Boeken / Fictie

Klukhuhns roep

recensie: André Klukhuhn - De trip naar het morgenland

De hippiecultuur die de jaren zestig en zeventig zo kenschetst, spreekt voor het gros van ons tot de verbeelding.  De trip naar het morgenland speelt in op die idylle van een bohemiens bestaan: (…) dat we even weer het idee hadden niet geheel op onszelf te staan maar tot een veel bredere beweging te horen die zich op verschillende plaatsen tegelijk kon manifesteren.

van een bohemiens bestaan: (…) dat we even weer het idee hadden niet geheel op onszelf te staan maar tot een veel bredere beweging te horen die zich op verschillende plaatsen tegelijk kon manifesteren.

Alomvattend denker


André Klukhuhn (1940) mag gerust een grootheid genoemd worden, al is het alleen maar om zijn idealisme op het gebied van wetenschap en kapitalisme; zo probeerde hij in 1993 zijn doctorstitel in te leveren als protest tegen het toenemende commerciële aandeel in wetenschappelijk onderzoek. Hij (ver)legde hierna het accent van zijn carrière steeds meer naar de kunsten en de verbinding met de wetenschap, met als axioma dat beide werelden een perspectief en aanvulling bieden op eenzelfde waarheid, wat deze dan ook mag zijn. De algehele geschiedenis van het denken, of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst uit 2013 is de laatste versie van Klukhuhns door de jaren heen steeds uitgebreidere zoektocht op dit gebied. De trip naar het morgenland is zijn eerste literaire poging en hiermee is hij vermoedelijk de oudst debuterende romanschrijver in Nederland. De term ‘autobiografische  roman’ die op het voorplat prijkt, kan als een voorbeeld worden gezien van zijn duale benadering van de waarheid.  

Geen regels, enkel uitzondering


Hoofdpersoon Tobias Hirschfelder woont samen met zijn vrouw en zoon in een hippiewoongroep in het naoorlogse Amsterdam. Het idealisme van de woongroep is niet echt politiek geëngageerd, maar vooral gericht op het zoeken naar een andere, betere wereld. De roman van Herman Hesse, Reis naar het Morgenland uit 1932, is hierin hun leidraad: het gaat niet om het doel, maar om de weg. Deze weg wordt letterlijk genomen middels een reis naar de Middellandse Zee met een op de kop getikte botter, de Uk genaamd. De kleurrijke leden van de groep vormen bij aanvang nog een voorbeeldige en liefdevolle eenheid, die vriendengroepen anno nu zich niet meer kunnen indenken (al kan het hier en daar een soa minder).

Een intermezzo bestaat uit een schets van Tobias’ jeugd en vorming; van zijn geboorte in een Amsterdams arbeidersgezin naar zijn opleiding tot scheikundige. Het vormt een bildungachtige inbedding voor het uiteindelijke pad dat Tobias op latere leeftijd zal volgen en hem uiteindelijk tot filosoof en schrijver zal maken. De laatste hoofdstukken keren terug naar de woongroep en hun reis met de Uk naar de Middellandse zee. Het zinken ervan markeert een ondergang; niet alleen van de woongroep, maar ook van hun verlangen naar het morgenland waar zij nooit mochten arriveren. 

Memoires?


Over opbouw en uitwerking van het boek, dat meer aan een verzameling memoires doet denken dan aan een roman, valt het een en ander te zeggen. Staccato volgt anekdote op anekdote, verhaal op verhaal, herinnering op herinnering, waardoor samenhang en plot lijken te missen. Er vallen gaten waar ze in een roman nu juist niet mogen vallen en trivia lijken soms over relevantie en inhoud te zegevieren. Oeverloze uitwijdingen van Tobias over het varen met en bedienen van een botter, legertaken, eerste banen, medische kwalen, overspel en zelfs een heel hoofdstuk over seksuele ervaringen (inclusief beffen zonder kunstgebit) passeren de revue, maar aan zijn trouwdag en de geboorte van zijn zoon is maar één zin gewijd. Dit alles in een wat magere stijl met veel clichématig aandoende zinnen, zoals:

Die avond hebben we elkaar voor de eerste keer lang en innig gekust, waarbij onze zielen versmolten en de wereld veranderde in een schitterend, geluidloos vuurwerk dat onverminderd voortduurde (…)

Juist die magere stijl verrast, omdat Klukhuhn eerder heeft aangetoond een groot oog voor schoonheid te hebben en dit in zijn wetenschapsfilosofische werk wel altijd heeft laten zien. De overloze uitweidingen, het missen van samenhang en de clichématige stijl zijn dan ook moeilijk te plaatsen. Als er al een boodschap te vinden is, is het deze: dat het karkas van Klukhuhns idealen wegrot op een zeebodem. Wellicht is dit boek een oproep aan de lezer dat karkas te bergen en zijn zoektocht naar het morgenland voort te zetten.