Boeken / Fictie

In een koeienvlaai vallen

recensie: Milan Kundera (vert. Martin de Haan) - Het feest der onbeduidendheid

Een nieuwe roman van de gevierde Milan Kundera is altijd reden voor een feestje, en bij een roman die de titel Het feest der onbeduidendheid draagt al helemaal. Helaas is de roman zelf daar geen reden voor.

Dertien jaar na Milan Kunderas laatste roman Onwetendheid verschijnt van zijn hand het dunne Het feest der onbeduidendheid. Vertaald door Martin de Haan, helft van duo Hofhaan en vaste vertaler van de in Frankrijk wonende Tsjech, vertelt deze korte roman over het leven van vier Parijse vrienden. ‘Wat als we een grap niet als grap herkennen?’ vraagt de achterflap van het boekje.

Het feest der onbeduidendheid ‘zou gelezen kunnen worden als een bespiegeling over die vraag – of een grap.’ Daarmee zijn we in zekere zin terug bij Kundera’s debuut De grap uit 1967. Die roman, net als hoogtepunten Het boek van de lach en de vergetelheid en De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, was geschreven in het Tsjechisch, maar daar Kundera sinds ongeveer twintig jaar romans in het Frans schrijft is zijn nieuwste dus ook uit het Frans vertaald.

Zo banaal, zo essentieel?

De vier vrienden zijn Alain, Ramon, Charles en Caliban – die laatste naam is een bijnaam, overgehouden uit zijn dagen als acteur in onder andere Shakespeare-toneelstukken. Elk van hen heeft zo zijn eigen tamelijk nutteloze preoccupaties. Ze worden op hoogdravende toon geïntroduceerd. In het hoofdstukje ‘De kanker gaat niet door’ krijgt een personage te horen dat hij geen kanker heeft: ‘Maar zodra hij de glimlach op het gezicht van de arts zag, begreep hij dat de dood de afspraak had afgezegd.’ Een kwartier later is de kanker al ‘een simpele herinnering’ geworden.

Deze toon houdt Kundera consistent vol. Wanneer Alain met zijn moeder in een auto zit, zegt zij eerst: ‘Kijk om je heen: van alle mensen die je ziet is niemand hier uit vrije wil. Ik weet het, dat is natuurlijk een volkomen banale constatering. Zo banaal zelfs, en zo essentieel, dat niemand het meer ziet of hoort.’ Later gaat haar zoon hier op in:

Alain zweeg en zei toen rustig: ‘Waarom voel je je schuldig? Omdat je niet de kracht hebt gehad om mijn geboorte te verhinderen? Of omdat je je niet hebt verzoend met mijn leven, dat toevallig helemaal niet zo slecht is?’
Er viel een stilte, toen antwoordde ze: ‘Misschien heb je gelijk. Ik ben dus dubbel schuldig. Sorry.’
‘Nee, ik ben degene die sorry moet zeggen,’ zei Alain. ‘Ik ben als een koeienvlaai in jouw leven gevallen. Ik heb je helemaal naar Amerika verjaagd.’

Zwak vormgegeven

Zo praten niet alleen deze moeder en zoon, maar alle personages. Hier wordt niet met elkaar gesproken, maar door een hogere instantie dan de personages (in dit geval de auteur) een idee uitgewerkt. Deze neiging kan al bijna vijftig jaar in Kundera’s schrijven gevonden worden, maar is in Het feest der onbeduidendheid bijzonder zwak vormgegeven.

Het feest der onbeduidendheid is niet zozeer een roman, het is een Kundera-project: wanneer we de auteur zijn ideeën over en regels met betrekking tot het schrijven van een roman volgen, zou er zoiets als dit boek uitkomen. Dat maakt dit boek vooral tot een theoretische exercitie, een cerebrale fantasie. Leuk voor de fans, maar onbegrijpelijk voor wie dat niet is.