Kunst / Achtergrond
special: Ria van Eyck - Een Oeuvre

Ria van Eyk – Een Oeuvre

.

Museum de Pont presenteert Ria van Eyk (1938, Venlo) in haar nieuwe tentoonstelling Een Oeuvre als een pionier van de textielkunst. Het is daarom opvallend dat er in de tentoonstelling geen textiel te zien is anders dan het linnen van de vertegenwoordigde schilderijen.

Ria van Eyk, IJslandboeken, 2004-2014, courtesy de kunstenaar

Ria van Eyk, IJslandboeken, 2004-2014, courtesy de kunstenaar

Naast een klein aantal schilderijen zijn er tekeningen en collages te zien. Uit de werken spreekt een grote interesse voor kleur, patroon en architectuur. Deze elementen weet Van Eyk effectief te combineren. Dit valt onder meer op in de collages waarmee de tentoonstelling opent.

Deze collages hebben veel weg van ‘moodboards’. Afbeeldingen met kleuren, patronen en architectuur vormen in de ogen van de toeschouwer een compleet beeld. De complete beelden zijn niet te bedenken zonder wandkleden en andere toepassingen van textiel.

Ria van Eyk, Mos impressie uit IJsland, 2002-2009, courtesy de kunstenaar

Ria van Eyk, Mos impressie uit IJsland, 2002-2009, courtesy de kunstenaar

Van stof tot autonoom werk


In Mos impressie uit IJsland (2002-2009) heeft Van Eyk een schets gemaakt van een stuk mos. Om de tekening heen zijn in vakjes alle tinten van het mos uiteen gezet. Het resultaat is een patroon dat naast een idee voor een wandkleed ook een autonoom werk is.

Hoewel de verschillende onderzoeken naar vorm, kleur, patroon en architectuur leuke beelden opleveren, is de tentoonstelling verre van compleet. Het sterrenhemeltapijt (1997-1998), waarvan de Pont benadrukt dat het een hoogtepunt is in het oeuvre van Van Eyk, is niet vertegenwoordigd. Het zelfde gaat op voor elk ander textielwerk van haar. Het is een gemiste kans; de tentoonstelling geeft nu een slordige kijk op Van Eyk’s oeuvre.

Film / Achtergrond
special: Camera Japan 2014

Gevallen steken

De negende editie van Camera Japan bewijst dat het festival belangrijke steken opraapt die distributeurs en grotere festivals tegenwoordig laten vallen. Enkele hoogtepunten (en een dieptepunt).

Scène uit <em>Kids Return: The Reunion</em>

Scène uit Kids Return: The Reunion

Om te beginnen een project dat het cinefiele hart sneller doet kloppen: Kids Return: The Reunion, een vervolg op Takeshi Kitano’s Kids Return (1995), geregisseerd door Kitano’s voormalige assistent Hiroshi Shimizu. Was de originele film op dat moment weinig experimenteel in verhouding met Kitano’s overige oeuvre, het vervolg is een nog veel traditioneler drama. Toch is de droogkomische ondertoon van het origineel bewaard gebleven, en zijn er momenten die door cameravoering en montage meer op de oude Kitano lijken dan op een mainstreamfilm. Shimizu’s film laat op deze manier zien wat er tien jaar later gebeurt met Shinji en Masaru, respectievelijk de aspirant-boxer en de aspirant-gangster uit Kids Return (nu gespeeld door andere acteurs). Het gaat ze nog steeds niet voor de wind, maar Shimizu is vooral geïnteresseerd in de manier ze elkaars leven beïnvloeden na de reünie. Het resultaat is een uitstekende film, en een feest voor fans van Kitano’s origineel.

Stuurloos vs. integer

Voor elke geslaagde film was er op het festival een mislukking te zien. Ayumi Sakamoto’s Forma was een stuurloos drama, dat met eindeloos lange ‘objectieve’ shots zonder close-ups à la Haneke de indruk probeerde te wekken van een diepgang die totaal afwezig was. Een FIPRESCI-jury die Forma in Berlijn met een prijs beloonde, zei iets over minimalisme en een eenvoudig verhaal, maar zweeg over de vreselijke pretenties van de film. Forma leunde bovendien op een narratieve truc, waarin een scène later in de film vanuit een ander perspectief wordt herhaald. Dit werd door sommige kijkers als baanbrekend gezien, maar voegde in werkelijkheid niets toe aan een volstrekt oppervlakkig drama.

Scène uit <em>The Apology King</em>

Scène uit The Apology King

Exact dezelfde tactiek werd bovendien effectiever en met meer flair gebruikt in een ogenschijnlijk ordinaire mainstreamfilm, The Apology King. In deze komedie, die in de Japanse bioscopen bijna 20 miljoen Euro opleverde, wordt een idee over een eenmansbedrijf dat is gespecialiseerd in het aanbieden van excuses, tot het hilarische uiterste doorgevoerd. De film lijkt soms op de hysterische farces die regelmatig in Japan worden geproduceerd (scenarist Kankuro Kudo heeft zelf een paar van zulke films geschreven), maar had een ongebruikelijke dosis narratieve integriteit, en de absurde plot wordt voor de verandering wèl gestuurd door een hoofdpersoon met een oprechte emotionele geschiedenis.

Paradox

Ryosuke Hashiguchi’s Zentai, waarschijnlijk de beste film van het festival, illustreerde ten slotte een interessante paradox. De titel verwijst naar het lichaamsbedekkende kunststofpak dat voor sommige mensen als fetisj geldt; in de film blijft het gebruik ervan beperkt tot een gezellig bezoek een karaokeclub. De film bestaat uit zes losstaande scènes waarin groepjes gewone mensen in een sociale situatie met elkaar praten, waarbij de stemming op zeker moment omslaat. Het heeft iets van de films van Ruben Östlund, maar dan aanzienlijk minder pessimistisch en veel informeler. Hashiguchi beschikt bovendien over een enorm reservoir aan nuances om het eenvoudige idee uit te werken: de dynamiek van groepsgesprekken, wisselende stemmingen en de manier waarop mensen overmand kunnen worden door melancholie worden niet vaak treffender in beeld gebracht. De film suggereert dat het dragen van het zentaipak de manier bij uitstek is om de minder gemakkelijke elementen van sociale interactie te omzeilen, maar, zoals een geweldig shot waarin een traan een masker doordringt laat zien, geen heil biedt voor de zwaarmoedigen.

Scène uit <em>Zentai</em>

Scène uit Zentai

De paradox is dus dat de film enerzijds over een bizar fenomeen gaat, wat voor sommige kijkers vooroordelen over Japan als het land van extremiteiten bevestigt, maar anderzijds over universele situaties en emoties. Die ook nog eens op de meest toegankelijk mogelijke manier worden overgebracht, waardoor Zentai dus voor een wereldwijd publiek geschikt zou moeten zijn.

Ryuosuke Hashiguchi’s tweede film Like Grains of Sand draaide in 1995 in de Nederlandse filmhuizen. Maar de tijd dat een filmmaker als deze hier een schijn van kans maakte op een première, is voorbij; zelfs het IFFR, dat hem ooit een prijs gaf, slaat zijn films tegenwoordig over. Camera Japan draaide vijf jaar geleden Hashiguchi’s meesterlijke All Around Us, en is een van de weinige plekken op de wereld waar Zentai te zien is geweest. Meer dan genoeg bewijs dat het festival gevallen steken opraapt en dus een steeds belangrijkere rol vervult in het bioscoopaanbod.

Lees ook:
Camera Japan 2008: Gevarieerd filmprogramma
Camera Japan 2009: Meer dan sushi en samurai
Camera Japan 2010: Veel Pleasure en een beetje Pain
Camera Japan 2011: Lofzang op de Japanse cultuur
Camera Japan 2011: Toen en nu
Camera Japan 2012: Podium voor auteurs

Kunst / Expo binnenland

De vrijheid van speelruimte

recensie: Piet Blom, Aldo van Eyck, Herman Herzberger e.a. - Structuralisme

In de slipstream van de naoorlogse wederopbouwarchitectuur ontstaat een bouwkundige stroming die een nieuwe menswaardige omgeving wil creëren. Herman Herzberger is de enige nog levende, en actieve, architect van dit Nederlands structuralisme. Hij toont zijn visie en werk in een buitengewone tentoonstelling in Het Nieuwe Instituut.

Terwijl de pers wordt toegesproken door een woordvoerder van Het Nieuwe Instituut scharrelt er een oud mannetje tussen de hoge wanden met tentoongestelde afbeeldingen. Hij zet een maquette recht, gaat met zijn mouw over een vitrine en komt dan schuchter aangelopen. Herman Herzberger (82) stelt zich voor en wil ons graag even ‘bijpraten’ over het structuralisme en zijn eigen aandeel daarin. Wat volgt is een enerverend architectuurcollege dat twee uur duurt.

Foto: Anika Schwarzlose

Foto: Anika Schwarzlose

Collectief en individu


Halverwege de vorige eeuw ontstond in de kring rond het architectuurtijdschrift Forum grote weerstand tegen de architectuur die tot dan toe de wederopbouw van Nederland kenmerkte. Functionalistisch en rationeel werd die genoemd: puur gericht op het zo snel en pragmatisch mogelijk mensen te huisvesten. Architecten als Aldo van Eyck, Piet Blom, Jaap Bakema en Herman Herzberger besloten het roer om te gooien en de mens centraal te zetten. Er moest een meer humane stedenbouw komen, een architectuur van ontmoeting en vervlechting waarin zowel het collectief als het individu zich kon ontplooien.

Het structuralisme, zoals de beweging pas later is gaan heten, wordt gekarakteriseerd door de ontwikkeling van geschakelde eenheden die, al dan niet op een raster geplaatst, een gestructureerde vrijheid vormen en oneindig gebruikt kunnen worden. Herzberger: “We maakten regels die niet beperkend maar juist bevrijdend werkten. Geen speelruimte waar alles kon maar wel een vrijheid van keuzemogelijkheden”.

Sociale ruimte


De tentoonstelling Structuralisme bestaat uit twee delen. Het gedeelte Een installatie in vier bedrijven is een verkenning van de historie én de actualiteit van het Nederlands structuralisme door Dirk van den Heuvel van het Jaap Bakema Study Centre/TU Delft. In een grote installatie wordt hier bijzonder archiefmateriaal getoond van Van Eyck (Burgerweeshuis Amsterdam), Piet Blom (Kubuswoningen Rotterdam) en maquettes van diverse andere projecten. De dynamische installatie wordt tevens gebruikt voor wekelijkse gesprekken tussen deskundigen en studenten over onderwerpen die verband houden met structuralisme.

Maquette Centraal Beheer Apeldoorn, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

Maquette Centraal Beheer Apeldoorn, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

Het grootste deel van de tentoonstelling, Ruimte maken, ruimte laten, is het domein van Herman Herzberger: hier is een wervelend overzicht van zijn jarenlange praktijk in een prachtige opstelling bijeengebracht. Er zijn veel maquettes en foto’s van projecten (zoals het Muziekcentrum Vredenburg Utrecht en Centraal Beheer Apeldoorn), een ongelooflijke hoeveelheid schetsen en verrassende afbeeldingen van zijn inspiratiebronnen.

Herzberger heeft ervoor gekozen geen beelden van opgeleverde projecten te laten zien. De nieuwe en onaangetaste bouwwerken worden voor hem pas levend als de mens er bezit van neemt en het eigen maakt. Dat onderscheidt hem van de andere structuralisten: Herzberger is niet zozeer met vorm bezig als wel met de ‘vervolmaking van de sociale ruimte’. Opvallend veel foto’s tonen mensen (bewoners, kantoorpersoneel, scholieren, kerkgangers, concertbezoekers) als intensieve gebruikers van de ruimte en de structuren die hen zijn toebedeeld.

Foto: Johannes Schwartz

Foto: Johannes Schwartz

Schetsboekjes


Terwijl de maestro ons door de tentoonstelling leidt, praat hij honderduit over de vele projecten, zowel over verloren prijsvragen als over de werkelijk gerealiseerde gebouwen. En altijd komt hij weer terug bij de mens als zijn einddoel, niet bij het effect van imponerende architectuur. Het gaat om de menselijke maat, het creëren van ontmoetingsplekken en grote uitzichten naar buiten. Mensen in een gebouwde omgeving met elkaar laten functioneren. “Kijk, als je een overhangende verdieping ontwerpt, ondersteund door pilaren, moet je altijd een grote voet onder aan die pilaar maken. Binnen de kortste keren gaan daar mensen op zitten, of kinderen spelen erop, of iemand gebruikt het om een plankje doormidden te zagen.”

Herman Herzberger is een zoekend ontwerper: hij knutselt en schetst en vindt zijn inspiratie in de meest onooglijke voorwerpen, vaak gevonden tijdens een spontane wandeling op straat. De tientallen schetsboekjes, met eigenhandig geplakte collages op het omslag, getuigen van een niet aflatende stroom aan nieuwe invallen en vastgelegde ervaringen.

Als de oude architect aan het einde van de rondleiding bij een tafel staat, pakt hij uit een doos een paar felgekleurde plastic frutsels, onbestemde voorwerpjes uit de verpakkingsindustrie. Hij legt ze voor zich op het tafelblad en begint geconcentreerd te puzzelen. “Hier zie je het, deze vormen kun je niet tekenen, ze bestaan gewoon in de wereld om je heen. Als ik ze in elkaar schuif, ontstaat er direct een interessante structuur. Zie je wel? Zo zou een plattegrond van een nieuwe woonwijk eruit kunnen zien”. Achter zijn rug is een imposant totaaloverzicht van zijn oeuvre te zien, maar de gedreven ontwerper werkt alweer aan een nieuw bouwplan.

Boeken / Fictie

Marnix Peeters, of het wachten op iets beters

recensie: Marnix Peeters - De tenondergang en ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis

Om maar met de deur in huis te vallen: De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis is niét goed. Het is vulgair, ongrappig en slechts heel sporadisch relevant. Het schrijfplezier spat als lichaamsvocht van de pagina’s, en daarmee is alles wel gezegd.

Je moet het hem wel nageven: drie forse boekwerken in drie jaar tijd. Marnix Peeters heeft op zijn berg in de Oostkantons, waar hij zich heeft teruggetrokken om in alle rust te schrijven, duidelijk de muze gevonden. Maar was debuut De dag dat we Andy zijn arm afzaagden veelbelovend, grappig, wreed en sensueel, dan is het enthousiasme bij De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis al flink getemperd. Omdat uit het boek blijkt dat de auteur dik 300 pagina’s lang bijzonder weinig te zeggen heeft.

Treurnis
Aan de setting (triestige gezinnen, verlopen hotels, sonzige cafés in stationsbuurten, pitabars, een druilerige hoofdstad…) ligt het alvast niet, net zo min als aan het uitgangspunt: we modderen allemaal maar wat aan in dit leven, omdat er nu eenmaal geen handleiding voor bestaat. Het probleem is dat Peeters zijn boek bevolkt met tientallen volstrekt onsympathieke en karikaturale personages: de werkschuwe, profiterende zwarte, de naïeve verloofde die niet doorheeft dat zijn aanstaande (bijna letterlijk) elke fluit die ze opmerkt af begint te zuigen, de droogstoppel van een vader die alleen maar met zijn hobo bezig is, de uitheemse zatlap, de zweterige, perverse kantooroverste die geilt op zijn jonge secretaresse. Enzovoort, enzovoort. Een stoet van stukgeslagen dromen en verdampte ambities die géén mededogen weet te wekken? Faut le faire.

Peeters’ bedoeling is duidelijk: op een absurde, burleske manier schetsen hoe zinloos dit leven is. Maar ten eerste: dat weten we al. En ten tweede: wie zich non-stop ergert aan al die ongeloofwaardige figuren, begint vooral de zinloosheid van het boek zelf te overpeinzen. Het duidelijkste voorbeeld is Frouke, de pijpgrage meid en verloofde van het titelpersonage. Op vakantie met de ouders en (aanstaande) verloofde? Dan pijpt ze bij de controle nog snel even de dienstdoende Marokkaan. Het Parthenon bezoeken? In het toeristentoilet het rokje omhoog voor een hitsige Amerikaan. En wat bijgevolg onvermijdelijk is: wanneer de verteller suggereert dat het huwelijk van Eddy en Frouke geen lang leven is beschoren, kan je exact voorspellen hoe dat zal komen. En inderdaad.

Daar gaan we weer
Pagina na pagina slaat de sperma je in het gezicht (ook bij de huwelijkscrisis uiteraard). Waardoor je onvermijdelijk de vraag begint te stellen of de schrijver geen probleem zou hebben? Want ook in Andy en het daaropvolgende Natte dozen was het een feest van opengesperde kutten en stevige toeters. Wellicht niet, wellicht schrijft hij er gewoon graag over, maar we kunnen alleen maar van harte hopen dat de auteur voor zijn vierde boek uit een ander vaatje gaat tappen. Want vermoeiend is het anders wel.

In een interview met een bekend weekblad heeft Peeters laten weten dat hij “verschrikkelijk graag schrijft”. Dat is zijn goed recht natuurlijk. Maar wanneer elke pagina schreeuwt ‘kijk eens hoe goed en graag ik schrijf’, dan heeft dat een averechts effect. Wanneer je nog maar eens aan een zin begint die meer dan één pagina in beslag neemt en je daarbij denkt ‘daar gaan we weer’, dan is de auteur er niet in geslaagd zichzelf ontzichtbaar te maken – waar hij overigens ook geen moeite voor doet, gezien hij regelmatig tussenkomt om commentaar te geven of de lezer te waarschuwen voor wat komt.

Te weinig
Heel af en toe slaat Peeters de bal wél raak, wanneer hij Eddy op zijn eenzame jongenskamer dromerig naar de treinen laat kijken, die in en uit het station van Eppegem denderen. Of wanneer hij in amper twee bladzijden de verveling en absurditeit van de werkende mens weet te schetsen:

[W]eer treuzelde er een chauffeur aan de stoplichten, dit keer aan de Budasteenweg, waardoor men weer zijn beurt miste, en het gesakker dat hierop weerklonk was de belangrijkste opwinding van de dag. Waarom sakkeren? Eigenlijk wilde men niet eens naar huis, laat staan snel. Enervering uit gewenning.

Dan denk je: was het maar meer van dattum geweest. Dergelijke rake observaties (zoals ook het einde van de pafferige kantooroverste écht goed is beschreven) doen je even opveren, waarna het al snel weer over “sperma recht in de openstaande muil” gaat.

Met De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis profileert Peeters zich als een auteur die niet zo grappig is als Brusselmans, niet zo melancholisch als Luc De Vos, niet zo relevant als Houellebecq en niet zo meesterlijk meanderend als Saramago. Maar misschien schrijf hij wel het liefst van allemaal. 

Theater / Voorstelling

Ten onder aan taboes

recensie: De Utrechtse Spelen - Phaedra

.

Het plot van Claus’ bewerking uit 1980 is niet wezenlijk anders dan in Seneca’s versie uit het jaar 54 na Christus van de mythe rond het Attische koningshuis. Phaedra (Wendell Jaspers) zit smachtend in haar kille paleis. Haar man Theseus (Hein van der Heijden) is afgedaald naar de onderwereld en de vraag is of hij ooit zal wederkeren. In de tussentijd heeft Phaedra een onbedwingbare passie ontwikkeld voor Theseus’ zoon Hippolytus (Jan-Paul Buijs). Hippolytus verlangt echter een zogenaamd puur leven, ver van de stad, ver van vleselijke lusten die de geest vertroebelen. Als Phaedra haar liefde verklaart wordt ze afgewezen, maar om gezichtsverlies te vermijden beschuldigt ze haar stiefzoon van aanranding.

Gelaagd totaaltheater
In de regie van Delpeut worden de kwaliteiten van Claus’ tekst optimaal benut: van een klassieke voordracht door voedster Oenone (Marlies Heuer) tot de welhaast beat poetry-achtige lyriek van Hippolytus en zijn kameraden (Daan van Bendegem en Cyriel Guds). Ook de decors van Roel van Berckelaer reflecteren deze contrasten, zo is het paleis van Phaedra weergegeven als een steriele slaapkamerkooi, terwijl Hippolytus jeugdig ronddraaft in zijn jachtgebied, een schilderatelier waarin de jager werkt aan een monsterlijk doek dat het midden houdt tussen grotschildering, abstract expressionisme en rorschachtest. Net als bij zijn andere voorstellingen (op Crave, een samenmerking met het Rosa Ensemble, na) heeft Delpeut zelf de muziek verzorgt, wat ditmaal resulteert in een gelaagde collage met tal van verschillende muzikale idiomen, soms naast en over elkaar, variërend van minimaal pianospel à la Thomas Newman en verre klanken van Nina Simone tot aan de hellejam Careful with that Axe, Eugene van Pink Floyd. Zonder al te zeer op de voorgrond te treden dragen de verschillende elementen bij aan een dramaturgisch coherente en dynamische ervaring.

~

Angst voor het oordeel
Phaedra is op het eerste gezicht minder beklemmend dan de kleinezaalstukken van Delpeut, ook al is zijn herkenbare visuele stijl, met daarin een grote rol voor lichtcontrasten, een poëtische abstractie en onderhuids gebruik van muziek, hier weer duidelijk aanwezig. Toch zijn eerdere Delpeutthema’s ook hier weer aanwezig, zij het wat minder direct. Alle gruwelen in het stuk komen immers voort uit de onuitspreekbaarheid van de verlangens van de personages en een gevoel van schaamte en vernedering, niet in de laatste plaats tegenover de anonieme massa die vanuit het donker het paleis in de gaten houdt. Niet de liefde, zoals Hippolytus beweert, maar het potentiële oordeel van het collectieve geweten dwingt de tragische titelheldin tot haar lasterpraktijken. Het begint al met de sardonische mantra ‘Phaedra, waar is je man?’ waarmee de stad de koningin geselt, een gesel die zij als geen ander voelt, gezien de smet die op haar en haar moeder, die de Minotaurus verwekte, rust. Anders dan bij Seneca is Phaedra hier niet enkel slachtoffer van haar eigen gebrek aan rationaliteit, maar net zozeer van een als rationeel vermomde bekrompen moraal.

Boeken / Fictie

Afrekening

recensie: Dimitri Verhulst - Kaddisj voor een kut

Ruim een jaar geleden noemde ik De laatkomer ‘een van Verhulsts beste romans’. Het is maar goed dat het tweede verhaal in het tweeluik Kaddisj voor een kut zo middelmatig is, anders was ik genoodzaakt geweest in herhaling te vallen.

Beide verhalen, die de titels ‘Kaddisj voor een kut’ en ‘De aankomst in de bleke morgen’ dragen, gaan over het lot dat veel ex-instellingskinderen beschoren is: wie zonder ouderliefde en met alle mogelijke vormen van geweld opgroeit en noodgedwongen in een instelling geplaatst wordt, is eigenlijk gedoemd te mislukken.

Begrip

Zo gaat ‘Kaddisj voor een kut’ over Gianna die samen met de verteller opgroeide in een instelling en op een dag uit een raam van diezelfde instelling sprong. De verteller herinnert zich de uitvaartsmis van Gianna en het leven dat ze samen leefden in de instelling. ‘Kaddisj voor een kut’ choqueert, ontroert en eist dat de lezer begrip opbrengt voor het lot dat veel van deze kinderen ten deel valt. Een van de meest memorabele scènes is die van de moeder die haar zoontje afzet bij de instelling, omdat ‘ze hem niet meer moet’.

[Opvoedster Katelijn:] “Maar uw zoontje hier zomaar achterlaten, neen, dat gaat niet, dan heeft u de betekenis van deze instelling verkeerd begrepen. Het gaat om kinderen, mevrouw, om mensen, niet om flessen melk die de melkman op de deurstoep zet.”
Mooi betoog, bravo, jullie waren geen flessen melk. Katelijn had het bijna zelf geloofd.

Bovenstaand citaat is ook tekenend voor de stijl van het boek. Verhulst hanteert de je-vorm waardoor je direct meegezogen wordt in de hersenspinsels van de verteller. De stijl is inktzwart en er valt deze keer, in tegenstelling tot zijn andere romans, niets te lachen. Iedere zin doet aan als een afrekening met de liefdeloosheid waarmee Verhulst en zijn lotgenoten opgegroeid zijn.

Twee gekken
‘De aankomst in de bleke morgen’ steekt schril af bij het indrukwekkende verhaal dat ‘Kaddisj voor een kut’ is. In dit tweede verhaal beschrijft Verhulst in de vorm van een toneeltekst hoe twee ex-instellingskinderen hun twee kinderen in een hotelkamer om het leven brengen. Het verhaal is schokkend, maar kan in de verste verte niet tippen aan het eerste verhaal, simpelweg omdat Verhulst niet de tijd neemt om de daad van deze ouders inzichtelijk genoeg te maken voor de lezer. Hierdoor blijft ‘De aankomst in de bleke morgen’ de lezer vooral bij als het verhaal over twee gekken die hun kinderen vermoorden. 

Verhulst en uitgeverij hadden er beter aan gedaan om Kaddisj voor een kut als novelle uit te geven. Dan had ik met recht hier kunnen zeggen dat Verhulst zichzelf weer overtroffen had. 

Boeken / Fictie

Lezers, geluksvogels

recensie: Amy Bloom (vert. Paul Syrier) - Wij geluksvogels

Sommige mensen kiezen in een boekwinkel simpelweg het dikste boek, vanuit de gedachte dat ze daarmee het meeste waar voor hun geld hebben. Hoewel Wij geluksvogels maar 264 pagina’s telt, zou het zo beschouwd een goede keus zijn. Deze roman moet minstens drie keer worden gelezen voordat hij in een hoofd past.

Het oeuvre van Amy Bloom bestaat uit vier verhalenbundels en drie romans, maar bleef tot nu toe door het grote publiek onopgemerkt. Met haar nieuwe roman Wij geluksvogels (oorspronkelijk Lucky us) bereikt ze voor het eerst de bestellerlijsten in Amerika.

Eva
Eva is twaalf als ze door haar moeder ‘als een zak wasgoed’ bij het huis van haar vader wordt afgeleverd, die haar voorstelt aan haar vier jaar oudere halfzus Iris. Door de ogen van Eva ziet Iris eruit als een filmster en die allereerste indruk bepaalt voor lange tijd de verhouding tussen de twee. Iris verdient geld met concoursen en wil dolgraag actrice worden. Aan Eva heeft niemand ooit gevraagd wat ze wil, en ze groeit op in de schaduw van haar zus.

De maaltijden die hun vader voorschotelt stellen niet meer voor dan blikjes tonijn die boven een bord worden leeg gekieperd, en als ook nog blijkt dat hij Iris’ spaargeld onder haar matras vandaan jat, nemen de meisjes de bus naar het Hollywood Plaza Hotel. Iris werkt hard en krijgt langzaam grotere rollen, terwijl Eva absoluut niets anders doet dan ‘kant-en-klaar eten maken en zich zorgen maken en lezen.’ Naar school gaan is er ook niet bij, en niemand die zich erom bekommert.

Chaos
Bloom geeft haar personages de ruimte, laat ze ademen, alsof ze haar iets leren. Veerkracht, bijvoorbeeld. Want een geluksvogel is Eva allerminst, maar zelfmedelijden kent ze niet. Ze richt haar aandacht op de mensen om haar heen, is zorgzaam en een allesbehalve opstandige, luidruchtige puber:

Op onze laatste dag onderweg werd ik vijftien. Ik wachtte tot iemand het zich zou herinneren en ten slotte, ongeveer halverwege de dag, zei ik tijdens een stilte: ‘O, gefeliciteerd ik’, en Francisco stuurde de auto de weg af. Mijn vader stapte uit en omhelsde mij en mijn zus (…) 

Je hoort het haar zeggen. ‘O, gefeliciteerd ik’.

Er is op bijna elk moment zoveel aan de hand maar in de zinnen die volgen is daar helemaal geen ruimte voor. Het leven gaat snel, het is 1940 en oorlog en chaos, er is weinig tijd voor reflectie of drama. Mensen verhuizen, sterven en hebben geen e-mailadres. Eva neemt het leven zoals het komt, terwijl Iris tevergeefs het leven naar haar hand probeert te zetten.

Brieven
Het boek bevat veel brieven. Mooie, soms onafgemaakte brieven waarvan lang onzeker blijft of ze wel gelezen worden. Als we toch afstevenen op een soort van happy end, krijgt de lezer eindelijk wat ruimte om adem te halen. Tot dat moment zit elke zin zo vol, roept elke beschrijving zoveel op, dat het bijna te wordt. Te goed, zou ik willen zeggen.

Bloom is fantastisch bekwaam in het schetsen van personages, vol mededogen en toch met scherpe blik. Op elke pagina staan mooie zinnen, pijnlijke observaties, maar van doseren is geen sprake. Een prachtige roman, maar met een ernstig overprikkelde lezer tot gevolg. Zoals je soms een kamer binnenkomt waar een verjaardagsfeest al in volle gang is en je de deur weer even dichtdoet. Ademhalen en opnieuw binnenkomen, het boek voor de tweede keer openslaan. Dan is ie nog mooier.

Muziek / Album

Alt-J verbaast nog steeds

recensie: alt-J - This Is All Yours

Voor een band die zó doorbrak als alt-J, met hun debuutalbum uit 2012, was de druk voor het tweede album immens. Ga maar na: goede reviews, hoog in de eindlijstjes, winst van de Mercury Prize, en een tocht langs de grote festivals. Interessant om te zien hoe de band uit Leeds hier mee om weet te gaan met opvolger This Is All Yours.

Op twee manieren pakte de band dit op. Er werd een ruimte gehuurd waarin op het gemak geschreven kon worden, vervolgens werd dezelfde studio in Brighton met dezelfde producer Andrew ingeschakeld als bij debuut An Awesome Wave, en met het motto ‘lol maken en we zien wel wat er gebeurt’ ging de band aan de slag. Vlak voordat aan de opnames begonnen werd, stapte bassist Swainsbury echter uit de band. Het overgebleven trio besloot geen nieuw lid te zoeken, omdat hun vriendschap en samenwerking al zo lang duurde. Naast eenzelfde aanpak voor het nieuwe album is de tweede manier even eenvoudig: de muziek laten spreken.

Δ


De band doet haar naam  alt-J op een Mac is Δ, het wiskundige teken voor verandering  eer aan. Wanneer je als publiek hoopt op een ‘Breezeblocks’, ‘Tesselate’ of ‘Mathilda’, dan kom je bedrogen uit. Tracks met een soortgelijke drive en zang zijn bijna niet te bekennen. Een single die je hier tegenover kunt zetten is ‘Hunger of the Pine’: een pulserende toon, zeer zacht gezongen, en een aanzwellende viool. Vooral opvallend is de sample van Miley Cyrus die luidt ‘I’m a female rebel’, puur uit esthetisch oogpunt, aldus drummer Thom Green. Of neem ‘Left Hand Free’: niets anders dan een ouderwets rocknummer drijvend op gitaar en drum. Single drie is ‘Every Other Freckle’, waarbij de originele tekst niets aan de verbeelding overlaat (inclusief de vergelijking met een kat). Het lied heeft een lome stuwing, onderbroken door veelvuldig ‘hey’, en sluit af met het gulzige ‘I want every other freckle’.

Overeenkomsten en voortzettingen


Zanger Joe Newmans verwijzigen naar film en literatuur zijn ook nu weer niet van de lucht. Zo is ‘The Legend of John Hurt’ ogenschijnlijk een verzameling woorden, met geluidjes op de achtergrond die Moby ook zou gebruiken. Het tempo dat vertraagt, zoek raakt en het nummer dat vervolgt met een andere melodie. Het meeslepende refrein verwijst naar de film Alien, waarin een alien in iemands lichaam huist. ‘Bloodflood, Pt.II’ is het vervolg op ‘Bloodflood’. Donkerder van toon nu, door het gebruik van trombone, euphonium, viool en cello over ritmische drums. Ook een bonustrack (het dromerige ‘Lovely Day’) horen we terug, ditmaal een cover van Bill Withers, bijzonder door het fluitpatroon.

Nara-drieluik


De titel This Is All Yours zou verwijzen naar hoe goed wij het hebben in de westerse wereld en de vrijheid die wij genieten. In dit thema past ook het ‘Nara’-drieluik. Dit refereert aan een groot openbaar park in de Japanse stad Nara, waar herten vrij rondlopen. Het staat symbool voor de vrijheid om te doen wat je maar wilt. Ook hierbij zijn er de losse zinnen, toevallig gehoord of gelezen, en de gedachten van zanger Joe Newman die de nummers vorm geven.

Niet in een hokje


Probeer Alt-J ook ditmaal niet in een hokje te stoppen. Het Middeleeuws aandoende ‘Garden of England’ is bijvoorbeeld enkel een duet van blokfluit, het mooie ‘Choice Kingdom’ is fluisterzang met samenzang en percussie op de achtergrond, en ‘Warm Foothills’ is weer totaal iets anders. Na een Fleet Foxes-achtige start wordt er om en om gezongen door Conor Oberst, Lianne La Havas, Sivu en Marika Hackman, zonder dat het ritme van het nummer geweld wordt aangedaan. ‘I tie my life to your balloon and let it go’. Prachtig.

De eerste golf met een verrassende mix van pop, folk en electronica was gaaf. Dit tweede album is een nieuwe stap die deels zorgt voor een ander geluid: het gebruik van samples, veel fluisterzang, samenwerking met ander muzikanten, en het meeschrijven van Green aan de tracks. Dit alles zorgt ervoor dat This Is All Yours inslaat en Alt-J wederom verrast.

 

Muziek / Album

Geen verrassingen, wel bakken kwaliteit

recensie: Aphex Twin - Syro

.

Syro bevat geen stijlwisseling, vernieuwingen of andere verrassingen, en mist daardoor wellicht wat van de urgentie die eerdere Aphex Twin-muziek wel had. Wel is het eenvoudigweg steengoed.

Als het eerste officiële Aphex Twin-album in dertien jaar uitkomt, dan is er wat aan de hand. Richard D. James, de man achter het alias, is immers een absolute legende op het gebied van elektronische muziek. Hij is voor velen een grote inspiratiebron en ontwikkelde bijvoorbeeld software die de mogelijkheden van het electronic-genre flink uitbreidde. Toch waren de eerste reacties op Syro zeker niet louter positief. Er heerst wat teleurstelling omdat Richard deze keer niet verrast met een onverwachte stijlwending. Bovendien is een veelgehoorde klacht dat het, voor zijn doen, allemaal wel erg toegankelijk en braaf klinkt.

Minst avontuurlijke plaat?
Daar zit ook wel wat in. Want inderdaad, de altijd grillige en veelzijdige Richard komt met een eigenlijk heel typische Aphex Twin-plaat. Voor zover je daar bij deze artiest over mag spreken, kun je het zelfs over ‘doorsnee’ hebben  en dan vergelijken we dit met muziek van meer dan tien jaar geleden. Ja, dit is wellicht zijn gemakkelijkst behapbare, minst experimentele, misschien zelfs minst avontuurlijke plaat.

Als we onszelf daar overheen hebben gezet, is het een idee te gaan luisteren naar de muziek zelf. Want wat heeft deze excentriekeling weer een fijn album in elkaar geknutseld! Zoals gebruikelijk vliegen de tegendraadse ritmes, sterke melodieën, gekke stemmetjes, vreemde vervormingen en fijnzinnige accenten je zonder pauze om de oren. Nee, je hoeft je niet te vervelen. De uitstekend uitgekiende afwisseling tussen druk en rustig, hard en zacht, en bloedmooi en bevreemdend draagt hieraan bij; de plaat vormt een goed uitgebalanceerd geheel.
aphex-twin-syro_article_story_large.jpg

Gewoon steengoed


Het glijdt alleen allemaal net wat makkelijker de oren in dan sommige andere muziek van Aphex Twin. In ‘Minipops 67’ staan de melodieën bijvoorbeeld zodanig op de voorgrond, dat het een regelrecht pakkend nummer is. Het onvervalst dansbare ‘180db_’ bevat zowaar een heuse ‘boem boem’-technobeat die het in een club niet slecht zou doen. De gekte komt dan weer goed naar voren in ‘CIRCLONT14’, waarbij razende ritmes en een verdwaasd klinkende vocale sample samen een apart sfeertje neerzetten.

Maar er is ook ruimte voor oprechte schoonheid. Het tien minuten durende hoogtepunt ‘XMAS_EVET10’ vormt met zijn subtiele ritmes en kalme melodieën een warm klankenbad, waarin je zonder klagen nog veel langer zou kunnen wegzinken. Afsluiter ‘Aisatsana’ is een prettig, minimalistisch pianostuk dat je na alle indrukken weer wat tot rust kan brengen, maar voelt ook een beetje als mosterd na de maaltijd. Als dat echter het enige echte minpunt is…

Al met al is Syro dus een consistent, uitgebalanceerd en kwalitatief hoogstaand album, dat zich gemakkelijk staande houdt tussen platen als Richard D. James Album (1996) en Drukqs (2001). Het zal het muzikale landschap op geen enkele manier veranderen, noch zal het een nieuwe dimensie toevoegen aan Richard D. James’ carrière. Wel is het simpelweg steengoed  ook niet onbelangrijk.

Boeken / Fictie

De zachtaardige terrorist van Oslo

recensie: Jo Nesbø (vert. door Annelies de Vroom) - De Zoon

Corrupte politieagenten.  Een ontsnapte moordenaar. En een diep spoor van drugs, bloed en langgezochte wraak. Jo Nesbø weet alle ingrediënten van een donkere thriller in zijn nieuwste boek De Zoon te verpakken.

Sonny zit al meer dan tien jaar vast voor misdaden die hij niet pleegde. Zijn vrijheid wordt afgekocht met een constante voorraad heroïne, die in een holle bijbel door een predikant de gevangenis in wordt gesmokkeld. Gedesillusioneerd door de zelfmoord en bekentenis van corruptie van zijn vader verkiest hij drugs en vergetelheid boven een echt leven.

Wanneer een stervende gevangene nieuw licht werpt op de vermeende corruptie van zijn vader, weet Sonny zijn heroïneverslaving af te schudden en zonder al te veel problemen uit de gevangenis te ontsnappen. Zo begint de wraaktocht van De Zoon, die al moordend en martelend zijn weg naar het hoofd van het criminele circuit van Oslo probeert de banen. Voeg daar een oude, ex-verslaafde politieagent aan toe die persoonlijk met de jongen betrokken is en er geen probleem mee heeft om af en toe buiten zijn boekje te treden en het basisplot is gesmeed.

Gooi realisme meteen overboord

Vanaf de eerste paar pagina’s wordt de lezer aangeraden verwachtingen van een realistisch verhaalverloop, zelfs voor een thriller, met grote hoeveelheden tegelijk overboord te gooien. Ook moeten clichés van verbitterde politieagenten en vlakke vrouwelijke personages voor lief worden genomen. Maar daar komen dan wel vele gruwelijke moorden en onverwachte plotwendingen voor in de plaats.

Verteld door tientallen personages ontwikkelt het plot zich razendsnel. Het verhaal heeft de sensatie en snelheid van een Hollywoodfilm  (de filmrechten zijn dan ook al verkocht) maar weet nooit echt diepgang te bereiken. Door zo veel personages en perspectieven te gebruiken moeten de karakters gehaast en gekunsteld worden geïntroduceerd. Daar waar de moorden in finesse en gruwelijkheid toenemen, denk aan mensetende honden en gedwongen overdosissen drugs, blijven de twee hoofdpersonages vlak en voorspelbaar.

Jezus de moderne terrorist

Het enige personage dat zelf nooit aan het woord komt en wie de lezer alleen leert kennen door observaties van anderen is Sonny zelf, ofwel De Zoon. Dit draagt alleen maar bij aan het sterke Jezusthema waarmee het boek doordrenkt is. Het boek begint met de voorspelling uit de bijbel van de terugkomst van Jezus op de dag des oordeels: ‘Zal terugkomen om te oordelen over de levenden en de doden.’  In dit geval kondigt het Sonny’s ontwaking uit zijn heroïnehoes en de daaropvolgende wraakparade aan. Later in het verhaal laat Nesbø een kind zelfs het volgende observeren: ‘Hij was het. De Zoon. Hij was terug gekomen.’

De Zoon, ook in het boek bijna altijd met een hoofdletter geschreven, wordt aangeduid als Boeddha met een zwaard. Een bloeddorstige moordenaar zeker, maar tegelijkertijd een rechtvaardige straffer. Ook Martha de verslavingsbegeleider, Simon de politieagent en de inwoners van Oslo denken een goede en zachte kant in deze ‘moderne terrorist’ te zien. Zo ligt de sympathie van de lezer zowel bij de politie als de crimineel en speelt Nesbø op een nogal nadrukkelijke, maar toch ook originele manier in op de bekende tegenstelling van goed en kwaad. Helaas weet hij ook hier de morele vraagstukken niet voorbij het oppervlakkige aan de kaak te stellen, waardoor het Jezusthema eerder overkomt als een leuke aankleding van het verhaal.

Vergeetbare personages

Nesbø tekent een complex netwerk uit van politieagenten, priesters, criminelen en gevangenismedewerkers die een steeds nauwer net om Simon en Sonny lijken te sluiten. Ook de levens van deze twee personages raken nauwer met elkaar verbonden naarmate het plot ontwikkelt. Nesbø verkocht al meer dan twintig miljoen boeken wereldwijd en deze tweede losstaande roman, naast zijn succesvolle Harry Hole serie, zal zeker niet vervelen. Maar zodra de mysteries zijn opgelost en de knal van het laatste pistoolschot is weggeëbd, zijn de personages van het verhaal helaas alweer vergeten.