Theater / Voorstelling

Louise is een gevaarlijke vrouw van uitersten

recensie: Louise Korthals - Zonder voorbehoud

Het tweede theaterprogramma van Louise Korthals, winnares van de Neerlands Hoop 2013, biedt genoeg aanknopingspunten om het genre cabaret naar een hoger plan te stuwen. Geen spervuur aan grappen of literaire hoogstandjes, maar een avond vol prachtige liedjes en een poging tot het duiden van haar generatie. Verzadiging en noodzaak zijn thema’s die regelmatig terugkomen in een verder subtiel fragmentarische voorstelling. Toch blijft er na het einde een licht onverzadigd gevoel over.

~

Louise Korthals (1984) is ondanks haar leeftijd bepaald geen groentje meer. Na het winnen van het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2011 en het goed ontvangen Vlieguur werd ze al door menigeen getipt als een energieke vrouw vol muzikaliteit. Ook in Zonder voorbehoud maakt ze dit helemaal waar. Gekleed in een petticoat en hoge, witte hakken laat ze direct zien om wie het gaat vanavond: een dame, maar niet per se ‘keurig’ of gepolijst, maar eerder een verbaal vechtersbaasje dat tegelijkertijd ook met de nodige onzekerheden kampt. Met een paar anekdoten probeert ze haar positie ten opzichte van haar zusje, ouders en vriendinnen te duiden. Dit persoonlijke wisselt ze regelmatig af met engagement, waarin ze pleit voor het bewaken van het positieve, in plaats van het verwoesten ervan. Die ambitie is mooi, maar komt ook wat ongemakkelijk over. De woede die ze tentoonspreidt is dan ook goedbedoeld, al speelt ze nog te veel om het oprecht over te laten komen. Als oud-studente van de Koningstheateracademie mag ze de lessen meer loslaten en meer op zichzelf vertrouwen. Haar kracht is daarmee ook haar zwakte: ze wil soms té graag, waardoor de schoonheid van haar programma ondergesneeuwd dreigt te worden. Wellicht dat regisseuse Jessica Borst het programma op dat punt nog wat kan finetunen.

~

Prachtige liedjes, plichtmatig spel
Korthals is zonder meer een prachtige zangeres. Niet alleen om naar te kijken, maar vooral om naar te luisteren. Onder begeleiding van pianist Erik Verwey en bassist Mark van Bruggen vult ze de zaal moeiteloos met schitterende liedjes, zowel qua stem als qua inhoud. Hier schuilt dan ook het grote talent van de cabaretière, die het genre op dit vlak zeker eer aan doet. Verwacht geen spitsvondige grappen of virtuoze hoogstandjes die uitnodigen tot nadenken, want originaliteit op dit gebied is niet haar sterkste punt. Hoewel een scène over een cursus mindfulness nog wel tot de nodige hilariteit leidt, laat de techniek van haar grappen wel wat te wensen over. Waarom niet vaker gebruik maken van metaforen om het aan de verbeelding over te laten, in plaats van het letterlijk benoemen van zowel persoonlijke als maatschappelijke problemen? Een stukje over ijzersmeltende jongetjes komt daarmee nog het dichtst in de buurt, dat prikkelt meer dan figuratieve observaties. Desalniettemin trekt ze het met haar liedjes aardig recht en is het kleinkunst in haar puurste vorm. Het verfrissende is ook nog dat ze moeilijk te plaatsen is in het vrouwelijke cabaret: eindelijk geen zure of miskende huisvrouw vol zelfmedelijden en het leeggemolken concept van mannen en vrouwen, maar een sterke performance vol overgave. In haar poging tot een moreel appel en bewustwording van haar generatie zit het inhoudelijk dan ook goed in elkaar, al mag het in vorm iets minder plichtmatig en gekunsteld. Dat zal het niveau van de voorstelling, die nergens uit de bocht vliegt, zeker goed doen.

Kunst / Expo binnenland

Zintuiglijke kunst maakt dierlijke bezoekers

recensie: Nacho Carbonell en Maartje Korstanje - Nacho Carbonell & Maartje Korstanje

Twee talenten zijn tegenover elkaar gezet. Ze zijn jong en nieuw, de één is kunstenaar, de ander ontwerper. Hun werk is verschillend, maar het effect op de bezoeker is hetzelfde: namelijk dat die het werk wil aanraken, ruiken of er in wil kruipen.

Maartje Korstanje, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Maartje Korstanje, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Maartje Corstanje en Nacho Carbonell kregen beiden een stipendium van het Groninger Museum, waarmee het hen de afgelopen jaren aanmoedigde en volgde. Allebei maken ze zintuiglijke kunst, al is het met een verschillend doel en vanuit een andere achtergrond.

Bij Korstanje, opgegroeid tussen de natuur op een boerderij in Zeeland, gaat haar kunst richting het extreme. Haar kartonnen sculpturen zijn even majestueus en sprookjesachtig als griezelig en vies. In eerder werk liet ze zich inspireren door de zeebodem. Ook heeft ze een serie gemaakt over bijensterfte, maar hoe ze de klassieke beeldhouwkunstprincipes van compositie, textuur en structuur moet toepassen blijft het belangrijkst. Vergeleken met haar grillige objecten zoekt Carbonell de nuance: zijn coconachtige vormen lijken veilig en warm, plaatsen waarin de bezoeker zou willen schuilen. Overal is de neiging om aan te raken groot, de handjes met een verboden-streep erdoor zijn niet overbodig op de vloer geplakt.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Kneden en vormen versus tot leven wekken
Bij Korstanje is het ontstaansproces in de werken terug te zien. Ze zijn niet van tevoren bedacht en vervolgens in een mal gegoten: ze ontstaan gaandeweg, door te vormen en te kneden. De bezoeker merkt het doordat hij de neiging krijgt eromheen te willen lopen en afzonderlijke onderdelen van de grillige, enorme sculpturen te bestuderen.

Carbonells afstudeerproject is daarentegen letterlijk in een mal gegoten en strak afgewerkt. Het is een rubberen kussen waarop de bezoeker kan gaan zitten, waarna slappe vormen op de grond opgeblazen worden tot dieren die hem gezelschap houden. Het werk gaf de aftrap voor zijn ‘familie’, zoals hij zijn oeuvre noemt en is exemplarisch voor het sociale aspect in zijn werken. Zijn ontwerpen ziet hij als organismen die de bezoeker tot leven wekt door ze te gebruiken. Ook het zoeken naar een comfortzone, die de tien jaar in Eindhoven wonende Spanjaard nogal eens mist, is terug te vinden, namelijk in de coconachtige ruimtes of bij de duostoelen, waarin twee personen één op één met elkaar in contact worden gebracht.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Zacht licht en ruimte
De tentoonstelling zit simpel en goed in elkaar. Door schaars en zacht licht komt het werk van Korstanje in een mysterieuze sfeer tot zijn recht, waarbij het verplichte kleurenschema van de muren niet hindert. Voor Carbonells oeuvre is ruimte van belang en die krijgt hij dan ook, zodat de kluizenaarsfunctie van sommige ontwerpen gewaarborgd blijft.

Er is weinig tekst en uitleg, met uitzondering van een groot plakkaat aan het begin van de route en hier en daar een hint of een aanvulling. Dat is goed gekozen, want zelfs de paar associaties in de openingstekst kunnen al teveel sturen. De tentoonstelling vormt een ruimte die ideaal is om vanuit de kou per ongeluk in te verdwalen. Terecht trots presenteert het museum deze kunstenaars voor het eerst aan het grote publiek.

Boeken / Fictie

Naïef met een donker randje

recensie: Saskia Stehouwer - Wachtkamers

Uitgeverij Marmer bezorgde ons al eerder uitstekende debuten van Frouke Arns en Saskia van den Heuvel. Een voornaamgenote van laatstgenoemde, Saskia Stehouwer (1975), sluit zich kwalitatief aan in die rij. Haar eigen debuut Wachtkamers wringt soms, maar overtuigt.

Stehouwers gedichten zijn vreemd, en dat klinkt lomper dan het bedoeld is. Ondanks de bedrieglijk heldere taal is het moeilijk om daadwerkelijk tot ze door te dringen. Het is niet lastig om thematische lijnen te ontdekken in Stehouwers werk, procedés die ze vaker toepast, beelden die terugkeren, enzovoort. Het ligt eerder aan de montage van dat al, die me vaak een beetje dwars zit.

Plaatsbepaling

Deze gedichten rustig lezen werkt vreemd genoeg niet heel goed. De strofes lijken dan net niet op elkaar aan te sluiten, de beelden klikken niet logisch in elkaar. Het beste werkt het als je gewoon iets sneller leest, net zoals in dromen het ene tafereel opeens in het andere kan veranderen, zonder dat dat gek lijkt. Het volgende, titelloze gedicht is een goed voorbeeld van zo’n droomachtige sequentie van beelden:

in de stilte kan ik het ei pellen
ontdek ik een tweede huid
verend en stevig als een vogelnest

woorden die de boodschap plat verpakken
zodat je hem onder je arm
mee naar huis kunt nemen

het is goed oefenweer
de balkons ogen bewolkt
de wind roept om zijn moeder

Vreemde montage of niet, in Wachtkamers gebeurt genoeg om de lezer bezig te houden, ook als die niet goed door kan dringen tot de gedichten. Een ‘horizontale’ lezing zorgt echter voor nieuwe gezichtspunten. De som wordt daardoor meer dan het geheel der delen.

Veel in de bundel heeft te maken met richting zoeken en plaats bepalen. Een van Stehouwers opvallendste procedés is het definiëren van het zelf, vaak door de verteller zich met een ander te laten vergelijken. Zo lezen we bijvoorbeeld ‘vannacht ben ik een man die een vrouw kust / en zijn halfnaakte vader belooft / op zoek te gaan naar een bruid’ en ‘ik ben de man die elke dag achter het orgel gaat zitten / om de laagste toets in te drukken’. Ook is de verteller soms een ‘ik’ en soms een ‘we’, en lijkt dan ook voor anderen te spreken.

Onheil

Dat de verteller steeds dezelfde is, ondanks de verschillende vormen die hij of zij aanneemt, is een aanname. In Wachtkamers wordt in elk geval wel een zekere continuïteit tussen de gedichten gesuggereerd, op thematisch vlak, maar ook door geregeld de wind te vermelden. Die wind geeft het geheel iets dynamisch; een beleving van beweging, die zeker niet altijd zelfstandig en zelfgekozen is:

ik had [de passagiers] in een doos gestopt
maar toen kwam de wind
en nu zijn ze weg

ik weet dit omdat ik de wind
eerder bezig heb gezien
hij gaat grondig te werken

Stehouwer weet vaker een gevoel van onheil de gedichten in te laten sluipen, zoals de wind dat in het bovenstaande gedicht is. Die dreiging zorgt voor een prettig tegenwicht voor de quasi-naïeve toon die ze regelmatig aanslaat. Eerlijk is eerlijk: dat is bepaald niet één van de fijnste tonen die in gedichten aangeslagen kunnen worden, maar het donkere randje houdt Wachtkamers wat dat betreft in balans.

Wachtkamers is een fraai debuut geworden, waar je als lezer een hele tijd mee bezig kunt zijn. Dat de bouwstenen vaak wat ver van elkaar afgewaaid zijn is Stehouwer makkelijk te vergeven, want horizontaal gelezen ontstaat er een fraaie wereld.

Theater / Voorstelling

Twenty-something troubles

recensie: Chunky Move - 247 Days

Een danser loopt langs een muur van spiegels, klapt haar armen uit en draait dan van haar reflectie weg. Ze wankelt, valt meerdere keren. We horen haar hijgen, zien haar rennen. Even later stappen zes dansers uit hun spotlight en lopen ze naar voren richting het publiek. De lampen blijven knipperen op hun oude plek. Het muziekspoor kraakt, klinkt abstract en zit vol met overgangen. We horen de stemmen van de performers, de agressieve beat van een nachtclub en a-capellazang. Een performer staat op haar tenen op een plateau met haar armen uitgestrekt, grijpend naar iets onbereikbaars.

Door de leeftijd en hippe kledingstijl van de performers moest ik zelf vooral aan de onzekerheden in het leven van een twintiger denken, maar meerdere interpretaties zijn mogelijk. De performers staan niet alleen als danser, maar ook als individu in de voorstelling, waardoor ze uiterlijk verwijzen naar verschillende actuele modetrends. Ze wisselen vaak van outfit, waarbij de spiegelmuur in de theatrale ruimte verandert in een pashokje. Van hipsterbaard tot baggy broek met laag kruis, van houthakkersvest tot zijlings opgeschoren kapsel, allerlei aspecten die verwijzen naar de moderne koffietentbewoner zijn aanwezig.

Op de momenten dat de boodschap te letterlijk wordt uitgesproken is 247 Days het minst sterk. Het draait om gevoelens en frustraties die voor iedereen herkenbaar zijn, maar die tegelijkertijd ook een beetje pathetisch kunnen zijn. Jezelf verloren voelen in de maatschappij, dat is tegelijkertijd herkenbaar en een luxeprobleempje. Misschien dat het door dat persoonlijke dilemma komt, maar het lijkt mij moeilijk om een voorstelling te maken met dergelijke thematiek die echt diep raakt. 247 Days is nauwelijks ironisch of dubbel over de gevoelens van onzekerheid en onbehagen, ze worden juist zo oprecht mogelijk geuit. Op die manier zorgt de voorstelling toch voor een emotionele impact.

Expressief en emotioneel
De voorstelling is dynamisch, met een sterke opbouw en afwikkeling. Sommige beelden, zoals de performer die zelfbewust in de spiegel kijkt, zijn zo iconisch dat het bijna een clichématige manier is om de innerlijke strijd te verbeelden. Op sommige momenten wordt de voorstelling te letterlijk, er wordt tegelijkertijd te veel of te weinig gezegd om een echt statement te maken. Toch werd ik bij vlagen door de voorstelling meegesleept. De choreografie is zeer expressief en emotioneel en de chemie tussen de performers is sterk. De menselijkheid van de performers speelde ook een mooie rol en stuurde de toeschouwer. Na de voorstelling bleven er verschillende scènes in mijn hoofd achter en de dans werd krachtig versterkt door de muziek, de geluiden en het licht. Ik was daardoor onder de indruk van de totale ervaring, maar miste tegelijkertijd wel een echte emotionele betrokkenheid.

Muziek / Voorstelling

Wanhoop en politiek

recensie: Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz - Hans Werner Henze: Das Floss der Medusa

.

Politiek

~

De Duitse componist Hans Werner Henze (1926-2012) schreef ‘Das Floss van Medusa’ in 1968 als requiem voor Che Guevara: een aanklacht tegen het onrecht in de Derde Wereld. Hij liet zich inspireren door het schilderij Het vlot van Medusa van Géricault, een van de beroemdste werken uit de Franse Romantiek. Onderweg naar Senegal in 1816 verongelukt het Franse vlaggenschip Medusa op de zandbanken, dichtbij Mauritanië. De heren met pluimen op hun hoed varen weg in de sloepen. 154 passagiers proberen zich na de ramp twee weken lang op een vlot levend te houden. Er zijn maar vijftien overlevenden.

Henzes première in 1968 in Hamburg ging niet door omdat een demonstrant een portret van Che ontrolde vanaf het balkon in de zaal. Al gauw verschenen er meer rode vlaggen onder het publiek. Hoewel Henze en de solisten al op de bühne stonden, weigerde het RIAS-koor ‘onder de rode vlag’ op te treden. De ZaterdagMatinee afgelopen week was ontdaan van deze politieke opwinding, maar de muziek bleek het Concertgebouwpubliek te ontroeren en mee te slepen.

Omroep-ensembles
Rond 250 musici en zangers bevolken deze middag het podium. Met een gigantisch orkest, plus een enorm koor inclusief kinderstemmen en drie vocale solisten, lijkt Das Floss der Medusa een onbetaalbaar project. Dankzij de branie en inzet voor minder gangbaar repertoire van de artistieke leider van de NTR ZaterdagMatinee, Kees Vlaardingerbroek, worden dit soort parels na 43 jaar andermaal ontdekt en gelukkig ook uitgevoerd. De omroep-ensembles hebben met Henzes oratorium voor de zoveelste keer het repertoire in Nederland verbreed.

Omgetoverd
Het concert begint met de bijna Brechtiaanse proloog van de spreker Franz Grundheber, die zeer overtuigend als Charon, de veerman naar het dodenrijk, de handeling introduceert. Het Concertgebouw lijkt omgetoverd tot het Franse schip Medusa met Roman Trekel (bariton) als de leider op het vlot. Jean-Charles en sopraan Lenneke Ruiten, die de Dood vertolkt, staan links en rechts midden in het orkest. Als de koorleden van links naar rechts – naar het dodenrijk – overlopen, naarmate er in het verhaal steeds meer mensen het leven laten, wordt de theatrale opstelling duidelijk. De gebeurtenissen op de bühne laten de luisteraar nu naar het puntje van de stoel schuiven.

Actueel
De zeggingskracht van Trekel in de evocatie: ‘Er kwam een tweede dag die zichzelf nooit vergeet als de dagen een geweten zouden hebben’ en de zoete, onschuldige stem van Ruiten als ze zingt: ‘Ik ben de onveranderlijke stilte van jullie bestaan’ verleiden en schokken tegelijkertijd. Helaas verdwijnt de dialoog tussen Trekel en Ruiten af en toe onder de woeste klankcascades, en het valt op hoe Ruiten, weliswaar zeer discreet, de vingers in haar oren drukt. Markus Stenz, die boven een enorme partituur alles met overzicht en visie tot in de perfectie aanstuurt, lijkt tijdens de uitvoering eerder kapitein van een vloot dan dirigent te zijn. De ritmische onrust, de atonale angst, het fortissimo van het geweld, van honger en dorst, worden afgewisseld met bijna onhoorbare mijmeringen in het koor van verstilde nachtelijke scènes die het meest ontroeren.

Misschien zijn we vandaag minder betrokken bij de afgrijselijke omstandigheden van de schipbreukelingen in 1816, maar anno 2014 laat Henzes werk ons zeker aan de Afrikaanse vluchtelingen denken, die de oversteek naar Europa niet of ternauwernood overleven. En precies dat maakt dit werk opnieuw politiek actueel.

Muziek / Album

Curtis Harding kent zijn klassiekers

recensie: Curtis Harding - Soul Power

Het album Soul Power van Curtis Harding werd in de USA al in mei van dit jaar uitgebracht. In ons land stond de release gepland voor januari 2015, maar zijn ster rijst snel – zó snel, dat het album plotseling al in november in Nederland verscheen.

De tijd lijkt rijp te zijn voor de muziek van Curtis Harding. Harding maakt een fraaie mengeling van pop, rock, soul en R&B, die al bij de eerste beluistering het gevoel geeft dat hij zowel aan het verleden schatplichtig is, als naar het hier en nu verwijst. Vandaag de dag, waar muziek vaak niet meer in één hokje past, zweeft Curtis Harding heerlijk tussen verschillende stijlen.

Eigenheid in de mix


Curtis Harding grijpt naar de stijl van soulartiesten zoals The Spinners, The O’Jays en meer van dat soort fijne oude groepen, maar hij is absoluut niet alleen een soulzanger. Net als een icoon als Prince, laat Harding zich niet makkelijk in een hokje stoppen.

Vanaf het eerste nummer, getiteld ‘Next Time’ – dat tevens de eerste single is – heeft Harding de luisteraar in zijn greep. Hij gebruikt gitaar, puntige zang en – aan het eind van het lied – een Hammond-orgel. De schoonheid druipt ervan af. Naast het feit dat hij rock en zelfs een vleugje funk in zijn performance stopt, horen we hem ook als Marvin Gaye in bijvoorbeeld ‘Freedom’, als hij de hogere regionen raakt met zijn zang. Met de rockende opening van ‘Surf’ wanen we ons weer meer bij bands als Foo Fighters dan in de soul- en funk-hoek. En als we vervolgens de oude platen van Prince erop naluisteren, of diens nieuwste album in samenwerking met 3rdEyeGirl, dan weten we waar Harding zijn inspiratie nog meer heeft opgedaan.

Gelukkig stopt Curtis Harding genoeg eigenheid in de mix, al is niet meteen te duiden wat dat dan precies is. Hij doet dan wel zijn voorbeelden na; bovenal schittert hij zélf dankzij zijn originaliteit.

Ontluikend succes


Het enigszins luchtige ‘I Don’t Wanna Go Home’ tapt uit een lekker huppelend rock-vaatje, dat zonder twijfel de naam Lenny Kravitz naar boven laat komen. Het feest van de herkenning breidt zich steeds verder uit naarmate de luisteraar vordert met dit album. Alles optellende, is het terecht dat zo’n fijn album als Soul Power niet kan blijven wachten op een geplande releasedatum als er elders in de wereld al zo lovend over wordt gesproken. De wereld is tegenwoordig te klein om het uitbrengen van een album op verschillende plaatsen zo ver uit elkaar te leggen, zeker als niet alleen de pers positief is, maar ook het publiek bovenop zo’n ontluikend succes duikt. Gelukkig kunnen we in Nederland nu al zonder lastige import-perikelen beschikken over dit bijzondere debuutalbum.

Een ding is overduidelijk voor wie naar Soul Power luistert: Curtis Harding kent zijn klassiekers en schept een fraai product, doorspekt met veel pop-, soul-, rock- en funk-invloeden.

Boeken / Fictie

Over de complexe verhoudingen in een gezin

recensie: Yannick Dangre - Met terugwerkende kracht

Wanneer twee mensen besluiten om uit naam der liefde hun leven met elkaar te delen, nageslacht voort te brengen en een toekomst te creëren, kan dit besluit onderweg onder vuur komen te liggen. Het leven is continu in beweging. Zeker in een gezin zijn de verhoudingen door de familiebanden mooi én complex. In Met terugwerkende kracht onderzoekt Yannick Dangre vanuit verschillende perspectieven de krachten die inwerken op de liefde tussen gezinsleden.

In de bundel komen de man, de vrouw en de kinderen aan het woord. Met de man en vrouw blikken we terug op het leven dat ze tot nu toe leiden. Voldoet het aan de verwachtingen? Welke dromen van vroeger hebben het heden gehaald? Met welke ogen kijken zij naar hun kinderen, die op hun beurt ook weer (andere) dromen koesteren? Andersom schetsen de kinderen hoe zij door de wensen en verwachtingen van hun ouders aan hen gebonden zijn.

Het lichaam, gevormd door het leven
Alle partijen krijgen van Dangre een geheel eigen, herkenbare stem. De man kijkt met weemoed terug op zijn leven, waarin dromen niet zijn uitgekomen en de levensdrift langzaam is uitgedoofd. En ook de vrouw vraagt zich af: ‘Waarom ben ik met hém, met deze man, samen?’ Maar zij weet dit ontevreden gevoel – beter dan de man – te relativeren. Ondertussen zien zij de levenslust van hun kinderen; de generatie na hen, die hun eigen dromen najaagt.
 

            (…) Lang geleden stookte ook jij 
            op je zolderkamer pure levensdrift. 

            Je zou elke nacht door meisjesharten kruipen 
            en met pen of patent van je tijdgenoten 
            wegsluipen. Het werd niets. Geen roem 

            of poen of Porsche. Alleen een loonstrook 
            die met je hoogmoed spot en een zoon 
            die maar geen koning wordt. 

Dangre maakt het lichaam tot opslagplaats van de emoties en laat het spreken over alle teleurstellingen en herinneringen. Er is sprake van ‘kilo’s verloren vreugde die zich in hun heupen hebben gewurmd’ en ‘oude geliefdes die als artrose door je gewrichten zingen.’ Daarnaast realiseren de man en de vrouw zich door het ouder wordende lichaam dat er steeds minder tijd overblijft om dromen te laten uitkomen. Langzaam beginnen ze te geloven dat hun kinderen die wel in hun plaats kunnen vervullen.

Donkere momenten en berusting
In het midden van de bundel wordt de sfeer steeds donkerder. Er wordt geaarzeld en getwijfeld. Het vertrouwde maakt uitzichtloos. De basisbehoeften worden geleefd, terwijl er in vroeger tijden zo veel te ontdekken was. De liefde is nu op sterven na dood.
 

            Ach, laat het zijn, denken wij
            en blijven dromerig zitten in jaren
            van traag verongelukken in elkaar.

Toch volgt na dit donkere gedeelte het deel waarin de kinderen op de wereld worden gezet. Gaan zij de boel redden? Als de volgorde in de bundel chronologisch is bedoeld, was de liefde daarvoor al min of meer tot een einde gekomen en maakt dit gegeven het vervolg nog pijnlijker.

Het slotgedicht ‘CS’ speelt zich af op een groot station. Dit gedicht zet de rest van de gedichten in een ander licht. Eerst overweegt de hoofdpersoon nog voor de trein te springen en er een einde aan te maken. Maar dan realiseert hij zich dat zijn verlangens waarschijnlijk de verlangens van velen zijn. Of hij zich dat op tijd realiseert om de relatie met zijn vrouw te behouden, is de vraag.

Het getuigt van veel inlevingsvermogen dat Dangre zonder al deze stadia binnen het gezin zelf doorlopen te hebben, elk van de betrokken partijen van een overtuigende stem weet te voorzien. De vragen en persoonlijke worstelingen van de gezinsleden worden scherp in beeld gebracht, zodat de onderlinge sfeer pijnlijk duidelijk bij de lezer overgebracht wordt.

Boeken / Fictie

Uit de bocht gevlogen satire

recensie: Tuomas Kyrö (vert. Annemarie Raas) - Haas & bedelaar

Als eerbetoon aan Arto Paasilinna’s Haas (1975) heeft Tuomas Kyrö Haas & bedelaar geschreven. Een satire op modern Finland, die net iets te vaak uit de bocht vliegt.

Kyrö, een jaar voor publicatie van Paasilinna’s boek geboren, is in Finland een bestsellerauteur. In dit boek, dat misschien wel net zo veel op Haas lijkt als op De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween, beschrijft hij het wel en wee van de Roemeense Vatanescu. Hij wordt door de Russische handelaar Jegor Koegar naar Finland verscheept: ‘van alle slechte opties’ die Vatanescu had ‘was die van Jegor Koegar de beste,’ staat in de beginalinea van de roman.

Kakofonieën

Die zin tekent de lichte, makkelijke toon waarmee Kyrö de gebeurtenissen aan elkaar rijgt. Zijn humor is zwart, gitzwart wordt veel gezegd, en dat is ideaal voor de satire die hij heeft geschreven. ‘Terrorisme was opwindend. Je had grotere kloten aan je lijf nodig om Ulrike Meinhof te zijn dan Andy McCoy,’ schrijft hij (Andy McCoy is een Finse muzikant), en kort daarna: ‘Jezelf met kettingen vastbinden aan een bulldozer: tachtig procent milieubescherming, twintig procent sadomasochisme.’

Tijdens Vatanescu’s vlucht naar het noorden van Finland – het Finse deel van Lapland dus – komt de ene na de andere misstand en maatschappelijke zaak langs. Zijn nieuwe leven als bedelaar, waarmee hij de voetbalschoenen voor zijn zoon hoopt te kopen die hij in het straatarme Roemenië niet vinden kan, biedt hem overal ingangen. Haas & bedelaar wordt dan ook niet alleen bevolkt door Vatanescu, Koegar en de titulaire haas (eigenlijk een konijn, maar wie heeft dat door), ook een hele trits aan andere personages maakt kortstondig hun opwachting.

Hierdoor verwordt Haas & bedelaar te vaak tot een kakofonie van gebeurtenissen en situaties waarbij niks echt blijft hangen. Deze veelstemmigheid heeft Kyrö ook nog eens op stilistisch niveau willen benadrukken. Op een gegeven moment krijgt Koegar een eigen stem in het boek:

Ik was bezig as een zinnetje van twee regels in de rubriek Politieberichte van de lokale krant te eindige: “De Rus werd vermoord in een voetgangerstunnel aangetroffen. Hij laat zijn schuldeisers achter, en Natascha wil d’r laptop terug.”

Dit voorbeeld is nog relatief begrijpelijk. Maar echt bont maakt Kyrö het wanneer hij een alwetende verteller in het verhaal introduceert, die het boek naar een metaniveau tilt. Dat is te veel van het goede.

Gevangenisrust

Achter de satire gaat een emotionele kern schuil. Vatanescu’s omgang met de haas is bij vlagen ontroerend en gek genoeg raakt ook Koegar een snaar. Zijn stukken, geschreven in de gevangenis, geven zijn ondergang weer – een contrast met de voorzichtige zegetocht van de door hem gesmokkelde Roemeen. Ze zijn levensechter dan de rest van de roman.

Misschien is een cel de enige plek om rust en bezinning te vinden in Kyrö’s wereld, en is een dier de weg naar menselijk contact. In ieder geval is er in deze verhalen een rust die nodig blijkt te zijn om iets los te maken in de lezer. De satire en de grappen en grollen zijn daarvoor toch te veel over the top.

 

Boeken / Achtergrond
special: Frieda Mulisch en Wim Brands

Dichten over vaders

Kort na elkaar zijn twee dichtbundels verschenen die een opvallende overeenkomst vertonen: in beide boekjes is een centrale rol voor de vader weggelegd. De man die de oorsprong vertegenwoordigt en vervolgens – langzaam of plotseling – uit het zicht verdwijnt. Of de man die op zondag het vlees snijdt.

Programmamaker Wim Brands laat in zijn bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee een aantal onderwerpen figureren, maar alles draait om het centrum: de aanwezigheid van de vader. Frieda Mulisch – dochter van – heeft met Nooit vergat ik jou een serie gedichten afgeleverd die de vader als enige topic hebben. In haar poëzie gaat ze zelfs een gesprek met hem aan. ‘Ze vond een vorm om zichzelf aan hem te tonen op een manier die eerder niet bestond’, volgens de uitgever op de flaptekst.

Vaders kunnen vreemdelingen zijn. Ze zorgen voor het welzijn van hun kinderen op een afstandelijke wijze: ze zijn veel buiten beeld, ze zijn providers. Moeders hebben de liefdevolle omarming uitgevonden, de personificatie van de intieme vertrouwelijkheid die een behoeftig kind doet opgroeien. Waar de moeder meestal een vanzelfsprekende beschermer is, heeft de vader zijn eigenaardige kanten.

Willen en moeten
Dat geldt zeker voor de vader van Frieda Mulisch. Schrijver Harry Mulisch (1927-2010) was de invloedrijke vader op afstand, de man die een hele familie een gezicht wist te geven. Na zijn dood is dochter Frieda plotseling in de schijnwerpers komen te staan. Volgens eigen zeggen – in diverse vraaggesprekken – tegen wil en dank, hoewel haar recente deelname aan het adventureprogramma Atlas anders doet vermoeden. In Nooit vergat ik jou heeft Mulisch zich laten inspireren door de poëzie van haar vader; enkele gedichten zijn zelfs als vorm exact op de vroege verzen van Harry geplaatst: ritme, metrum en enjambement zijn gelijk, alleen de woorden zijn anders.

Bij lezing van de gedichten komt onherroepelijk de ervaren stem van Remco Campert naar boven: ‘Willen en een gedicht schrijven gaan eigenlijk niet samen’. Het ‘willen’ is hier zo sterk dat het bijna ‘moeten’ is geworden. Die drang tot uiten heeft geresulteerd in een middelmatige bundel waarin het gezwollen pathos probeert in gedragen woorden te ontsnappen. Met de woorden is niets mis, maar de aaneenrijging tot zinnen en verzen is een mislukte expeditie te noemen.

            Ik kon niets
            Voedde de blues
            Liefdeloos
            Maar gebroken
            En zag ik hem
            Dan keek hij
            Nooit terug

De gedichten tonen in hun simplistische opbouw een groot verdriet, wat boosheid, een forse hoeveelheid zelfbeklag en hebben soms zelfs iets van een geduchte afrekening: Voorspoedig haten / Met ongepaste trots / Steevast verlaten.

Ontsnapping
De vader van dichter Wim Brands heeft zelfmoord gepleegd. Zijn ernstige vorm van epilepsie maakte dat de jeugd van Brands een aaneenschakeling van zorg en angst was. In een openhartige ‘brief aan mijn jongere ik’ beschrijft hij een scène waarin zijn vader door een plotselinge epileptische toeval in een sloot rijdt. De jonge Wim staat stil, kijkt ernaar en fietst vervolgens verder, wetende dat zijn vader zelf op de kant kan klimmen. De brief-aan-zichzelf eindigt met de bemoediging dat de jongen zich niet hoeft te schamen: Hij vlucht niet / Hij ontsnapt.

’s Middags zwem ik in de Noordzee is een veelzijdige bundel met gedichten over liefde, leven en over de dood als ‘Eenzame Uitvaart’. In het midden staat de ‘brief’, omringd door een aantal gedichten over Brands’ vader. Het is voelbaar hoe alle teksten naar dat veelzeggende middelpunt worden geleid; Brands probeert een omtrekkende beweging te maken maar lijkt toch steeds weer bij zijn vader uit te komen. 

            Ik heb hem een keer gevraagd wat hij
            voelde toen hij ontwaakte na
            een toeval 

            Ik weet niet of ontwaken het goede
            woord is. Hij schudde met zijn hoofd
            alsof hij zich wilde bevrijden

            van een strop.

Platgedrukt
Over Nooit vergat ik jou van Frieda Mulisch valt niet veel meer te zeggen dan dat ze haar vader tot leven probeert te wekken in een pathetische getuigenis. De emotie wordt platgedrukt door lukraak geplaatste woorden, ze vormen voor de lezer slechts een lege boodschap van een treurende en deels contemplatieve vrouw.

            als ik denk: hoor dan wat ik zeg.
            maar ik voel geen gehoor.
            de ander schreeuwt: ga nou maar weg!
            en ik totaal ontspoor.

Het is deze naar binnen gerichte spreektaal die weinig met poëzie van doen heeft en een tegenstelling vormt met de gedichten in ’s Middags zwem ik in de Noordzee. Brands is een schilder van beeldende vergezichten die tegelijk een bijzondere terugblik vormen. Zijn taal is uiterst zorgvuldig geplaatst en maakt de verzen tot verhalende bekentenissen die blijven hangen.

            Mijn vader zat elke avond
            achter het huis.

            Het verveelt nooit,
            zei hij.

            Het uitzicht is altijd
            anders.

In een dergelijke eenvoud worden complete werelden ontsloten. De kracht van Wim Brands ligt in die, haast Koplandse, constructie die het grote met het kleine doet versmelten. Zoals hij ’s nachts wakker ligt in bed, met zorgen omtrent de ziekte van zijn vrouw, en de laatste regels van een gedicht schildert: ‘Het waait, het waaide – buiten klonk / de troost van de onverschilligheid’.

Frieda Mulisch Nooit vergat ik jou  *
Wim Brands ’s Middags zwem ik in de Noordzee  ****

Boeken / Fictie

In de stoel liggen

recensie: Ester Naomi Perquin - Binnenkort in dit theater

‘Zolang ik in de stoel lig, besta ik niet echt,’ schrijft Ester Naomi Perquin in Binnenkort in dit theater. Het is een terugkerend element in zowel haar meermaals bekroonde poëzie als in deze verhalen.

De verhalen in deze bundel verschenen eerder achterin De Groene Amsterdammer, waar ze wekelijks een interessante reflectie of overpeinzing boden. Perquin, die de afgelopen jaren al bijna alle grote poëzieprijzen won, heeft voor Binnenkort in dit theater een selectie uit deze stukken gemaakt en ze alfabetisch gerangschikt, van ‘Aardappel’ tot ‘Wolf.’ De verhaaltjes zijn kort, amper anderhalve pagina – ideaal als tussendoortje, of juist om in één hap tot je te nemen.

Autobiografisch poëtisch

‘Schrijft ze autobiografisch?’ vroeg een vriendin over de verhaaltjes. Misschien. Met die blik valt wel een aantal terugkerende elementen op, zoals de man en het jonge zoontje van de ik-persoon. Zij maken in vele, maar lang niet alle verhalen hun opwachting (wat mogelijk te maken heeft met een door elkaar gehusselde chronologie). Af en toe is er een hint naar het leven van de schrijver buiten de observerende en denkende ik van de stukken: wanneer haar jonggestorven vader langskomt bijvoorbeeld, over wie zij zegt dat hij ‘in zijn afwezigheid … eigenlijk de meest stabiele figuur in mijn leven’ is.

In haar laatste bundel, Celinspecties uit 2012, leken Perquins gedichten al veel op prozagedichten, poëzie die met een welwillend oog voor uitgekamd proza door kan gaan. In Binnenkort in dit theater staat net wat meer tekst, je zou het poëtisch proza kunnen noemen. Wat de precieze naam ook is: Perquin geeft er vast niet veel om. Zij schrijft en er valt niet om heen te komen dat ze ontzettend goed kan schrijven.

Stilstaan en vragen opwerpen

‘Zolang ik in de stoel lig, besta ik niet echt.’ Het uitvlakken van de persoonlijkheid, een zo neutraal mogelijk observeerder zijn, dat lijkt Perquins doel in haar schrijven. Het is het soort ambitie waar ze wellicht nooit in zal slagen, maar dat wel een enorm krachtige impuls is. De mooiste verhalen in deze bundel komen voort uit observaties die het leven net even uit balans werpen, de lezer stil laten staan en vragen opwerpen.

Neem het verhaaltje ‘Moe’, ongeveer halverwege de bundel in de uitmuntende verhalenreeks die begint met de letter ‘M’. De ik-figuur stapt bij een taxichauffeur in. Hij moppert op de rommel in de stad, zegt dat het rare tijden zijn, en begint te klagen – armoede, onrechtvaardigheid, buitenlanders. ‘Het is de klank van een man die een medestander denkt te hebben,’ schrijft Perquin – en je hebt het nog nooit zo bekeken, maar ja, die klank bestaat. Bij haar huis aangekomen, zegt de man maar op één partij te kunnen stemmen. Het dramatische hoogtepunt, de ik wordt waker geschud uit haar moeheid: de bevestiging van het lang gevoelde unheimliche gevoel bij een PVV-stemmer in de auto te zitten. Maar nee: ‘De dieren,’ zegt de man, ‘die kunnen er ook niets aan doen.’ Partij voor de Dieren dus.

Wat in ‘Moe’ werkt, werkt niet altijd. Soms zijn de observaties te kort door de bocht, of juist te gericht op het grote gebaar. De beperkte lengte van de verhaaltjes (of de columns) werkt op ten duur ook wat tegen: je verlangt meer. Een Perquin op de lange baan, hoe zal dat smaken?