Boeken / Fictie

Voorliefde voor vernietiging

recensie: Claire Vaye Watkins (vert. door Mieke Geuzebroek) - Battleborn. Nevada-verhalen

.

Claire Vaye Watkins groeide op in de woestijn van Nevada. Met dat landschap zijn alle verhalen doortrokken. De hitte, de droogte en stille troosteloosheid maken deze bundel tot een broeierig geheel. De verhalen hebben ook iets intiems, alsof de schrijfster op alle pagina’s aanwezig is. Of zoals het op de achterflap staat: ‘Tien verhalen waarin Watkins in de vermomming van haar personages haar eigen verleden te lijf gaat.’

Willekeurige verhalen
Het eerste verhaal ‘Spoken, cowboys’ gaat meteen over dat verleden. Het is van alle verhalen in de bundel het meest stroeve en geconstrueerde, maar het heeft tegelijkertijd de grootste reikwijdte. Het begint in 1859, toen de grondvesten voor de stad Reno werden gelegd. Maar de verteller kiest steeds een nieuw startpunt voor haar verhaal, waardoor het lijkt alsof ze geheel toevallig bij haar eigen ontstaansgeschiedenis belandt. Zo wordt die slechts een van de vele verhalen, maar wel een verhaal dat verteld moet worden. En dan ook maar meteen helder: ‘Mijn vader heeft niemand vermoord. Hij is ook geen held. Zo’n verhaal is het niet.’

De vraag wat voor verhalen het dan wel zijn, blijft na lezing rondspoken. Sombere verhalen, vol destructie en ellende. En toch lijkt alles wat er staat vluchtig, willekeurig, alsof evengoed tien andere verhalen verteld hadden kunnen worden. De ongrijpbare personages dragen bij aan het onbestemde gevoel dat de bundel teweegbrengt, maar zorgen er ook voor dat iedereen op elkaar gaat lijken. Wie was er ook alweer zwanger? En in welk verhaal maakte de moeder een einde aan haar leven? Er is geen kern, geen krachtig personage te bekennen. Alsof alleen het eerste verhaal, het verhaal van Watkins zelf, echt urgentie bezit.

Beknellende vorm
In ‘Rondine al nido’ rijden twee jonge meisjes na hun werk in een pizzeria naar Las Vegas, waar ze door vier jongens worden meegenomen naar een hotelkamer. Het ene meisje lijkt zich niet veel aan te trekken van de treurige handelingen die in de kamer worden verricht, maar haar vriendin zal vanaf die nacht steeds meer ‘krimpen en vergelen’. Een goed verhaal, invoelbaar, maar de gekozen vorm zit in de weg. Om onduidelijke redenen wisselt het vertelperspectief voortdurend. Een moeder vertelt hoe de dochter aan haar vriend vertelt wat er die nacht gebeurde – of een dergelijke constructie. De vorm als een te krappe slaapzak, elke keer als Watkins ermee experimenteert.

Dorpsgenoten
En toch, er staat veel moois in deze bundel. Veel dat schrijnt, dat nauwkeurig schrijverschap verraadt. Zo zijn er de tragische broers, goudzoekers in 1849, die met gemak een hele roman hadden kunnen vullen. En er is een vrouw die haar liefdesverdriet sust door van haar huis een imaginair museum van verloren liefde te maken:

In dit diorama zijn we van papier-maché en zitten we in een restaurant aan de Truckee. We zitten aan een poppentafeltje op een uitgestrekt terras van ijslollystokjes boven een rivier van blauw en groen tissuepapier, met een verkreukelde stroomversnelling waarop witte verfklodders het schuim moeten voorstellen. […] Hij heeft zijn mond open en lacht zijn lach der lachen. Ik denk: ik zou alles doen om jou aan het lachen te maken. Ik noem het: Wij op ons best.

In het betreffende verhaal ‘Museum’, dat eenvoudig is opgezet en weinig meer om het lijf heeft dan het verdriet van zomaar een vrouw, komt de stijl van Watkins het best tot haar recht. Het is alsof ze in andere verhalen ietwat geforceerd heeft geprobeerd variatie aan te brengen, terwijl juist de basis heel goed is. De sfeer die in elk verhaal is gekropen, de stijl die de gevoeligheden van de personages voorzichtig blootlegt. Ze zouden allemaal familie kunnen zijn, of dorpsgenoten. En dat maakt van Battleborn meer dan tien losse, knappe verhalen. Dat is het elfde verhaal dat de meeste indruk maakt.

Film / Achtergrond
special: Deel 2

Imagine 2013

In deel twee van ons festivalverslag aandacht voor een indrukwekkende zombiefilm, het einde van de wereld, herinneringen aan een schilderijroof, een alfabetische verzameling horrorfilmpjes en de traditionele verrassingsfilm.

DEEL 1 | DEEL 2

Inhoud: The Battery | Fin | TranceThe ABCs of Death | Hellbenders

Twee mannen in een steeds kleiner wordende wereld
The Battery
Jeremy Gardner • VS, 2012
4.0

~

The Battery, of: hoe minder soms meer is. Deze postapocalyptische zombiefilm werd naar eigen zeggen met 6000 dollar in zestien dagen met een spiegelreflexcamera opgenomen. Het is op technisch vlak (focus, geluid) een enkele keer iets minder sterk, maar de film is bijzonder effectief en een sterke toevoeging aan het soms wat sleetse genre. Ben en Mickey zwerven zonder echt doel door een bosrijk landschap, want daar zijn minder zombies te vinden dan in en rond de steden. Samen hebben ze een keer drie maanden vastgezeten in een huis omsingeld door zombies en Ben is vastbesloten nooit meer in die situatie te geraken. De twee zijn teammaten van een honkbalteam en of ze willen of niet: ze zijn op elkaar aangewezen.

Scenarist en regisseur Jeremy Gardner neemt tevens de rol van Ben op zich, die niet veel moeite heeft de enkele zombies die ze tegenkomen uit de weg te ruimen. In tegenstelling tot Mickey (Adam Cronheim), die zich het liefst van de wereld afsluit met zijn discman vol melancholieke indiepop (muziek speelt dan ook een opvallende rol op de soundtrack). Het naturelle, ongedwongen spel versterkt de band die je als kijker met de twee krijgt. Ook deze zombiefilm zegt uiteindelijk meer over de levenden dan over de doden. De soms lange shots (met eentje die wel heel erg veel  aandacht van de kijker vergt) versterken de alledaagsheid van een wereld die even leeg als benauwend is. Zonder twijfel een van de hoogtepunten van het festival. De bezoekers van de film kregen bovendien een bonus: de sympathieke Gardner en Cronheim waren bij de voorstellingen aanwezig.

Het einde van de wereld – en een vriendengroep
Fin
Jorge Torregrossa • Spanje, 2012
4.0

~

Spanjaarden en horror: het blijft vaak sterkte producties opleveren. Zo ook Fin van Jorge Torregrossa, die weliswaar veel televisie-ervaring heeft, maar hiermee zijn speelfilmdebuut aflevert. De scenarioschrijvers hebben meer filmervaring: Sergio G. Sánchez schreef onder andere El orfanato, Jorge Guerricaechevarría Cel 211. In Fin komt een vriendengroep met aanhang bijeen in een afgelegen huis in de bergen. Overtuigend wordt het groepsproces neergezet, waarbij met name de niet aanwezige maar wel verwachte Angel, bijgenaamd ‘De Profeet’, voor spanningen zorgt. En dan gebeurt er iets waardoor de stroom uitvalt, elektrische apparaten niet meer werken, en er mensen één voor één plotseling verdwijnen. De groep besluit dan met z’n allen naar het dichtstbijzijnde dorp te trekken. Fin is een vakkundig gemaakte magisch-realistische film en een interessante toevoeging aan het postapocalyptische genre. Zonder krachtpatserige visuele effecten of bloederige scènes, maar in een ingetogen stijl en met aandacht voor detail zet Fin de slinkende groep en hun trektocht door een ontvolkte wereld neer.

Valse en verdwenen herinneringen
Trance
Danny Boyle • Groot-Brittannië, 2013
3.0

~

Dat Danny Boyle met veel vaart een verhaal kan vertellen heeft hij inmiddels vaak genoeg bewezen. Zo ook in Trance, waarin in razendsnel tempo wordt uiteengezet hoe een veilighuismedewerker (James McAvoy), een peperdure Goya, een groep criminelen onder leiding van Franck (Vincent Cassel) en een hypnotherapeut (Rosario Dawson) met elkaar te maken hebben. Begeleidt door een voor Boyle kenmerkende swingende soundtrack wordt de premisse op virtuoze wijze uiteen gezet: de veilingmeester, betrokken bij de roof, weet door een klap op z’n hoofd niet meer waar hij het schilderij heeft gelaten. Entree de therapeute, die hypnose inzet om hem te helpen.

Het is een vermakelijke heist-film met een twist die met humor wordt gebracht, maar in het middendeel wordt hij echter steeds rommeliger. Het is het gevaar van een speelfilm die gaat over herinneringen. Want wat is echt gebeurd, wat een herinnering, en wat is door hypnose ingeplant? En hoeverre wil je het publiek hierin (mis)leiden? Een strakke structuur doet een film wonderen, ook al is die onconventioneel, zoals in Memento, of als het gaat over dromen in plaats van herinneringen, zoals InceptionHet labyrintische plot zorgt hier echter voor onoverzichtelijkheid – en het gevaar dat de kijker uit desinteresse afhaakt. In de laatste acte wordt een hoop duidelijk (onder andere over een op z’n zachtst gezegd opmerkelijke naaktscène van Dawson), maar het leed is dan al geschied.

Divers assortiment
The ABCs of Death
Diverse regisseurs • VS/Nieuw-Zeeland, 2012
2.5

~

Anthologieën, waarbij meerdere korte films van diverse regisseurs samengevoegd worden tot een geheel, leveren vaak een weinig evenwichtig eindresultaat op. Dat is helaas ook het geval bij The ABC’s of Death. Leuk van dit project is wel dat het geen gevestigde namen zijn, maar – los van enkele al wat bekendere namen als Ben Wheatley (Kill List), Ti West (The Innkeepers), Xavier Gens (The Divide) en Nacho Vigalondo (Los cronocrímenes) – vooral aanstormend talent is dat een kans krijgt. Iedere regisseur kreeg een letter van het alfabet waarmee een woord verzonnen moest worden, om daarmee en met een vast budget een korte horrorfilm moest maken. Elk segment begin met een rood shot en eindigt hier ook mee, gevolgd door de titel. Het levert een potpourri van filmpjes van over de hele wereld op, die in toon, stijl, techniek en kwaliteit enorm wisselen.

Zo zijn er een aantal die het verzinnen van een onderwerp tot centraal punt maken (de makers die met de letter Q waren opgescheept bijvoorbeeld). Ook opvallend: er zijn weinig films waarin zo vaak een toilet te zien is. Hoewel net iets te vaak te flauw of niet echt origineel of goed uitgewerkt, zijn er toch enkele onmiskenbare hoogtepunten. Zo is daar het volledig in slomo getoonde D is for Dogfight, het banale maar grappige F is for Fart uit Japan, L is for Libido van de Indonesische Timo Tjahjanto (waarschijnlijk het segment dat het verst de grenzen opzoekt), en het brute en hilarische T is for Toilet van het Britse stopmotion-genie Lee Hardcastle. Het is wellicht een wat magere oogst, maar dat we van sommige makers in de toekomst nog het een en ander mogen verwachten lijkt vast te staan.

3D duiveluitdrijvers
Hellbenders
J. T. Petty • VS, 2013
3.0

~

Het is niet makkelijk voor een festival om met een goede verrassingsfilm op de proppen te komen. Afhankelijk van onder andere aanbod, releasedata, beschikbaarheid en bereidwilligheid van distributeurs is de keuze vaak beperkt en blijkt de vertoonde film niet altijd een gelukkige. Maar zie hier: een echte verrassingsfilm die weinigen geraden zullen hebben, hier hoogstwaarschijnlijk nooit in roulatie zal gaan gaat en ook nog eens vermakelijk is. En nog in 3D ook. Scenarist en regisseur J. T. Petty bedankte de aanwezigen per videoboodschap voor hun komst, waarna we het verhaal voorgeschoteld kregen over een groepje geestelijken dat als duiveluitdrijvers werkzaam is. Hiervoor moeten ze (vijf mannen, één vrouw) wel alles doen wat God verboden heeft, anders hebben ze te weinig invloed op de bezetenen. Ze laten bij het uitoefenen van hun beroep per ongeluk een oude Noorse God los, die uiteraard snode plannen met de wereld heeft.

Jaren geleden was Petty ook al op het festival te zien met het aardige The Burrowers, een scifi-western met Clancy Brown in de hoofdrol, die nu ook weer van de partij is (en op Imagine ook in John Dies at the End te zien was). Ook Hellbenders verdient de kwalificatie ‘aardig’. Het uitgangspunt van de vloekende, zuipende en blowende geestelijken van de Interfaith Order of Hellbound Saints (Brooklyn Parish) die met elkaar samenwonen in iets wat wel wat weg heeft van een studentenhuis, werkt goed. Er zitten enkele leuke verbale en fysieke grappen in en de personages zijn sympathiek. Helaas laat Petty het hier niet bij, want in het verbeelden van het einde der wereld overtuigt Hellbenders niet. Waarom dan ook is gekozen voor 3D in een film die het vooral van de dialogen moet hebben is een raadsel. 

Film / Films

Vervoering verdwijnt in de verfilming van August

recensie: Night Train to Lisbon

“De verbeelding is ons laatste toevluchtsoord”, laat Bille August Jeremy Irons citeren in Night Train to Lisbon, zijn eigen verbeelding van de succesroman van Pascal Mercier. Zijn niet altijd even indrukwekkende verbeelding.

De Zwitserse schrijver Mercier weet de lezer dankzij zijn achtergrond in de filosofie langzaam mee te lokken vanuit Bern, waar hoofdpersoon Raimund (vertolkt door Irons) woont, de nachttrein naar Lissabon in. Het gaat hier eigenlijk om een verhaal in een verhaal: Raimund leeft een eenzaam leven in Bern en krijgt door samenloop der omstandigheden een boek in de schoot geworpen, waardoor hij de trein naar Portugal pakt. In vervoering gebracht door wat hij leest, gaat hij op zoek naar de inmiddels overleden schrijver. Hij ontmoet verschillende personen die hem het mysterie rondom de schrijver (het tweede verhaal) helpen oplossen, en leert hierdoor zelf weer stukje bij beetje hoe het is om te leven. Coming of age na je vijftigste.

Verhaal in een verhaal

~

In Night Train to Lisbon is August zichtbaar aan het worstelen met de verschillende verhalen en elementen uit het boek die te mooi zijn om te laten schieten. Zo zijn de shots waarin Raimund leest (of de schrijver Amadeu schrijft en vertelt) prachtig en wil je de beschouwelijke citaten uit het boek van Amadeu het liefst nog even laten inzinken. Helaas krijgt de kijker hier de tijd niet voor en dendert de film voort.

Na verscheidene aanloopjes belandt August bij het gedeelte waar het verhaal in het verhaal om draait. Het is de liefdesdriehoek tussen Amadeu, zijn beste vriend en zijn vriendin (Mélanie Laurent), die van extra spanning wordt voorzien dankzij de Portugese revolutie. Het drietal is onderdeel van het verzet en de onderlinge kwetsbaarheid en wantrouwen zetten de boel op scherp. Mooi is hoe Raimund alle betrokkenen van toen (met uitzondering van Amadeu) opspoort en met hen praat over het verleden. Hoe kijken mensen terug op gebeurtenissen waar tientallen jaren over heen zijn gegaan? Hoe zijn ze omgegaan met de keuzes die ze toen maakten?

Statische vrouwen

~

Het is een minpunt dat de vrouwen in deze film statisch blijven, zelfs Mélanie Laurent. De vrouwelijke personages zijn duidelijk bedoeld om het verhaal verder te helpen en komen niet zelf tot ontwikkeling. Tegen het einde van de film, wanneer Raimund een sleutelfiguur bezoekt en de vrouw die hem daarbij helpt voor de tweede maal in de auto blijft wachten, stoort dat. Net als zijn bezoeken aan mensen die hij al heeft ontmoet maar die hij nogmaals gaat opzoeken, voor slechts een klein stukje nieuwe informatie. In een boek stoort deze herhaling minder dan in een film.

Sterk uit de hoek komend is Jack Huston in de gedaante van de fijnbesnaarde en intern verscheurde Amadeu. Huston (bekend van zijn rol als Richard in Boardwalk Empire) is dankzij de veelvuldigheid aan flashbacks de ster van de film, schrijvend in de ondergaande zon of met een vertwijfelde blik op zijn gezicht. Zijn verhaal werpt een schaduw over de verhaallijn van Raimund, wiens vrouw hem verliet omdat hij saai zou zijn. Saai is een goede benaming voor zijn verhaal en ontwikkeling, die oppervlakkig blijven en bleek afsteken tegen het kleurrijke verhaal van Amadeu. In de film komt de ontreddering, eenzaamheid en de uiteindelijke koerswijziging van Raimund niet goed over, terwijl dit in het boek zo verfijnd uiteen wordt gespannen dat je geen andere keuze hebt dan meevoelen met de eenzame docent. Niet in de film, waar de klunzige Raimund eerder ergernis oproept. De zinnenstrelende beelden van het door de laaghangende zon overgoten Lissabon helpen daar niets aan.

Film / Films

Subjectieve maar geslaagde documentaire

recensie: More Than Honey

.

Wie wel eens bij een imker is geweest en na het zogenaamde ‘slingeren’ (het centrifugeren van de honingraten) de verse honing heeft geproefd, begrijpt waar de imker het voor doet. Het bijenproduct, gemaakt van de spreekwoordelijke godendrank, is verrukkelijk. More Than Honey doet wat de titel al suggereert, namelijk tonen wat er moet gebeuren voordat er een potje honing in de winkel staat.

Kromme vergelijking
De documentaire brengt fascinerende bijenbeelden. Er werd maar liefst 35 dagen met een slow-motion camera gefilmd om de juiste beelden te krijgen. ‘Bijen laten zich niet commanderen,’ aldus de regisseur. Soms slaat het kunstzinnig in beeld brengen van de bijen te ver door, vooral bij de camerabeelden waarbij de koddige zoemers in de lucht worden gevolgd. Het oogt behoorlijk nep en doet denken aan de openingsscène van Men in Black. Maar dan zonder de voorruit.

More Than Honey komt wat moeizaam op gang. Degelijk, droogjes en in het Duits wordt er systematisch uiteengezet hoe het leven van de bij eruit ziet. Voor diegenen die tijdens biologie een beetje hebben opgelet valt hier niets nieuws op te pikken. Weinig spraakmakend, hooguit informatief. Pas na een half uur wordt het echt interessant, wanneer de regisseur duidelijk begint maken wat de consequenties zijn van bijenhouden op grote schaal. De massaproductie van honing in Amerika wordt onder de loep genomen en vergeleken met het bestaan van de hobbyimker. Dat dit soms een kromme vergelijking is, lijkt voor de documentairemaker niet van belang.

Fred en John

~

Fred Jaggi, een Zwitserse imker, is een man wiens familie al generaties lang bijen houdt en wiens opvoeding onder andere benadrukte dat je de natuur met respect moet behandelen. De bejaarde Fred is, zoals hij door de Alpen struint, een prachtige kerel. Samen met zijn vrouw leeft hij in een huisje midden op een berg, met als enige gezelschap de bijen die rustgevend op de achtergrond zoemen. De relatie tussen Fred en de bijen is vertederend. De sterke connectie uit zich met name wanneer een volk afgemaakt moet worden wegens ziekte.

Minder vertederend is bijenboer John Miller, de trotse eigenaar van zo’n 450 bijenvolken. Zijn expansiedrift heeft ervoor gezorgd dat hij ondertussen continu twee enorme vrachtwagens vol bijenkasten door heel Amerika vervoert en van enorme boomgaard naar boomgaard trekt.

~

De doembeelden van de ziektes die de kop opsteken door massale bijenhandel
– en de onheilspellende muziek die de beelden begeleidt – verraden de intenties van de maker. Overduidelijk wordt de kant van de hobbyimker gekozen. Miller heeft nauwelijks weet van de leefwereld van imkers als zijn Zwitserse collega, en claimt simpelweg dat de drang tot world domination in zijn bloed zit. En dat terwijl hij oppert dat zijn grootvader – ook imker – waarschijnlijk geschokt weg zou lopen als hij zijn kleinzoon aan het werk zou zien. Om het punt nog eens in te wrijven, lijkt Miller’s hartzeer als hij ontdekt dat zo’n 90 bijenvolken de constante vrachtwagenreizen niet hebben overleefd, geheel geveinsd. Een ontzettend contrast met Fred’s reactie. 

Nobilitat labor
Het punt dat documentairemaker Markus Imhoof wil maken ligt er wel dik bovenop, maar is desondanks sterk. Langzaam maar zeker wordt, met hulp van de beelden van Fred’s Zwitserleven-gevoel, duidelijk dat het op grote schaal houden van bijen onnatuurlijk is. Saillant detail daarbij is dat dit soort bijen in Europa, China, en Noord-Amerika niet eens kan overleven zonder antibiotica.

De spreuk ‘nobilitat labor’ prijkt boven de ingang van de Miller Honey Farms. Aan massale bijenhouderij is echter weinig nobels; iets wat de kijker na het zien van deze documentaire volledig met de documentairemaker eens zal zijn.  

Boeken / Fictie

Moderne Reimeringen

recensie: Jacqueline Zirkzee - Reimer

.

Reimer wordt geacht zijn vader op te volgen als de apotheker van Koudekerke. Hij wijkt echter van die gebaande weg af wanneer zijn leermeester onder zijn zorg bezwijkt aan de pest.

Jacqueline Zirkzee heeft met Reimer haar meest ambitieuze historische roman tot nog toe afgeleverd. De zoektocht naar een geneesmiddel dat een einde kan maken aan de Zwarte Dood brengt Reimer van de collegezalen in Leiden uiteindelijk naar de Banda-eilanden onder het schrikbewind van Jan Pieterszoon Coen. Het verhaal van die lange Odyssee is rijk aan historische details over, onder meer, de rol van de VOC in Nederlands Indië, de kennis van het menselijk lichaam in de vroege zeventiende eeuw en ook het mysterieuze Broederschap van de Rozenkruisers.

Historische feiten en moderne mentaliteit
Toch is Reimer als historische roman niet helemaal geslaagd. Weliswaar weet Zirkzee de historische feiten allemaal te staven in een verantwoording en bijgevoegde literatuurlijst, maar zij slaagt er niet in om de sfeer van de zeventiende eeuw pakkend weer te geven. Reimers ambitie en lak aan kerk en familie kenmerken hem als een modern man. Tegenwicht wordt geboden door de godsdienstwaanzinnige Hans, wiens ‘vriendschap’ met Reimer het noodlot voor beiden betekent. Omdat de lezer Hans echter bijna uitsluitend vanuit Reimers perspectief ontmoet, zet het geen zoden aan de dijk. 

Ook zorgt het feitenrelaas hier en daar voor een wat belerende toonzetting. Zo neemt de receptuur van een antiek medicijn dat Reimer tracht te reconstrueren twee en een halve bladzijde in beslag. We leren hieruit dat Indiase nardis iets heel anders is dan Keltische nardis en dat Zirkzee vrij uitvoerig onderzoek heeft gedaan, maar dat laatste wisten we al. Beter komt haar historische en medische kennis uit de verf in haar beschrijving van Reimers eerste ervaring met anatomie:

Professor Heurnius toonde het spijsverteringsstelsel: keel, slokdarm, maag, darmen, blaas, nieren. Hij sneed een borst af en kloofde deze vervolgens doormidden, om te laten zien waar de melkkliertjes door het sponsachtige weefsel liepen. Een bijzonder moment volgde toen hij aan de voortplantingsorganen was begonnen, gewoonlijk een ondergeschikt deel van de totale ontleding. ‘Zoals bekend is de vrouw analoog geschapen aan de man, alleen liggen bij haar de teelballen in de buikholte in plaats van buiten het lichaam’, vertelde de hoogleraar als inleiding.

Vrouwelijke teelballen en homoseksualiteit
Het aantreffen van een embryo in de vrouwelijke teelballen doet Reimer niet verbleken. Sowieso is zijn interesse in het vrouwelijk lichaam zuiver wetenschappelijk. Hoewel nergens expliciet benoemd, is Reimers ontluikende homoseksualiteit een interessant aspect aan zijn karakter. De subtiliteit waarmee Zirkzee dit thema benadert had meer navolging verdiend in de beschrijving van zijn houding ten opzichte van het conflict tussen wetenschappelijke en religieuze principes en zijn afkeer van Jan Pieterszoon Coens bloedige represailles op de opstandige bevolking van Oost-Indië.

Reimer sluit uitstekend aan bij het thema van de boekenweek 2013: Gouden Tijden, Zwarte Bladzijden. Een begeleidend blog waarin Zirkzee terugblikt op het schrijfproces complementeert de marketing. Maar of dit de bestseller is waar Zirkzee op hoopt? 

Theater / Achtergrond
special: De veertiende editie

Festival CEMENT

Het zijn de jonge, nieuwe makers die de podia van Festival CEMENT bevolken. Door hen de kans te geven zich te presenteren, creëert CEMENT een brug tussen talent en (vak)publiek. Op 3 april wordt het startschot van deze 14e editie van het festival gegeven. Het festivalhart is de Verkadefabriek in Den Bosch.

Een twaalftal schrijvers, theatermakers en choreografen hebben de kans zich op CEMENT te presenteren. Daaronder zijn maarliefst vijf (Nederlandse) premières. Talentspotten is voor veel vakpubliek het doel van dit festival. Zo won Emke Idema, die zowel in 2011 als nu met een voorstelling (Stranger) op CEMENT staat de Dioraphte Stimuleringsprijs 2013. Dezelfde prijs ging in 2012 naar Lisa Verbelen. Daarmee kon zij  haar concept BOG van dat jaar uitwerken tot een volledige voorstelling op het huidige festival. Voor het publiek biedt CEMENT vooral de mogelijkheid iets nieuws, iets vernieuwends, te zien. Met een work in progress of compleet uitgewerkte producties, de volgende generatie makers staat te trappelen zich aan het publiek te presenteren.

Lees nu de recensies van:
BOG – Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Benjamin Moen en Judige de Joode | Recht zal zijn wat ik zeg! – Thomas Janssens en Matthias Meersman | Klandizie – Karin Netten

Een wereld die teveel verandert
Klandizie – Karin Netten
Met Dimme Treurniet, Thijs Bloothoofd en Sevil Aydin
Op locatie, ’s Hertogenbosch • 6 april

Fotograaf: Dolph Catrijn

Fotograaf: Dolph Catrijn

Karin Netten staat dit jaar voor de vierde keer met een voorstelling op CEMENT. Een intieme, herkenbare voorstelling met oog voor het kleine, menselijk leed is wat zij haar publiek wil tonen. Theater is er volgens haar voor gemaakt om ’troost te vinden, je even niet alleen te voelen’.[1] Troost is iets dat Bertus goed kan gebruiken. Hij staat al dertig jaar in zijn met faillissement bedreigde electronicazaak die hij samen met zijn zoon Toon runt. Nu heeft hij een huurachterstand bij zijn allochtone buurman, aan wie hij de zaak heeft verkocht. Diens dochter probeert Bertus erbovenop te helpen, maar Bertus zal eerder breken dan buigen.

Eigenlijk heeft Klandizie geen drie, maar vier spelers. Zonder de muziek zou  namelijk een deel van de voorstelling verloren gegaan zijn. Vooral zoon Toon, met zijn mentale achterstand, lijkt zich het beste te uiten terwijl hij met Nederlandstalige volksmuziek meezingt. Op zijn geheel eigen manier, dat wel. Woorden zijn soms gemaakt en kunnen tot misverstanden leiden. Bertus en zijn zoon spreken bijvoorbeeld regelmatig een compleet andere taal. En wanneer Toon frasen als ‘dat grenst aan het onbetamelijke’ en ‘ik wil ook onstuimigheid’ in de mond neemt, blijven deze woorden leeg en betekenisloos of zelfs lachwekkend.

Bertus kan alle veranderingen in het leven niet meer bijhouden. In zijn vertrouwde wijk zijn nu een Turkse bruidswinkel, een Perzische tapijtenzaak en talloze belwinkels en de enige die de zaak van Bertus nog binnentreedt, is de deurwaarder met zijn koffertje. Wat uiteindelijk overblijft is de band tussen vader en zoon. Zo zet Netten een voorstelling neer die door zijn eenvoud en het goede spel ondanks het menselijk leed inderdaad ook troost biedt.

Het leven gedeconstrueerd
BOG – Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Benjamin Moen en Judith de Joode
Theater Artemis, ’s Hertogenbosch • 4 april

Fotograaf: Benjamin Klein

Fotograaf: Benjamin Klein

Hoe ziet het leven van een theatermaker er uit? Is er zoiets als een blauwdruk van het leven? Volgens Lisa Verbelen en haar collectief wel. Zij hebben het hele leven, van niemand en van iedereen, compleet gedeconstrueerd en opgedeeld in periodes en schakelmomenten. Zo gaat BOG over iedereen, want het is onmogelijk niets van jezelf te herkennen. In een stortvloed van zinnen, frasen en woorden laten de vier jonge makers het leven over je heen komen. Het podium is een tiental betonnen blokken waarop de vier, dicht op elkaar gedrukt, hun verlangens, hun dromen, angsten, verdriet en woede onder woorden brengen. Het leven lijkt zo simpel, maar daardoor niet minder aangrijpend. Alle vier de makers bezitten een innemende openheid waarmee ze hun emoties schijnbaar moeiteloos op het publiek projecteren.

Op een bepaald moment worden de onzekerheid, het verlangen en de onbeholpenheid van de eerste keer seks uitgelicht. Het publiek lacht een ongemakkelijke gniffel van herkenning. De makers worden echter vooral mensen, in plaats van acteurs, wanneer de voorstelling BOG zelf voorbij komt. Hier wordt stilgestaan bij wat het voor een jonge maker betekent om voor een publiek te staan en daar erkenning voor te krijgen. Dit zou een mooi einde van de voorstelling kunnen zijn, maar het leven gaat verder. Misschien was het beter geweest als BOG zou eindigen in het hier en nu. Zo halverwege de voorstelling wordt het wat veel van hetzelfde. Het medium van de woordenvloed verandert namelijk amper door de voorstelling heen. Wat het publiek dan wel gemist zou hebben, zijn de interessante herhalingen, nu met een extra laag van betekenis, wanneer de makers zelf kinderen krijgen die dezelfde ervaringen hebben. Nu echter bekeken vanuit de andere kant. Ook de manier waarop het ordenen van je leven en het vergaren van bezit letterlijk in beeld worden gebracht is indrukwekkend. Zo weet BOG in iets meer dan een uur het hele leven overzichtelijk, simpel en innemend in kaart te brengen.

Theatrale politiek
Recht zal zijn wat ik zeg! – Thomas Janssens en Matthias Meersman
Theater Artemis, ’s Hertogenbosch • 4 april

Fotograaf: Paul de Cloedt

Fotograaf: Paul de Cloedt

Op het eerste gezicht lijkt het de huiskamer van twee opgeschoten vrijgezellen. Pingpongtafel, bioscoopstoelen, technische snufjes en een gammele eettafel met een pot pasta. Maar stukje bij beetje krijgt het decor steeds meer de look en feel van een echt theater. Een podium met rode loper, een projectiescherm voor film en theaterlampen verschijnen. Hiermee wordt een statement gemaakt: politiek is theater.

Het startpunt van Recht zal zijn wat ik zeg! is een oude Griekse tekst over de rechtzaak tussen Aischines en Demosthenes. Eerstgenoemde klaagt Demosthenes aan omdat deze een gouden krans zal ontvangen vanwege bewezen politieke diensten. Aischines meent dat dit onwettig is omdat af- of goedkeuring uitgesproken dient te worden met verkiezingsuitslagen. De twee redenaren brengen hun pleidooi in drie fases, steeds met een extra schepje theatraliteit. Eerst als een discussie tijdens het ontbijt, dan al voorbereidend en oefenend en tenslotte door het publiek direct aan te spreken als jury in de rechtzaak. Vooral tijdens de oefenfase wordt duidelijk hoe theatraal politiek eigenlijk is. De pleidooien over wat politiek zou moeten zijn, in de visie van beide heren, gaan gepaard met geluidseffecten, spottende beelden van de tegenstander en semi-oprechte speeches die via video aan de massa worden getoond. De verwijzingen naar de hedendaagse politiek zijn niet te missen.

Recht zal zijn wat ik zeg! is een nobel streven, zeer kundig en overtuigend geacteerd, om een oude tekst tot leven te brengen in een moderne en maatschappijkritische interpretatie. Wat betreft enscenering slagen Janssens en Meersman hier grotendeels in. Helaas mist de voorstelling op sommige momenten tempo terwijl andere stukken juist moeilijk te volgen zijn. Soms kijk je bijvoorbeeld minutenlang naar iemand die een boterham eet, twee huisgenoten die pingpong spelen of iemand die voor de zeventiende keer een zin herhaalt. Het punt is gemaakt, maar de voorstelling staat stil. De oude teksten, formeel en hoogdravend, zijn ondanks aanpassingen nog steeds moeilijk te volgen. Je haakt daarom af. Dit is spijtig, want deze twee jonge makers bezitten een groot talent om een boodschap voelbaar op hun publiek over te brengen.



[1] In “Festival Cement, de Interviews”, Jelena Barisic

Boeken / Non-fictie

Het laatste woord

recensie: Milan Kundera (vert. Martin de Haan) - Verraden testamenten

In Verraden testamenten bespreekt Milan Kundera verschillende aspecten van de romankunst. Maar uiteindelijk bepleit hij vooral een rehabilitatie van Franz Kafka en de Tsjechische componist Leoš JanáÄek.

Maar waarom zou Kafka gerehabiliteerd moeten worden? Hij wordt al beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers uit de twintigste eeuw. Zowel door zijn droge, behoorlijk formele stijl als de onderwerpen die hij behandelt – om ongenoemde redenen komt een personage in een situatie waar hij controle noch duidelijkheid over heeft. Niet voor niets wordt het woord ‘kafkaësk’ tegenwoordig gebruikt als verwijzing naar een overdaad aan onbegrijpelijke bureaucratie.

Goedbedoelde misvattingen


Vol overtuiging betoogt Kundera dat Max Brod, Kafka’s uitgever en goede vriend, hem niet snapte. Brod, zelf ook schrijver, is in zijn stijl en genre precies aan hem tegenovergesteld. Volgens Kundera was Brod een romanticus en kon hij zich niet voorstellen dat Kafka een heel andere kijk op de wereld had. Dat Brod zo veel bewondering voor Kafka ten toon spreidde komt dan ook door een radicaal verkeerde lezing van diens werk.

En niet alleen Kafka’s werk werd verkeerd begrepen, ook dat van JanáÄek, voor wie Brod zich tevens inzette als pleitbezorger voor de onbegrepen kunstenaar. Maar hoe goedbedoeld de inspanningen van Brod ook mogen zijn, wederom heeft hij het werk van de kunstenaar niet begrepen. Volgens Kundera in ieder geval.

Uit de klauwen van bewonderaars

Een groot deel van Verraden testamenten handelt over Kafka en de interpretatie van diens werk. Kundera betoogt dat de misinterpretatie van Kafka begon bij zijn eerste grote bewonderaar. Brod, die verschillende biografieën van Kafka schreef, staat aan de basis van de kafkologie, de studie van Kafka’s werk. Kundera verzet zich met hand en tand tegen deze vorm van exegese.

Alle kafkologen lijken zijn verhalen autobiografisch te lezen. Het werk zegt vooral iets over de schrijver en het wordt gelezen als intieme en onthullende bekentenissen van een anderszins gesloten man. Dat is mede te danken aan de (vermeende) vraag van Kafka aan Brod om zijn werk te vernietigen. Onzin, zegt Kundera. Kafka wou niet al zijn werk vernietigd zien, alleen dat wat niet voldeed aan zijn eisen: zijn eerste verhaal, de verhalen die niet af waren en zijn (onverstuurde) brieven.

Verraad


Brod verraadde Kafka door al zijn nagelaten werk uit te geven. Net zoals hij bij JanáÄek deed door de vooroordelen tegenover hem te bevestigen in zijn verdediging. Maar, zoals Kundera keer op keer benadrukt, de lieve man bedoelde het goed. Zijn intenties waren zuiver, maar hij begreep het niet. Net zo min als de vertalers van Kafka hem snappen.

De bespreking van de vertalingen leert ons dat, hoewel er in het manuscript van Het slot slechts één paragraaf staat, dit er in de uitgave van Brod vijf werden. In de verschillende Franse vertalingen loopt dit zelfs op tot enkele tientallen. Ook hier wordt verraad gepleegd. Verraad aan de schrijver, die een heel andere tekst beoogde dan uiteindelijk afgedrukt is.

Esthetica van anderen


Kundera stelt dat die radicaal andere indeling van de tekst van Het slot komt doordat de vertalers niet bezig zijn met een zo goed mogelijke weergave van wat er daadwerkelijk geschreven is. Ze focussen volgens hem veel meer op het maken van een versie die voldoet aan de eisen zoals die in hun eigen land (of cultuur) gangbaar is. Daarom knippen vertalers de teksten in stukjes, veranderen ze werkwoorden en laten ze herhaling vervallen.

Hoewel Verraden testamenten vol staat met kritiek op vertalers en uitgevers, is het vooral een boek dat laat zien hoe Kundera zich verhoudt tot de romankunst. Alle kritiek op Brod, de kafkologen en vertalers komt in feite neer op het halen van zijn gelijk. Niet het taalgebied of de eigen visie op de wereld en literatuur moet centraal staan, maar die van de schrijver of componist. Niet het feit dát de werken veranderd worden is het knelpunt bij Kundera, maar dat ánderen dat doen. Hij lijkt zich af te vragen waar al die dirigenten en uitgevers zich mee bemoeien, als ware alleen de schrijver of componist een werk kan duiden.

Aansluiting


Het betoog dat Kundera voert is goed te volgen en de lezer kan er volledig in mee gaan. Toch is het een heel persoonlijke argumentatie. Hij beschrijft zijn eigen visie op het schrijverschap, zijn eigen lezingen van anderen en hoe hij zelf omgaat met muziek en literatuur. Daarmee begaat hij (een beetje) dezelfde fout als Brod.

Niet dat er nu een nieuwe kafkologie ontstaat – Kundera pleit voor een studie van de tekst, niet van de schrijver – maar net als Brod lijkt Kundera af en toe beperkt in zijn inlevingsvermogen, voornamelijk met betrekking tot populaire cultuur. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat er aandachtig naar jazz wordt geluisterd, maar dat dat onmogelijk is bij een extatische vorm als rockmuziek. Op rock leef je je uit, dat luister je niet maar onderga je, volgens Kundera. Daarom wordt daarbij niet geapplaudiseerd en daarom is er niemand die een rockliedje fluit.

Dat Kundera de aansluiting met de populaire cultuur enigszins mist is een klein minpuntje dat verder geen invloed op zijn argumenten heeft. Niet echt tenminste. De verwijzingen naar rock buiten beschouwing gelaten houdt zijn betoog stand.

Kunst / Expo binnenland

De vrouw als centrum van de wereld

recensie: Mary Beth Edelson, Nandipha Mntambo, Mathilde ter Heijne e.a. - Female Power

Vrouwen die de wereld regeren. Is het een utopie of was het ooit werkelijkheid? We zullen er misschien nooit achter komen, maar de kunstenaressen in Female Power vinden dit in ieder geval een mooi gegeven om te onderzoeken.

Het Arnhemse Museum voor Moderne Kunst heeft een verleden in het organiseren van tentoonstellingen waarin de vrouw centraal staat. De grootste daarvan was Rebelle: Art and Feminism 1969 – 2009, dat vier jaar geleden plaatsvond. Het element dat in die tentoonstelling ontbrak, was de vertoning van vrouwelijke kracht en macht in relatie tot spiritualiteit. En dat is nu juist waar Female Power om draait.

De archetypische vrouw

Ze staat wijdbeens, naakt en met opgeheven armen in de natuur. Deze pose is een referentie aan klassieke godinnen, met als doel de spirituele relatie tussen natuur en cultuur tot uiting te brengen. In de jaren ’70 gaf Mary Beth Edelson hiermee aandacht aan vrouwelijke archetypen.

Chitra Ganesh, Mother always told me.

Chitra Ganesh, Mother always told me.

De vrouwelijke kracht was bij het feminisme van de jaren ’60 en ’70 een groot thema. Kunstenaressen haalden hun inspiratie uit prehistorische venus- of vruchtbaarheidsbeeldjes en de verering van de (moeder)godin. Deze vrouwelijke spirituele kracht, die binnen een wellicht matriarchale samenleving een grote rol speelde, werd een ideaalbeeld voor velen. Ze raakten in de ban van een samenleving waarin vrouwen een belangrijke, aan mannen gelijkwaardige positie, innamen of waarin ze misschien zelfs overheersten.

Modern feminisme

Hoewel het feminisme voornamelijk in de jaren ’60 en ’70 groot was, is het binnen de kunstwereld nooit helemaal verdwenen. Vrouwelijke kunstenaars zijn graag bezig met het thema ‘vrouw’. Blijkbaar is het nog steeds nodig om de positie van de vrouw ter discussie te stellen.

Dat de manier waarop hier aandacht aan wordt besteed is veranderd, laat Female Power met de kunstwerken duidelijk zien. Dat de nadruk soms komt te liggen op de persoonlijke identiteit, toont Europa 2008 van Nandipha Mntambo. Op deze foto zien we een vrouw van wie haar hoofd is bewerkt tot een soort stier. Met een indringende blik kijkt ze ons aan. Door het gebruik van koeienhuiden, hoorns en staarten onderzoekt de kunstenares in haar werk de grens tussen lichamelijk bewustzijn en afkeer.

Mathilde ter Heijne, Red, Black, Silver and White (Goddess Label) 2009, Multimedia textiel. Courtesy: de artiest. Foto: Kai Dieterich.

Mathilde ter Heijne, Red, Black, Silver and White (Goddess Label) 2009, Multimedia textiel. Courtesy: de artiest. Foto: Kai Dieterich.

Dat de positie van de vrouw ook in Nederland nog altijd actueel is, laat het werk van Mathilde ter Heijne zien. Een groot, wit gewaad, getiteld Red, Black, Silver and White, is beschreven met Arabische teksten. Het maakt deel uit van het door Ter Heijne opgerichte Goddess Label. Voor dit label creëert ze video’s, boeken, installaties en kleding. Thema’s die als een rode draad door haar werk lopen zijn de matriarchale maatschappij en het decoderen van prehistorische symboolsystemen. Hiermee onderzoekt ze de rol van vrouwen in het scheppen van culturele identiteit en in het overbrengen van kennis binnen maatschappijen met een matriarchale structuur.

Female Power maakt duidelijk dat kunstenaressen zich in hun werk nog steeds bezig houden met de rol van de vrouw. Hoewel er natuurlijk de laatste decennia een grote vooruitgang is geweest, is het nooit verkeerd om de discussie over de huidige positie van de vrouw in de maatschappij weer op gang te brengen.

Theater / Voorstelling

Vluchteling zijn: ben je nuttig?

recensie: Het Filiaal - Toen mijn vader een struik werd

.

Ben je nuttig?


Als Toda’s vader opgeroepen wordt voor het leger en zich moet camoufleren met struiken om met ‘de enen’ te vechten tegen ‘de anderen’, zit er voor Toda niets anders op dan op zoek te gaan naar haar moeder in het buitenland. Op reis komt zij allerlei raar volk tegen dat haar niet altijd even goed gezind is. Een mensensmokkelaar wil meer geld zien, twee oude dametjes willen haar op schoot hebben en een mislukte legerofficier gebruikt haar om te leren commanderen. Ook in het opvangtehuis vinden de kinderen dat ze raar praat en de belangrijkste vraag is: ‘Ben je nuttig?’ Als Toda ten einde raad van deur tot deur gaat om briefjes te verspreiden met de vraag of iemand haar moeder kent, komt het toch allemaal nog goed.

Op locatie


~

Regisseur van Het Filiaal Monique Corvers bewerkte zelf het gelijknamige boek van Joke van Leeuwen. Heleen Verburg schreef liedteksten en Gábor Tarján verklankte haar woorden. Mirthe Klieverik als Toda speelt in haar eentje of haar leven er vanaf hangt. Ze loopt, rent, praat, zingt, speelt, kruipt in de huid van en is ondertussen ook nog in staat regelmatig een een-tweetje aan te gaan met het publiek. Ruim een uur lang kneedt en boetseert zij Toda’s wereld. Gitarist Peter Sambros is machinist van de muzikale trein en als het even kan, kruipt hij achter zijn gitaarinstallatie vandaan om als verknipte legerofficier te schuilen bij Toda’s verstopplek in het bos. Voor de speellocatie zijn ze uitgeweken naar het voormalige Transformatorhuis, alwaar de rauwe fabriekshal, met een dak dat tot in de hemel reikt en ventilatoren zo groot als molenstenen, getuigt van industriële activiteit.

Hieperen

Toen mijn vader een struik werd is vakkundig in elkaar gezet door het Het Filiaal – duo Corvers en Tarján. De karakteristieke taal van Joke van Leeuwen is bewaard gebleven en Verburgs liedteksten zouden zo uit het boek gekropen kunnen zijn. Toch beklijft het niet echt en blijft het afstandelijk. We beleven – samen met Toda – de reis opnieuw. Haar manier van vertellen, steeds in de verleden tijd, veroorzaakt een eindeloze keten van toen-en-toen. Daarnaast is de informatiedichtheid hoog. Deze verteltrant vraagt om tegengas door het uitspelen van de situaties, of door gewoon even niks.

De gedachte van Joke van Leeuwen tijdens het schrijven was: ‘Hoe is het om op de vlucht te zijn?’ Mirthe Klieverik lijkt die gedachte te willen vertalen door een constante, expliciete spanning in haar doen en laten: een hoge ademhaling, permanente nervositeit en hyper speelstijl. Op de vlucht zijn is vast en zeker niet relaxed. Een uur lang hieperen maakt de spanning echter niet per definitie invoelbaar.

Echt spannend

Het wordt pas echt spannend als een grote hydraulische lift in beweging komt. Aangevuld met sonore vervormde gitaarklanken, komt het Transformatorhuis tot leven en is Toda’s angst lijfelijk voelbaar. Het zijn de spaarzame momenten waar de locatie naar hunkert. Als Toda dan een brief leest, door haar vader geschreven vanuit het legerkamp, is daar het gevoel van ontheemd en vervreemd zijn: het op de vlucht zijn.

Toen mijn vader een struik werd is nog tot en met zondag 30 juni te zien in de weekenden. Voor meer informatie: www.hetfiliaal.nl

Theater / Voorstelling

Op zoek naar geluk: nature or nurture

recensie: Het Nationale Toneel - Strange Interlude

‘Nature or Nurture’, is de onderliggende vraag van Eugene O’Neills avondvullende werk Strange Interlude (1928). Net als in Ibsens werken is de hoofdpersoon een vrouw die haar leven against the grain in eigen hand wil houden: een onmogelijke opgave.

in eigen hand wil houden: een onmogelijke opgave.

~

Tussen verrijdbare kamerschermen in vele grijstinten en een set uit de kluiten gewassen banken ontrafelt zich het leven van Nina Leeds (Ariane Schluter). Het publiek wordt deelgenoot van haar levenswandel. De bruine lederen fauteuil van vader blijft meeverhuizen en herinnert zo aan de constante aanwezigheid van vader en zijn moralistische opvoeding. Deze zal bepalend zijn voor Nina’s verdere leven. Nina’s grote liefde – piloot Gordon – is verongelukt. Haar vaders moraal stond een huwelijk in de weg en Nina blijft zodoende achter met een onvervulde liefde en wrok tegenover haar vader. Drie mannen cirkelen om haar heen: de schrijver good old Charlie (Jappe Claes) is huisvriend en stiekem verliefd op Nina. De dandy arts Ned (Mark Rietman), is een player en wil zich niet binden. Echtgenoot en zakenman Sam (Dries Vanhegen) heeft een wat labiele persoonlijkheid, erfelijk belast door generaties psychiatrische patiënten. Alle drie zijn zij ‘begeesterd’ door Nina, maar twee andere mannen – de verongelukte Gordon en haar overleden vader – blijven aan de touwtjes trekken. Kiezen voor één van de drie is onmogelijk. Als het uiteindelijk toch tot een huwelijk komt met Sam, is schoonmama snel ter plekke om Nina in te fluisteren: ‘Gelukkig zijn, is streven naar het goede,’ meer niet. ‘Het goede’ is het verwekken van een gezond kind, niet behept met de ‘zwakke genen’ van de familie. Ned is de ideale donor; zo geschiedt het. Hoewel Ned tijdelijk uit haar leven verdwijnt, Sam carrière maakt en Charlie voor eeuwig huisvriend blijft, vindt Nina geen rust. In de nadagen van haar leven, berust zij en blijft ze achter met Charlie, (huis)vriend, kameraad en tegelijkertijd ‘vader’. 

‘Interior monologues’


~

De Amerikaanse auteur Eugene O’Neill (1888-1953) schreef ongeveer 25 avondvullende toneelwerken, waarin zijn personages veelal op zoek zijn naar betekenis in het leven. O’Neill schuwde het experiment niet. In Strange Interlude schrijft hij het uitspreken van interior monologues voor, om zo de gedachten van de karakters te duiden. Regisseur Johan Doesburg koos ervoor om deze passages steeds met het gezicht naar het publiek gericht te plaatsten, meestal met een neutralere stem en een tijdelijk ‘bevriezen’ van de handeling. Het is even wennen, maar het werkt. De tegenstrijdigheden in denken en doen, leveren komische situaties op: een liefdesscène wordt tegelijkertijd van commentaar voorzien door één van de twee. Doesburg heeft zeer ervaren acteurs tot zijn beschikking en gezien de enorme lengte, is het al een prestatie op zich om te zien hoe zij zich een weg banen door het script (overigens prachtig vertaald door Marcel Otten). Rietman is kleurrijk en schakelt moeiteloos, Jappe Claes is komisch in zijn onhandig gedraaikont rond Nina, en Dries Vanhegen is de clown van het stel. Hij is zich helemaal niet bewust van de dubbele praktijken van de andere twee mannen en dat maakt hem tevens aandoenlijk. Hier tussendoor laveert Ariane Schluter met verve. Terwijl de mannen door de jaren heen niet lijken te veranderen, maakt haar personage een hele ontwikkeling door van avontuurlijke jonge vrouw tot een wijze dame op leeftijd. De acteurs weten ‘lucht’ in de voorstelling te houden door elkaar uit te dagen en te verleiden. De cartooneske geluiden die zij produceren zijn daarbij overbodig. Strange Interlude is het waard om gezien te worden, al is het bezit van goed zitvlees een absolute noodzaak. De voorstelling is nog tot en met 31 mei te zien in het theater.