Muziek / Album

Patchwork

recensie: Bastille - VS. Other People’s Heartache PT III

Zoals de Fransen in 1789 de Bastille bestormden, zo bestormde de gelijknamige Britse band in 2013 de hitlijsten met hun monsterhit ‘Pompeii’. Nu, meer dan een jaar later, brengen ze VS. Other People’s Heartache PT III uit. Met deze derde mixtape laat Bastille wederom zien dat ze geen eendagsvlieg zijn.

Lapjesdeken


VS. komt voort uit samenwerking met artiesten zoals Haim, Angel Haze en Skunk Anansie. Het resultaat is een patchwork, zoals Dan Smith – de zanger van Bastille – het zelf omschreef.  Een omschrijving die na het beluisteren van het album perfect blijkt gekozen. Zo heeft ieder nummer duidelijke invloeden van de artiesten waarmee Bastille heeft samengewerkt. Een mooi voorbeeld is het nummer ‘Bite Down’, waarvoor Bastille samenwerkte met de drie Amerikaanse zussen die samen de band Haim vormen. Vooral de gitaarrif in het intro zou absoluut niet misstaan op een album van deze drie zussen. Het nummer ‘Fall Into Your Arms’ is van een heel ander kaliber: een prachtige ballade waarin de band wordt begeleid door het Gemma Sharples Quartet. Het klassieke geluid van de violen contrasteert mooi met de stem van Smith, die hierdoor extra krachtig klinkt.

Geen eendagsvlieg


Het is duidelijk dat Bastille niet van plan is om te blijven hangen in de hype rondom hun debuutalbum Bad Blood. Waar sommige bands de neiging hebben om zich vast te houden aan het eerste succes, is Bastille niet bang om te experimenteren met nieuw geluid. De mixtapes blijken hiervoor een perfecte speelplaats te zijn. Door dit experimentele karakter zijn de nummers van VS. Other People’s Heartache PT III misschien ook wat minder toegankelijk en alternatiever dan de nummers van Bad Blood. Dit maakt daarentegen wel dat de mixtape interessanter is om naar te luisteren: zelfs na herhaaldelijk afspelen, blijven de nummers je verrassen.

Onduidelijk is of VS. Other People’s Heartache PT III het laatste deel uit de serie is, of dat Bastille al plannen heeft voor een PT IV. Mocht de band hierna terugkeren naar de studio om te sleutelen aan een tweede album, dan zullen ongetwijfeld de invloeden van deze mixtapes terug te horen zijn; en dat belooft veel goeds. Want het mag dan een lapjesdeken zijn, het zit Bastille in ieder geval als gegoten.

Kunst / Achtergrond
special: Willem Oorebeek - The Individual Parallel / Bilderberg Utopia

De stad aangestipt

In de euforie over Centraal Station en Markthal wordt bijna vergeten dat Rotterdam nóg een beeldende vernieuwing rijker is: kunstenaar Willem Oorebeek gaf de gevel van het Bilderberg Parkhotel een opzienbarende metamorfose.

Komend vanaf het station, langs de Westersingel, doemt ter hoogte van het Eendrachtsplein de façade van het Bilderberg Parkhotel op. Het gebouw ligt op het kruispunt van de twee belangrijkste assen die de stad doorsnijden en vormt tegelijk de ’toegangspoort’ tot het achterliggende Museumpark. Het door ramen onderbroken grijze wandvlak is door Willem Oorebeek voorzien van een regelmatig patroon van witte stippen. De structuur is met grote precisie aangebracht en bedekt als een gepunteerde deken de muur. Het oeuvre van de kunstenaar heeft met dit werk een hoogtepunt bereikt; niet alleen in zichtbaarheid maar vooral in context.

Foto: Aad Hoogendoorn

Foto: Aad Hoogendoorn

Rasterpunten
Oorebeek heeft zich altijd beziggehouden met het effect van reproductie, zijn interesse voor drukwerk en grafische technieken is in vrijwel al zijn werken te zien. In de conventionele druktechniek worden afbeeldingen – in rasterpunten vertaald – weergegeven door minuscule kleurstippen die, samengebracht in het oog, weer de originele afbeelding vormen. De fascinatie van Oorebeek gaat om die omzetting: de werkelijkheid wordt vertaald in abstractie die vervolgens weer tot realiteit gemaakt wordt. Kunnen we die gelaagdheid in verschillende stadia nog wel als echt beschouwen?

De noordwand van het Bilderberg Parkhotel is door de kunstenaar tot een dynamisch rastervlak gemaakt. De witte stippen van composiet hebben leven gebracht op een levenloze oppervlakte: daglicht geeft schaduw aan het nauwelijks zichtbare reliëf en bij invallende schemering is het alsof de punten een beetje opgloeien. Het effect is grandioos: een iconisch bouwwerk dat al decennia tot de vertrouwde stedelijkheid behoort, is plotseling op een podium geplaatst. Opnieuw zichtbaar geworden in een gemanipuleerde werkelijkheid.

Boeken / Fictie

Een oneindige wiskundesom

recensie: Lydia Davis (vert. Peter Bergsma) - Het eind van het verhaal

De verhalen van Lydia Davis zijn als het lied Love minus zero/no limit van Bob Dylan. ‘You see, writing a song is like maths’, vertrouwde Dylan een journalist toe. De juiste woorden moeten op de exact goede plek staan zodat de som klopt. Een écht geniaal lied is niet zomaar een formule, maar een toverformule.

You see, writing a song is like maths‘, vertrouwde Dylan een journalist toe. De juiste woorden moeten op de exact goede plek staan zodat de som klopt. Een écht geniaal lied is niet zomaar een formule, maar een toverformule.

De verzamelde verhalen van Lydia Davis – waarvoor ze in 2013 de Man Booker International Prize kreeg – zijn vaak als Love minus zero/no limit, als een wiskundesom. Ze zijn ultrakort of slechts drie tot veertien bladzijden lang, zelden meer. Soms zijn het kleine wonderen, dan passen ze met een exacte precisie in elkaar. Alsof Davis uren en uren – als een woordsmid à la Gustave Flaubert – heeft zitten puzzelen tot het is zoals het moet zijn. Flaubert sloot zich soms een dag op om een enkele zin te overpeinzen. Davis lijkt ook zo te werken. Met gevolg dat je, als lezer, over een verhaal van vier regels nog vier uur kunt nadenken. In 1995 schreef Davis haar enige echte roman genaamd Het eind van het verhaal, die onlangs in het Nederlands werd vertaald. De vraag is, werkt de wiskundige formule ook betoverend bij zo’n heel lange som van 250 bladzijden?

Taalfilosofie


In Het eind van het verhaal raakt een vrouw, de naamloze hoofpersoon, aan het eind van een liefdesgeschiedenis geobsedeerd door haar ex-geliefde. Zoals je vaak pas echt geobsedeerd kunt raken aan het einde van het verhaal, alsof je moet weten hoe het afloopt om het met een gerust hart te kunnen herbeleven. Haar ex-geliefde is een jongeman, dichter, vagebond, student en boekenverslinder (verslingerd aan Faulkner) die werkt op een pompstation. Daarnaast is ook hij naamloos. Erg veel komen we over hem niet te weten. Want het gaat niet echt om hem.

Het eind van het verhaal is eerder een taalfilosofisch onderzoek naar herinneren en de rol van taal daarin. Het draait om het (re)construeren van gedachten, de verraderlijke rol die onze verbeelding daarin speelt en de vraag waar de waarheid zich schuilhoudt in ons bouwwerk van hersenspinsels. Misschien ergens in de lege ruimte tussen mensen?  Wie behoefte heeft aan een meeslepend verhaal kan maar beter niet aan deze roman beginnen. De geest van de roman en de ziel van de hoofdpersoon zijn namelijk te vergelijken met hoe zij haar eigen pianovertolking van Haydns sonaten noemt: ‘Mijn stijl was monotoon, ongevoelig en mechanisch.’ Maar dat is Davis’ bedoeling. Ze wil in vorm, syntaxis en sfeer juist deze vrouw neerzetten en heeft waarschijnlijk alles minutieus zo gecomponeerd.

Wat in Davis’ korte verhalen wel werkt, werkt echter niet helemaal in deze gigantische rekensom. Een groot verhaal moet gedragen worden door een hoofdpersoon met sterke schouders. Een hoofpersoon waarop je een wereld kunt bouwen, een wereld waarin de lezer graag vertoeft. Maar deze wereld is zoals gezegd ‘monotoon, ongevoelig en mechanisch’. Ze raakt je als lezer niet aan.
 Desondanks is Het eind van het verhaal een fascinerende reis door het taaluniversum. Met de taal construeren we elk onze eigen versie van de werkelijkheid. Immers, hoe je dingen formuleert zegt letterlijk iets over hoe je de wereld ziet. En Davis weet dat als geen ander. Ze is een genie in helder formuleren, maar doet dit hier op een afstandelijke manier. De taaluitingen in het boek luisteren allen naar de strenge wetten van de logica. Om die reden had Ludwig Wittgenstein dit boek vast prachtig gevonden.


Leegte en stilzwijgen


Op een ander niveau is Het eind van het verhaal een stilzwijgend boek. Letterlijk stilzwijgend. Er wordt geen enkele keer ‘hardop’ gesproken tussen personages. De hoofdpersoon, en tevens vertelster, laat de lezer weten: ‘Achter mijn stilzwijgen en zijn stilzwijgen ging heel wat gespreksstof schuil.’

Soms kun je als lezer een enorme verbondenheid voelen met een boekpersonage, maar in dit verhaal is dat niet het geval. De woorden zijn niet bezield, ze willen enkel de leegte illustreren. Want Het eind van het verhaal speelt zich juist af in die lege ruimte tussen mensen, die de hoofdpersoon mooi illustreert: ‘Als ik hem aanraakte, raakte ik hem niet aan, maar de stof van zijn blouse.’ Die blouse is het begin van de lege ruimte tussen hem en haar. Ze kan nooit in hem, of werkelijk samen met hem, zijn. En zo ben je als lezer ook niet werkelijk samen met haar. De hoofdpersoon wil alles deconstrueren. Haar gedachtenwereld ontleden tot op de kleinste bouwsteentjes om deze vervolgens weg te werpen totdat er niets dan lege ruimte overblijft. In die lege ruimte hoopt ze de waarheid te vinden, maar er ligt niets.

Een roman rationeel, wikkend en wegend construeren als een ellenlange wiskundesom is hoe dan ook een zeer moeilijke opgave. Het eind van het verhaal is op het filosofische vlak zeer geslaagd. Maar de talige wiskundesom daarentegen klopt niet helemaal, misschien juist door de overdaad aan vertwijfeling waaraan de hoofdpersoon ten prooi valt. Je kunt als lezer niet helemaal opgaan in het verhaal. Het is niet meeslepend. Wie te lang twijfelt, raakt de tel kwijt. Woorden en alinea’s zouden ook in een andere volgorde kunnen staan en zouden dan dezelfde bespiegelingen kunnen oproepen. Het eind van het verhaal is als een wiskundesom die bijna klopt, maar met nog steeds die grote onbekende: de ideale hoofdpersoon. Het is als een mooie liedtekst zonder meeslepende melodie, als een toverformule met iets te weinig magie. Nog niet helemaal betoverend.


Muziek / Album

Een eerbetoon

recensie: Eric Bibb - Blues People

Eric Bibb brengt met Blues People een eerbetoon aan Dr. Martin Luther King Jr. en een hommage aan blues-veteranen van Afro-Amerikaanse afkomst. Hiermee levert hij andermaal een onderhoudend groots album.

Eric Bibb is zo langzamerhand een dusdanige vermaarde blues-veteraan geworden, dat introductie nauwelijks nodig is. Toch gaan we nog even terug naar 1994: het jaar waarin hij debuteerde met het akoestische blues-album Spirit & The Blues. In de jaren die volgden, groeide zijn faam en daarmee zijn schare fans. Eerder dit jaar verscheen al een overzichtswerk in de vorm van een driedubbel album met de titel Eric Bibb in 50 Songs.

Smeuïg geheel


Bibb koos voor zijn nieuwste studioalbum een onderwerp dat niet mis is. Hij schreef vele composities rond Martin Luther King Jr. Bij de uitvoering ervan werkte hij samen met een keur aan vrienden die wortels hebben in de Afro-Amerikaanse blueswereld. Zo horen we bijdragen van Popa Chubby, Guy Davis, J.J. Milteau, The Blind Boys of Alabama, Harrison Kennedy, Ruthie Foster, Taj Mahal, Glen Scott, Linda Tillery, Andre de Lange en Leyla McCalla. Veel van de hier genoemde namen zullen bij de liefhebbers allerlei belletjes doen rinkelen. Voor anderen zal het alleen maar vraagtekens oproepen. Een ding is zeker: zonder de medewerking van al deze artiesten had Bibb ook een mooi album gemaakt, maar de toevoeging van deze gasten maakt van Blues People een fijn smeuïg geheel. Op zijn tournee, getiteld We Have A Dream, zal Bibb zich laten vergezellen door Harrison Kennedy en Ruthie Foster.

~

Monument


Eric Bibb opent het album met het door hemzelf geschreven ‘Silver Spoon’. Daarin vertelt hij zijn eigen historie over onderaan beginnen en al jong het ouderlijk huis verlaten om zijn geluk in de muziek te beproeven. Bibb hekelt daarbij de mensen die hem wel eens zeggen dat hij met een zilveren lepel in de mond is geboren. In deze compositie bezingt hij dat niets minder waar is.

Veel songs zijn van de hand van Bibb en zijn gasten, maar we horen ook traditionele liederen als ‘I Heard The Angels Singing’, ‘Chain Reaction’ en ‘Needed Time’ voorbijkomen – in een Bibb-jasje gestoken. Ze zijn echter nog steeds heel herkenbaar als liederen uit de tijd waarover het eerbetoon gaat. Het album sluit af met een fraaie banjo ballad met Leyla McCalla: een nummer in de stijl van het solo-album van McCalla, dat in december vorig jaar uitkwam.

Bibb heeft met Blues People samen met zijn muziekvrienden een monument opgericht, waar Martin Luther King Jr. trots op zou zijn en waar menig uur naar geluisterd zal worden.

Live in Nederland:

Muziek / Album

Ver weg

recensie: Hieroglyphic Being and the Configurative or Modular Me Trio - The Seer of Cosmic Visions

.

Om direct uitsluitsel te geven: The Seer of Cosmic Visions is geen toonbeeld van kunde, controle of esthetisch inzicht. Al snel worden de distortion en de overdrive opengegooid, zodat de standaardmelodietjes en -deuntjes overstuurd, en als een stortvloed van lawaai, de boxen uitbulderen, zonder dat er verder interessante dingen gebeuren.

Een abstract in muziek
Er zit genoeg ritme in de muziek, en het kubisme – in zijn kunsthistorische betekenis – is eveneens terug te horen. De muziek wordt ontleed, geabstraheerd en weer in elkaar gezet. Jammer genoeg niet in een vorm die prettig in het oor ligt. En ook niet op een wijze die oproept tot aandachtige beluistering.

Het album doet vooral denken aan free-jazz. Dat Moss door avant-jazz wordt beïnvloed, is dus wel te horen. Het nadeel is dat de free-jazz, zoals die met de elektronica van dit album wordt gespeeld, vooral expressief is. Voor Moss is het waarschijnlijk heerlijk om te doen, maar als luisteraar ben je er niet zo blij mee.  

Crackhead
Uiteindelijk blijken de door Moss geprefereerde termen toch te kloppen. Dat geldt voor de kubistische inslag, maar ook voor cosmic bebop. Het is bebop vanwege de jazzinvloeden: speel wat je voelt, dan is het goed. Een lovenswaardig uitgangspunt. Het ontbreekt Moss alleen aan techniek en originaliteit om dat op een interessante manier te doen.

Het cosmic gedeelte ligt in een ander deel van de muziek: de herhaling. Zoals  Iron Butterfly en The Doors in ‘Inna-Gadda-Da-Vida’ en in (live-versies van) ‘The End’ hun motieven ruwweg een kwartier lang herhaalden, zo doet Hieroglyphic Being dat ook, maar dan minder geslaagd. Het pandemonium van synthesizers en drumcomputers is in een loop gezet, maar daar wordt verder niets mee gedaan; de luisteraar hoort slechts overtonen en gekraak. ‘Lekker spacen’ zit er dus niet in, tenzij Alien en Predator ook ‘spacey’ zijn.

Muziek / Album

Riedeltjes voor de achtergrond

recensie: Avec le soleil sortant de sa bouche - Zubberdust!

Zoals in de jaren zestig ook wel eens gebeurde, trakteert Avec le Soleil Sortant de sa Bouche de luisteraar op lange composities. Op de tracklist van Zubberdust! staan vier titels, waarvan er twee bestaan uit geroezemoes.

De Canadese band Avec le Soleil Sortant de sa Bouche werd in 2011 opgericht door Jean-Sebastien Truchy. Truchy wilde ‘afro-kraut trance rock’ spelen, zoals hij dat met de band Fly Pan Am ook deed. Verschillende muzikanten speelden met hem mee, wat wisselende line-ups opleverde. Op Zubberdust! wordt de band gevormd door Truchy, Nasir Hasan, Éric Gingras en Sébastien Fournier.

Jammin’
Zoals het hoort bij krautrock (of stoner) is de band vooral bezig met jammen. Om een luisterwaardig resultaat te krijgen moet je dan wel op één lijn zitten en op elkaar ingespeeld zijn. Ook moet je kunnen inschatten hoe de andere muzikanten en het publiek je vindingen ervaren, oppakken en verder ontwikkelen.

Een goede jamsessie kan veel opleveren, luister maar naar The Desert Sessions van Josh Homme. Het is belangrijk om al een idee te hebben waar je naar toe wil met de muziek en stukjes paraat te hebben om op het goede moment te spelen. Het is dan ook niet vreemd dat Zubberdust! is opgenomen nadat de band al twee jaar met de nummers opgetreden had.

Intiem en kalm
De vier muzikanten van Avec le Soleil Sortant de sa Bouche hebben hoorbaar een klik met elkaar. De twee sessies die het hele album vullen, ‘Face a L’instant’ en ‘Super Pastiche Fantastique/New Sun’, hebben een duidelijke structuur. Met gitaarrifjes als basis ontstaan er gestructureerde en intelligente composities. Door te variëren op thema’s en terug te keren naar de oorspronkelijke melodie wordt de spanning op- en afgebouwd.

Een nadeel van Zubberdust! is dat het album niet goed overkomt in de huiskamer. Het toevoegen van geroezemoes en de illusie van een publiek tonen aan dat de opnames jamsessies zijn, zodat de band niet goed tot zijn recht komt. De muziek blijft op de achtergrond hangen en vervalt bijna tot riedeltjes die voor een gezellige sfeer zorgen. In een café op een klein podium zou Avec le Soleil Sortant de sa Bouche dan ook het best klinken.

Boeken / Non-fictie

Toeval bestaat wél

recensie: David Hand - Het onwaarschijnlijkheidsprincipe (vert. Han Visserman)

Tot drie keer toe de loterij winnen. Zeven keer door de bliksem getroffen worden. Het zijn zeer onwaarschijnlijke gebeurtenissen, maar toch komen ze voor. In Het onwaarschijnlijkheidsprincipe schrijft statisticus David Hand deze gebeurtenissen niet toe aan bovennatuurlijke krachten, maar louter aan wiskundige wetten.

De premisse van Hand is vrij eenvoudig. Dagelijks gebeuren er nou eenmaal zó veel dingen, dat ook de meest onwaarschijnlijke gebeurtenissen onvermijdelijk zijn. Wacht lang genoeg en iemand zal drie keer de loterij winnen. Onwaarschijnlijke gebeurtenissen zijn onontkoombaar; ze moeten zo nu en dan voorkomen. Ter ondersteuning van zijn onwaarschijnlijkheidsprincipe maakt Hand gebruik van vijf wiskundige principes, namelijk de wet van de onvermijdelijkheid, de wet van de werkelijk grote aantallen, de wet van de selectie, de wet van de kanshefboom en de wet van het voldoende dichtbij. Deze wetten worden alle in afzonderlijke hoofdstukken doorgenomen.

Alledaagse toevalligheden
Hand houdt ervan zijn stellingen te illustreren met behulp van dobbelsteenworpen. Het is onwaarschijnlijk om tien keer op een rij eenzelfde cijfer met een dobbelsteen te gooien. Maar laat genoeg mensen tien keer met een dobbelsteen gooien en de kans is groot dat het iemand overkomt. Zo gaat het natuurlijk ook in de werkelijkheid; er worden wereldwijd iedere dag heel wat dobbelstenen gegooid, heel wat loterijtickets verkocht en er waaien heel wat onweersbuien over. Aan toevallige reeksen is daarom geen ontkomen.

Hand legt uit dat mensen – vooral zij die in bovennatuurlijke krachten geloven – vaak over het hoofd zien dat zich in feite iedere dag zeldzame situaties voordien. Wie door een stoel zakt op het moment dat er een donderslag klinkt, zal spreken van een bizar toeval. Terwijl wie maandagmiddag door een stoel zakt en donderdagavond een donderslag hoort, de link niet zal leggen. Er wordt dan geen verband gezien, terwijl dat er in de eerste situatie uiteraard ook niet is.

Relativerend
Een ander punt dat vaak vergeten wordt, is de context waarin een situatie zich voordoet. Ja, het is onwaarschijnlijk om zeven keer door de bliksem getroffen te worden. Maar het wordt al een stuk waarschijnlijker wanneer je weet dat degene die dit overkwam op het platteland leeft en het grootste deel van de tijd buiten is.

Met Het onwaarschijnlijkheidsprincipe heeft Hand zijn theoriën zo uiteengezet dat ook een leek deze goed begrijpt. Af en toe verzandt hij inwiskundige berekeningen die wellicht te snel gaan voor de gemiddelde lezer, maar dit zorgt er gelukkig niet voor dat zijn betoog niet meer te begrijpen is. Liefhebbers van Ons feilbare denken van Kahneman zullen zeker niet bedrogen uitkomen door Hand, wiens relativerende vermogen een verademing is.

Film / Achtergrond
special: International Documentary Film Festival Amsterdam

IDFA 2014: eenzame voetballers, een droomkoppel in het circus en de verwoestende effecten van drones

.

Leonardo en Anselmo ontmoeten hun oude coach © Screenshot

Leonardo en Anselmo ontmoeten hun oude coach © Screenshot

Rijk en eenzaam


Solo – Out of a Dream
Jos de Putter • Nederland, 2014
6

Welke invloed heeft de documentairemaker op zijn onderwerp? Hoe vergaat het de hoofdpersoon na de opnamen? Hoe verandert zijn leven door de tussenkomst van de filmcamera? Wat was er gebeurdals regisseur en personage elkaar nooit hadden ontmoet? In het geval van voetbalster Leonardo zijn het uiterst relevante vragen. Niemand minder dan Willem van Hanegem zag de documentaire Solo – de wet van de favela die Jos de Putter in 1994 maakte over jonge straatvoetballertjes in Brazilië. Van Hanegem zag iets in een van de hoofdrolspelers, liet Leonardo naar Feyenoord komen, en de rest is voetbalgeschiedenis.

Twintig jaar later bezoekt De Putter het voetballertje van toen opnieuw. Door een blessure kan Leonardo niet spelen voor zijn huidige Hongaarse club. Hij verblijft bij zijn moeder in Brazilië, die haar vechtersmentaliteit uit de favela heeft behouden. Ze begroet haar zoon met ‘Hé nepperd’ en zal ook de rest van het bezoek niets aardigs te berde brengen. Eenzaam in haar luxe villa lijkt ze het levende bewijs dat geld niet gelukkig maakt. Leonardo en zijn moeder maken elkaar over en weer verwijten en lijden beiden zichtbaar onder de situatie. De Putter stelt niet te veel vragen, maar registreert slechts, met name als Leonardo vrienden van vroeger bezoekt. Dat is jammer, want daardoor blijven veel ontmoetingen aan de oppervlakte steken.

Wel effectief is de mix van beelden uit Solo- de wet van de favela met opnames van nu. De onroerende snelle jongetjes zijn opgegroeid tot grote, gespierde mannen. Nog steeds hebben de achterblijvers geen nagel om hun kont te krabben. Leonardo stelt verbaasd vast dat zijn beste vriend van weleer de dvd van de eerste docu nog steeds niet heeft gezien en realiseert zich dan dat Anselmo geen dvd-speler kan betalen. Gééf hem er eentje, zou je hem willen toeroepen. Hetzelfde geldt overigens voor de jonge Jos de Putter, die in 1994 filmde hoe Anselmo’s voetbalcarrière in de knop werd gebroken omdat hij geen buskaartje naar de voetbalkeuring kon kopen. Voor de film leverde het een mooi dramatisch moment op, maar hoe had Anselmo’s leven eruit gezien als de regisseur op dat moment had besloten om hem zelf het geld voor de busrit te geven? Zou De Putter reageren door te zeggen dat hij zich niet mengt in de zaken van zijn personages, dan is dat in dit geval extra betwistbaar. Alleen al door er te zijn, veranderde hij immers alles.

Scène uit The Circus Dynasty. Foto: www.hansenogpedersen.dk

Scène uit The Circus Dynasty. Foto: www.hansenogpedersen.dk

Een circussprookje


The Circus Dynasty

Anders Riis Hansen • Denemarken, 2014
8

De vraag hoeveel invloed een documentairemaker heeft op het onderwerp van zijn documentaire, is ook van belang bij The Circus Dynasty, over twee beroemde circusfamilies. De familie Berdino is de grootste circusfamilie van Europa, de familie Casselly de meest bekroonde. De families treden al jaren samen op. Patrick Berdino en Merrylu Cassely, in het circus opgegroeid, vormen een onverslaanbaar acrobatenduo. Patrick zal het circus van zijn opa erven. Wat iedereen hoopt, gebeurt: Patrick en Merrylu worden verliefd. De toekomst van de circusdynastie is veiliggesteld.

The Circus Dynasty is alleen al vermakelijk omdat de film het leven van een circusartiest blootlegt: het geploeter, de blessures, het eeuwige glimlachen, maar ook de hechte familiebanden en de romantiek van een jeugd tussen de olifanten. Met de opbloeiende liefde tussen Patrick en Merrylu lijkt er niets meer mis te kunnen gaan voor de families. Maar, en daar zit de crux, dat maakt de eerste driekwart van The Circus Dynasty wat gezapig. Een film heeft drama nodig. Voor regisseur Anders Riis Hansen is het een godsgeschenk dat de relatie stukloopt. Opeens is er spanning: zullen Patrick en Merrylu weer bij elkaar komen? Beiden zijn koppig. Geen idee of het waar is, maar het zou zomaar kunnen dat de aanwezigheid van de camera eraan bijdraagt dat ze niet willen toegeven. De eerste stap zetten in de intimiteit van een woonwagen is anders dan als eerste je ongelijk toegeven in het openbaar. En als er iemand zich bewust is van de ogen van het publiek, dan is het een circusartiest.

Scène uit Drone. Foto: www.showbizpak.com

Scène uit Drone. Foto: www.showbizpak.com

Ook drones doden onschuldigen
Drone

Tonje Hessen Schei • Noorwegen/ Denemarken, 2014
8

Het klinkt zo mooi: wapens die hun doelwit zo specifiek kunnen selecteren, dat er geen andere slachtoffers vallen. De militair die een drone bestuurt, bevindt zich ver weg op een Amerikaanse legerbasis. Het doelwit is een terrorist in Pakistan, een schim op het scherm. Je kunt bijna niet anders dan bewondering hebben voor de gratie van de kleine onbemande vliegtuigen en het wonder dat de techniek zo’n precisie-aanval mogelijk maakt. Geen vuile bommen meer, geen burgerslachtoffers en geen getraumatiseerde soldaten. Als president Obama nog geen Nobelprijs voor de Vrede op zijn nachtkastje had staan, zou hij hem moeten krijgen.

Natuurlijk is de werkelijkheid anders. Niet voor niets wordt Drone aangekondigd als een ‘J’accuse’ van de Noorse regisseur Tonje Hessen Schei. Ze laat slachtoffers, daders en drone-experts aan het woord over het wapen dat in het afgelopen decennium de grootste verandering in oorlogsvoering heeft veroorzaakt. De interviews maken duidelijk dat drone-aanvallen voornamelijk heel veel slachtoffers maken waarvan Amerika helemaal niet weet of het om burgers gaat, omdat de doelwittenüberhaupt onbekend zijn. Doordat de opdrachtgever van drone-aanvallen de CIA is, hoeft er geen verantwoording overteworden afgelegd. Hessen Schei weet overtuigend aan te tonen dat deze gang van zaken een grove schending van de mensenrechten is.

Drone is een visueel en auditief overrompelende ervaring. Hessen Schei weet hoe ze middelen uit de entertainmentindustrie in moet zetten om haar boodschap kracht bij te zetten. Het meest shockerend is misschien wel dat haar protagonisten dat ook weten: het Amerikaanse leger brengt videogames uit die jonge mannen alvast voorbereidt op een leven achter de knoppen. Toekomstige drone-bestuurders worden gerecruteerd op een gaming-event voor pukkelige jongetjes. Zoals een cynische droneproducent opmerkt: er zijn altijd genoeg jonge jongens voorhanden die dingen kapot willen maken. Niet alleen in de Verenigde Staten, maar wereldwijd, zou je eraan toe kunnen voegen. Inmiddels hebben 87 landen drones, waaronder China en Iran. Volgens Drone is het een kwestie van tijd voor deze landen ook zomaar potentiële vijanden op straat elimineren.

Theater / Voorstelling

Welkom in Partizanië!

recensie: De Partizanen - De Partizanen

Twee guitige gasten in strakke pakken, daarmee zou je ze tekort doen. Het zijn jongens (mannen?) die niets liever willen dan lol maken, maar ook weer niet te vrijblijvend. Het is gezellig met een rauw randje. De Partizanen doen hun naam eer aan: het zijn dissidenten die op een absurde wijze de heersende hypocrisie de das om doen. Onafhankelijk en toegankelijk tegelijk stuiven ze over het podium, want er is geen tijd te verliezen. Binnen 75 minuten moet het Midden-Oostenconflict worden opgelost, liefst tijdens het eten van een tompouce. Of dat lukt? De Partizanen geven op geheel eigen, absurde wijze antwoord.

De Partizanen bestaat uit Merijn Scholten en Thomas Gast, beiden geboren in het jaar 1983 én lid van de Comedytrain, waar ze elkaar van kennen. De ene heeft een krullenbol, de ander een bril en dan is een duo al snel gemaakt. In Toomler treden ze dan ook nog regelmatig op om grappen uit te proberen die ook tijdens deze show weer terugkwamen. De winnaars van het Leids Cabaret Festival 2013 hebben sinds die prijs gewerkt aan hun eerste avondvullende voorstelling, naast hun werk voor onder anderen Panache en radioprogramma Spijkers met Koppen. Dat hun première uitgerekend in de Leidse Schouwburg is maakt duidelijk dat het hier letterlijk gaat om historische grond. Dat hun talent wordt gezien en financieel ondersteund blijkt uit het feit dat ze dit jaar een stipendium hebben gekregen ter aanmoediging van hun show. De oproep aan het eind dat ze zó arm zijn dat ze hun aanstekers terug willen, is dan ook met een korreltje zout te nemen.

Metacabaret
Het moge duidelijk zijn dat we hier te maken hebben met twee intelligente cabaretiers die handig spelen met engagement en comedy, met moralisme en het vermijden daarvan. Hoe moeilijk dat is wordt ook nu weer duidelijk. Door de boodschap over te laten aan Brabantse typetjes, omzeilen ze de persoonlijke noot. Het is de kunst om tegelijkertijd niet alleen comedy maar ook cabaret te willen maken, om niet alleen de noodzaak tot verheffing te vermijden en ook het simplisme over te laten aan komieken. Die worsteling is interessant om naar te kijken, want De Partizanen geven het zelf toe: ze willen niet vertellen hoe het zit of een spiegel voorhouden. Met de nodige ironie wordt het snijvlak van engagement en lolligheid echter des te duidelijker. De verwarring zit hem in het maken zelf, iets wat ook vaak terugkomt in het werk van Micha Wertheim. Het spel van abstractie en figuratief cabaret is dan ook in de talloze sketches terug te vinden. Het is daarmee een vrij introspectief programma geworden, over henzelf en het genre, maar ook nu weer geldt: show, don’t tell. Laat de kunst over aan het publiek.

Gebrek aan snedigheid
De Partizanen zijn goed op elkaar ingespeelde jongens met korte stukjes die net lang genoeg duren om de grap op te bouwen. Zo is er een benauwende quiz met een toeschouwer, worden er debuutromans besproken en lijkt De Bijenkorf niet meer wat het geweest is. Van een Rotterdamse slagerij in Napels tot corpsballen met een leefeiland: het passeert allemaal de revue. De Japanse animatie is echter het meest geslaagd. Het oogt natuurlijk, maar toch mist er soms iets scherps of vileins. Misschien hebben de makers gekozen om niet te provoceren en verwarring te zaaien en zijn ze dat punt al voorbij. Toch blijft er daardoor aan het einde een zekere leegte hangen. Het programma biedt gelukkig genoeg ruimte om sketches nog iets aan te scherpen, want ze hebben meer in hun mars dan wat ze nu hebben laten zien. Van ouwe-jongens-krentenbrood naar een niveautje hoger (bijvoorbeeld het inbouwen van incongruentie) en we kunnen ze écht serieus gaan nemen. Of niet, natuurlijk. 

Theater / Achtergrond
special: Manon Ossevoort - Tractor Girl

Geef je droom mee naar de Zuidpool

.

In Amsterdam kun je ook onder de tram komen’) en je intuïtie (‘You go girl!’) en je besluit het gewoon te doen. Vervolgens gaan je knipperlichten stuk en strand je al in Antwerpen – en dit is nog maar het begin. Maar je houdt vol, 38.000 km en vele avonturen lang… en zal je doel bereiken. 

Theatermaker Manon Ossevoort maakt dit verhaal. ‘Een meisje dat op een tractor naar de Zuidpool rijdt’: Een poëtisch beeld dat de kern was van haar voorstelling op Oerol 2005 en haar welhaast onmogelijke wens om die reis ook echt zelf te maken. Het bleek op alle fronten een sterk en ontwapenend beeld. Misschien wel omdat mensen zich, in alle culturen, meer vinden in ‘I have a dream’ dan in ‘I have a plan’.
Tijdens haar reis ontmoette ze met haar stoere, hobbelende verschijning, zelfs in grimmige oorlogsgebieden, veel open lachende gezichten en veel vriendelijkheid. Ze bracht inspiratie met haar voorstelling ‘Doe’ en verzamelde duizenden dromen. Ze gaf een podium aan bijzondere verhalen en projecten. Ze kreeg veel meer dan ze had verwacht, ze kreeg zelf terug wat ze zo graag wou geven: de moed om nooit op te geven, hoop ondanks alles, humor en lichtheid.

Boot gemist, moed gehouden
Manon had haar toeschouwers onderweg beloofd hun dromen in de buik van een sneeuwpop te planten. Maar toen ze na een enerverende reis van 4 jaar op het zuidelijkste puntje van Afrika aankwam, de dromen achterop de tractor, was de ijsbreker die haar naar Antarctica zou brengen al lang vertrokken. Ze gaf niet op, daar op Kaap de Goede Hoop. En ook niet in de jaren daarna, weer terug in Nederland. Want ze wist inmiddels: van dromen naar doen gaat nou eenmaal niet altijd zoals gepland.
Manons trouwe groene tractor (uit haar geboortejaar 1976), symbool van kracht, nuchterheid en haar Twentse afkomst, reed haar langzaam maar zeker door Europa, de Balkan en Afrika. De laatste etappe, de poolexpeditie maakt ze op een nieuwe rode tractor, die speciaal is aangepast voor de extreme omstandigheden (o.a. -50 °). Manon is inmiddels op Antarctica vertrokken en zal 12 uur per dag achter het stuur zitten. Zo hoopt ze nog voor eind 2014 de 2350 km naar de Zuidpool af te leggen.

Pasgeboren dochter Hannah en tractorhond Biba (een aanlopertje uit Tanzania) blijven thuis, maar Tractor Girl reist deze laatste etappe niet meer alleen. De ervaren poolreizigster Matty McNair, die ze jaren geleden al eens onder de Eiffeltoren ontmoette, is expeditieleider. Ook Matties dochter Sarah maakt deel uit van het professioneel gesponsorde, 7-koppige expeditieteam.