede maal uit het veld geslagen. Daarop trok popverslaggever en dichteres Elly de Waard bij hem in. Zijn zoon Chrisje stierf vervolgens door een overdosis en na een allesverzengende brand verhuisde het tweetal uiteindelijk naar de Villa ’t Vogelwater, bij Bevrgen.

Onverzoenlijk ratjetoe
Met de kennis van de korte biografie die voorin is opgenomen, leest het brievenboek soms als een roman. Bijvoorbeeld doordat je je hart vasthoudt als je Van Geels smeekbede om terug te keren leest die hij aan Therèse stuurde – je weet dat het vergeefs is. De brieven tonen een man die uiterst precies was, zorgvuldig over het schrijven nadacht en het niet kon velen dat men hem als persoon interpreteerde. Dientengevolge was hij niet altijd gemakkelijk in de omgang: hij kon soms wrevelig uit de hoek komen.

Doordat de brieven zo nu en dan dubbele signalen uitzenden, haal je soms opgelucht adem dat ze aan anderen zijn gericht: hij kon inderdaad ‘een onderling onsamenhangend ratjetoe’ zijn. Van Van Geel verscheen maar een tiental (soms lijvige) titels. Deels komt dit doordat hij pas op middelbare leeftijd gepubliceerd werd. Belangrijker is de traagheid van het eindeloze schrijfproces. Daarvan zie je in de brieven het een en ander terug: Van Oorschot die om werk vraagt, Van Geel die antwoordt dat hij binnenkort wat stuurt en dat als hij zijn werk op korte termijn niet kan loslaten, het dan nog niet goed is.

Tuttelaars
Ook in de brieven aan zijn ’tuttelaars’ (zijn meelezers) lees je zijn precisie. Aan zijn vriend Tom van Deel, de criticus, geeft hij voor acht van de twaalf regels van een gedicht een variatie. De brief is overigens tekenend voor Van Geel, die niet in staat lijkt een schrijven af te sluiten zónder een PS en herhaaldelijke groeten ter afscheid. Een van de weinige brieven waarbij Van Geel het kort houdt, is eind augustus 1973 geschreven en is gericht aan de neerlandicus Enno Endt. Na twee alinea’s wederwaardigheden en een vraag naar het welzijn van Endt, eindigt hij met: 

Ik moet je op de hoogte brengen van een somber bericht. Mijn zoon is in een doodlopend stuk plantsoen bij de Bos- en Lommerweg deze maand door spelende kinderen dood aangetroffen. Oorzaak: vergiftiging door te veel aan medicijnen. Je weet, of je weet niet, zijn leven ging over drugs. Hij werd 25 jaar.

Het is beter er niet bij stil te staan
Bijna een krantenbericht en verstoken van emotie, of die moet in de beschrijving van zijn vindplaats doorschemeren. Wellicht tekenend voor zijn generatie: de tegenzin om over zulke zaken te spreken. Zelfs als het aankomt op een gesprek met de moeder van de pas overleden Chrisje, stemt Van Geel met tegenzin in: ‘Als jullie willen kom ik een avond op bezoek, misschien echter is het beter er niet bij stil te staan, zover dat mogelijk is’. Het maakt dat je met Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe wel een boeiende inkijk krijgt in Van Geels schrijfwereld en zijn poëtica, maar van de man zelf kom je vrij summier iets te weten. In stijl, wellicht.

Boeken / Achtergrond
special: Diepgravend zelfonderzoek met Peter Bieri en Paul van Tongeren

Voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen

Hoe moraal te funderen in een maatschappij die elke fundering van buitenaf weigert? We kunnen alleen van onszelf op aan toch? Laten we voor een 21e-eeuwse ethiek dan maar beginnen met een diepgravend zelfonderzoek, zeggen de filosofen Paul van Tongeren en Peter Bieri. Een kritisch zelfonderzoek vooral, dat niet voorbijgaat aan dat wat ons bepaalt van buitenaf. Vooral de taal en het (beschouwende) verhaal krijgen daarbij veel aandacht.

~

Daar komt Peter Bieri (ook bekend als romancier Pascal Mercier) van pas. In de drie lezingen in Hoe willen wij leven? gaat hij minder expliciet op zoek naar een nieuwe ethiek, maar ook hij probeert vanuit de individuele ervaring tot een gedeelde moraal te komen. Ook Bieri stelt het zelfonderzoek voorop, omdat dat de voorwaarde is voor een van de grootste idealen van deze individuele tijd: autonomie of zelfbeschikking. Wat is dat en hoe realiseer je dat? Door bewust om te gaan met je innerlijke drijfveren, zegt Bieri, door na te denken over wat je beweegt, kortom: zelfkennis op te doen. Het aparte van zelfkennis als methode voor zelfbeschikking is dat zelfkennis nooit los staat van het object: het ‘zelf’ is tegelijk datgene wat nadenkt en dat waarover wordt nagedacht. Het denken zelf, de kennis opdoen, verandert het object in de loop van het nadenken.

Taal
Bieri legt daarbij veel nadruk op taal. Het zelf ontstaat pas in de taal en vraagt daarom om taal als uitdrukkingsvorm. (Hoewel hij later zegt dat ook andere ‘creatieve’ uitdrukkingen kunnen voldoen.) De autonome mens zal ‘door kritische vragen te stellen een innerlijke distantie tot zijn meningsgewoonten ontwikkelen en tijdens dit proces zelf de regie over zijn denken’ nemen. Waarbij we welbewust afstand nemen van ‘gedachteflarden en retorische sjablonen’:

Veel van wat we menen te denken en te weten is ontstaan doordat we onze moedertaal hebben nagepraat: het zijn dingen die je nu eenmaal zo zegt. In ons denken zelfstandiger, mondiger worden houdt ook in: alerter worden ten opzichte van blinde taalgewoonten, die ons alleen maar voorspiegelen dat we iets denken. […] Uit een chaos van gevoelens kan bijvoorbeeld door deze onder woorden te brengen emotionele zekerheid ontstaan. En dat kun je veralgemeniseren: als onze ervaringstaal gedifferentieerder wordt, wordt ook het ervaren zelf gedifferentieerder.

Als een echte filosoof is de zelfonderzoeker uit op begripsmatige helderheid, die in de (onbewuste) chaos (bewuste) orde schept. En via die handeling van het denken het object van het denken – namelijk het zelf – verandert.

Transformatie
De levenskunst, schrijft Van Tongeren, gaat uit van de mogelijkheid tot transformatie. Door het zelfonderzoek, dat de oude Grieken al aan filosofische pupillen oplegden, leer je onderscheid te maken tussen wie je bent, wat je daarvan vindt en wie je eigenlijk wilt zijn – het verschil tussen zijn en willen zijn. Hier zal hij later aan toevoegen: wie je kunt zijn, want zoals gezegd is de nadruk op dat wat je niet in de hand hebt volgens Van Tongeren te veel uit het levenskunstdebat verdwenen. 

Bieri lijkt te zeggen dat zo’n transformatie altijd positief is, omdat meer kennis leidt tot meer zelfbeschikking. Is dat wel zo? Aristoteles zag de wereld misschien als doelgericht, met een natuur die in feite ‘goed’ is ingericht, waarbij vooruitgang altijd ook een verbetering is. Maar wil de Aristotelische ethiek ook een bruikbare ethiek voor de moderne tijd zijn, dan moet ze, net als het eigen leven, worden geïnterpreteerd en vertaald, door de eigen ervaring heen en naar de eigen tijd toe.

Desondanks
Dat doet Van Tongeren dan ook in zijn boek. Hij richt zich op zijn fort, de deugdethiek. Na Aristoteles werd de deugdethiek voorzien van nieuwe vertalingen en differentiatie, zoals in christelijke zin. Dan komt bijvoorbeeld de wil in beeld, niet alleen ‘de goede wil’, maar juist ook de identificatie (door Augustinus) van ‘de kwade wil’:

Dat kwaad bestaat erin dat we soms willens en wetens doen wat niet goed is, waarvoor geen goede redenen zijn, en waarvan we niet zelf beter worden.

Een woord als ‘desondanks’ (een zeer hermeneutisch woord, zou je kunnen zeggen) doet zijn intrede. Het gaat de mens niet altijd om nut, geluk, kennis, natuur of verlangen, in elk geval niet in eenduidige vorm.

Weer later geeft Nietzsche zijn eigen radicaal kritische vertaling en differentiatie van de deugden. Eerlijkheid of waarachtigheid wordt de deugd van dienst – en let op: eerlijkheid heeft ook (vooral?) betrekking op dat wat niet gezegd of gehoord mag worden, het aanstootgevende, dat waar morele goody two-shoes niet van houden. Kort gezegd, de wil tot macht. Een gelukkig leven à la Aristoteles ligt dan ook niet in het vooruitzicht van de waarachtige: eerder ‘radicale ontheemding, diepe twijfel en vertwijfeling, schrijnende eenzaamheid’ en angst.

Lieve hemel, denk je, waarom dan nog waarachtigheid nastreven? Nou, om die zelfbeschikking waar Bieri over spreekt te bereiken. Daarvoor moet volgens Nietzsche meer vernietigd worden dan alleen vaste taalgewoonten en retorische sjablonen. Zoals Kierkegaard zou zeggen: je moet door die duizelende afgrond van de vertwijfeling heen, wil je echt authentiek kunnen leven. Dat is inderdaad iets wat je bij de levenskunstpropagandisten niet snel hoort.

Onderuit gaan
Net als Van Tongeren is Bieri geen voorstander van het stoïcisme dat de levenskunstenaars omarmen. Het is niet realistisch: we willen voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen en dat kan niet door alles van je af te laten glijden. Dat wat aanvoelt als een vreemde kracht kan alleen door zeer talig en vaak pijnlijk werk omgevormd worden tot een morele, psychische identiteit, gegrond in zelfkennis en dus ter beschikking staand aan jezelf.

Zitten we dan toch niet vast in een hyperindividuele ethiek, waar iedereen naar zijn eigen navel aan het staren is? Zowel Bieri als Van Tongeren worstelen met de moraal in een tijd die geen grondvesten voor een moraal biedt. Toch pleiten ze beiden voor een blik naar buiten, ook al buigt die af naar jezelf. Door met een blik van buitenaf naar jezelf te kijken kom je tot echte zelfkennis. Dat gebeurt als je je terdege bewust bent van de aanwezigheid van een ander, en het bewustzijn van de ander vraagt weer om bewustzijn van jezelf, stelt Bieri. Via een soort verlicht individualisme lijkt dan een rechtvaardig en goed samenleven mogelijk. Door jezelf te zien als individu (iets unieks, kortom iets ‘anders’ dan de rest), zul je ook automatisch respect opbrengen voor al die andere ‘anderen’. Klinkt utopisch, zo geeft ook Bieri toe, maar god, het is het proberen waard.

Peter Bieri (vert. Marijke Koekoek) • Hoe willen wij leven? • Wereldbibliotheek • 94 pagina’s • ISBN 9789028424982 • 15,90 euro

Paul van Tongeren • Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst • Klement | Pelckmans • 253 pagina’s • ISBN 9789086871025 • 22,50 euro