Film / Films

IJzersterke krachtmeting in beeldschone bergen

recensie: Alpha (2024) – Jan-Willem van Ewijk
Alpha_st_1_jpg_sd-lowFilmdepot

De relatie tussen een vader en een zoon leidt niet zelden tot generatieconflicten. In de film Alpha van regisseur Jan-Willem van Ewijk staan de verhoudingen duidelijk al langer op scherp. Bij ontstentenis van de echtgenote annex moeder worden de messen onvermijdelijk extra geslepen.

Al op de eerste dag van zijn bezoek aan zijn zoon in Zwitserland toont vader Gijs zich een negatieve eikel. Hij heeft kritiek op alles wat zoon Rein heeft en doet. ‘Dus hier heb je je verstopt’, is pa’s neerbuigende reactie op het sobere appartementje dat snowboardinstructeur Rein bewoont in een wintersportresort. Reins favoriete diner vindt pa ruk, zijn baantje als snowboardinstructeur is beneden zijn stand, zoon moet musicus worden.

Autobiografische elementen

Vader en zoon worden gespeeld door Gijs Scholten van Aschat en zoon Reinout Scholten van Aschat, hun personages heten ‘Gijs’ en ‘Rein’.
Ze speelden al eerder allebei in Zee van tijd (2022) van regisseur Theu Boermans. Alleen speelden ze in die film niet samen of tegelijkertijd, omdat ze hetzelfde personage neerzetten: Reinout als jonge man, Gijs als diezelfde man maar dan ouder.
De goede verstaander herkent in de personages in Alpha veel autobiografische elementen van de spelers, zoals het grapje dat Gijs in Nederland een beroemde acteur is, dat Rein veel bezig is met muziek, en dat beiden houden van wintersport.

Etterbak

Alpha is een expliciete krachtmeting tussen een vader en een zoon. Twee koppige, eigenwijze alfamannetjes, al is de vader een pedante, betweterige etterbak en de zoon een innemende, zachtaardige allemansvriend. Vader overschreeuwt zijn zoon. Vader wil tegelijkertijd de autoritaire nestor zijn én gelijkwaardig aan de vrienden van Rein; en dan wil vader ook nog het recht hebben zo nodig om hulp te vragen omdat hij oud is.
Het karakter van Rein is minder gelaagd, wat zijn drijfveren zijn blijft goeddeels in de schaduw. Beiden jongleren met het gegeven dat leven en dood dicht bij elkaar liggen.

Acteerduels

Deze film is onvermijdelijk een wedstrijdje hard-acteren tussen Gijs en Reinout Scholten van Aschat. Het is een genot naar hun acteerduels te kijken. De spelers krijgen van regisseur Van Ewijk veel ruimte om in hun tekstbehandeling te versnellen of juist rustig de tijd te nemen, waardoor dialogen uiterst naturel overkomen. Dat komt de geloofwaardigheid van de – fictieve – familieverhouding en die van de plot (scenario: Jan-Willem van Ewijk) ten goede.
Natuurlijk vindt de ultieme krachtmeting plaats op een besneeuwde bergtop, waar vader zich groothoudt op een plek waarop zoon volledig op zijn gemak is.

Beeldschoon

De fotografie is beeldschoon. De film is niet gedraaid in Zwitserland, maar in de bergen van Slovenië. Die vormen een zeer fotogeniek decor, waarin afdalingen op snowboard of ski’s fraai in beeld kunnen worden gebracht (fotografie: Douwe Hennink, NSC). De soundscape van voornamelijk elektronische muziek (componist: Ella van der Woude) onderstreept de sereniteit van dat kalme maar krachtige landschap. Beeld en geluid ondersteunen zo effectief de toppen en dalen in de krachtmeting tussen vader en zoon.

Lang

Jammer is dat Alpha met een duur van honderd minuten echt te lang is. Dat komt onder andere door de nogal erg trage wending aan het einde van de vertelling. Maar het komt zeker ook door de ‘mooifilmerij’. Het is verleidelijk besneeuwde toppen uitgebreid te filmen, met het zonlicht erop, of met laaghangende nevel ertussen. Maar al die fraaie plaatjes nemen wel errug veel tijd in beslag.
Die elementen halen helaas een beetje van de glans weg van het pareltje dat Alpha overigens wel degelijk is.

 

Alpha draait vanaf 13 februari 2025 in de bioscopen.

Film / Documentaire

Thuiskomst: een documentaire die getoond moet worden

recensie: Dahomey – Mati Diop

Het is november 2021; 26 schatten die 130 jaar geleden door Franse kolonisten werden gestolen uit het voormalige West-Afrikaanse ‘Dahomey’ rijk (nu Benin) staan op het punt terug te keren naar hun land van herkomst. Een spannende gebeurtenis. Maar waarom heeft dat zo lang moeten duren?

De documentaire, die tijdens het filmfestival van Berlijn bekroond werd met de Gouden Beer, volgt de 26 gestolen schatten die door Frankrijk teruggegeven worden. De film laat zien dat een antwoord vinden op de eerder gestelde vraag –  waarom dit culturele erfgoed pas na 130 jaar teruggegeven wordt – toch niet zo makkelijk is. Sterker nog, regisseur Mati Diop laat in de documentaire zien dat het onderwerp van koloniale roofkunst nauw samenhangt met vragen over het museum als instituut, culturele identiteit, de gevolgen van (de)kolonisatie en geografische machtsverhoudingen. Geen makkelijke klus dus om te behandelen in een documentaire van nog geen zeventig minuten.

Een bijzondere ervaring

Met Dahomey heeft Diop een gecompliceerd onderwerp uitgekozen en ze presenteert deze op originele wijze. Waar documentairemakers in veel gevallen informatieverstrekking als doel zien en de vorm waarop deze gepresenteerd wordt wat simpel blijft, – denk aan een voice-over, afgewisseld met re-enactments van belangrijke momenten – kiest Diop juist voor een heel andere aanpak: ze geeft een stem aan de objecten, in dit geval een standbeeld van koning Ghézo, nummer 26. Deze stem, opgebouwd uit meerdere lagen van mannen- en vrouwenstemmen, vertelt in totale duisternis op poëtische wijze over zijn herinneringen aan zijn thuisland.

We volgen dit standbeeld, hoe het zorgvuldig wordt ingepakt in het Musée du quai Branly in Frankrijk en met vreugde wordt onthaald in Bénin, waar het vervolgens in een soortgelijke glazen kast geplaatst wordt als waar het een aantal dagen eerder uit gehaald werd. De stem vertelt dat hij op zoek is. Hij heeft vragen, twijfelt over zijn bestaan en over een thuis dat hij na al die jaren niet meer herkent. Is hij nu eigenlijk wel thuis? Op deze manier brengt Diop een onderliggende vraag naar boven: wat is ‘thuis’ voor een voorwerp dat zolang weg is geweest? En behoren deze beelden eigenlijk wel in een museum? Maar als ze niet in een museum horen, waar dan wel?

Met het strakke camerawerk geeft Diop nieuwe betekenissen aan bestaande concepten: de kille gangen van het museumdepot met camerabewaking op iedere hoek geven het idee van een gevangenis. Op deze manier presenteert Diop gelaagde informatie en slimme vergelijkingen, waardoor je met een nieuwe blik naar zaken kijkt.

Complexe materie

Hoewel de documentaire een interessante insteek heeft en er visueel adembenemend uitziet, blijft er toch ergens iets knagen. Doordat het een documentaire is over een gevoelig en ingewikkeld probleem is context juist van belang. Deze context mist echter in Dahomey doordat Diop de kunstzinnigheid op de voorgrond plaatst. Hierdoor zal de documentaire voor publiek dat zich minder bewust is van de discussies rondom koloniale roofkunst moeilijker te volgen zijn.

Desondanks slaagt de film er wel bijzonder goed in de emotie die gepaard gaat met koloniale roofkunst te vangen. In de documentaire worden herhaaldelijk momenten getoond van een studentendebat dat gehouden werd in Bénin over de terugkomst van de 26 voorwerpen. Wat betekent de teruggave voor het land en voor deze studenten persoonlijk? De meningen hierover blijken zeer divers. Dit intellectuele debat dient voor de kijker als ‘crashcourse’ waarin de belangrijkste punten die horen bij de discussies over koloniale roofkunst aan bod komen, zoals culturele identiteit en de nog altijd voelbare gevolgen van kolonisatie. Het debat is geen college, het laat juist de trots en vreugde zien dat de beelden terug zijn, maar ook het verdriet en de frustratie dat het slechts 26 objecten van de 7000 voorwerpen zijn die in de negentiende eeuw gestolen werden door de kolonisten. Dit debat, samen met de beelden van gefascineerde bezoekers die voor het eerst oog in oog staan met voorwerpen uit hun geschiedenis, toont prachtig hoe emotioneel beladen dit onderwerp is.

De documentaire biedt geen antwoorden, want eenduidige antwoorden zijn er niet, maar geeft de kijker de ruimte om zelf na te denken over deze vragen. Hij prikkelt de geest en schetst een beeld van de situatie zonder te oordelen. Door zijn originele vorm laat hij de kijker voelen wat de teruggave van roofkunst doet met de inwoners van Bénin, iets wat niet in woorden te bevatten is. Een documentaire die dus gezien moet worden.

Theater / Voorstelling

Liefde kan mensen maken en breken

recensie: Giovanni’s Room – ITA Ensemble

Trots kunnen zijn op je seksuele voorkeur. Zelf mogen kiezen van wie je houdt. Dat zijn de idealen die in Giovanni’s Room van ITA Ensemble ver weg zijn. Uit de kast komen als queer persoon gaat in deze voorstelling gepaard met schaamte, onmacht, en zelfs met verlies van maatschappelijke status. Doen alsof je hetero bent is voor de Amerikaan David veel makkelijker.

Het is een duistere wereld, die van de gay-scène in het Parijs van de jaren vijftig: ‘Le Milieu’ genoemd. Er worden nare machtsspelletjes gespeeld, want allen zijn kwetsbaar, maar sommigen hebben een slimmer pantser dan anderen. Het is de wereld waarin de jonge Amerikaan David terechtkomt.

Dekmantel

David (Eelco Smits) reist per cruiseschip naar Europa. Op het schip ziet hij de prachtige Hella (Eefje Paddenburg). Zij moet zijn vrouw worden, besluit David onmiddellijk. Daarbij verdringt hij dat hij al sinds zijn puberteit valt op jongens. Maar Hella biedt de perfecte dekmantel om zijn maatschappelijke façade als hetero overeind te houden. Wanneer Hella een reis gaat maken door Spanje vóórdat ze een besluit neemt over haar toekomst, is dat voor David het startschot om zijn echte seksualiteit te gaan onderzoeken.

Tijdsgewricht

Regisseur Eline Arbo neemt met Giovanni’s Room uit 1956, geschreven door James Baldwin (1924-1987) opnieuw een roman als basis voor een theatertekst. Ze deed dat eerder met bijvoorbeeld Weg met Eddy Bellegueule (van Édouard Louis), De jaren (Annie Ernaux) en De uren (Virginia Woolf). Allemaal boeken die expliciet spelen in een voorbije tijd.

Hoewel de vergelijking met het coming out-stuk Weg met Eddy Bellegueule voor de hand ligt, is Giovanni’s Room duisterder, onheilspellender, gevaarlijker. Arbo trapt de voorstelling af met David, die verslag doet aan de vooravond van wat de terechtstelling zal worden van zijn geliefde Giovanni. De afloop is dus direct bekend.

Raamvertelling

De structuur van Giovanni’s Room is een raamvertelling. Tussen de gespeelde scènes door vertellen de personages het verloop van de gebeurtenissen. Bovendien leveren ze op toetsen, een synthesizer en zang commentaar op de gang van zaken (compositie: Thijs van Vuure).

Wanneer zijn verloofde Hella eenmaal ver weg in Spanje zit, scharrelt David met de oudere relnicht Jacques, weergaloos gelaagd gespeeld door Steven Van Watermeulen. Jacques neemt David mee naar de gay-bar van de arrogante Guillaume (Gijs Scholten van Aschat). Achter de bar staat de jonge Giovanni:  Italiaan, beeldschoon, vrolijk, vol levenslust; maar ook kansarm en volledig overgeleverd aan de valse nukken van Guillaume. Uiteraard ontstaat er een relatie tussen de onervaren David en de doorgewinterde Giovanni.

Rituele dans

Arbo maakt er een wonderschone voorstelling van. In de beslotenheid van Giovanni’s kamer komt de liefde ongeremd tot bloei. De gestileerde seks-scènes tussen David en Giovanni zijn een zich herhalend liefdevol ritueel, een dans. Die tussen David en de vrouwen in zijn leven zijn een lomp gevecht.

Vooral Jesse Mensah als de blijmoedige Giovanni schittert. Hij geeft gas, neemt terug, last pauzes in en versnelt, waardoor zijn teksten vaak meerdere betekenissen krijgen. Hij zet Giovanni neer met onweerstaanbaar bravoure, maar ook kwetsbaar, breekbaar.

Eelco Smits als David worstelt met zijn seksuele identiteit, hij durft niet te kiezen. Alleen als hij genoeg heeft gezopen, kan hij zich overgeven. Smits zet hem neer met onhandige, hoekige lichaamstaal, snel pratend of juist hakkelend.

Tragisch

Steven Van Watermeulen is zeer sterk als de nichterige Jacques. Tevergeefs probeert de tragische, wijze Jacques David met een bijzonder, filosofisch betoog over te halen om voor zichzelf te kiezen.

Gijs Scholten van Aschat zet kroegbaas Guillaume neer als een manipulatief snerende, vileine rat. Eefje Paddenburg speelt alle vrouwenrollen maar krijgt van Arbo niet de ruimte daarvan méér te maken dan eendimensionale wichtjes in een wereld die wordt bewoond door homo’s.

foto: Fabian Calis

Giovanni’s kamer

Zeer ondersteunend is de esthetische vormgeving. Een groot glazen blok dient zowel als raam, als als toog in het café van Guillaume. De kamer van Giovanni wordt aangegeven door van bovenaf een licht vlak op de vloer te projecten. Bij seks slaat de rook ervan af. Aan het verspringende licht zijn gelukzaligheid en ongelukkigheid af te lezen.

Helaas zit er op tweederde van de voorstelling een soort dip in het verhaal. De focus van de hoofdlijn raakt dan uit het zicht, de voorstelling ‘trekt’ daar nodeloos. Afgezien daarvan is dit een indrukwekkende, hier en daar hartverscheurende voorstelling die laat zien hoe liefde mensen kan maken en breken.

 

Tekst: James Baldwin
Bewerking: Eline Arbo en Bart Van Den Eynde

Regie: Eline Arbo
Spel: Eelco Smits, Jesse Mensah, Steven Van Watermeulen, Gijs Scholten van Aschat, Eefje Paddenburg
Scenografie: Roel Van Berckelaer
Compositie: Thijs van Vuure
Lyrics: Eline Arbo
Kostuums: Rebekka Wörmann
Lichtontwerp: Varja Klosse
Fotografie: Fabian Calis

Film / Films

Een indringende blik op hoop en rehabilitatie

recensie: Sing Sing - Greg Kwedar
FilmstilFilmdepot

Kan kunst een man rehabiliteren? In New York is inmiddels bewezen dat kunst dit inderdaad kan. Van de gevangenen die meedoen aan het RTA-programma (Rehabilitation Through the Arts) recidiveert maar 3%, tegenover het Amerikaanse gemiddelde van 60% (bron: CBS News). Het RTA-programma loopt nog steeds in zes gevangenissen in de staat New York.

Regisseur Greg Kwedar was de film Transpecos (2016) aan het draaien in een gevangenis, waar hij in een cel een gevangene met een asielhond zag. Hierdoor geïntrigeerd ging hij op zoek naar meer voorbeelden van een andere houding ten opzichte van gevangenen. In het blad Esquire zag hij het artikel ‘The Sing Sing Follies’ van John H. Richardson uit 2005 over een theater rehabilitatieprogramma in de Sing Sing-gevangenis in New York. Dit werd de inspiratie van de film Sing Sing.

Een trage start, maar een beloning voor geduld

De eerste akte van Sing Sing kan omschreven worden als enigszins stroperig. Kwedar neemt de tijd om het decor te schetsen en de personages te introduceren, wat soms ten koste gaat van de spanningsboog van de kijker. Het lijkt alsof de film zich aarzelend beweegt, misschien om de sombere realiteit van het gevangenisleven te benadrukken. Dat sombere zie je terug in de kale, grauw gekleurde gangen van de gevangenis. Toch voelt deze aanpak aanvankelijk te bedachtzaam, waardoor het lastig is om meteen volledig betrokken te raken.

Maar wie volhoudt wordt rijkelijk beloond. Zodra het theaterprogramma in volle gang is, ontvouwt zich een wereld vol emotie, humor en onverwachte schoonheid. Het is hier dat de film zijn ware kracht toont: het vermogen om menselijke connectie te verbeelden in een omgeving waar die normaal gesproken wordt onderdrukt.

Colman Domingo: een meesterlijke vertolkingFilmstil

Colman Domingo is zonder twijfel het hart van de film. Zijn performance is subtiel en krachtig, en hij weet zowel de gebrokenheid als de vastberadenheid van zijn personage op meesterlijke wijze over te brengen. Domingo belichaamt een mentorfiguur die de mannen om hem heen inspireert en ondersteunt, terwijl hij zelf worstelt met zijn verleden en de vraag of verlossing werkelijk mogelijk is.

De chemie tussen Domingo en de rest van de cast is organisch en geloofwaardig. Wat de film bijzonder maakt en een extra laag authenticiteit aan de film toevoegt, is dat veel van de acteurs voormalige gevangenen zijn. Zo speelt voormalig RTA-lid Clarence Maclin Jr. zichzelf. Hun verhalen en emoties voelen en zijn rauw en echt, waardoor de grens tussen fictie en realiteit vervaagt.

Theater als middel tot bevrijding

FilmstilHet theaterprogramma in Sing Sing fungeert als metafoor voor persoonlijke groei en rehabilitatie. Voor de mannen biedt het podium een kans om hun pijn en fouten onder ogen te zien en zichzelf opnieuw uit te vinden. De gevangenen in het oorspronkelijke RTA-programma dachten dat ze ‘gewoon’ gingen acteren in een toneelstuk. Zij hadden niet door dat hun hele wezen aan het veranderen was, dat ze trauma’s aan het verwerken waren en dat ze diepe oprechte vriendschappen aan het vormen waren.

Kwedar weet dergelijke scènes prachtig vast te leggen. Zijn regie is ingetogen, bijna documentair, en richt zich op de gezichten en stemmen van de acteurs. Het resultaat is een film die even intiem als universeel aanvoelt.

Voor wie op zoek is naar diepgang en hart

Sing Sing is een film die je even de tijd moet geven, maar die uiteindelijk diepe indruk maakt. Kwedar levert een genuanceerd en ontroerend portret van rehabilitatie, gedragen door een uitmuntende Domingo en een cast die authenticiteit ademt. Wat begint als een trage vertelling ontwikkelt zich tot een inspirerend verhaal over de veerkracht van de menselijke geest en de helende kracht van kunst.

Met Sing Sing toont Kwedar dat er zelfs in de somberste omstandigheden ruimte is voor hoop en menselijkheid. Dit is een film die je niet alleen laat nadenken, maar die ook voelt als een warme omhelzing voor iedereen die gelooft in tweede kansen. Een absolute aanrader voor wie op zoek is naar cinema met diepgang en hart.

 

Sing Sing draait vanaf 23 januari in de bioscoop.

Theater / Voorstelling

ISH is uniek in het Nederlandse theaterlandschap

recensie: Hiphop Circus (12+) – ISH Dance Collective

Op het eerste gezicht ademen sfeer, decor en kostuums in het theater inderdaad circus. Maar Hiphop Circus van ISH Dance Collective is veel meer dan circus alleen. Het is een visueel aantrekkelijke, virtuoze show waarin dans, acrobatiek en muziek samensmelten tot een wervelend spektakel.

Op het podium staat een rood-wit gestreept decor vol cirkelvormige elementen, met als kers op de taart een puntdak: we zien hier een circustent. Maar het circus is voornamelijk een kapstok voor deze acrobatische hiphopvoorstelling.

Clowns

Vijf mannen en drie vrouwen brengen beurtelings, in duetten, met zijn drieën of met zijn allen een reeks van kortere of langere acts. We herkennen daarin de circusdirecteur aan zijn zwarte hoge hoed en zijn rode pandjesjas. De clowns aan hun witte schmink. De acrobaten aan hun strakke  pakjes.

Uniek

ISH Dance Collective heeft inmiddels een stevig repertoire opgebouwd waarin ze zonder terughoudendheid de gekste vormen van bewegingstheater combineren. Doorgaans zijn hun voorstellingen geënt op allerlei urban sports en straatkunsten, zoals freerunning (over richeltjes balanceren en van uitsteeksel naar uitsteeksel springen), skaten, breakdance, acrobatiek en hiphop, in combinatie met ballet en spel. Het is een genre dat in het Nederlands theaterlandschap eigenlijk uniek is. Dat ze dit zeer verdienstelijk brengen, moge blijken uit de uitdrukkelijke erkenning die oprichter, choreograaf, regisseur en artistiek leider Marco Gerris inmiddels krijgt: Gerris ontving in 2020 de Cultuurfonds Prijs en in 2024 ‘de Zwaan’ voor Meest Indrukwekkende Dansproductie 2024.

Voor Hiphop Circus gunt Gerris de eer van het bedenken van acts en dansen aan zijn internationale groep medewerkers, en tekent hij zelf vooral voor de regie en de productie. Verbindend element is de muziek van DJ Irie Weergang Bove. Met twee draaitafels zorgt die gedurende de hele voorstelling live voor muziek.

Pole artist

Er zijn veel sketches waarin acrobatiek wordt gecombineerd met hiphop. Deze acts verwijzen nog het meeste naar het ‘normale’ circus. Het is jammer dat veel van de acrokunsten  niet helemaal strak worden uitgevoerd, maar vermakelijk zijn ze wel.

Er zijn artiesten vanuit allerlei disciplines. Er is een sterke pole artist (Clara Köpf) die letterlijk tegen een verticaal staande paal oploopt en er met alleen biceps en tenen aan blijft hangen. Dansers Stasy Petite en Louis Swanepoel dagen elkaar uit en vechten ingenieuze machtspelletjes uit. Freerunners Siebe van de Spijker en Matt McCreary voeren op het podium het soort halsbrekende toeren uit waarop ISH als serieuze groep in het Nederlandse theater het alleenrecht heeft.

Breakdancer Oscar Starink hoort tot de top in dit genre, zijn bijdrage aan deze urban sports-voorstelling is onontbeerlijk. Acrobaat Marilou Verschelden maakt van haar act met een ‘German Wheel’ – zo’n manshoge dubbele cirkel waarin je kunt hangen – een fraai spektakel.

Concurreren

Spelers dagen elkaar uit. Ze concurreren en werken samen. Er zijn dance battles en harmonieuze duetten. Twee jongens vechten om een meisje. Acrobaten strijden om een plekje op een schuine helling. Een dansende acrobaat glibbert over een stukje decor dat een huiskamertje voorstelt alsof hij van elastiek is.

foto: Michel Schnater

Hiphop Circus is visueel sterk. Er zijn veel geestige vondsten, zoals een vrouw die zich opmaakt voor een spiegel zonder glas, zodat ze in feite niet in de spiegel, maar het publiek in kijkt. Het ingenieuze blauwe, paarse, witte licht is sfeervol en functioneel. En op het moment dat het decor moet worden verbouwd, dient de DJ als pauzeact.

Zo brengt ISH Dance Collective het circus naar het theater, en het theater naar het circus. Het is een feest om naar te kijken.

 

Regie en productie: Marco Gerris, ISH Dance Collective
Choreografie: Dansers (o.l.v. Marco Gerris)
Acrobatiek: Ange Viaud, Marilou Verschelden
B-boy: Oscar Starink
Freerunning: Siebe van de Spijker, Matt McCreary
Dans: Stasy Petite, Louis Swanepoel
Paaldans: Clara Köpf
DJ: Irie Weergang Bove
Decor en kostuums: Dieuweke van Reij
Licht: Mike den Ottolander, Laurens Schoonheim
Compositie: Rik Ronner, Irie Weergang 
Geluid: Jan Willem Crul
Fotografie: Michel Schnater

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Pijn verspreid over generaties

recensie: A Real Pain - Jesse Eisenberg
Twee mannen© The Walt Disney Company,

Voor veel acteurs die lange tijd voor de camera staan lijkt de regisseursstoel vroeg of laat onvermijdelijk; zo ook voor Jesse Eisenberg, onder andere bekend als Mark Zuckerberg in The Social Network. Na een wisselvallig ontvangen regiedebuut probeert hij het opnieuw met A Real Pain – een succes.

Het is een ongebruikelijk decor voor een komedie: twee neven reizen met een groep door Polen en bezoeken voormalige concentratiekampen om, ter ere van hun overleden oma, hun familiegeschiedenis te ontdekken. Beiden zijn Joods, maar hun persoonlijkheden verschillen als dag en nacht; Jesse Eisenberg speelt de introverte, neurotische neef David die leeft van structuur en controle, terwijl Kieran Culkin de show steelt als zijn tegenpool Benji: een chaotische, impulsieve orkaan die elke confrontatie moeiteloos aangaat.

Net als in zijn eerdere regiewerk voor het theater, richt Eisenberg zich vooral op de personages en minder op het plot. David worstelt met een dwang- (OCD) en een angststoornis, terwijl Benji duidelijk kampt met onbehandelde mentale problemen die hij hardnekkig ontkent. Deze persoonlijke worstelingen worden in de film tegenover een veel groter, collectief trauma geplaatst: de verschrikkingen van de vernietigingskampen in Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Authentieke personages

Vanaf het eerste moment weet Culkins personage Benji je te irriteren, te intrigeren en zelfs te vermoeien, en precies dáár ligt de kracht van zijn rol. Zijn personage is extravagant en openhartig, maar tegelijkertijd vals, egoïstisch en soms ronduit onuitstaanbaar. Het is een gedurfde keuze om een onsympathiek karakter te gebruiken in een film die zo sterk leunt op de dynamiek tussen de personages. Eisenberg is zich hier echter volledig van bewust en neemt de tijd om dit ongemak te verkennen, waarbij hij zowel de grenzen van het personage als het geduld van de kijker opzoekt. Voor wie bereid is dit ongemak te doorstaan, biedt de film echter een beloning: Culkins personage toont barsten in zijn façade, waardoor langzaamaan een kwetsbare kern zichtbaar wordt. Dit werpt niet alleen nieuw licht op zijn karakter, maar ook op hoe zijn gedrag de groepsdynamiek verstoort én vormgeeft.

Indrukwekkend is de toon van de film: Eisenberg balanceert constant tussen warm, gruwelijk, grappig en ellendig. Het zijn de stille momenten waarin de chemie tussen Culkin en Eisenberg het sterkst voelbaar is en de momenten waarop Culkins personage Benji – ondanks zijn tekortkomingen – weet te verbinden. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk tijdens een scéne op het dak van een hotel waar ze samen terugblikken op hun jeugd en hun relatie; een chaoot en een neuroot, beiden met hun eigen kracht en kwetsbaarheid. De karakters zijn niet zwart-wit, zoals vaak het geval is in vergelijkbare films. Er is echte nuance in de personages, wat de grootste kracht is van A Real Pain.

Messcherp

De kern van de film is de pijn verspreid over generaties: de pijn van hun oma tijdens de tweede wereldoorlog, in perspectief gezet met de pijn van nu. Hoe de film de zwaarte van dit onderlinge lijden in beeld brengt is bewonderenswaardig: respectvol, maar ook met een zachte toon, waardoor het niet alleen voelbaar maar verrassend herkenbaar wordt voor verschillende generaties met elk hun eigen vorm van pijn.

Met A Real Pain bewijst Jesse Eisenberg dat hij groeit in zijn rol als regisseur. De film slaagt erin om iets bijzonders te vangen: een messcherpe tragikomedie die zowel weet te raken als aan het lachen te maken. De chemie tussen Eisenberg en Culkin, het zorgvuldig uitgewerkte scenario en de respectvolle omgang met het historische thema maken van deze tragikomedie een bijzonder werk.

Theater / Voorstelling

Sterballerina danst zich uit diep dal

recensie: Renaissance – Igone de Jongh

Ballerina Igone de Jongh heeft een aantal veelbewogen jaren achter de rug. Haar vertrek bij het Nationaal Ballet had veel impact, corona beperkte haar plannen en ze scheidde om bekende redenen van haar man. Maar ze vond zichzelf terug. In Renaissance verbeeldt ze haar weg naar de top, haar ‘vrije val’ vol tegenslagen en haar ‘wedergeboorte’.

Igone de Jongh is zonder twijfel één van de bekendste Nederlandse balletdansers aller tijden. De Haarlemse stond jarenlang als eerste solist aan de top van het Nationale Ballet. De afgelopen jaren stond zij met verschillende soloprogramma’s, waaronder Zin in Liefde (2022) en Beauty Persists (2023) in de theaters. Voorgaande voorstellingen waren klassieke dansvoorstellingen. Dit seizoen gooit de danseres het over een andere boeg: samen met theatermaker Marc Pos creëerde zij een persoonlijke voorstelling waarin ze haar carrière door middel van interviewbeelden, homevideo’s en dans vertelt.

De Weg en de Golf

De voorstelling is verdeeld in korte aktes van grofweg een kwartier. De eerste akte, ‘de Weg’, start met interviewbeelden van de Jongh die vertelt over haar liefde voor ballet als klein kind en hoe het leven van haar gezin volledig in het teken stond van haar droom om ballerina te worden. De interviews worden ondersteund met homevideo’s van kleine Igone die haar eerste podiumervaring op doet. Na de introductie start het danssegment, waarin de Jongh met danspartner en goede vriend Marijn Rademaker een choreografie uitvoert die duidelijk geïnspireerd is op balletoefeningen van de balletacademie. In het tweede deel ‘de Golf’, dat haar succesjaren bij het Nationale ballet vertegenwoordigt, schitteren de Jong en Rademakers in rollen die ze door en door kennen: die van Odette en Siegfried uit het Zwanenmeer en Romeo en Julia. De bekende choreografieën van Marius Petipa en Rudi van Dantzig zijn prachtig uitgevoerd en de chemie tussen de dansers spat van het toneel.

Na regen komt zonneschijn

Op de achtergrond: Edith Eger – © Altin Kaftira

In de derde akte, ‘de Vrije Val’, vertelt de Jongh over haar afscheid bij het Nationale ballet, de coronacrisis en haar pijnlijke scheiding. In het danssegment staat ze voor een grote projectie van haar eigen tranende ogen, wat ietwat geforceerd en clichématig overkomt. De toon verandert tijdens de vierde en vijfde akte, ‘de Hand’ en ‘Renaissance’. Waar de voorstelling in de eerste aktes vooral over haarzelf ging, verlegt de Jongh nu de focus naar een vrouw die zij sterk bewondert: Edith Eger. De Jongh leerde de oud-ballerina kennen toen zij haar portretteerde in de voorstelling De dans ontsprongen (2019). Eger overleefde concentratiekamp Auschwitz, terwijl ze moest dansen voor nazidokter Joseph Mengele. We zien op video de Jongh voor haar dansen, waarna de choreografie wordt vervolgd op het podium. De emotionele reactie van Eger op beeld zet de vrije val van de Jongh in perspectief. De positieve houding van Eger inspireert haar om te doen wat ze het liefste doet, hoe oud ze ook is: blijven dansen. De laatste akte wordt afgesloten met een interessante moderne choreografie van Ed Wubbe.

Autobiografie of dansvoorstelling?

Renaissance legt vooral de nadruk op de Jongh’s levensverhaal, de dans is slechts een ondersteunend medium. Het geheel is daarom meer een autobiografie dan een echte dansvoorstelling. De danssegmenten zijn goed uitgevoerd en plezierig om naar te kijken, maar zijn zeer kort. Als toeschouwer voel je enige teleurstelling als je teruggevoerd wordt naar een interviewfragment terwijl je net heerlijk opgaat in de magie van Romeo en Julia. Live dans en de verhaalvertelling op groot scherm zijn strikt van elkaar gescheiden, de overgang had vloeiender mogen zijn. Daarbij kan de Jongh zich goed uitdrukken in de interviews, maar écht persoonlijk wordt het niet. Ze lijkt moeilijk te doorgronden, waardoor allerlei vragen opkomen: wat heeft de scheiding écht met haar gedaan, wat heeft ze allemaal moeten laten om de top te bereiken, hoe is de band met haar kind? Desalniettemin is Renaissance een zeer interessante voorstelling om je als dansliefhebber te verdiepen in Nederlands bekendste ballerina en om te genieten van korte stukjes mooie balletklassiekers en moderne choreografie.

Kunst / Expo binnenland

Elkaar raken en geraakt worden

recensie: Vluchtelingen en zielsverwanten
Gustave De Smet

Bij de een, een Vlaming, speelt de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, een doorslaggevende rol. De ander, een Nederlander, overlijdt aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Beiden staan centraal op een tentoonstelling in het Stadsmuseum Woerden. Over hun verschillen en overeenkomsten gaat het. En over hun individualiteit.

We hebben het over respectievelijk Gustave De Smet (1877-1943) en Leo Gestel (1881-1941). ‘Gust’ De Smet wordt geboren in Gent en studeert daar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. In 1914 vlucht hij met zijn vrouw, zoon Firmin en vriend Frits Van den Berghe, naar Amsterdam. Na twee jaar verhuist het gezin naar Blaricum. Hun zoon overlijdt bij het grote spoorwegongeluk bij Weesp (1918). De Smet en zijn vrouw keren in 1923 terug naar Vlaanderen. Een poging om in de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk te vluchten, nu met zijn vrouw en broer, mislukt. Wat hij om zich heen ziet raakt hem zeer.

De ruim tien jaar jongere Leo Gestel wordt geboren in Woerden en krijgt zijn eerste tekenlessen aan de Avondtekenschool waarvan zijn vader directeur is. In 1903 vestigt hij zich in Amsterdam. In zijn woning aan de Jan Steenstraat ontvangt hij kunstenaars als Jan Sluijters, Charley Toorop, Piet Mondriaan en later ook Gustave De Smet. Gust en hij worden vrienden. Gestel werkt voornamelijk in en rondom Bergen, waar hij en zijn vrouw een huis hebben laten bouwen. Hij volgt de omgekeerde weg en vlucht na zijn door overspel gestrande huwelijk uit Nederland naar zijn vriend in Vlaanderen. Nadat Gestels atelier in vlammen is opgegaan, verhuist hij naar Blaricum, waar zijn vrouw An Overtoom zich over hem ontfermt.

Verschillende stijlen

Het zou voor de hand liggen dat de zalen in Woerden zouden zijn ingericht op een manier waarbij werk met dezelfde thematiek van beide kunstenaars naast elkaar hangt. Toch is daar meestal niet voor gekozen. Ze hangen wel in elkaars buurt, wat hun eigen individualiteit alleen maar benadrukt.

Gustave De Smet werkt voor de Eerste Wereldoorlog in de trant van het impressionisme en luminisme. Hij schildert in kleine vlakjes en op een lichte manier de natuur. En toch blijkt deze stijl niet de zijne te zijn. Onder invloed van Gestel en Jan Sluijters komt hij uit bij eenvoudige vormen en donkerder, strak omlijnd werk, zoals op De ploegende boer (1916).

0000002836

Gustave de Smet, De herberg, potlood en gouache op papier, 1925, 74 x 55 cm, Collectie Museum de Fundatie, Zwolle

Leo Gestel schildert om te beginnen in een donkere stijl die doet denken aan die van de Haagse School. Een voorbeeld is het Landschap met hooischelven bij Montfoort (1909). Ook Gestel kent een door het luminisme beïnvloede periode, waarin zijn Zicht op de Bonaventurakerk in Woerden ontstaat. Een neogotische kerk die er pas sinds 1882 staat. Later raakte Gestel in de ban van het werk van Paul Cézanne, het kubisme en de Bergense School.

SONY DSC

Leo Gestel, Dame in prieel, Olieverf op doek, 1913, 70 x 55 cm, Particuliere collectie

Wanneer er wél twee doeken met dezelfde thematiek naast elkaar hangen – zoals onder het kopje ‘Kleur’ –, valt het verschil in uitwerking duidelijk te zien. En ook – helaas – dat de belichting op de tentoonstelling wat te wensen overlaat.

Het zijn overigens niet alleen schilderijen die worden getoond. In enkele vitrines ligt werk van Gestel in pastelkrijt en zwart krijt op papier, alsmede enkele brieven uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag. Daarnaast zijn er touchscreens met verdiepende informatie. En een film over de vluchtelingenstroom die vanuit Vlaanderen naar Nederland op gang kwam.

Zo wordt op een interessante en contextuele, rake manier een beeld gegeven van twee individuen wiens levens elkaar raakten en die beiden op hun beurt geraakt werden door hun tijd. En die altijd op zoek waren naar vernieuwing en verbetering van hun werk. Zo staan ze mede aan de weg van het modernisme in Nederland en het Vlaamse expressionisme. De moeite waard, zoals de exposities in het Stadsmuseum Woerden vaak zijn!

Film / Films

Een chimpansee als metafoor maakt een geweldige film

recensie: Better Man (2024) - Michael Gracey

Een biografische film over zanger Robbie Williams, waarin hij gespeeld wordt door een chimpansee, omdat hij zichzelf ziet als een minderwaardig mens. Niet echt een aantrekkelijke aankondiging. Maar… ga naar deze film, want al ligt het er wat dik bovenop: het aapje vertedert en neemt je mee het verhaal in.

Dat er nu een film over het leven van Robbie Williams is, komt vooral doordat hij acteur Hugh Jackman en regisseur Michael Gracey heeft geholpen met de film The Greatest Showman (2017). Daar is de kiem geboren, door talloze lange gesprekken, die uiteindelijk hebben geleid tot Better Man.

Dierbare vriendschap

Tijdens de gesprekken die zowel Hugh Jackman als Michael Gracey met Robbie Williams voeren, ontstaan dierbare vriendschappen. De zanger vertelt de regisseur over zijn tumultueuze verleden, op zo’n wijze dat Gracey Robbie aanmoedigt om alle gesprekken op te laten nemen, zodat ‘hij er later naar kan luisteren als hij in het bejaardentehuis zit.’ Uiteindelijk is er dan een zogenaamde biopic gemaakt, die het leven van Williams laat zien van kind tot aan volwassenheid.

Waarom dan toch die aap?

Robbie Williams geeft in elk interview een andere verklaring. Hij heeft zich naar eigen zeggen altijd minder ontwikkeld gevoeld dan anderen (YouTube). Hij vond dat hij in de succesvolle boyband Take That een aap was die kunstjes moest vertonen (Variety). Ook vertelt Williams in de Graham Norton Show dat er, omdat er de laatste jaren zoveel biografische films zijn gemaakt – denk bijvoorbeeld aan Rocketman (2019) en Bohemian Rhapsody (2018) -, iets nodig was om deze eruit te laten springen. Hoe dan ook is het een briljante inval van regisseur Michael Gracey, want het zorgt voor de lijm die dit hele verhaal overeind houdt, interessant maakt én verbindt.

Niet alleen wordt er verwezen naar Williams als ‘performing monkey’, een aap op een stokje, geketend tijdens zijn Take That-periode. Een tweede aap komt tevoorschijn als zijn zelfhaat, zijn minderwaardigheidscomplex, de lelijke aap die hij in de spiegel ziet en die hem vanuit het publiek uitdaagt en uitlacht. En dan wordt er ook nog verwezen naar de ‘monkey on his shoulder’, het beest dat gevoed moet worden en waar veel (drugs)verslaafden last van hebben.

Eerlijkheid brengt de film tot leven

Hoewel Better Man qua inhoud wat oppervlakkig is – het leven van Williams wordt chronologisch doorlopen, je ziet meteen waar hij tegenaan loopt en wordt verder niet verrast – is de vormgeving heel mooi gedaan. Robbie Williams, zelf de voice-over in het verhaal, spaart zichzelf niet en maakt de dingen die hij doet niet mooier dan ze zijn. Die eerlijkheid werkt ontwapenend. Vooral in de relatie met Nicole Appleton laat hij geen spaan heel van zijn eigen gedrag.

Plus- en minpunten

Geen recensie zonder het optreden van Jonno Davies te loven. De acteur speelt en danst de rol fantastisch. Het moet voor hem raar zijn om zijn prestatie uiteindelijk als chimpansee op het witte doek te zien. Ook Alison Steadman, die oma Betty speelt, mag niet onbenoemd blijven. Mede door haar merk je na de eerste minuten niet meer dat je naar een aap zit te kijken.

De apotheose waarbij vader (gespeeld door Steve Pemberton) en zoon Williams gezamenlijk het beroemde lied van Frank Sinatra vertolken is wel héél zoetsappig. Het doet geen eer aan de rest van de film.

 

‘Better Man’ draait sinds 2 januari 2025 in de bioscopen.