Boeken / Reportage
special: Boekenweek!

Tien tips van de chefs

.

Alex Boogers – Wanneer de mieren schreeuwen

Wie het oeuvre van Alex Boogers kent, weet dat zijn werk altijd evenveel urgentie heeft. Ook zijn nieuwe novelle Wanneer de mieren schreeuwen sleurt de lezer mee tot aan een bitter einde. Het gaat om een bekend verhaal: de 13-jarige Sedar Socrates Soares werd op 1 februari 2003 doodgeschoten toen hij sneeuwballen gooide met zijn vrienden. Boogers krijgt de contouren van het verhaal aangereikt en vult het met zijn eigen, dwingende ritme in. (Lees hier de volledige recensie.)

Graeme Simsion – Het Rosie Project

Op zoek naar de liefde begint de autistisch Don een project om de ideale vrouw te vinden: het Echtgenote Project. Rosie scoort op geen van de punten op Dons lijst, desondanks weet ze Don toch te boeien. Dat beide personages steeds meer naar elkaar toe groeien is voorspelbaar, maar Simsion heeft dit op een prettige manier in het verhaal verwerkt. Hij besteedt veel aandacht aan details, waardoor het geheel samenhangend is. Het Rosie project is een lieve, ontroerende roman over twee totaal verschillende mensen die elkaar accepteren zoals ze zijn. (Lees hier de volledige recensie.)

Karl Ove Knausgård – Nacht

Het vierde deel van ‘Mijn Strijd’ van de Noorse auteur Karl Ove Knausgård is een nieuw hoogtepunt. Ontroerend openhartig en in een verslavend taalritme vertelt de hoofdpersoon over het jaar dat hij doorbracht als invaller op een schooltje aan de grens van de bewoonde wereld. Knausgårds stijl is ongeëvenaard. Ernstig, ironisch, kwetsbaar en eerlijk. (Lees hier de volledige recensie.)

Frederik Backman – Een man die Ove heet

Ove is de zeurende buurman die je liever ontwijkt. De man bromt en tiert, maar achter zijn onsympathieke gelaatstrekken schuilt een verdrietig verhaal. Voldoende voor Ove om – uiteraard exact middenin het plafond van de woonkamer – een haak op te hangen. Een haak waar een touw omheen kan worden geknoopt, waar een hoofd doorheen kan worden gestoken. Zo groot is de wens om zich bij zijn overleden vrouw Sonja te voegen. Maar doordat Ove zijn overvloedige tegenslagen grootmoedig incasseert, raak je steeds meer gehecht aan die dappere, loyale ouwe. Je kunt niet anders concluderen dan dat we te maken hebben met een nobele man. Het is hartverwarmend dat de mensen in Oves omgeving dit tegelijkertijd met de lezer inzien. (Lees hier de volledige recensie.)

Dave Eggers – De cirkel

Wanneer Mae wordt aangenomen bij de Cirkel gaat er een wereld voor haar open. Het bedrijf, dat Google, Facebook, Twitter en alle andere grote internetbedrijven heeft opgeslokt, biedt een goed salaris en een oneindige hoeveelheid faciliteiten en diensten. Eggers’ roman laat zien wat de mogelijkheden zijn wanneer één bedrijf een absoluut monopolie op alle internetdiensten heeft.

De vergelijking van De Cirkel met Orwells 1984 is onontkoombaar. Maar waar 1984 een hiërarchische samenleving toont waar Big Brother macht uitoefent op het volk, is het in De Cirkel de bevolking zelf die macht uitoefent. Dit maakt De Cirkel zo mogelijk nog enger. (Lees hier de volledige recensie.)

Charles Jackson – Het verloren weekend

In Het verloren weekend wordt hoofdpersoon Don Birnam een paar dagen alleen gelaten in het Manhattan van de jaren dertig: een ideale mogelijkheid voor de notoire alcoholist om zich eens goed de vernieling in te zuipen. De kracht van Het verloren weekend ligt in de precisie waarmee Jackson de geestelijke en lichamelijke aftakeling van zijn hoofdpersoon beschrijft. Jacksons naam leeft voort in deze ene succesroman: een beklemmend realistisch portret van een geest in verval. (Lees hier de volledige recensie.)

John Williams – Butcher’s Crossing

Butcher’s Crossing is een Bildungsroman die zich focust op de twintiger Will Andrews, die aan het eind van de negentiende eeuw Harvard verlaat om af te reizen naar het jagersdorp Butcher’s Crossing in Kansas. Net als zijn voorganger doet ook Butcher’s Crossing het uitstekend in de bestsellerlijsten. Volledig verdiend, want Williams schrijft prachtig: ingetogen en sober. Hij beschrijft de zanderige verveling van de eindeloze woestenij waar Andrews en zijn compagnons doorheen trekken net zo nauwgezet als de spanning van de jacht of de uitzichtloosheid van een ingesneeuwde winter. Vakmanschap. (Lees hier de volledige recensie.)

Lionel Shriver – Big Brother

Nietsvermoedend wacht Pandora op haar broer Edison op het vliegveld Cedar Rapids, Iowa. Zij heeft hem jaren niet gezien. Als Edison eindelijk arriveert, is de verbijstering te groot om uit te spreken. Haar broer, ooit een succesvol jazzpianist, is onherkenbaar geworden, opgeslokt in dikte en aandoenlijke traagheid. Shriver voegt een literair geslaagde, geëngageerde roman toe aan het zeer actuele debat over obesitas. Het feit dat dit verhaal autobiografisch is gefundeerd, maakt dat dit een zoveel gelaagder en rijker document is dan een eendimensionaal pamflet. Een monster van een onderneming, waarvoor de grootste complimenten. (Lees hier de volledige recensie.)

Griet Op De Beeck – Vele hemels boven de zevende

Door een schitterende stijl weet Griet Op de Beeck met haar debuutroman Vele hemels boven de zevende haar lezers in te palmen en uit te laten zien naar haar tweede roman. Vele hemels boven de zevende beschrijft de lotgevallen van vijf hoofdpersonages die door hun familieband of vriendschap met elkaar verbonden zijn. De aandoenlijke momenten zijn talloos, omdat Op de Beeck in korte maar rake zinnen het leed iets  ontroerends mee weet te geven. En dit is pas Op de Beecks debuut. (Lees hier de volledige recensie.)

Walter van den Berg – Van dode mannen win je niet

De verteller van Van dode mannen win je niet richt zijn verhaal tot het zoontje, Wesley, van een van de vrouwen die hij heeft versleten, Dimphy. Het is geen verhaal dat om vergeving vraagt, of uitleg biedt. Het is een vrhaal van huiselijk geweld. Het geweld zelf wordt ingeleid, maar hij neemt je nooit helemaal mee. Je ziet het aankomen, en dan gaat als het ware de deur dicht. Deze manier van spanning opbouwen en er dan overheen stappen maakt van het lezen van de roman een ongemakkelijke ervaring. Je weet wat er telkens weer gaat gebeuren, en het voelt bijna gemeen naar de vrouwen toe om door te lezen, omdat ze door jouw verder lezen weer dat geweld moeten beleven. (Lees hier de volledige recensie.)

Boeken / Non-fictie

Heel erg mens blijven

recensie: Bas Heijne - De betovering van de wereld

‘[Een] mens wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken,’ volgens Bas Heijne in zijn Huizingalezing. Hij sprak over magisch denken, over betoveren, over ethiek.

In december was het aan filosoof en essayist Bas Heijne om de jaarlijkse Huizingalezing te geven. ‘De betovering van de wereld’, noemde hij zijn voordracht. Eerder werd deze lezing, vernoemd naar Nederlands meest bekende historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga, verzorgd door nationale en internationale sprekers zoals Harry Mulisch, Susan Sontag en Joseph Brodsky. Dat prestigieuze gezelschap legt de lat hoog.

Heijne begint zijn betoog bij een schilderij van Pieter Breughel de Oude, ‘De val van Icarus’, ook wel ‘Landschap met de val van Icarus’ geheten. Het is een eigenaardig, multi-interpretabel schilderij, waar W.H. Auden in 1938 nog eens een extra laag bij heeft aangebracht. Wat zien we? Icarus is al gevallen, de arme jongen ligt zelfs al in het water – alleen zijn spartelende beentjes zijn nog te zien. En niemand doet er wat mee, niemand lijkt om deze dode te geven. Een deel van Breughels schilderij siert de voorkant van het boekje van Heijnes lezing, waar dit detail goed te zien is.

Onttovering

Het is, aldus Heijne, niet helemaal duidelijk wat Breughel met dit schilderij beoogde: gaat het om wat Auden erin zag, namelijk dat lijden vaak onopgemerkt blijft? Of wilde Breughel laten zien dat wat Icarus ook doet, de wereld gewoon door draait? Dat lijkt Heijne logischer: in een door God gestuurde wereld hebben de daden van individuen weinig zeggingskracht.

Dan keert Heijne zich tot een essay van de Duitse socioloog Max Weber, Wissenschaft als Beruf. Hierin analyseert Weber het ‘lange, duizenden jaren durende “intellectualiseringsproces” … – van een wereld die geheel en al beheerst wordt door magisch denken, naar een wereld die zuiver rationaal wil zijn.’ Deze rationalisering heeft er voor gezorgd dat de berekening, de rationale calculatie van de wetenschap voorop is komen te staan.

Onze omgeving moet beheerst worden. De waarheid kan ontdekt worden. Zo verdwijnt God uit de wereld, en met hem gaat de magie of het magisch denken. Wij zijn ons brein, onze biologie; dat soort werk. Ons leven is ‘onttoverd’, noemt Weber dat. Mensen kunnen zichzelf en hun wereld maken door deze grondig te bestuderen en in kaart te brengen.

Verbondenheid en mythes

Er is echter een einde aan Webers intellectualiseringsproces, aldus Heijne. Er is een grens, en ‘die grens heet de mens.’ Deze mens ‘wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken.’ Heijne geeft een aantal aanstekelijke voorbeelden, waarin natuurwetenschappers hun observaties vermengen met subjectieve waarderingen en ze evalueren. Het uitpluizen van iemands DNA wekt niet alleen bij Oprah Winfrey diepe gevoelens op van verbondenheid en solidariteit met een Zuid-Afrikaanse stam aan wie ze pardoes een school schenkt. Dit product van de verbeelding wijst Heijne ook aan bij hoogleraren en onderzoekers. Uiteindelijk is de mens ‘nog heel erg mens gebleven.’

Misschien is de wereld wel nooit helemaal onttoverd geweest. Mythes zijn nooit verdwenen. Sprookjes zijn tegenwoordig niet meer alleen voor kinderen, schertst Heijne in een bespreking van de Spider-Man-films van Sam Raimi en de Batman-trilogie van Christopher Nolan. De realistische superheld is een mens die tegelijkertijd ook een held is. Het is niet helemaal duidelijk wat deze films in Heijnes betoog moeten bewerkstelligen. Zijn betoog wordt er te onrustig van en Heijne leunt te veel op het grote gebaar – zo doet hij zeker Nolans films geweld aan.

Terug naar Icarus

Heijne komt terug bij Icarus. We moeten het leven niet als gegeven beschouwen, ‘maar als iets wat ons is gegeven’, een geschenk. Dit opent de ruimte voor een ethische reflectie op wat we doen: ‘naast de vraag “hoe ver kunnen we gaan?” moet de vraag “hoe ver willen we gaan?” gesteld worden.’ Dan zal Icarus misschien weer naar de zon vliegen, en wederom vallen, maar de angel is er uit.

Icarus is dan een held die grenzen verlegt, die de hemelen bestormt, maar tegelijkertijd is hij ook hoogmoedig, en gaat hij ten onder aan zijn eigen weigering grenzen te stellen. Uiteindelijk lijkt het Heijne daar om te gaan: grenzen stellen aan wat we met z’n allen willen, kunnen doen. Hij richt zich niet tegen de botte wetenschap en het rationalisme an sich, maar aan het gebrek aan reflectie en bezinning die deze twee vaak met zich meebrengen. Dat, en het betoverende idee van een betoverde wereld, maakt zijn essay de moeite van het lezen zeker waard.

Kunst / Achtergrond
special: Twee exposities over leven en werk van Asger Jorn (1914 – 1973)

De man en zijn mythe

.

In Vejrum, een gat ergens midden in Jutland, werd honderd jaar geleden Asger Jørgensen geboren als tweede in een gezin van zes kinderen. De armoedige omstandigheden van zijn jeugd brachten hem tot een levenslange politieke stellingname. Tegelijk met het besef dat hij beeldend kunstenaar was groeide zijn rebellie tegen de geldheerschappij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Denemarken neutraal, maar door handelsbetrekkingen met alle strijdende partijen ontstond naast het ‘oude geld’ een nieuwe klasse van superrijken. De beroemde Deense welvaartsstaat was echter nog lang niet in zicht; in Jutland stierven nog mensen van honger en heerste tbc.

Asger Jørgensen richtte zich in de jaren vlak voor het uitbreken van de volgende wereldoorlog, na een kort verblijf op de kweekschool, op de internationale avant-garde. Die zetelde destijds in Parijs en daarheen vertrok hij, op een oude motorfiets. Zijn achternaam veranderde hij in Jorn. Hij werkte voor Le Corbusier bij de opbouw van diens paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in 1937. Daarna volgde hij lessen bij Fernand Léger en ontmoette de surrealisten, dadaïsten, expressionisten, maar ook revolutionaire denkers. Terug in Denemarken sloot hij zich aan bij een stroming die de vernieuwingen wilde incorporeren in de noordelijke kunst. Zijn schilderij Det blå billede uit 1940 vormt daarin een scharnierpunt. Jorn heeft Léger achter zich gelaten en vindt een eigen beeldtaal, hij noemt het ‘spontane abstracte kunst’: expressionistisch en beslist niet non-figuratief.

Asger Jorn, On the Silent Myth, Opus 7, 1953, Silkeborg Bibliotekerne

Asger Jorn, On the Silent Myth, Opus 7, 1953, Silkeborg Bibliotekerne

Hellepaard


Tijdens de bezetting richtte Jorn met zijn vriend de archeoloog P.V. Glob het tijdschrift Helhesten – het Hellepaard – op. Een mythologisch beest uit het oude noorden, een wraak- en woedepaard. Avantgardistische poëzie, kunsttheoretische artikelen en expressionistische grafiek vormden de inhoud.

Ondertussen exposeerde de groep kunstenaars rond dit tijdschrift overal in het land met werk dat in Duitsland beslist als entartete Kunst was vernietigd. Half-figuratieve taferelen en fabeldieren uit de noordse mythologie vormden een verborgen nationaal protest tegen de nazi’s. Die hadden immers dezelfde mythologie gebruikt om hun fascistische ideeën mee te verfraaien. Deze schilderijen waren licht en kleurig, met dieren – veel vogels – en kinderen. Vreemde wezens kijken verwonderd naar woeste natuur vol zon en maan, vliegers, maskers, water en vuur. Af den stumme myte heet een serie van Jorn, een mythe die niet zelf spreekt maar door middel van beelden de toeschouwer een eigen mythologie, het eigen verhaal laat ervaren. Voor Asger Jorn gold het omgekeerde van zijn streng-christelijke opvoeding: In den beginne was het beeld

Drie Deense musea hebben ter gelegenheid van Jorns honderdste geboortedag tentoonstellingen georganiseerd. Twee ervan heb ik bezocht: Jorn & Pollock – Revolutionary Roads in het Louisiana Museum of Modern Art in Humlebæk en Asger Jorn, Rastløs Rebel in het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen.

Zaaloverzicht Louisiana Museum for Moderne Kunst

Zaaloverzicht Louisiana Museum for Moderne Kunst

Louisiana

Naast een aparte Jorn-zaal, waar veel werken hangen met als titel Danmark werd een paralleltentoonstelling van Asger Jorn en Jackson Pollock ingericht. Aanleiding vormde de bekentenis van een van de curatoren, die zich had vergist en een Pollock voor een Jorn had aangezien. Hij is niet de enige. Het abstracte expressionisme van beiden, het experimenteren met nieuwe technieken en het kleurgebruik suggereren een verwantschap. Wonderlijk, want de twee hebben zelfs elkaars namen niet gekend. Beiden waren beïnvloed door het Franse modernisme maar werden door de Tweede Wereldoorlog afgesneden van Parijs. Ze moesten zich ontwikkelen binnen het relatieve isolement van hun eigen land.

Pollock veranderde de spelregels van het schilderen. Zijn druiptechniek is door Willem de Kooning het startpunt van het Amerikaanse modernisme genoemd. Pollock voerde de kunstenaar op als de moderne held – hij bevindt zich in het schilderij en buiten de samenleving. Zijn werk is energie van binnen uit, autonoom en non-figuratief, hoewel sommige titels, zoals War en het ‘Jorn-achtige’ The Water Bull een verhaal suggereren. Maar de meeste schilderijen hebben een nummer of heten ‘Untitled’. Het ging om het schilderen op zichzelf. Action painting werd het genoemd…

Samenwerking
Voor Jorn was schilderen en kunst nauw verbonden met engagement met de werkelijke wereld. Geschiedenis, politiek, uitbuiting en onderdrukking moeten de kunst in worden getrokken, zonder dat het blijft bij propaganda of pamfletkunst. Hij hechtte ook groot belang aan samenwerking, aan collectieve schepping en collectieve receptie. Muurschilderingen, zelfs in keramiek, zoals de reusachtige wand van een school in Aarhus. Geen totale abstractie. Een residu van figuratieve kunst blijft altijd aanwezig in zijn beelden. Hij geeft de toeschouwer herkenbare brokjes waar we ons toe kunnen verhouden. In een latere fase parafraseert of parodieert hij bestaande motieven. Hij noemt het ‘modificaties’.

Preserve your memories but distort them so they match their time. Why reject the old if you can modernize it with a few brushstrokes?. (Asger Jorn in een ‘Open brief aan het publiek’, 1959)

SMK


Het Deense ‘Rijksmuseum’, het Statens Museum for Kunst, presenteert ruim 200 werken van Asger Jorn in een zorgvuldig opgezette expositie, die zowel chronologisch als thematisch is. Dat is in het geval van Jorn niet zo moeilijk want zijn opeenvolgende periodes tonen ook voortdurend nieuwe invalshoeken en samenwerkingsprojecten. Van de eerste houtsneden getiteld Kerstgezangen, waarin de vrome teksten door prenten met de ontberingen van de onderklasse in een sarcastisch perspectief worden gezet, tot de deconstructieve ‘modificerende’ kunst van de Internationale Situationisten uit de jaren zestig. Deze politiek geëngageerde groep kunstenaars zag ieder geëxposeerd beeld als een leugen, bedoeld om het publiek te fixeren in een machts-discours.

Uitgangspunt van de tentoonstelling is het belichten van de rebelse kant van Jorn. In Denemarken is hij – evenals in Nederland – bekend als de montere Cobraschilder. Vrolijke, felle kleuren en op kindertekeningen lijkende vormen. Een nieuwe lente na de verschrikkingen van de oorlog, een uitbarsting van spontaniteit en ongevaarlijke provocatie. Het is niet verwonderlijk dat de politieke kant van zijn werk is weggemoffeld sinds het in waarde steeg, vanaf de vijftiger jaren. Het kapitalisme maakte zich meester van de beeldende kunst en schilderijen werden voor steeds hogere bedragen aangekocht en opgehangen in musea, waardoor ze, in de ogen van de makers, onschadelijk werden.

Toen Jorn in 1964 een van de prestgieuze Guggenheim-prijzen had gewonnen stuurde hij een telegram aan Harry F. Guggenheim met de tekst: ‘Go to hell with your money, bastard.’  Het was nog niet zo heel lang geleden dat hij in een Parijse galerie was flauwgevallen van de honger en de tuberculose, waar hij mede jong aan zou sterven, was al in volle uitbraak. Maar Asger Jorn gaf geen bal om geld. Alles wat hij verdiende stak hij in vaak ten dode opgeschreven projecten.

Asger Jorn Stalingrad, No-Man’s Land, or the Mad Laughter of Courage (Stalingrad, le non-lieu ou le fou rire du courage) 1957-60, 1967, 1972, Museum Jorn, Silkeborg

Asger Jorn Stalingrad, No-Man’s Land, or the Mad Laughter of Courage (Stalingrad, le non-lieu ou le fou rire du courage) 1957-60, 1967, 1972, Museum Jorn, Silkeborg

Wrakstukken van een helse geschiedenis


Met werken als Het recht van de adelaar en Pact der roofdieren, waar zwarte vogels en draken een soort duivelspact lijken te sluiten en elkaar tegelijk uitroeien, ageerde Jorn tegen de wapenwedloop van de Koude oorlog. Hij was fel tegen de oprichting van de Nato, de aansluiting van Denemarken en de wederzijdse ‘hate-speak’ en vijandelijke propaganda. Op de schilderijen storten zwarte vogelbekken en -klauwen zich op en in elkaar in een zwarte ruimte; de kleur rood is nauwelijks gebruikt maar het schilderij ruikt naar bloed.

Een hoogtepunt is het enorme doek getiteld Stalingrad. De laatste vijftien jaar van zijn leven heeft Jorn bijna voortdurend aan dit schilderij gewerkt. Het werd een soort dagboek waarin hij schreef en herschreef, wegkrabde en overschilderde. De vernieling van de stad vond zijn weerslag in het vernietigen van zijn eigen werk. Stalingrad is zijn antwoord op Picasso’s Guernica. Destructie en ondergang in een witte sneeuwhel: de slag om Stalingrad. Wit is ook de kleur van dood en rouw. Het is het dode wit van de wereld na een atoomoorlog, een slagveld zonder winnaars. Wonderlijk om na het vele zwart van de voorafgaande jaren – en de kleuren van een steeds feller wordend palet in andere werken – dit ‘kapotte wit’, gehavend en versplinterd, op de indrukwekkende oppervlakte te zien drijven als wrakstukken van een helse geschiedenis.

Volkskunst
Met het grote doek Ausverkauf der Seele lijkt Jorn afscheid te nemen van het expressionistisch ideaal van Cobra. Het beeld als spiegel van de (kunstenaars)ziel is een farce geworden sinds de geldmaatschappij zich meester heeft gemaakt van de diepste gevoelens en strevingen. Hiermee was Jorn zijn tijd tientallen decennia vooruit. Tegenwoordig getuigen realityshows en andere emo-porno van de vercommercialisering van de menselijke ziel. Hij nam afscheid van de Franse kunstdiscussies en keerde terug naar Denemarken om zijn laatste jaren te besteden aan een systematische verslaglegging in foto’s van Europese volkskunst; van de Romaanse beeldhouwkunst tot de ambachtelijk gesneden figuren van het Samivolk in Lapland.

Deens design nu


De Deense Cobrakunstenaars: Asger Jorn, Ejler Bille, Agnete Therkildsen, Egil Jacobsen, Carl Henning Pedersen en Else Alfelt maakten allemaal gebruik van een speciale drukkerij in Kopenhagen, Eks-Skolens Trykkeri. Deze bestaat nog steeds en drukt nu werk voor een groep kunstenaars van een bijzonder kaliber. Op de bovenste verdieping van een grote studio in de opkomende wijk Nord Vest huist Glad Design. Een tiental beeldend kunstenaars-met-lichte-handicap tekenen en schilderen hier voor – in opdracht gemaakte – producten. De opdrachten variëren van textielontwerpen tot lampen, van kookboeken tot plastic boodschappentassen voor een supermarktketen. Ze maken ook design voor exclusieve T-shirts voor dure winkels in het centrum. Een webshop is in de maak.

De ontwerpen zijn duidelijk herkenbaar als Deens design met een flinke portie Cobrakunst er doorheen. Vanuit een positief, egalitair mensbeeld, een vitale antropologie zou je kunnen zeggen, geeft Glad Design de Iets Andere Medemens het respect en de aandacht die iedere getalenteerde beeldend kunstenaar toekomt. Als vanzelf vloeien vormen en kleuren vervolgens uit viltstiften en waskrijt – om door de twee professionals die het atelier leiden bewerkt te worden voor commerciële productie. Dit is wat Asger Jorn voor ogen heeft gestaan toen hij zijn werken en idealistische geschriften de wereld in stuurde.

Theater / Achtergrond
special: Fabian Pikula, programmeur van het Café Theater Festival

Een springplank voor nieuw theatertalent

Dit weekend vindt in Utrecht de elfde editie van het Café Theater Festival plaats. Door heel de binnenstad vormen cafés het decor voor voorstellingen die uiteenlopen van opera tot filosofische slapstick. Onze eindredacteur sprak met programmeur Fabian Pikula.

Wat houdt het Café Theater Festival in?
Van 7 tot en met 9 maart zijn er in 26 cafés in Utrecht gratis theatervoorstellingen geprogrammeerd van jonge theatergezelschappen uit het hele land. Hierdoor proberen wij enerzijds een nieuw publiek aan te boren voor het theater en anderzijds een springplank te bieden aan nieuwe, veelbelovende theatermakers.

Waaraan voldoet een ideale CTF-voorstelling?
Het grootste unicum aan de voorstellingen op het CTF is dat zij in een café worden gespeeld. Daarom zijn belangrijke eisen dat het idee te verwezenlijken is in een vaak beperkte ruimte, maar ook dat de locatie functioneel en interessant wordt gebruikt. Naast de festivalgangers zijn er doorgaans ook veel stamgasten van het café, dus moet de voorstelling toegankelijk zijn en de aandacht vast weten te houden. De theaterstukken duren tussen de 20 en 25 minuten.

26 podia is vrij veel, hoe weet het publiek waar het heen moet?
Natuurlijk is iedereen vrij om te gaan waar hij wil, maar de organisatie heeft zes routes uitgestippeld. De voorstellingen op deze routes hebben een gelijke thematiek en sfeer en liggen op loopafstand van elkaar. Zo is er de route ‘Bewust Onbekwaam’, waarin alle vier voorstellingen het thema communicatie en miscommunicatie delen, draait de route ‘Liefde, een Gevaarlijk Spel’ om de kunst en het kwaad van de verleiding en spelen alle voorstellingen van de route ‘Kom Jij Hier Vaker?’ nadrukkelijk met het gegeven dat deze zich in een café afspelen.

Hoe lukt het jullie om een evenement van deze omvang gratis toegankelijk te houden?
Op enkele functies na werkt de voltallige organisatie op vrijwillige basis. De cafés en theatergezelschappen werken ook graag mee, want een voorstelling op het CTF betekent al snel een volle kroeg en een volle zaal en dus wederzijdse publiciteit. Als je het festival een warm hart toe wil dragen kun je bij een groot deel van de cafés een De Koninck bestellen, het festivalbier waarvan een deel van de opbrengst naar het CTF gaat.

Een van jullie doelstellingen is het promoten van nieuw talent. Kun je vertellen hoe het CTF bij kan dragen aan het succes van een theatergroep?
Het beste voorbeeld is Club GEWALT, dat vorig jaar de gedeelde juryprijs in ontvangst nam voor hun voorstelling Carnavalskinderen. Hierna kregen zij landelijk veel speelplekken aangeboden en dit jaar is de voorstelling op vrijdag 7 maart om 18.00 uur de opener van het CTF in Grand Café Lebowski. Op het festival zijn tevens meerdere talentenscouts aanwezig en we houden dit jaar een speciale bijeenkomst voor professionale theatermakers en programmeurs van nationale festivals en theaters. De winnaar van de juryprijs wint tevens optredens op onder andere het Fringe Festival en het Compagnietheater in Amsterdam en het Boulevard Festival in Den Bosch.

Waarin verschilt de editie van dit jaar van afgelopen edities?
Dit jaar hebben we een recordaantal van 110 aanmeldingen van theatermakers binnengekregen, waarvan we er slechts 26 op het festival kunnen programmeren. Door dit grote aanbod en de strenge selectie ligt het niveau erg hoog en bestaan alle theatergroepen uit (bijna) afgestudeerde theatermakers. Verder hebben we geprobeerd door heel de stad zichtbaar te zijn door middel van blauwe lopers en onze eigen blauwe mannetjes. Ook doen er dit jaar weer nieuwe cafés mee waar we heel blij mee zijn, zoals schouwburgcafé Zindering en Le Journal op de Neude.

De slogan van dit jaar is ‘Het CTF brengt je naar een hoogtepunt’. Kun je tot slot enkele persoonlijke hoogtepunten uit de programmering noemen?
Een persoonlijke favoriet is het gezelschap Faas met Haaren, dat de voorstelling Doo-Wop Doo-Wop speelt in Café Willem Slok. Twee zussen wachten tijdens de dreigende jaren dertig op hun derde zuster. Wat ik knap vind aan deze voorstelling is dat ze de tragiek niet schuwen en binnen het korte tijdsbestek van een klein half uur weten te ontroeren.

Ik heb de repetities helaas nog niet gezien, maar ik hoor heel goede dingen over de voorstelling De Wildernis van Stijn & Wolter in Oskar, het café van filmhuis ’t Hoogt. Stijn & Wolter zijn twee zeer ambitieuze mannen die een muziektheatervoorstelling hebben gemaakt waarin ze het uitgaansleven analyseren als een jungle.

In De Morgenster spelen De Mannen van Hans de tragikomische voorstelling Fiasco. De Mannen zijn veruit de leukste clowns ooit en weten feilloos hoe ze het publiek moeten bespelen. De voorstelling draait om een café dat de deuren moet sluiten, aan de clowns de taak om hun stamkroeg van de ondergang te redden.

Het Café Theater Festival vindt plaats van 7 tot en met 9 maart in de binnenstad van Utrecht. Meer informatie op www.cafetheaterfestival.nl

 

 

Boeken / Fictie

Denken, praten, voelen

recensie: Maartje Wortel - IJstijd

IJstijd, de tweede roman van Maartje Wortel, is een stijlvolle roman en wordt met humor verteld. Het is een roman over liefde, echtheid en het waarmaken van dromen. Daarnaast lijkt de roman ook nog iets te zeggen over het schrijverschap zelf.

James Dillard, de hoofdpersoon in de roman, zit er warmpjes bij: hij heeft genoeg geld op de bank om de rest van zijn leven in hotels door te kunnen brengen en daar alleen nog het beste en duurste voedsel te consumeren. Hij kan alles doen wat hij wil en er is niets waar hij zich echt zorgen over zou moeten maken, maatschappelijk gezien. Toch is hij angstig en valt er bij hem enig cynisme te bespeuren. Hij heeft het gevoel dat wat hij ook doet, het toch geen verschil maakt, terwijl dat wel iets is waar hij naar lijkt te verlangen. Hij zou wel iemand willen zijn die vol in het leven staat, maar wie?

James wordt met zijn neus op de feiten gedrukt als hij verliefd wordt op Marie, iemand ‘die zich zonder schaamte overgeeft aan zichzelf en daarmee aan anderen’. Marie neemt het leven zoals het komt, met al zijn toevalligheden en onvoorspelbaarheid. Leven is voor haar een gevoel. James daarentegen denkt veel na en gaat ervan uit dat dingen ‘zo hebben moeten zijn’. Hij realiseert zich dat hij om echt te gaan leven niet langer moet nadenken, maar een keer risico’s zal moeten nemen. In de gesprekken tussen James en Marie werkt Wortel deze zoektocht uit tot in de puntjes.

Schrijverschap
Wanneer zijn relatie met Marie geëindigd is, wordt James benaderd door Monica. Zij werkt voor een uitgeverij en vraagt hem een boek te schrijven. James is geen schrijver, maar benut deze kans om er één te worden. De gedachten die zij beiden over het schrijverschap hebben zijn interessant. Wanneer zij zeggen: ‘alle echte schrijvers zijn dood’ en ‘dat alles toch een kopie van een kopie van een kopie is’ lijkt het alsof er van exclusief en creatief schrijverschap geen sprake is.

Monica laat het klinken alsof schrijven iets is wat iedereen zou kunnen doen, zolang de schrijver doet wat de mensen willen: zichzelf kunnen herkennen in de personages. In het licht van de echtheid die James nastreeft en zijn verlangen volop te leven van binnenuit vertegenwoordigt Monica het ‘leven aan de buitenkant’: doen wat men van je verlangt, zonder na te denken over waar je werkelijk van droomt en wat je echt wilt. Of Wortel hiermee iets over de uitgeverswereld wil zeggen, is de vraag.

Dichtbij komen
Wat deze roman zo steengoed maakt is niet eenvoudig te definiëren. Het is veel, erg veel. Het zijn de soms absurde scènes die Wortel zo raak en met droge humor weet uit te beelden, zoals de scene waarin James de kat van Hotel Arena, Zieck III, in zijn koffer ontvoert naar zijn nieuwe onderkomen in een hostel en het maar de vraag is of dat zo goed afloopt voor het dier. Het is haar schrijfstijl, gedetailleerd en rijk aan observatievermogen, zeker wanneer het gaat om het schetsen van het karakter van een personage, zoals hier James’ vader:

Hij bukt voorover, zijn hoofd is vlakbij, hij ruikt naar aftershave en zijn adem ruikt naar sigaretten en ook naar de sinaasappels die mijn moeder voor hem heeft uitgeperst. Als ik opzij kijk zie ik zijn droge lippen, de velletjes en minuscule groefjes, zoals het wad eruitziet bij eb maar dan heel klein, alsof er iets zich in hem heeft weggetrokken.

Het komt ook door de centrale vraag die James zichzelf in de roman stelt en de actualiteit ervan voor de hedendaagse lezer, door het subtiele spel met wat de lezer daarvan in zichzelf herkent in combinatie met de uitspraken over het schrijverschap die de roman bevat.

Maar het belangrijkst is wel de manier waarop Wortel de zoektocht en de worsteling van James schetst in rake beelden. Door de spanning tijdens het inspringen bij touwtje springen, via personen die van elkaar gescheiden zijn door glas en uiteindelijk met het wonen op een door ijs omringd eiland wordt duidelijk hoe lastig het voor James is om zijn leven volop te leven. Wanneer James de sprong waagt, het glas verwijdert en het ijs gesmolten is, pas dan kan hij het leven écht dichtbij laten komen.

Film / Films

Rebelse punkmeiden

recensie: We Are The Best!

Punk is niet dood! Althans niet volgens de meiden Bobo en Klara, die aan het begin van hun puberteit staan. We Are The Best! is een fris en eigenzinnig portret van jeugdige rebellie in het Zweden van de jaren tachtig.

De dertienjarige meiden Bobo en Klara zijn punk. Op Klara’s hoofd siert een stoere hanenkam, terwijl Bobo met een kort verknipt kapsel rondloopt. Zij vormen eenzame outsiders, want het is begin jaren tachtig en punk is dood. Metal is in, zoals het bandje van tieners Iron Fist. Op school domineert weer de muziek van Human League, vertoond op danspasjes van meiden in felroze leggings.

De meiden stuiten op nogal wat weerstand vanuit hun omgeving. Regelmatig krijgen ze te horen dat ze lelijk zijn. Bij de mondige Klara zorgt dit voor nog meer tegengas, terwijl het de stillere Bobo lijkt te raken. De twee hebben vooral elkaar, want op hun ouders kunnen ze niet echt rekenen. Klara’s ouders zijn net twee grote kinderen en Bobo’s moeder valt van de ene relatie in de andere.

Passie voor punk

~

Niet gek dus om je te storten op muziek en dan met name de punk, de stroming die eind jaren zeventig ontstond en ageerde tegen de sociale onvrede. Niet dat Bobo en Klara het op dat gebied slecht hebben: in het Zweden van begin jaren tachtig was het niet slecht vertoeven. Klara en Bobo richten zich dan ook met name op hun persoonlijke onvrede: zich afzetten tegen hun gymleraar bijvoorbeeld. Het leidt tot hun eerste nummer, waarin ze hun haat voor sport van zich afschreeuwen.

De film krijgt een nieuwe dimensie wanneer Bobo en Klara, die eigenlijk geen instrument kunnen spelen (hoe punk is dat!), de christelijke Hedvig bij hun bandje betrekken. Eveneens een outsider, maar ze kan gitaar spelen als de beste. De drie oefenen in een jeugdhonk, waar ze bijgestaan worden door twee volwassen begeleiders.

Met We Are The Best! keert Moodysson weer terug naar het niveau van zijn eerste speelfilms Fucking Åmål en Together. Films waarin kinderen een belangrijke rol, zo niet de hoofdrol speelden en thema’s als seksuele geaardheid, liefde en erbij horen domineerden. Moodysson wist daarbij de juiste snaar te raken tussen drama en humor. Zijn oeuvre kreeg een andere draai met het loodzware Lilja 4ever, waarin een meisje gedwongen werd tot kinderprostitutie, het pretentieuze en aanstootgevende A Hole in My Heart en de clichématige mozaïekfilm Mammoth, waarmee Moodysson een gooi deed naar internationaal succes met bekende namen als Michelle Williams en Gael García Bernal.

Verfrissende rebelse nostalgie

~

In alle opzichten is We Are The Best! dan ook een verademing. Een frisse wind na de zware en experimentele laatste films, die noch commercieel noch kritisch een succes waren. Moodyssons laatste, gebaseerd op een graphic novel van de hand van zijn vrouw Coco, weet de onzekere puberwereld van de drie jonge meiden goed te illustreren. Buiten hun punkpassie worstelen zij namelijk net als ieder ander jong meisje met erbij horen, verliefd zijn en erkenning krijgen. Ook de vriendschap krijgt een en ander te verduren, wanneer er jongens in het spel komen. Maar de toon blijft licht en sprankelend, zonder teveel in te gaan op diepere emoties of problemen. Een discussie over het geloof bijvoorbeeld wordt subiet door Klara beëindigd met de woorden ‘Ik geloof niet in God. Ik geloof in ketchup!’

En de muziek? Die blijft rammelen. De meiden, geïnspireerd door Zweedse punk en niet de Engelse zoals Sex Pistols en The Clash, worden naarmate de film vordert niet beter. Wanneer ze zowaar mogen optreden in een ander jeugdhonk, worden ze direct uitgefloten. Maar hun strijdlustige en rebelse boodschap uiten ze wel vol verve, met een dikke middelvinger omhoog. Waarmee je als kijker weer even terugverlangt naar jong en rebels zijn en de film gegarandeerd een ondeugende lach op je gezicht tovert.  

Boeken / Fictie

Klukhuhns roep

recensie: André Klukhuhn - De trip naar het morgenland

De hippiecultuur die de jaren zestig en zeventig zo kenschetst, spreekt voor het gros van ons tot de verbeelding.  De trip naar het morgenland speelt in op die idylle van een bohemiens bestaan: (…) dat we even weer het idee hadden niet geheel op onszelf te staan maar tot een veel bredere beweging te horen die zich op verschillende plaatsen tegelijk kon manifesteren.

van een bohemiens bestaan: (…) dat we even weer het idee hadden niet geheel op onszelf te staan maar tot een veel bredere beweging te horen die zich op verschillende plaatsen tegelijk kon manifesteren.

Alomvattend denker


André Klukhuhn (1940) mag gerust een grootheid genoemd worden, al is het alleen maar om zijn idealisme op het gebied van wetenschap en kapitalisme; zo probeerde hij in 1993 zijn doctorstitel in te leveren als protest tegen het toenemende commerciële aandeel in wetenschappelijk onderzoek. Hij (ver)legde hierna het accent van zijn carrière steeds meer naar de kunsten en de verbinding met de wetenschap, met als axioma dat beide werelden een perspectief en aanvulling bieden op eenzelfde waarheid, wat deze dan ook mag zijn. De algehele geschiedenis van het denken, of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst uit 2013 is de laatste versie van Klukhuhns door de jaren heen steeds uitgebreidere zoektocht op dit gebied. De trip naar het morgenland is zijn eerste literaire poging en hiermee is hij vermoedelijk de oudst debuterende romanschrijver in Nederland. De term ‘autobiografische  roman’ die op het voorplat prijkt, kan als een voorbeeld worden gezien van zijn duale benadering van de waarheid.  

Geen regels, enkel uitzondering


Hoofdpersoon Tobias Hirschfelder woont samen met zijn vrouw en zoon in een hippiewoongroep in het naoorlogse Amsterdam. Het idealisme van de woongroep is niet echt politiek geëngageerd, maar vooral gericht op het zoeken naar een andere, betere wereld. De roman van Herman Hesse, Reis naar het Morgenland uit 1932, is hierin hun leidraad: het gaat niet om het doel, maar om de weg. Deze weg wordt letterlijk genomen middels een reis naar de Middellandse Zee met een op de kop getikte botter, de Uk genaamd. De kleurrijke leden van de groep vormen bij aanvang nog een voorbeeldige en liefdevolle eenheid, die vriendengroepen anno nu zich niet meer kunnen indenken (al kan het hier en daar een soa minder).

Een intermezzo bestaat uit een schets van Tobias’ jeugd en vorming; van zijn geboorte in een Amsterdams arbeidersgezin naar zijn opleiding tot scheikundige. Het vormt een bildungachtige inbedding voor het uiteindelijke pad dat Tobias op latere leeftijd zal volgen en hem uiteindelijk tot filosoof en schrijver zal maken. De laatste hoofdstukken keren terug naar de woongroep en hun reis met de Uk naar de Middellandse zee. Het zinken ervan markeert een ondergang; niet alleen van de woongroep, maar ook van hun verlangen naar het morgenland waar zij nooit mochten arriveren. 

Memoires?


Over opbouw en uitwerking van het boek, dat meer aan een verzameling memoires doet denken dan aan een roman, valt het een en ander te zeggen. Staccato volgt anekdote op anekdote, verhaal op verhaal, herinnering op herinnering, waardoor samenhang en plot lijken te missen. Er vallen gaten waar ze in een roman nu juist niet mogen vallen en trivia lijken soms over relevantie en inhoud te zegevieren. Oeverloze uitwijdingen van Tobias over het varen met en bedienen van een botter, legertaken, eerste banen, medische kwalen, overspel en zelfs een heel hoofdstuk over seksuele ervaringen (inclusief beffen zonder kunstgebit) passeren de revue, maar aan zijn trouwdag en de geboorte van zijn zoon is maar één zin gewijd. Dit alles in een wat magere stijl met veel clichématig aandoende zinnen, zoals:

Die avond hebben we elkaar voor de eerste keer lang en innig gekust, waarbij onze zielen versmolten en de wereld veranderde in een schitterend, geluidloos vuurwerk dat onverminderd voortduurde (…)

Juist die magere stijl verrast, omdat Klukhuhn eerder heeft aangetoond een groot oog voor schoonheid te hebben en dit in zijn wetenschapsfilosofische werk wel altijd heeft laten zien. De overloze uitweidingen, het missen van samenhang en de clichématige stijl zijn dan ook moeilijk te plaatsen. Als er al een boodschap te vinden is, is het deze: dat het karkas van Klukhuhns idealen wegrot op een zeebodem. Wellicht is dit boek een oproep aan de lezer dat karkas te bergen en zijn zoektocht naar het morgenland voort te zetten.

Muziek / Concert

Heerlijke klanken

recensie: Lavinia Meijer

De in Zuid-Korea geboren Lavinia Meijer groeide vanaf haar tweede op in Nederland. Vanaf haar negende jaar speelt ze harp. Inmiddels gelauwerd met vele prijzen voor haar albums speelt ze over de hele wereld haar muziek.

Net als bij haar vorige album met Philip Glass was ook nu de componist, de Italiaan Ludovico Einaudi, nauw betrokken bij de bewerking voor harp die Meijer maakte. In de kapel van Roepaen speelt Meijer diverse stukken van haar jongste album. Maar gelukkig beperkt ze zichzelf niet tot een integrale live-presentatie van haar album.

Vakkundige vingers

~

Ze opent de avond met het titelnummer ‘Passaggio’. Ze voorziet alle stukken die ze speelt van wat uitleg om vervolgens de mooiste klanken uit haar harp te toveren. Naast stukken van Einaudi horen we ook composities van het vorige album. Zo horen we twee delen van Metamophosis om bij weg te kabbelen. Twee bewerkingen van de IJslandse componist Olafur Arnalds hebben de inspiratie van Meijer getroffen na haar reis naar IJsland en zijn zo terecht gekomen in het programma van haar concert. Ook de recente reis naar Korea inspireerde haar om een bewerking te maken van een Koreaans volksliedje dat ze hier speelt als een improvisatie. Het prachtige ‘The Hours’ van Glass krijgt een Meijer-benadering vlak voor de pauze. Een complex stuk muziek dat in uiterste vakkundige vingers is bij Meijers.

Onterecht in klassiek-hoek
Lavinia Meijers wordt ten onrechte in de hoek van de klassieke muziek gepositioneerd. Ze speelt even gemakkelijk een stuk van Japanse oorsprong als een bewerking van een Koreaans volksliedje. Ook moderne componisten zijn in goede handen bij Meijers. Het meest opvallende uitstapje dat ze maakt is een bewerking van het Radiohead-nummer ‘Karma Police’, dat ze in een herkenbare en uitstekende vertolking brengt tijdens het volledig onversterkte optreden in de kapel van Roepaen. Het geluid is werkelijk formidabel. Alleen tijdens de uitleg en het vragenkwartiertje over harp gebruikt Meijers een microfoon om haar stem hoorbaar te maken. Iedere muziekliefhebber is tijdens het ruim anderhalf uur durende optreden in twee sets aan zijn trekken gekomen. Tijdens de signeersessie neemt ze persoonlijk de complimenten in ontvangst. Het ruim honderdvijftig koppen tellende publiek gaat met het hoofd vol heerlijke klanken huiswaarts.

Live in Nederland:
2 maart Schaffenaar theater, Barneveld
6 maart Theater de Wisinghof, Roden
8 maart Hervormde kerk, Waarde

(meer concerten op haar website)

 

Film / Films

Rustig laten passeren

recensie: Ride Along

Ride Along probeert de successen van Bad Boys te reproduceren. In financieel opzicht slaagt de film daarin, – de sequel is al aangekondigd – maar in alle andere opzichten niet.

~

Ice Cube en Kevin Hart spelen de hoofdrollen in deze buddy cop movie die geïnspireerd is op titels als Beverly Hills Cop, Lethal Weapon en natuurlijk Bad Boys. James Payton (Cube) is een doorgewinterde agent die de legendarische crimineel Omar (Laurence Fishburne) al jarenlang op de voeten zit. Samen met collegae Santiago (John Leguizamo) en Miggs (Bryan Callen) vernielt hij in de beginscène een winkelcentrum en verwondt, hoogstwaarschijnlijk, talloze omstanders, louter en alleen om een potentiële handlanger van Omar te pakken te krijgen. Met diezelfde man sloot hij als undercover agent enkele minuten daarvoor een deal. En diezelfde man had hij toen zonder al teveel problemen kunnen oppakken. Maar, zo werkt dat niet in dit soort films. Er moeten dingen kapot, want dat is leuk. 

Ben Barber (Hart) is uit ander hout gesneden, niet bepaald hardhout trouwens. Hij lult als Brugman, maar voert niets uit. Ben droomt van een leven als politieagent, maar is bewaker op een middelbare school. Zijn dagen slijt hij door scholieren op de kast te jagen. Op miraculeuze wijze beschikt Ben wel over een vrij ruim appartement. Buiten is het koud genoeg voor jassen, maar binnen staat de verwarming blijkbaar flink aan, want Bens vriendin Angela (Tika Sumpter) loopt in hotpants en hemdjes. Ze zit letterlijk een beetje mooi te wezen. Dialogen tussen Angela en Ben gaan negentig procent van de tijd over seks en Ben’s ‘black hammer’. Juist.

Een dag in dienst


~

Angela is tevens de zus van James, die het maar niks vindt dat ze met zo’n lapzwans als Ben zit opgescheept. James wil een betere man dan Ben voor Angela. Misschien had de kijker dit ook gewild, mits Angela meer zou zijn dan slechts een seksbom zonder enige achtergrond. James daagt Ben uit een dag met hem mee te lopen, een uitdaging die Ben graag aangaat. 

Bad Boys en Lethal Weapon beschikken wellicht niet over de meest inventieve plots, maar de chemie tussen de acteurs maakt veel goed. Kevin Hart beschikt ook over komisch talent, maar tussen hem en Ice Cube wil het maar niet boteren. Hart springt in het rond als een ADHD’er op suikerklontjesdieet, terwijl Ice Cube stoïcijns voor zich uit staart en zo nu en dan iets in de richting van zijn partner snauwt.

Te cool om te overtuigen


~

Rapper, producent, acteur en regisseur Ice Cube – eigenlijk heet hij O’Shea Jackson – maakt zich schuldig aan een stevig potje
overacting. James is veel te cool om te overtuigen en er kan geen lachje van af. Waarom zijn baas hem de hand boven het hoofd houdt, is onduidelijk. James is niet bepaald een goede rechercheur, want Omar wordt opgespoord door groentje Ben.

Kevin Hart compenseert enigszins, maar praat zoveel dat je er horendol van wordt. Alsof deze comedian wacht op het rode seintje achterin de zaal om te stoppen met zijn act en dat seintje maar niet wil verschijnen. Zijn relatie met zowel Angela als James is nergens op gebaseerd en derhalve ook niet interessant.

Ride Along sjeest met een rotgang naar het einde, zonder ook maar een moment te boeien of grappig te zijn. Tel daarbij nog wat dramatische uitspraken op (‘Bullshit is my middle name‘), een verhaal dat kant noch wal raakt en twee personages waar niemand in geïnteresseerd is. De boodschap moge duidelijk zijn: laat deze film maar passeren.

Kunst / Expo binnenland

Models and Beyond gaat niet verder dan schaalmodellen

recensie: Dan Graham - Models and Beyond

.

Eindeloze rijen huizen en auto’s: Dan Graham (Urbana, 1942) was de eerste kunstenaar die het alledaagse leven betrok bij het minimalisme. In de jaren zestig ging Graham erop uit om rijtjeshuizen en andere herhalingen in de Amerikaanse consumptiemaatschappij vast te leggen. In de tentoonstelling Models and Beyond in De Pont is zijn oudere werk te zien, maar ook de ontwikkeling naar zijn latere paviljoens. Op deze paviljoens ligt de nadruk.

(links) Untitled, 2011 - courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London (rechts) Model for Triangular Pavilion with Shoji Screen, 1990 - courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London

(links) Untitled, 2011 – courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London (rechts) Model for Triangular Pavilion with Shoji Screen, 1990 – courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London

Doorzichtige spiegels, rasters als muren en eindeloos glas
De paviljoens of sculpturen, die de ruimte van het museum vullen, kunnen zowel tot de architectuur als tot de beeldende kunst gerekend worden. Graham zoekt hierin niet alleen een oplossing voor het gebrek aan beleving van ruimte in de stad, maar streeft ook naar openheid in de samenleving. Beide bereikt hij door talloze combinaties van spiegels, rasters en glas te ontwerpen. Het glas heeft een bijzondere eigenschap: het spiegelt de omgeving en is tevens doorzichtig. Zo zorgt het voor ruimtelijkheid en confronteert het de bezoeker met zichzelf.

De sculpturen veranderen met hun omgeving mee door deze te reflecteren. Elke voorbijganger bepaalt hoe het werk eruit ziet. Anderzijds laat de doorzichtigheid van het glas de bouwwerken in de achtergrond opgaan. Het is een ideale eenwording van persoonlijke en publieke ruimte.

Video Projection Outside Home (3834/2), 1978 - courtesy de kunstenaar/Marian Goodman New York

Video Projection Outside Home (3834/2), 1978 – courtesy de kunstenaar/Marian Goodman New York

Enkel schaalmodellen
Grahams oeuvre is van oorsprong conceptueel. Dit is te zien bij de kleinere projecten die ook vertegenwoordigd zijn in de tentoonstelling. Er wordt bijvoorbeeld een portret van een Amerikaans gezin geschetst door middel van een tweede televisie buiten het huis. Passanten kunnen televisieprogramma’s en films meekijken met de familie. Net als een tuinkabouter voor het huis, weerspiegelt ook de televisie de normen en waarden binnen het gezin en zorgt zo voor meer openheid in de samenleving. In dit werk van Graham staat het idee centraal. De extra televisie, vertegenwoordigd door een schaalmodel van een billboard, is beplakt met een sticker van The Simpsons. Het is jammer dat de toeschouwer zichzelf een voorstelling moet maken van de werking van het project. Hoewel het werk in 1996 is uitgevoerd in Santa Barbara (CA) geeft Models and Beyond hier geen informatie over.

Model for Triangular Pavilion with Shoji Screen, 1990 - courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London

Model for Triangular Pavilion with Shoji Screen, 1990 – courtesy de kunstenaar/Lisson Gallery London

Betreurenswaardig aan de tentoonstelling is dat de meeste andere werken ook gepresenteerd worden als schaalmodel, zonder hun context. Het is uiteraard niet altijd mogelijk om een heel bouwwerk te verplaatsen enkel voor een tentoonstelling, maar het museum had meer kunnen doen om de toeschouwer een simulatie van het gebouw in zijn omgeving aan te bieden. Waar de zaalteksten enthousiast vertellen over stadse locaties en veranderende aanzichten, moet de toeschouwer genoegen nemen met enkel een schaalmodel op een witte sokkel. Er zijn geen pogingen gedaan om ons het aanzicht van het Alstersee Park in Hamburg of een van de andere locaties waar de paviljoens staan te tonen.

Models and Beyond geeft een bijzondere kans om een overzicht van Grahams werk te zien in Nederland. De diversiteit aan utopische concepten verrijkt de toeschouwer met veel stof tot nadenken. De manier van presenteren roept helaas meer vragen op dan dat ze antwoorden geeft. Zo veel interessante ideeën als er te ontdekken zijn, zo weinig uitwerkingen en resultaten worden er aangeboden.