Theater / Voorstelling

Opgezadeld met je lijf en wil

recensie: Alexandra Broeder - De Zone

Al bij het kopen van een toegangskaartje voor De Zone word je geconfronteerd met jouw waarde van het leven. Het kopen gaat niet zomaar, pas na het invullen van een persoonlijke vragenlijst krijg je de keuze voor dag(en) en tijd, alsof je een afspraak bij de huisarts maakt. De makers noemen het een meerdaagse theatrale ingreep in je vertrouwde dagelijkse leven. Ik noem het een ultieme kans om te ervaren en tegelijkertijd doen realiseren dat de ervaring van jouw omgeving geheel met fantasie wordt ingevuld.

Degenen die al eens eerder met het werk van Alexandra Broeder in aanraking zijn gekomen, zullen wel weten dat zij graag haar publiek de stuipen op het lijf jaagt, al is dat niet per se haar doelstelling. Het gegeven dat zij de confrontatie opzoekt maakt dat haar werk snel als horror wordt geïnterpreteerd, terwijl Broeder haar publiek misschien alleen maar iets ‘echts’ wilt laten zien. In De Zone ben je (bijna) alleen met jezelf opgezadeld. En iets ‘echters’ dan jezelf kan ze je niet geven, toch?

Om het geheim van de voorstelling te behouden zal ik dan ook niet ingaan op specifieke locaties en details van de theatrale ingreep. Het was mooi, en serieus, en lief. In tegenstelling tot haar eerdere werk, stellen de acteurs je – in woorden – gerust. Er is geen enkel moment dat zij je het gevoel geven dat je in verkeerde handen bent. Wel wijzen zij je er meerdere malen op dat jouw aanwezigheid in De Zone volledig een eigen keuze is en de mogelijkheid om op elk moment uit De Zone te stappen ook. En juist door het benadrukken van dit gegeven, wek je bij jezelf de verwachting op van iets engs waar je mogelijk acuut mee zal willen stoppen.

Het zijn twee ontmoetingen op twee diverse locaties. Het adres van de tweede locatie volgt na de test op de eerste kennismaking. Die test wordt zowel lichamelijk als geestelijk afgenomen. Aan de hand van verschillende apparatuur maken zij je bewust van je lijf en je wil, die niet apart van elkaar bestaan. Allemaal vrij logisch op papier, maar nog knap lastig als je er op het moment suprême alleen voor staat.

In coproductie met Frascati en Theater aan het Spui gaat Broeder een groots experiment aan om haar gast een kleine tot grote ontdekking te laten ondergaan. Want wát er precies gebeurt is geheim, maar het mag duidelijk genoemd worden dat – of je jezelf nu durft open te stellen of niet – De Zone haar gast zichzelf een stukje beter laat leren kennen. Het is een kwestie van geloven: niet in De Zone, maar in jezelf. Want jij bent uiteindelijk de enige die invloed heeft op jouw ervaring van het resterende om je heen. Zie dat dan toch maar als een tipje van de sluier. 

Boeken / Fictie

De vakbond voor jou

recensie: John Toxopeus - We doen of er niks aan de hand is

.

En dat deed hij: onlangs verscheen John Toxopeus’ tweede roman We doen of er niets aan de hand is, een verhalenbundel gebaseerd op zijn 25-jarige loopbaan als vakbondsbestuurder bij CNV. De verhalen geven een mooi beeld van hoe Toxopeus zich struikelend en met steeds meer onbegrip een weg zoekt in de professionaliserende vakbondswereld – soms letterlijk, over het speelgoed van zijn kinderen in zijn kantoor aan huis.

De Vakbondsbestuurder
We doen alsof er niks aan de hand is leest op dezelfde manier als Bomans’ Kopstukken of Woody Allens verhalenbundel Louter anarchie. Toxopeus is wat minder absurdistisch, maar vertelt hetzelfde soort korte sketches en heeft een scherp oog voor flauwekul. De hoofdstukjes zijn zelden langer dan vijf pagina’s en staan op zichzelf. Doorgaans behandelen ze een grap of een irritatie van de vakbondsleider, maar samen geven ze ook een schets van hoe de vakbond door de jaren heen steeds meer veranderde – van een eigenlijk wel gezellige, amateuristische vereniging, naar steeds meer een bedrijf met alle bijbehorende sores.

In de humoristische verhalen maakt Toxopeus een karikatuur van iedereen, zichzelf incluis. De rokkenjagers, drinkebroers en vergaderfetisjisten; alles is net wat aangedikt en onhandiger dan werkelijk. Alleen Ineke niet, zijn vrouw die hij op handen draagt. Zij is de reddende engel die hem en hun gezin schraagt en hem meer als regel dan bij uitzondering behoedt voor een professionele stommiteit.

De Ayatollah van Nieuwegein
Toxopeus werkte bij CNV in de tijd dat de vakbonden een grote professionalisering doormaakten. Voor lezers die bekend zijn met de wereld van vakbonden zal het boek vanwege zijn waarheidsgehalte wat extra’s hebben; over welke Friese vakbondsbestuurder heeft hij het die later voorzitter werd? Wie is de Ayatollah van Nieuwegein? En wie is de Sfinx? Is de collega over wie zijn vrouw zegt “Gadverdamme, wat een enge man” echt zo’n engerd? Vakbondslezers zullen in al deze personages (delen van) zichzelf of collega’s herkennen.

Aan de lezer die niet erg ingevoerd is in de vakbond zal soms wat voorbij gaan. Omdat de verhalen alle erg kort zijn, is er weinig sprake van een spanningsboog – met als gevolg dat de personages personages blijven en geen karakters worden. Diepgaande karakters neerzetten zal daarentegen ook niet echt Toxopeus’ bedoeling zijn geweest.

De Verhalenverteller
Het boektitelverhaal, waarmee de bundel afsluit, behelst als een mise en abyme alle strijd, dilemma’s, politiek en het aftellen tot het pensioen, wat Toxopeus op het einde letterlijk doet met behulp van een meetlint (“Nog maar twee centimeter!”). Maar vooral schrijft hij over de liefde voor het werk dat hij haat. Bij gebrek aan vakkennis zijn de politieke situaties en Toxopeus’ functioneren niet helemaal te beoordelen. Tegen het eind van zijn carrière wordt hem verteld dat hij “ongetwijfeld voortreffelijke kwaliteiten bezit”, maar dat hij “totaal ongeschikt” is als vakbondsbestuurder. Wat voor vakbondsbestuurder Toxopeus ook was – hij schrijft er een zeer amusante verhalenbundel over.

Boeken / Fictie

In een koeienvlaai vallen

recensie: Milan Kundera (vert. Martin de Haan) - Het feest der onbeduidendheid

Een nieuwe roman van de gevierde Milan Kundera is altijd reden voor een feestje, en bij een roman die de titel Het feest der onbeduidendheid draagt al helemaal. Helaas is de roman zelf daar geen reden voor.

Dertien jaar na Milan Kunderas laatste roman Onwetendheid verschijnt van zijn hand het dunne Het feest der onbeduidendheid. Vertaald door Martin de Haan, helft van duo Hofhaan en vaste vertaler van de in Frankrijk wonende Tsjech, vertelt deze korte roman over het leven van vier Parijse vrienden. ‘Wat als we een grap niet als grap herkennen?’ vraagt de achterflap van het boekje.

Het feest der onbeduidendheid ‘zou gelezen kunnen worden als een bespiegeling over die vraag – of een grap.’ Daarmee zijn we in zekere zin terug bij Kundera’s debuut De grap uit 1967. Die roman, net als hoogtepunten Het boek van de lach en de vergetelheid en De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, was geschreven in het Tsjechisch, maar daar Kundera sinds ongeveer twintig jaar romans in het Frans schrijft is zijn nieuwste dus ook uit het Frans vertaald.

Zo banaal, zo essentieel?

De vier vrienden zijn Alain, Ramon, Charles en Caliban – die laatste naam is een bijnaam, overgehouden uit zijn dagen als acteur in onder andere Shakespeare-toneelstukken. Elk van hen heeft zo zijn eigen tamelijk nutteloze preoccupaties. Ze worden op hoogdravende toon geïntroduceerd. In het hoofdstukje ‘De kanker gaat niet door’ krijgt een personage te horen dat hij geen kanker heeft: ‘Maar zodra hij de glimlach op het gezicht van de arts zag, begreep hij dat de dood de afspraak had afgezegd.’ Een kwartier later is de kanker al ‘een simpele herinnering’ geworden.

Deze toon houdt Kundera consistent vol. Wanneer Alain met zijn moeder in een auto zit, zegt zij eerst: ‘Kijk om je heen: van alle mensen die je ziet is niemand hier uit vrije wil. Ik weet het, dat is natuurlijk een volkomen banale constatering. Zo banaal zelfs, en zo essentieel, dat niemand het meer ziet of hoort.’ Later gaat haar zoon hier op in:

Alain zweeg en zei toen rustig: ‘Waarom voel je je schuldig? Omdat je niet de kracht hebt gehad om mijn geboorte te verhinderen? Of omdat je je niet hebt verzoend met mijn leven, dat toevallig helemaal niet zo slecht is?’
Er viel een stilte, toen antwoordde ze: ‘Misschien heb je gelijk. Ik ben dus dubbel schuldig. Sorry.’
‘Nee, ik ben degene die sorry moet zeggen,’ zei Alain. ‘Ik ben als een koeienvlaai in jouw leven gevallen. Ik heb je helemaal naar Amerika verjaagd.’

Zwak vormgegeven

Zo praten niet alleen deze moeder en zoon, maar alle personages. Hier wordt niet met elkaar gesproken, maar door een hogere instantie dan de personages (in dit geval de auteur) een idee uitgewerkt. Deze neiging kan al bijna vijftig jaar in Kundera’s schrijven gevonden worden, maar is in Het feest der onbeduidendheid bijzonder zwak vormgegeven.

Het feest der onbeduidendheid is niet zozeer een roman, het is een Kundera-project: wanneer we de auteur zijn ideeën over en regels met betrekking tot het schrijven van een roman volgen, zou er zoiets als dit boek uitkomen. Dat maakt dit boek vooral tot een theoretische exercitie, een cerebrale fantasie. Leuk voor de fans, maar onbegrijpelijk voor wie dat niet is.

Theater / Voorstelling

Ronald Snijders spot met de realiteit in spitsvondige voorstelling

recensie: Ronald Snijders - One Man Show

.

Wie nieuwsgierig is naar wat goed cabaret inhoudt, zou de voorstelling van Ronald Snijders moeten zien. Met een enorme overgave en subtiel talent laat Ronald Snijders zien dat hij tot de top van het hedendaagse cabaret behoort. Taal, zang, absurdisme: het zit er allemaal in. Zeker in de knusse kleine zaal van Theater Bellevue komen zijn kunsten het beste tot zijn recht. Een minimaal decor bestaande uit een lamp, stoel en een cd-speler zijn de enige fysieke kenmerken van de voorstelling, voor de rest speelt Snijders moeiteloos met de verbeelding. Een fraai staaltje kunstenaarschap met uitgekiende humor.Daarbij staat miscommunicatie en verwarring telkens centraal: Snijders komt met zulke spitsvondige taalgrappen over lasbrillen en weermannen (zie zijn boek De alfabetweter voor meer voorbeelden) dat de verwarring op de loer ligt. Zo noemt zijn technicus zichzelf Ed (@), maar blijkt hij eigenlijk gewoon Apenstaart te heten. Dit soort grappen dalen langzaam in bij het publiek, wat het niveau alleen maar ten goede komt. Ook Herman Finkers is meester in woordspelingen, maar de snelheid bij Snijders is vele malen hoger; weliswaar niet zo droog, maar af en toe een tikkeltje flauw. De perfecte timing maakt het echter helemaal goed. Daarnaast is Snijders qua absurdisme frisser en gezelliger dan Hans Teeuwen, die nog wel eens zwartgallig kon zijn en bewust de grenzen van de grap op zocht. Bij Snijders is dat veel minder het geval, hij weet zelfs een grap over kanker zo goed te brengen dat het automatisch een licht onderwerp wordt. De functie van humor bij hem is duidelijk ontlading en relativering. Dat maakt het programma licht verteerbaar, met een ongekend hoog tempo en hier en daar momenten van ontroering. Zo belt zijn moeder hem te pas en te onpas dat hij wat minder moet stampen, en schrijft zijn vriendin dat hij met haar nieuwe vriend veel gelukkiger is. Dat maakt de voorstelling extra sterk: het talent van quizmaster dat Snijders graag wilt uitdragen – en dat ook met verve doet – wordt ook teniet gedaan door zijn eigen zelfspot. Het wordt nergens betweterig of moralistisch; er is simpelweg alleen een televisieprogramma, geen verhaal. De korte sketches worden telkens ingeleid met bumpers (ook door Snijders zelf uitbundig uitgevoerd) of een parodie op Herman van Veen. Dat gaat er altijd in als zoete koek. Zo raast Snijders, die een volledige controle over de zaal heeft, in iets meer dan een uur door. Toch is het einde niet helemaal bevredigend en niet in lijn met het programma. Snijders kiest voor een stille uittocht, waar entertainment misschien beter op zijn plaats was geweest. Al is er ook wat voor te zeggen dat we even hebben mogen genieten van het inkijkje in zijn hoofd, op zijn zolderkamertje, waar fictie en non-fictie dwars door elkaar lopen.

Hitpotentie
Het cabaret van Ronald Snijders is uniek te noemen en ook weer niet, aangezien hij sterk refereert aan enkele andere cabaretiers. Tegelijkertijd is er niemand die op dit moment iets soortgelijks doet als hij. Het is intelligente humor, met veel aandacht voor taal en verbeelding. In ongeveer 75 minuten bestiert hij het podium als televisiestudio, die hij naar eigen inzicht ook nog even om laat bouwen en tussendoor nog Queens Bohemian Rhapsody analyseert. ‘Dit nummer heeft hitpotentie’, concludeert Snijders. Alsof hij zichzelf zojuist een correcte analyse heeft toebedeeld. Snijders maakt cabaret zoals het bedoeld is.

 

Boeken / Fictie

Niet het beste politieke theater

recensie: Elfriede Jelinek (vert. Inge Arteel) - Rijngoud

Van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar Elfriede Jelinek verschijnt bij uitgeverij Querido Rijngoud, in het Duits een ‘Bühnenessay’ geheten. In deze voorstelling gaan oude goden in gesprek over die ene nieuwe god: kapitaal.

Er zijn slechts twee personages in Jelineks Rijngoud: Wotan en zijn lievelingsdochter Brünhilde uit Richard Wagners operacyclus Der Ring des Nibelungen. Ze zijn met elkaar in dialoog, maar dit keer niet over vaag-middeleeuwse intriges, maar over het kapitalisme, geld en hebzucht. Die hebzucht kennen wij nu als de bancaire graaicultuur, maar is via Karl Marx’ Das Kapital terug te voeren naar de aantrekkingskracht van mythologisch goud.

In het Wagnerjaar 2013 werd Jelineks stuk op verschillende podia in Duitsland ten tonele gebracht. Het is natuurlijk een mooi eerbetoon, zo’n blijk van inspiratie, en dan ook nog met een lekker actueel thema. Het is ook erg on-Nederlands: wanneer werd hier voor een laatst een boek uitgegeven met op dergelijke wijze ‘gerecyclede’ personages?

Idee of uitvoering

Het idee is mooier dan de uitvoering. Rijngoud is een verzameling lange monologen van Wotan en Brünhilde. Die laatste opent het boek. ‘Papa heeft die burcht laten bouwen en nu kan hij de lening niet terugbetalen,’ zegt ze, en daar gaat ze, 45 pagina’s lang. Aan het einde verwoordt haar vader wat de lezer ook denkt: ‘Ik. Kind. Zo veel heb je nou nog nooit gezegd! Ik luister nu al uren naar je, maar wat heb je gezegd? Ik weet het niet meer.’ Waarna hij bijna 30 pagina’s aan het woord is.

Niet dat het zo relevant is hoe lang personages aan het woord zijn. Maar tientallen pagina’s monoloog met minimale alinea-indeling, daarmee maak je het de lezer niet gemakkelijk. Zeker niet in een moeilijke, veel informatie bevattende tekst als Rijngoud. Dit gaat uiteindelijk ook ten koste van de tekst zelf.

Interessant, maar belerend

En dat is jammer. Want ergens in die ontoegankelijke brij van woorden zitten interessante gedachten over de combinatie van politiek, economie en corruptie. Wat is macht? Wanneer is iets diefstal? Wat is schuld? De rel rondom de Duitse voormalige bondspresident Christian Wulff, die als president van de deelstaat Nedersaksen met geld van een bevriende ondernemer een huis zou hebben gekocht, komt langs, net als de moorden van de NSU, die eind 2011 aan het licht kwamen. Zo verknoopt Jelinek specifieke voorbeelden in een algemeen argument.

Rijngoud is typisch politiek theater (of een politieke roman, als je het boek zo wilt duiden), zoals wij dat in Nederland niet echt kennen. Dat is jammer: zoals ook uit dit stuk blijkt, kunnen er verbanden worden gelegd die stof tot nadenken zijn. Maar het is moeilijk de politieke boodschap subtiel te verpakken, zodat er niet een auteur predikt. In Rijngoud is Jelinek hier niet helemaal in geslaagd: haar personages zijn uithangborden, hun monologen onderdelen van een langer betoog. Dat is interessant, maar ook belerend.

Kunst / Expo binnenland

Met de dood voor ogen

recensie: Damien Hirst - Memento mori – Damien Hirst

Het is een vreemde gewaarwording: de kalmte die heerst in de ruimte waar Damien Hirst tentoongesteld wordt. Er is geen spektakel, geen drukte van kunstpubliek, geen ellebogenwerk om iets te kunnen zien. Hier hangt de serene rust die hoort bij de dood. Een stiltecentrum voor fijnproevers.

The Vincent Award Room, een wat weggestopt zaaltje op de begane grond van het Gemeentemuseum Den Haag, is tijdelijk omgetoverd tot kamer des doods. Met de kleine tentoonstelling Memento mori wordt hier op subtiele wijze getoond waar wij mensenkinderen het meest bevreesd voor zijn: het onafwendbare einde.

Dreigende zoektocht

Foto: André van Dijk

Foto: André van Dijk

Op het eerste gezicht is er weinig subtiliteit te bespeuren: de grote doodshoofden van Hirst overheersen de bescheiden ruimte, de glasheldere grijns op het diepe zwart doet de adem even stokken. De kleurige vlinders ertussen, als enorme opgeprikte verzamelmodellen, lijken op te stijgen in hun fragiele transparantie. Het contrast is pakkend, het is onmogelijk om niet te blijven kijken.

In het naastliggende deel van de ruimte is de maatvoering van geheel andere orde. Hier moeten we met de neus tegen het glas om de kleine grafiekwerkjes van Rodolphe Bresdin en Odilon Redon goed te kunnen bekijken. De negentiende-eeuwse manier om de dood te laten zien is een dreigende zoektocht in vergelijking met de spierballenkunst van Hirst. Dat zou een dialoog genoemd kunnen worden, maar het is vooral een totaal tegengestelde manier van verbeelden. En van verwerken.

Metaforen

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Het verloop in deze omgang met de dood begint bij de oudste van de drie kunstenaars. Bresdin (1822-1885) is nog verloren in het mysterie en laat op verhalende wijze zien hoe de dood een onverklaarbare aanwezigheid is: hij ligt op de loer en komt je halen als het eenmaal zover is. Zijn ets La mère et la mort (1861) is een aangrijpend voorbeeld waarop een moeder en kind geconfronteerd worden met het einde. In een overweldigende natuur zit de dood – in persona, inclusief zeis – druk gesticulerend de moeder te overtuigen van het onvermijdelijke. Het lijkt een haast alledaagse samenkomst waarbij het verdriet en de overgave van het gezicht van de moeder afstralen.

Odilon Redon (1840-1916) – leerling van Bresdin – slaat een nieuwe weg in. In zijn verbeelding is de dood een metaforische realiteit die op diverse manieren het levenseinde aankondigt. Redon is meer een vormgever dan een verteller: hij gebruikt sterke iconische composities om zijn boodschap over te brengen. De comic-achtige kwaliteit van de gemaskerde klokkenluider in Un masque sonne le glas funèbre (1882) is veelzeggend.

Weldadige angst

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Voor Damien Hirst, kind van zijn tijd, heeft de dood niets mysterieus en hoeft het ook niet in metaforen verbeeld te worden. Met zijn grote fotogravures van geïsoleerde schedels laat hij de werkelijkheid in al haar naaktheid zien. Geheel in stijl met de oude vanitas-schilderijen is de confrontatie eenduidig: dit is letterlijk waar we heen gaan. De haarscherpe etstekening op het peilloze zwart geeft de Memento (Skull)- werken een intimiteit mee die beangstigend en weldadig tegelijk is. Opvallend is dat de afbeelding van de met edelstenen ingelegde schedel For the Love of God (2007) in deze tweedimensionale techniek veel oprechter binnenkomt: ontdaan van de glinsterende rijkdom en luxe is de betekenis vele malen sterker dan het door media en publiek overschreeuwde origineel.

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Het zijn de vlinders – Memento (Butterfly) – die de dood van Damien Hirst vervolmaken. De felgekleurde lichtheid vormt een uitzonderlijke verbinding met de omringende doodshoofden. Naast de doorlopende cyclus van het leven wordt onze vergankelijkheid hier uitgebeeld op een wijze die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Waar in vroeger tijden het begrip ‘Memento mori’ (‘Gedenk te sterven’) een calvinistisch dreigement inhield, is het de overwinning van de kunst die het vandaag tot een weliswaar onwenselijke maar draaglijke grootheid maakt.

Boeken / Achtergrond
special: 32ste Nacht van de Poëzie

Eerbetoon aan de poëzie

.

‘De achthoekige heiligheid’ noemt dichter Ingmar Heytze het fameuze podium waar de Nacht sinds 1982 werd opgevoerd. De steil oplopende zitplaatsen, de kleine balkons, donkere hoekjes en de veelbesproken wandelgangen vormen een perfecte biotoop voor de voorgedragen dichtkunst. 

Campert

~

Na een vlotte introductie door spreekstalmeesters Esther Naomi Perquin en Piet Piryns is de microfoon traditiegetrouw voor de debutant die de editie van vorig jaar afsloot. Kira Wuck verwoordt haar drieluik Hoe pijn eruitziet; met haar fluweelzachte stem en bescheiden blik is dit indrukwekkende begin met recht een sterke aftrap te noemen. 

Piryns heeft al eerder vermeld dat de gemiddelde leeftijd van de optredende dichters 47 jaar is. En dat alles boven die leeftijd vóór twaalf uur aan de beurt is geweest. Dat wordt bevestigd als al vroeg op de avond Remco Campert het podium op schuifelt. De 85-jarige dichter opent met een gedicht van zijn laatste ‘mede-Vijftiger’, de onlangs overleden dichter Gerrit Kouwenaar. Als afsluitend gedicht leest hij met glasheldere stem en zonder aarzeling – als was het zijn eigen necrologie – uit zijn laatste bundel Licht van mijn leven:

(…) laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en wordt meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag

De zaal barst los in een minutenlang applaus, wetende dat dit het laatste optreden van Campert is geweest. De oude dichter blijft wat schuchter staan, neemt aarzelend de ovatie in ontvangst, steekt dan een hand op en verdwijnt.

Chabot

~

De Vlaamse Els Moors – ‘ik kan poëzie maar mondjesmaat verdragen, het schrijven is als vechten tegen de poëzie zelf’ – leest uit haar intieme bundel Liederen van een kapseizend paard. Als het podium voor Erik Jan Harmens is, pakt hij met dreigende toon zijn publiek in; met bulderende intonatie bezweert hij: ‘ik – kan – geen -rennende – mensen – meer – verdragen / daarom – heb – ik – iedereen – neergeschoten’.

Bart Chabot brengt de nodige lucht in de tent met zijn allereerste gedicht Op Scheveningen. Luidkeels en met zwaaiende armen: ‘De wind wast mijn haren schoon / schijn ik gezegd te hebben. / Godallemachtig / riep mijn vader uit, hij keek mijn moeder aan / ’t zal toch geen dichter wezen, hè’.

Dan weer de diepte in met Florence Tonk. Haar bundel Rijgen getuigt van een mooie stijl in gelaagde verzen maar wordt ook wel omschreven als ‘getut van een moederkloek’ (Tzum). In de Nacht vallen haar Beestjes van glas op hun plaats:

Alles is zo dun en transparant
als de beestjes die een glasblazer ooit maakte
eigenlijk nog brozer
als een bel uit het potje met sop;
één vingertop en weg (…)

Eerbetoon

~

Terwijl de hoogtepunten elkaar opvolgen, zijn er ook mindere voordrachten. Het quasigrappige woordgeknutsel van grootheid Judith Herzberg is het helaas niet waard om gememoreerd te worden. Ook Menno Wigman maakt geen indruk met zijn afstandelijke optreden. Gelukkig is er ook iemand als Wim Brands: de bekende televisiepresentator bewijst een meer dan boeiende dichter te zijn. En Leonard Nolens, de man die vorig jaar moest afzeggen wegens een onverwachte ziekenhuisopname. Hij brengt de zaal in vervoering met zijn in dichtvorm gevangen ervaringen uit die zware periode: ‘onze namen liggen getikt op het dienblad’. 

Deze editie van de Nacht gaat de boeken in als nacht van het eerbetoon. Er was een indrukwekkend eerbetoon van Campert aan Kouwenaar, gevolgd door een luid eerbetoon van het publiek aan Remco Campert. In de goed geplaatste entr’actes bracht de fenomenale Rufus Wainwright een mooi eerbetoon aan de tachtig jaar geworden Leonard Cohen – “pretty good poet, I’d say” – door het zingen van diens signature-song Haleluja. Zanger/acteur Maarten Heijmans deed een duit in het zakje met een groots eerbetoon aan Ramses Shaffy, in een op eigen wijze vertolkte versie van diens mooiste liedjes. Maar het grootste eerbetoon kwam van de Nacht zelf: deze inmiddels legendarische omgeving, gevuld met een keur aan dichters en 2500 enthousiaste toehoorders was een waar eerbetoon aan de poëzie.

Nacht van de Poëzie  • 20 september 2014, Utrecht

Kunst / Expo binnenland

Golf van hightech kunst stemt tot nadenken

recensie: The Fluidity Aspect

.

De zee is een alomtegenwoordige aanwezigheid op het TodaysArt Festival van dit jaar. De bezoeker raakt onontkoombaar doordrongen van het ruisen van de wind, het bulderen van de zee en de smaak van het zout bij het aandoen van de verschillende locaties. Met de centrale thema’s vloeibaarheid en transparantie sluit de tentoonstelling The Fluidity Aspect van curator Petra Heck naadloos aan op de omgeving van Scheveningen. Water en de sociale, economische en politieke context daarvan is een terugkerend onderwerp in de getoonde kunstwerken. De expositie is gesitueerd in de kelders van het voormalige kantoor van Rijkswaterstaat, dat tot voor kort tevens het archief was voor het Joegoslavië Tribunaal. Dat juist voor dit gebouw is gekozen, dat voorheen hermetisch was afgesloten van de buitenwereld, is geen toeval. Zowel de waterrijke geschiedenis van het gebouw als de ontoegankelijkheid van de ruimte sluit aan bij de kunst die ingaat op de vermeende openheid en toegankelijkheid van de digitale wereld. ‘Fluidity’ slaat dus evenzeer op water als op de ongrijpbare vloeibaarheid van het internet.

Katja Novitskova, Approximation, 2014

Katja Novitskova, Approximation, 2014

Beelden en context


Verschillende werken in de expositie gaan over de ‘decontextualisering’ van beeld en tekst die door het internet wordt veroorzaakt. Heather Phillipson verduidelijkt dat in haar videowerk A Is to D What E Is to H (2011). De kunstenares laat met een schijnbaar willekeurige aaneenschakeling van beelden de vloeibaarheid van de digitale omgeving zien. Haar video toont de overstroming van informatie waarmee we dagelijks online worden geconfronteerd. Ook Katja Novitskova speelt in haar werk Approximation (2014) met de context van bepaalde beelden. Haar uitvergrote weergaven van een octopus en een gordeldier halen de dieren uit hun natuurlijke habitat – de natuur – én hun oorspronkelijke context – de website van National Geographic. Op deze manier maakt Novitskova de willekeur van digitale beelden duidelijk.

Oliver Laric, Lincoln 3D Scans, 2013

Oliver Laric, Lincoln 3D Scans, 2013

Traditie
De geëxposeerde kunst in The Fluidity Aspect is voor een groot deel futuristisch van aard. Toch is er wel degelijk een koppeling te maken naar de artistieke traditie van beeldhouwkunst en schilderkunst. Soms letterlijk, zoals bij de hightech aandoende sculptuur Prediction Tower, Hype Cycle (2014) van David Jablonowski waarin echt marmer verwerkt is. Soms meer onderliggend, zoals bij Constant Dullaart die met zijn video Silicon Silicate (2014) de dynamiek van de werkelijkheid onderzoekt. De bezoeker bekijkt het werk door het glas van het scherm, dat de kunstenaar driedimensionaal heeft gemaakt door een glazen decoratie erop te bevestigen. Hiermee gebruikt Dullaart het glas als een metafoor voor internet als ‘een venster op de wereld’. Een associatie met de schilderkunst als het traditionele raam op de werkelijkheid is hierdoor onvermijdelijk. Een werk dat zowel direct als indirect naar schilderkunstige thema’s verwijst is Lincoln 3D Scans (2013) van Oliver Laric. De muursculptuur lijkt van marmer gemaakt te zijn, maar is in feite een product van de 3D-printer. Bovendien is het beeld geen bedenksel van de kunstenaar, maar een kopie van een bestaand werk.

The Fluidity Aspect kent een overdaad aan diepzinnige lagen door de poging van de curator om ‘fluidity’ te koppelen aan zowel de politiek-economische problematiek van water als de quasi-transparantie van het internet. Verschillende kunstenaars bevragen met hun werk de groeiende toegankelijkheid van de digitale wereld. De moeilijk te vinden locatie, het gebrek aan tekstbordjes en het ontbreken van een duidelijke route maken de tentoonstelling echter niet toegankelijker voor de argeloze bezoeker. Desalniettemin is de expositie een geslaagde presentatie van enkele kritische hedendaagse kunstenaars. Wie een beetje moeite doet door zich te verdiepen in de hand out en zich laat meeslepen door de stroom aan interessante thema’s, treedt verhelderd weer bovengronds.

Muziek / Album

Niets meer, niets minder

recensie: Ian Siegal - Man & Guitar

.

Op Man & Guitar horen we opnames gemaakt door de BBC, in de fameuze Royal Albert Hall tijdens het London Bluesfest in 2013. Het is in al zijn eenvoud, en met alle foutjes, een recht-voor-zijn-raap-opname zoals we Ian Siegal ook van het podium kennen.

Evenveel energie
Wie de band van Ian Siegal ooit live aan het werk heeft gehoord en gezien, zal de wens om dat op cd vastgelegd te krijgen kennen. Een vraag die de man dan ook vaak heeft gehoord, net als het verzoek om zijn solo-optredens op te nemen. Met Man & Guitar is er een combinatie van beide, zoals Siegal schrijft in de verder karige informatie op de verpakking van dit album.

Bluesman Siegal speelt een mengeling van eigen composities, covers en traditionals, zoals we hem kennen vanuit het clubcircuit. Al doet hij daar ook wel eens een show met louter covers, bijvoorbeeld als hij zijn eigen nummers beu is vanwege de opnames van een nieuw album. Maar of het nu eigen liedjes zijn of liedjes van anderen: de energie waarmee Siegal speelt blijft groot. Zo is het ook op deze negen composities tellende live-plaat, de drie intermezzo’s niet meegerekend.

Hoogtepunten
Siegel start het album met een riedel op zijn gitaar. Tevreden memoreert hij dat het goed is, om vervolgens in te zetten met het eerste nummer: ‘The Silver Spurs’, een van zijn eigen composities. Siegal gaat direct in een hoge versnelling. Het publiek beloont hem met een fijn applaus. Dat het echt live is, laat Siegal het publiek weten door te vertellen dat de opname inclusief foutjes zal zijn. Maar wie hoort de fouten van een routinier op het podium die speelt of zijn leven ervan afhangt?

Hoogtepunten noemen van Man & Guitar is lastig. Als Siegal verhaaltjes vertelt in een liedje is dat heel vermakelijk. Zeker als het een verhaal is over ‘Callo Del Cielo’, waarbij het publiek gaat meelachen. En daar waar Siegal het beste uit zijn gitaar Charlie weet te halen in het Charlie Patton-nummer ‘Pony Blues’, gecombineerd met zijn gedreven manier van zingen en voordragen, is het opnieuw genieten geblazen.

Muziek / Concert

IJzersterk duo

recensie: Dave McGraw & Mandy Fer

In het Witte Kerkje in Terheijden huist nu voor het tweede seizoen het podium Puur Wit. Er wordt gestart met Dave McGraw & Mandy Fer, die met een tour rond hun tweede album een serie kwalitatief hoogstaande optredens geven.

Het duo McGraw & Fer toerde in 2012 reeds door ons land. Nu, met het verschijnen van hun tweede duo-plaat Maritime, is het opnieuw tijd Nederland aan te doen.

Serenade

~

Voor de pauze voert Sijpkens zijn show op met het menselijk carillon, gevormd door het publiek dat voor de gelegenheid ieder een belletje heeft gekregen van vijf verschillende tonen. Gezamenlijk wordt er vermakelijk gespeeld terwijl Sijpkens het orgel bespeelt en het publiek dirigeert. Dave McGraw & Mandy Fer amuseren zich zichtbaar en genieten met volle teugen. Gelukkig blijft er nog voldoende tijd over voor de nieuwe liedjes van McGraw & Fer. De tweede set is van even hoog niveau als het intense spel van de eerste set. Zo horen we ‘Dark Dark Woods’ en ‘Rain on the Rosemary’ van het nieuwe album Maritime in uitmuntende live-versies voorbij komen. De stemmen van beiden schitteren in het (voornamelijk) zelf geschreven repertoire.

Twee covers passeren de revue. Het afsluitende, door Neil Young geschreven ‘Helpless’ uit de tijd van Crosby, Stills, Nash and Young is er een van. Een nummer dat prima past in het repertoire van McGraw & Fer en onderstreept waar zij de mosterd hebben gehaald.

Live in Nederland:
18 oktober Ramblin Roots festival in Utrecht