Boeken / Fictie

Lamp is taal

recensie: Astrid Lampe - Rouw met diertjes

Rouw met diertjes is op te vatten als een rouwbundel. Astrid Lampes poëzie springt, maar is iets ingetogener dan eerder werk.

De aanleiding voor de bundel is de dood van een hartsvriend. Het werk staat echter op zichzelf; je hoeft die aanleiding niet te weten als je de bundel leest.

Met een eenheid van meccano
Aanleidingen (of het leven) gaan altijd vooraf aan een kunstzinnig werk, dat je als eenheid in zichzelf kan beschouwen. Ook Rouw met diertjes is een eenheid en bovendien ontbreken verwijzingen naar concrete geschiedenissen. Om Lampes eenheid zit overigens geen harde schil. Eerder is het een bal van meccano: een van verbindingen vergeven associatieve eenheid met veel ruimte tot interpretatie ertussen.

Dat beeld geldt vooral voor de laatste twee afdelingen van de bundel, getiteld: ‘Dronken jol / een requiem van stills’ en ‘Maar geen kunstje gaat zo ver / stills’. Beide zijn ‘gesampelde bloemlezingen’ en zijn respectievelijk ontstaan uit Geboorten van het vers (1994) in de reeks Franse poëzie en Iets dat te groot is om te zien: Moderne Amerikaanse dichters (1991).

Sample
Onduidelijk is wat Lampe precies bedoelt met ‘gesampeld’. Heeft ze stukken tekst uit die werken gesampeld, vergelijkbaar met hoe een dj te werk gaat?  Is het flarf, een procedurele manier van dichten op basis van zoekcriteria? Is dit een nieuwe methode van schrijven van Lampe? De vergelijking met muziek is  niet vergezocht: samples zijn bestaande stukken muziek die op in een nieuwe samenstelling worden gecombineerd, en als je kijkt naar de opbouw van Lampes gedichten keren woorden en thema’s terug, ook uit haar eerdere bundels.

Heeft Lampe daarmee een van haar vorige bundels afwijkende bundel schreven? Of de ‘methode’ nu verschilt of niet, het werk is kalmer, ingetogener dan eerder werk. Hoewel nog steeds speels, maar wel minder, is het ook minder onnavolgbaar. Om een wat rustiger gedicht van Lampe uit Rouw met diertjes ten gehore te brengen:

De lamp is taal
En heldere waanzin.
de bloemen, ook in het donker
Komen de dingen naar voren
fluisteren

            De afstanden
Een dromerige streling of een mij onbekend wiegelied.
Je zou er nog je hoofd op kunnen laten rusten

Het kwartje dat wel moest
De hierboven vertoonde ‘still’ komt uit de afdeling ‘Dronken Jol (…)’. Het is een van de minder hermetische gedichten uit de bundel, al blijft het associatieve karakter van haar werk (ook zichtbaar in het gebruik van hoofdletters en abrupte enjambementen) erin behouden. Lees je er een zelfportretje in, dan ziet Lampe (lamp) zich als een wezen van taal en heldere waanzin, waarin ze de wijze waarop de taal tot haar komt beschrijft.

Als ‘lamp’ een talig wezen is, dan moet de ook rouw worden verwoord. In de eerste afdeling, die dezelfde titel draagt als de bundel, begint het afscheid nemen, en daarmee het rouwen, al voor de dood. Je staat in het ziekenhuis als het slechte nieuws wordt bezorgd en je blijft met verlies achter. De diertjes uit de titel overigens, komen met grote regelmaat voor in de afdeling, ze lijken de dood te contrasteren. De meeste van de op anachronistische wijze geordende gedichten zijn kort, fragmenten bijna, en strijden tegen de nietszeggende gemeenplaatsen.

Neem het onderstaande, treffende gedicht waarin de vertwijfeling haast tastbaar is. De handeling lijkt vlak na het overlijden plaats te vinden, mogelijk in een gang of wachtruimte van de zorginstantie. Geen dier hierin te bekennen, alleen dood en om uiteenlopende redenen overrompelde achterblijvers.

kan het verpozen in strakke architectonische restruimten
een nieuw licht werpen op de zaak

‘Het hakt er wel in!’

zoals het door elkaar geschud worden
in de open laadbak van Jose’s pick-up
dit nevelwoud ooit had doen opschrikken
ik bedoel zo dat het kwartje wel moest

Muziek / Album

Bezwerende dodenmis

recensie: Anna von Hausswolff - Ceremony

.

Na het beluisteren van haar debuut Singing from the Grave wekt Anna von Hausswolff met Ceremony de indruk haar draai te hebben gevonden. Waar haar debuut beduidend luchtiger klinkt en nog allerlei zijpaden bewandelt, is Ceremony plechtig en duister. Haar tweede album klinkt ook standvastiger en Anna toont zich hier, meer dan op haar debuut, een indrukwekkende zangeres en eigenzinnig componist. De prachtige hoes wordt gesierd door details van de orgelpijpen van het kerkorgel van de ontzagwekkende Annedalskyrkan te Göteborg. Ditzelfde orgel vormt de rode draad op een album dat zich moeilijk laat vastpinnen. Groots, dramatisch en indrukwekkend: Ceremony is een plaat met allure.

Zwarte parel
Opener ‘Epitaph of Theodor’ vangt aan met sacrale orgelklanken die je de volle lengte van het nummer niet meer loslaten. Het diep resonerende geluid van het kerkorgel is niet slechts ingezet om deze sinistere introductie te dienen: de dreunende klanken spelen op negen van de dertien nummers een bepalende rol. Pas na ruim vier minuten in ‘Deathbed’ duikt de zang van Anna von Hausswolff op: bezwerend, krachtig en bij tijd en wijle somber en onheilspellend. Soms doet haar stem en manier van zingen ontegenzeglijk aan Kate Bush denken. Op haar debuut is deze invloed echter veel nadrukkelijker aanwezig. Op Ceremony toont Anna pas echt de imponerende reikwijdte van haar stem. Meer dan eens doet de vibe van het album denken aan de eerste platen van Dead Can Dance en This Mortal Coil; voor liefhebbers van deze sfeervolle parels uit de gloriedagen van het platenlabel 4AD is Ceremony niet te versmaden. 

~

Het instrumentale ‘Epitaph of Daniel’ lijkt te refereren aan de soundtrack van Twin Peaks. Deze ‘hint’ is na meerdere luisterbeurten moeilijk uit het hoofd te krijgen – wat niet erg is overigens. Dezelfde duisternis die huist in de bossen van Twin Peaks heeft blijkbaar ook een plekje gevonden in de Zweedse wouden. Het daaropvolgende ‘No Body’ lijkt een ode aan de soundscapes van Anna’s vader Carl Michael Von Hausswolff (een bekend artiest in de wereld van avant-gardistische geluidssculpturen). Het nummer brengt een onheilspellende drone en verder niets.

Licht in de duisternis
Na deze interludes slaat de sfeer om. De nummers gaan meer naar folk neigen en de melodieën worden warmer en sierlijker. Na alle donkere bombast van de eerdere nummers wellicht een verademing, maar het is verleidelijk om de bezwering van de eerst nummers nogmaals te ondergaan. 

Alhoewel er geen hakkende gitaren voorkomen zit er wel degelijk een metal-tik in Ceremony. De algehele grootse sfeer, de melancholische orgeltonen en de spaarzame gitaarpartijen doen in de verte denken aan ijzige black metal – op een recente, controversiële, persfoto staat Anna met een t-shirt van de beruchte eenmansband Burzum. Er duiken de laatste tijd meer bands en singer-songwriters op die een verbintenis aangaan met (black) metal, zoals Chelsea Wolfe, Barn Owl, Grouper en Mt. Eerie. Anna von Hausswolff geeft op geheel eigen wijze gestalte aan deze onheilige alliantie.

Live in Nederland:
22 september Rotown, Rotterdam
23 september Merleyn, Nijmegen

Muziek / Album

Terug naar de bron

recensie: Mark Lanegan - Imitations

Veel artiesten besluiten op enig moment in hun carrière om een album te maken waarmee ze hun grote inspiratiebronnen eren. Mark Lanegans Imitations is ook zo’n album, met een breed scala aan artiesten die geëerd worden door ‘Dark Mark’.

Het is niet vreemd dat Mark Lanegan nummers van anderen ten gehore brengt. Hoewel hij ooit begon als drummer van de Screaming Trees is hij toch eerst en vooral een zanger. Meest recent nog op het album Black Pudding, samen met Duke Garwood, vlak daarvoor met zijn eigen band op Blues Funeral. Eerder al ondersteunde hij Belle & Sebastians Isobell Campbel, nam de vocalen voor zijn rekening op twee Soulsavers albums en maakte hij deel uit van de Queens of the Stone Age en The Gutter Twins. En dan is nog lang niet alles genoemd. Het mag duidelijk zijn dat Lanegan een brede muzikale interesse heeft en een graag geziene gast is.

De gevarieerdheid van de projecten waar Lanegan aan verbonden is, is terug te horen op Imitations. Onder anderen Frank Sinatra, Nick Cave, Hall & Oates en Weil & Brecht komen langs. Het meest opvallende nummer is Gérard Manset’s ‘Elégie Funèbre’. De tongval van Lanegan is overduidelijk niet Frans, maar desalniettemin zingt hij het nummer onvertaald.

Terug naar de kern
Op Imitations, zijn achtste solo-album, is Lanegan teruggegaan naar de kern van zijn muzikale wereld: nummers die hem inspireren en die hij in zijn jeugd heeft leren kennen, of in de loop van zijn dertigjarige carrière. Zonder uitzondering zijn het ‘songs that sounded sad whether they were or not’, zoals hij de liedjes van Perry Como, Frank Sinatra en Dean Martin vroeger vond klinken. Maar Lanegan is niet alleen teruggegaan naar de eerste muziek die hij leerde kennen en de bijbehorende sfeer. Hij heeft het instrumentarium ook beperkt. De donkere, van rook en whisky doortrokken stem van Lanegan wordt meestal minimaal begeleid. Een getokkelde gitaar, drums, een simpel baslijntje. De stem van Lanegan draagt de nummers. Zo ontstaat een behoorlijk afwijkende versie van ‘Mack the Knife’, zonder het pianoriedeltje dat Weil & Brecht typeert. Of een kampvuur-uitvoering van Hall & Oates’ ‘She’s Gone’.

Maar ook de meer recente nummers, zoals ‘Brompton Oratory’ (Nick Cave) en ‘Deepest Shade’ (Twilight Singers) worden in dezelfde stijl gebracht. Lanegan probeert niet zozeer een cover van de nummers te brengen, maar een interpretatie te geven. Daardoor is het album meer een geheel dan vaak het geval is bij dit soort verzamelingen. Het springt niet van stijl naar stijl of van genre naar genre, maar vloeit van het ene naar het andere nummer. Lanegan covert de nummers niet, maar maakt ze zich eigen.

De liefde voor de liedjes is overduidelijk aanwezig. Af en toe klinkt Lanegan hartverscheurend, soms wanhopig of vol vertrouwen. Op geen enkel moment stelt Imitations teleur. Ook als de originele versies onbekend zijn bij de luisteraar heeft Imitations ruimschoots genoeg te bieden.

Muziek / Album

Het bereik van een stem

recensie: Jimmy Webb - Still Within the Sound of My Voice

Zijn muziek werd gecoverd door grootheden als Frank Sinatra en Johnny Cash, maar singer-songwriter Jimmy Webb (1946-) is zelf nog altijd een grote onbekende. Zijn nieuwe album, Still Within the Sound of My Voice, moet daar verandering in brengen.

Hoewel Webb in de jaren zestig zijn eerste successen boekte, is hij niet de Dylaneske songwriter die zojuist op zolder een gitaar vond en zijn eerste liedje schreef. Met zijn theatrale arrangementen, uitstekende pianospel en onconventionele stem is hij beter te vergelijken met een artiest als Randy Newman. Net als Newman begon Webb zijn loopbaan als componist voor andere artiesten; Webbs eigen albums werden nooit zo succesvol als opnames van ‘MacArthur Park’, ‘Galveston’, ‘Wichita Lineman’ en ‘The Moon’s a Harsh Mistress’ door artiesten van Sammy Davis Jr. en Solomon Burke tot Linda Ronstadt, Joan Baez en Joe Cocker.

Een taart in de regen
Op Still Within the Sound of My Voice is Webb zelf weer aan het woord: de inmiddels 67-jarige muzikant heeft veertien nummers uit zijn rijke oeuvre opnieuw gearrangeerd en gezongen. Het is veelzeggend dat het album opent met een ratelende banjo-intro: de uitwaaierende orkestraties van veel van de oorspronkelijke opnamen zijn vervangen door een eenvoudiger countrygeluid, met prominente akoestische gitaren, banjo’s, mandolines en fiddles. 

~

Gelukkig staat Webb er niet alleen voor. Ieder nummer is een duet met een andere bekende uit de muziekindustrie, en met namen als Art Garfunkel, Brian Wilson en Joe Cocker weet hij zich in goed gezelschap. Het titelnummer is een schitterende samenzang met de dertig  jaar jongere Rumer. En ook de nieuwe versie van ‘MacArthur Park’, met achtergrondzang door Brian Wilson, maakt indruk. De tekst is sentimenteel en tamelijk bizar, met als beeld voor verloren liefde een taart die buiten in de regen is blijven staan, waardoor het glazuur uitloopt (‘oh no!’) – maar in deze uitgeklede versie komt de schoonheid van de muziek eindelijk tot zijn recht.

Passend eerbetoon
Still Within the Sound of My Voice biedt een uitstekende inleiding tot het werk van een componist en zanger die meer aandacht verdient. Je moet enige mate van sentiment en drama aankunnen, maar dan heb  je ook wat: een veertiental rake composities, in doordachte arrangementen en gezongen met zangers die hun strepen in de muziekindustrie ruimschoots verdiend hebben. Van zijn muzikale collega’s krijgt Jimmy Webb inmiddels het respect dat hem past – nu het grote publiek nog.

Muziek / Album

Tussen licht en duisternis

recensie: Chelsea Wolfe - Pain Is Beauty

Voor hen die de zomer en alle vrolijkheid die daarbij komt kijken helemaal zat zijn, maar zich toch ook weer niet direct van een klif af willen werpen, is Pain Is Beauty de perfecte middenweg.

Wie enkele foto’s van Chelsea Wolfe opzoekt, is niet verrast te lezen dat de Amerikaanse singer-songwriter geïnspireerd is door black metal. Des te verrassender is de muziek die ze maakt. Wolfe doopt de misantropie van black metal in een mengsel van folk en elektronica. De prachtige stem van Wolfe maakt het geheel af.

Betoverend
En dit geheel is niets minder dan betoverend. Pain Is Beauty (kon een albumtitel ooit toepasselijker zijn?) balanceert op zowel het randje van de hemel als de hel en speelt met tegenstellingen als licht en duisternis en hoop en wanhoop. Dit spel wordt niet alleen via de teksten (’they’ll love you when you’re dead / and they’ll understand /and you’ll be forgiven then’), maar ook via de muziek gespeeld. Die is log en sleept zich langzaam voort, maar is qua klankkleur eigenlijk helemaal niet zo deprimerend.

De nummers die het best de balans tussen de tegendelen weten te bewaren, zijn ‘Feral Love’, ‘The Warden’, ‘Sick’ en ‘The Waves Have Come’, maar eigenlijk is het onzin deze eruit te lichten. In het geval van Pain Is Beauty is het geheel meer dan de som der delen. Wie zich wil laten onderdompelen in de bijzondere wereld van Chelsea Wolfe, luistert daarom bij voorkeur het album van begin tot eind.

Nieuwe wegen inslaan
Dat Pain Is Beauty zo’n sterk en verfijnd geheel is, is een duidelijke verbetering ten opzichte van haar eerste albums, die moeilijker te verteren zijn. Zowel The Grime and the Glow (2010) als Apokalypsis (2011) is experimenteler, donkerder en mist de balans die het nieuwe album wel heeft. Het lijkt erop dat het toegankelijkere ’tussenalbum’ van vorig jaar (Unknown Rooms: A Collection of Acoustic Songs) belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van Wolfe’s geluid.

De lijn van de toegankelijke, akoestische nummers heeft Wolfe namelijk op haar nieuwe album doorgetrokken. Pain Is Beauty is nog meer poppy en weet zo beter het midden te houden tussen deprimerend en hoopvol. Zware, overstuurde gitaren hebben plaatsgemaakt voor wat lichtere elektronica die ervoor zorgt dat de muziek niet meer overhelt naar de kant van dood en verderf.

Wolfe heeft een nieuwe weg in durven slaan en overtreft daarmee haar eerdere werk. Pain Is Beauty is een van de opvallendste albums van het jaar. Hopelijk valt het ook op bij een groter publiek in de smaak, want een betoverend album als dit verdient het om gehoord te worden.

Muziek / Concert

Doornroosje op de knieën voor Frank Turner

recensie: Frank Turner & The Sleeping Souls

Singer-songwriter Frank Turner speelt in de UK in uitverkochte stadions, maar timmert in de rest van Europa nog aan de weg. Dinsdag stond hij voor het eerst in Doornroosje waar het publiek letterlijk voor hem op de knieën ging.

De bebaarde en getatoeëerde kerels van de Amerikaanse punk-rockband Lucero warmen de zaal op met hun gitaargeweld en de rauwe stem van frontman Ben Nicholson. Als Turner met zijn band The Sleeping Souls het podium betreedt, zit de sfeer er al goed in. Vanaf het refrein van uptempo openingsnummer ‘Four simple Words’ staat een groot deel van de zaal al te hossen.

Energieke set

~

Met of zonder gitaar past de oud-leadzanger van hardcoreband Million Dead niet in het rijtje singer-songwriters waar Passenger en Ed Sheeran wél toe behoren. Zijn nummers zijn veel meer beïnvloed door rock en punk. Dat resulteert in een zeer energiek optreden en een heel ander publiek: jonge vrouwen met roodgeverfde haren maar vooral veel mannelijke twintigers die alle teksten mee kunnen zingen. Aan het eind van de avond zingt Turner ‘Eulogy’ voor de gelegenheid in het Nederlands (met een spiekbriefje voor zijn neus) en vraagt hij het publiek te knielen om vervolgens op ‘Photosynthesis’ massaal op te springen om opnieuw te dansen. Er wordt op de grond wat gefluisterd over stramme knieën, maar iedereen doet braaf mee en blijft nog lang staan als Turner en zijn band het podium verlaten. We gaan van Frank Turner nog meer horen: zijn publiek gaat nog wel even mee, de 31-jarige zanger ook. Als hij het even rustig aan doet met zijn rug.

Boeken / Fictie

Coming of age boven de poolcirkel

recensie: Karl Ove Knausgård (vert. Marianne Molenaar) - Nacht

Het vierde deel van ‘Mijn Strijd’ van de Noorse auteur Karl Ove Knausgård is een nieuw hoogtepunt. Ontroerend openhartig en in een verslavend taalritme vertelt de hoofdpersoon over het jaar dat hij doorbracht als invaller op een schooltje aan de grens van de bewoonde wereld.

Wie op Google Maps de bestaande plaatsnamen Finnsnes en Gryllefjord opzoekt en vervolgens uitzoomt, ziet hoe ontzaglijk ver noordelijk het naburige vissersdorp Håfjord (een fictieve naam) moet liggen. Wanneer de achttienjarige Karl Ove het vliegtuig naar Tromsø heeft genomen en de boot naar Finnsnes, moet hij nog lang in de bus zitten. Hij verdeelt zijn aandacht tussen het fantastische, lege landschap en een meisje op de bank vóór hem. Håfjord ligt aan zee en bestaat uit één U-vormige weg boven een haventje en een visafslag. Hier gaat hij invallen op de kleine middelbare school. Hij gaat op onderzoek uit.

Toen ik voor de deur van mijn appartement bleef staan, keek ik op mijn horloge. Vijftien minuten had het gekost om het hele dorp rond te lopen. Binnen die vijftien minuten zou ik dus het komende jaar mijn leven leiden. Er ging een huivering door me heen.

Razende hormonen
Hij heeft drie redenen om te vertrekken naar dit verre oord. Hij wil schrijven. Hij wil weg uit Kristiansand, waar hij is opgegroeid. En hij wil zijn eigen geld verdienen en vrij zijn. In zijn koffer heeft hij naast de nieuwste Noorse literatuur ook The Catcher in the Rye van Salinger. De klassieke roman over een puber die de wereld van de volwassenen, ’the phonies’, niet accepteert. Maar Karl Ove is meer dan een zoeker naar de zin van zijn bestaan. De hormonen razen door zijn lijf. De tweespalt van het Hogere en het Lagere is enorm en valt aan niemand uit te leggen.

In plaats daarvan opende ik een nieuwe onderafdeling in mijn leven. Dronkenschap en hoop op seks heette die en hij lag vlak naast die voor inzicht en innigheid, slechts van elkaar gescheiden door een kleine, op een tuinhekje lijkende persoonlijkheidsverandering.

Een klein verlicht ruimteschip
Dit dubbele programma, schrijvend de Waarheid zoeken, afgewisseld met dronkenschap en seks, houdt hij het hele jaar vol. Want de jonge leraar is, ondanks leugenachtige opschepperij, nog maagd – en daar wil hij zo snel mogelijk verandering in brengen. Er lijkt hem niet veel in de weg te staan. De meisjes uit zijn klas worden verliefd op hem en er zijn talloze met alcohol besproeide feesten die ruimschoots gelegenheid bieden. Maar hij heeft een klein lichamelijk probleem.

Geestig en ontroerend beschrijft Knausgård de rommelige werkelijkheid van de bijna-man, de stoere en tegelijk kwetsbare hulponderwijzer die niet veel ouder is dan zijn leerlingen. Zo ontstaat een beeld van deze kleine, marginale samenleving boven de poolcirkel, waar de zomer eindeloos licht is en de winter – de poolnacht uit de titel – aardedonker. De school is ’s winters ‘een klein verlicht ruimteschip’ tussen zwarte zee, zwarte rotsen, iets lichtere sneeuwplekken en de sterrenhemel erboven.

Big Brother
De leerlingen zijn onwillig. De jongens worden toch allemaal visser en ervaren de schoolperiode als een maf tussenstation. De meisjes zijn soms wat ambitieuzer, maar weten ook dat het leven hier, ver van de gewone, gemoderniseerde samenleving, ze weinig te bieden heeft. Men verveelt zich uitbundig in Håfjord en ieders ontwikkeling is al bij voorbaat geremd door het feit dat ze alles van elkaar weten. Big Brother boven de poolcirkel. Maar de jonge onderwijzer weet dat hij hier niet zal blijven. Hij stuurt een aanmeldingsformulier vergezeld van zijn eerste verhalen op naar de Schrijversvakschool in Bergen en wacht op antwoord…

Knausgårds stijl is ongeëvenaard. Ernstig, ironisch, kwetsbaar en eerlijk. Het ritme van zijn taal – in een voortreffelijke vertaling van Marianne Molenaar – is dwingend en de beschrijvingen zijn dicht op de huid. Verslavend!

Muziek / Album

Roots met rock

recensie: The Wynntown Marshals - The Long Haul

Hoe treed je als Schotse band met lovende kritieken op zak uit je schaduw, zonder je eigenheid in te leveren? Dat moet de vraag geweest zijn waarmee The Wynntown Marshals worstelden.

Het is moeilijk om jezelf te blijven en tegelijkertijd te lonken naar een groter publiek. Want er rijst dan altijd de vraag waarom dat al niet eerder gelukt was. The Wynntown Marshals hopen meer bekendheid te krijgen door rock toe te voegen aan hun alt.country, zonder veel af te wijken van het gekozen pad.

Buiten de kringen
The Long Haul is het tweede volwaardige album van de band. In 2010 brachten ze het debuut Westerner uit, dat voorafgegaan werd door een EP. Met de single ‘Ballad of Jayne’ probeerde de Schotse band in 2011 de aandacht te trekken. Met prachtige kritieken op zak, met vergelijkingen naar The Jayhawks en benoeming tot beste alt.country-plaat van Europa, lukte het toch nog niet om het succes te innen. Alleen bij een groep liefhebbers wisten de The Wynntown Marshals het heilige vuur brandend te houden.

Met The Long Haul hopen de Schotten ook buiten de kringen van de rootsliefhebbers door te dringen. Of dat gaat lukken zal de tijd leren. Dit nieuwe album opent vrij krachtig met ‘Driveaway’, dat je in de auto het gaspedaal zou doen indrukken. Het uptempo karakter werkt aanstekelijk en geeft het album de nodige snelheid en afwisseling.

Geen afscheid van de roots
Met ‘Curtain Call’ heeft The Wynntown Marshals een liedje te pakken dat opvalt. Bij beluistering van het album als achtergrondmuziek is dit een nummer dat de aandacht op een positieve manier naar zich toe trekt. Onwillekeurig gaat de concentratie meer naar de muziek dan naar de andere bezigheden.

Het laatste nummer, ‘Change of Heart’, grijpt stevig naar de country door het gebruik van slide-gitaar, waarmee de band laat horen geen afscheid te nemen van de roots. Om dat te benadrukken kent het nummer een break met een naar rock draaiende beweging; het bewijs dat verandering hand in hand kan gaan met behoud van de wortels. Het album The Long Haul is, na diverse luisterbeurten, waard om regelmatig uit de kast te halen en van te genieten.

Boeken / Non-fictie

Stapels feiten

recensie: Ruud Abma - De publicatiefabriek

In een minutieuze reconstructie van de frauduleuze praktijken van Diederik Stapel toont Ruud Abma in De Publicatiefabriek aan welke factoren een rol spelen in het ontstaan en voortduren van fraude in de wetenschap.

Het boek belooft een bredere kijk op de fraude te geven en lessen hieruit te trekken voor de toekomst. In de tien hoofdstukken die het boek rijk is, gaat het leeuwendeel echter om de fraude van Stapel, waarmee mogelijk een eerlijker verhaal wordt verteld dan Stapel deed in zijn eigen boek Ontsporing. De publicatiefabriek is vooral een relevant boek voor studenten en mensen werkzaam in de (sociale) wetenschap.

Abma weet op een uiterst leesbare wijze de praktijken en de werdegangvan Diederik Stapel te beschrijven. Sommige hoofdstukken lezen zelfs weg als een misdaadroman. Abma schrijft doorwrocht over de werkwijze van Stapel, wat een prachtige, exemplarische casusbeschrijving van het handelen van een frauderende wetenschapper oplevert.

Goede wetenschap

De kritische beschouwing van zowel de fraudeur als de omgeving waarbinnen het voorkomt zet belangrijke vraagtekens bij wat wetenschap is. Binnen de sociale psychologie is een cultuur ontstaan waar het meer lijkt te gaan om het scoren van nieuwe feitjes in vooraanstaande vakbladen, dan om het doen van replicatieonderzoek om eerder getrokken conclusies te ondersteunen hetzij te ontkrachten. Daarbij schetst Abma tevens de onkritische houding, mede veroorzaakt door publicatiedruk van de vaktijdschriften; er is vaak te weinig tijd om ingezonden stukken te beoordelen op echtheid. Abma beschrijft bovenstaande constatering aan de hand van een voorbeeld van Stapels werkwijze, waarin hij de rol van het experiment omdraait, zoals te lezen op pagina 57:

De rol van het experiment in de sociale psychologie: dat dient in de eerte plaats om je verwachtingen te bevestigen, niet om ze te weerleggen.

In het boek Wetenschap in actie spreekt wetenschapsfilosoof Bruno Latour over het verwerven van bondgenoten als fenomeen in de wetenschap. Diegene die de meeste bondgenoten en bondgenootschappen weet te vergaren, komt lof of het gelijk ten deel of wint daarmee een wetenschappelijke controverse. Hiermee is dus helemaal niet gezegd dat de resultaten sterker zijn dan alternatieven. Stapel wist tijdens zijn carrière in ieder geval voldoende bondgenoten te verzamelen en deze ook nog eens strategisch in te zetten voor zijn ‘groteske sociaalpsychologische experiment’, het massabedrog waarmee hij bekend geworden is.

Gespletenheid

Paul Babiak en Robert D. Hare gaan in Snakes in Suits: When psychopaths go to work uitgebreid in op de aanwezigheid van psychopaten in de werkomgeving. Kort samengevat komt hun typering van de snake in suit op het volgende neer: de psychopaat is de ideale, charmante persoon die zijn gevolg meekrijgt en een dekmantel weet te werpen over zijn werkwijze. Een dergelijk persoon weet de juiste mensen voor zijn karretje te spannen en deinst niet terug wanneer zijn handelwijze tot schade bij anderen leidt.

Nu beweert Abma nergens dat Stapel tot deze categorie werknemers behoort, maar wie de onthullingen en het mea culpa van Stapel leest, kan gemakkelijk een conclusie trekken die riekt naar psychopathie. Stapel, zo leert De publicatiefabriek ons aan de hand van uitspraken en citaten uit Ontsporing, komt naar voren als een gespleten persoonlijkheid. De docent die zijn studenten uitleg geeft over wetenschapsethiek lapt zelf alle regels aan zijn laars. Het zijn deze feiten die verbijstering wekken en tegelijkertijd dit boek zo leesbaar maakt. Omdat we allemaal wel ergens die heimelijke gevoelens hebben om een stap te zetten op verboden terrein. Met dit boek blijven we op veilige afstand en lezen we over de wrange vruchten van een dergelijke misstap.

Boeken / Non-fictie

De keurige nazi

recensie: Bernlef - Albert Speer, de ruïnebouwer

.

De opknapwerkzaamheden aan deze ‘speurtocht naar het raadsel Speer’ voltooide Bernlef vlak voor zijn dood in oktober 2012. Daarmee was volgens hem de meest prangende vraag over Hitlers bouwmeester en latere minister zo goed als opgelost: Albert Speer móet hebben geweten van de Holocaust. En er aan hebben meegewerkt.

Persoonlijk verantwoordelijk
Speer wordt tijdens de Neurenbergse processen in 1946 veroordeeld tot slechts twintig jaar gevangenschap. Mannen van min of meer gelijke statuur – Göring, Hess, Keitel, Streicher – krijgen direct de doodstraf of levenslang. Op oude foto’s en filmbeelden is duidelijk waarneembaar hoe hij zijn rechters lijkt te beïnvloeden door zijn onberispelijke voorkomen, zijn welbespraaktheid en zijn uiteindelijke toegift ‘ik voel mij persoonlijk verantwoordelijk voor Auschwitz’. Wat niet opgevat mag worden als een schuldbekentenis ‘maar ik wist, dat er iets te weten viel; en als ik had gewild, was ik het ook te weten gekomen’.

Een flink aantal schrijvers en historici hebben zich sinds de Tweede Wereldoorlog vastgebeten in het leven van deze haast onzichtbare carrièreman. En allen met dezelfde vraag op de lippen: hoe kan een man aan de top van de nazi-hiërarchie – als rijksminister voor Bewapening zelfs tweede man achter Hitler – volhouden niets geweten te hebben van de Jodenvervolging? En na twintig jaar cel gewoon weer vrij man zijn? Harry Mulisch zoekt hem in 1971 op in Heidelberg en schrijft daarover in zijn bundel De toekomst van gisteren, Gitta Sereny komt in 1995 met de officiële biografie van Speer en historicus Joachim Fest meent in 2000 alles nog eens dunnetjes over te moeten doen.

Ruïnewaarde
En dan is er Bernlef. In zijn bescheiden De ruïnebouwer uit 1980 geeft hij aan zeer gefascineerd te zijn door het ideologische vacuüm waarin Speer opereerde: een collaborateur in een misdadig regime en tegelijk een begaafde en smetteloze Duitse modelburger. Evenals de hiervoor genoemde auteurs gaat Bernlef op onderzoekende en journalistieke wijze te werk. Hij schrijft indringend over zijn bezoek aan Neurenberg, waar op de fundamenten van het Rijkspartijdagterrein de resten van Speers Zeppelintribune nog zichtbaar zijn.

Ik loop en voel niet alleen de herfstkou, maar ook de vernedering om hier als iemand van 1,73 meter hoog te lopen. Voor het eerst voel ik iets van Speers fascisme, een kracht die mij probeert klein te krijgen.

Het zijn spaarzame overblijfselen van een nieuw te bouwen werkelijkheid, het Derde – duizendjarige – Rijk, waarvoor Hitler de voorwaarden moest scheppen en Speer de invulling en vormgeving voor zijn rekening nam. Bernlef gaat nauwkeurig in op de door Speer ontwikkelde ’theorie van de ruïnewaarde’: alle bouwwerken werden zo gemaakt dat in de verre toekomst, na minstens duizend jaar, een indrukwekkende ruïne overbleef, waar de grandeur van het nazidom letterlijk van af was te lezen.

Nieuwe enscenering
Toch komt ook Bernlef op deze wijze nauwelijks verder dan een inzichtelijk verhaal over de uiterlijkheid van Albert Speer. En waar de wetenschap tekortschiet moet de kunstenaar voor de nodige duiding zorgen: hij bedenkt een meesterzet en schrijft een compleet theaterstuk, een schouwspel waarin de hoogte- en dieptepunten uit Speers leven zodanig worden geënsceneerd dat er een bizarre nieuwe realiteit begint te ontstaan. Met de mogelijkheid de resterende gaten door eigen interpretatie te dichten, weet hij nieuw licht te werpen – zij het fictief – op de meest perfecte manager van nazi-Duitsland.

Inmiddels is bekend dat Albert Speer aanwezig was bij een conferentie over de technische aspecten van de Endlösung, dat hij minstens één concentratiekamp persoonlijk heeft bezocht en dat hij bewust Joodse wijken in Berlijn heeft laten slopen om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe hoofdstad. Voor Bernlef voldoende aanleiding De ruïnebouwer in 2013 opnieuw uit te brengen, hier en daar wat aangepast maar vooral verrijkt met zijn boeiende bespiegelingen.

In deze laatste parel uit zijn erfenis concludeert de schrijver dat de ambitieuze architect de verpersoonlijking van de totale leegheid moet zijn geweest. Groot geworden in de inktzwarte schaduw van een allesvernietigende megalomaan. ‘Speer is definitief een man zonder gezicht geworden. Eindelijk ben ik van hem af.’