Film / Films

De bijl in het systeem

recensie: Wild Tales

Wat begrijpen we ze goed, die types uit de gitzwarte Argentijnse komedie Wild Tales. Want wie wil er nou niet af en toe eens de bijl in het systeem zetten?

Germanwings

Om de toon te zetten begint Wild Tales met een kort verhaaltje waarin vliegtuigpassagiers ontdekken dat iedereen in het toestel één gemeenschappelijke kennis heeft. Niemand heeft een hoge dunk van de man. Ze kennen hem als ex-geliefde, gepeste medeleerling of afgewezen sollicitant. Dan klinkt de stem van de  persoon in kwestie over de intercom en boort het vliegtuig zich even later in het ouderlijk huis van de piloot. Een gelukkige jeugd had hij ook al niet. Denk Germanwings, maar dan over de top.

En zo laat Szifrón zijn verhaallijntjes steeds realistisch beginnen, om ze vervolgens in absurdisme te laten ontsporen. Een zakenman toert in zijn forse bolide over het platteland en krijgt het aan de stok met een irritante lokale weggebruiker. Wat volgt is een hilarische strijd op leven en dood. Een bruid ontdekt op haar bruiloft dat haar man naast de pot piest en neemt gruwelijk wraak. Een ingenieur is het zat dat zijn auto steeds onterecht wordt weggesleept en neemt geen halve maatregelen tegen de bureaucraten van het parkeerbedrijf.

Oerdriften

Het zijn vaak herkenbare situaties die eindigen in een geweldsfantasie waarbij de filmpersonages hun oerdriften ongegeneerd de vrije loop laten. Opvallend in deze Argentijnse film is dat klassenverschillen nog steeds een grote rol spelen. Rijk naait arm, arm sloopt rijk.

De Argentijnen konden er wel om lachen. Wild tales groeide uit tot een enorme filmhit. Gelukkig voor ons overstijgt de film de Zuid-Amerikaanse onderwerpen. Szifrón biedt de kijker een diep donkere blik op de eeuwige, universele strijd tussen het individu dat snakt naar vrijheid en ‘het systeem’, dat gehoorzaamheid en discipline eist.

Film / Films

De lamme en de blinde

recensie: Keep on Keepin' on

Wie na het zien van de Oscar-winnende film Whiplash denkt dat je in de jazz alleen ergens komt dankzij een tierende drillsergeant die je afbeult in de repetitieruimte moet maar eens naar de ontroerende documentaire Keep On Keepin’ On kijken. Het kan namelijk ook anders.

De Australische filmmaker Alan Hicks, zelf ooit een begenadigd drummer, portretteert in de documentaire de bijzondere vriendschap tussen jazzlegende Clark Terry en de aanstormende jonge pianist Justin Kauflin. Beide mannen hebben het niet makkelijk in het leven.

Blindkeep-on-keepin-on-still-2014-billboard-650

Trompetist Terry, inmiddels 89 jaar, is door suikerziekte half blind en aan zijn bed gekluisterd. De 23-jarige Kauflin is sinds zijn kindertijd blind. Een voordeel, vindt de jonge pianist, grote bluesmuzikanten hebben altijd iets ergs meegemaakt. Hicks volgde gedurende vijf jaar de lessen die Terry aan Kauflin gaf. Vanuit zijn bed coacht hij de jongen en geniet van zijn vorderingen. Deze intieme scènes vormen het hart van Keep On Keepin’ On. Het is ontroerend om te zien hoe gul Terry zijn kennis deelt en lachend en deinend vanuit zijn bed de opbloei van zijn protegé meebeleeft.

keep-on-keepin-on

Het portret van een speciale vriendschap en het coming of age verhaal van Kauflin verlenen de documentaire zijn grote kracht. Het is moeilijk om niet vrolijk te worden van deze bijzondere meester-leerling verhouding. Minder geslaagd is de enigszins plichtmatige doorloop van het leven van Terry. Met behulp van archiefbeelden en enige beroemde talking heads wordt zijn carrière doorgenomen. Quincy Jones, Herbie Hancock, Roy Hargrove en, oeps, Bill Cosby mogen nog eens uitgebreid vertellen over de trompetist met ’the happiest sound in jazz’. Of Cosby dat ‘gelukkige geluid ook door zijn slaapkamer liet schallen, komen we gelukkig niet te weten. Dat de inmiddels overleden Terry een bijzonder mens was, hoeven die beroemdheden ons niet te vertellen. Na een paar intieme scènes tussen de bedlegerige meester en de onzekere, blinde leerling is de grootsheid van Clark Terry al duidelijk.

Theater / Reportage
special:

Theaterfestival Boulevard

Behalve op het aloude festivalplein naast de Sint-Jan zijn tijdens festival Boulevard altijd ook veel voorstellingen op verrassende locaties te zien. Zo beleefde ik al eens optredens op een varende rijnaak, in het achtertuintje van een rijtjeshuis en in het moeras net buiten de stadswallen (kaplaarzen werden meegeleverd). Dit jaar kon je bijvoorbeeld terecht komen in een skatehal, een middelbare school, kantoorgebouw, garage, winkelcentrum of zandverstuiving.

 

Bovendien zijn de voorstellingen vaak van hoog niveau. Er wordt gekozen voor vernieuwende theatermakers uit heel Nederland en Vlaanderen, maar ook internationale producties komen aan bod. Helaas moest dit jaar op het laatste moment Tramkade, het nieuwe tweede festivalhart, worden gesloten. Gelukkig werden betreffende voorstellingen verplaatst en kon je nog terecht in de nabijgelegen Verkadefabriek voor allerlei goeds. We verheugen ons weer op dit bruisende jonge, DIY-terrein volgende zomer. Een greep uit het veelzijdige aanbod van Boulevard:

Lust voor de zintuigen

Laika/Theater Frou Frou – Pentamerone
Zeven acteurs/poppenspelers en een kok brengen de sprookjeswereld van de Pentamerone tot leven, een bonte verhalenverzameling uit de 17de eeuw. De sprookjes zijn zoals sprookjes horen te zijn: wonderlijk, romantisch en gruwelijk. Ze worden heerlijk vakkundig opgedist: realiteit en vertelling, lichamen en poppen, koken en spel, prachtige muziek- en verhaallijnen vloeien op allerlei fantastische manieren in elkaar over. Waar houdt het een op en begint het ander? Is een zeedraak eng of een lekker hapje? Wat schept leven, wat maakt dood? ‘Tegenstellingen zullen in de toekomst nader tot elkaar komen’, voorspelt trendwatcher (eigenlijk heks) Li Edelkoort en deze verhalen zijn alvast een goed begin. Bovendien wordt hier onder onze ogen, behalve een boeiend spektakel, ook een goede maaltijd bereid met allerlei betekenisvolle verwijzingen. Die we echt – heus waar- op mogen eten.

Museumzaal in de hoofdrol

Boulevard_hetlandnodToneelhuis/FC Bergman – Het land NOD
Er mocht helaas niet gespeeld worden in de Rubenszaal in Antwerpen, ook niet tijdens de renovatie. Men bouwde daarom deze zaal precies op schaal na, inclusief de huidige onttakelde staat, en zo kun je nu voor even ‘De lanssteek’ van Rubens bekijken – in de stad van Jeroen Bosch.

Het decor, de zaal met het grote, dramatische schilderij, is indrukwekkend en het lijkt of de onttakeling ruimte geeft aan oude en nieuwe verhalen. De acteurs spelen zonder tekst; alle mogelijkheden van de ruimte worden maximaal benut met heel fysiek, fijnzinnig spel en geraffineerde licht- en geluidseffecten. Je beleeft spanning, ontreddering en heftige strijd. Je beleeft het onderwerp van ‘De lanssteek’ (Christus aan het kruis) waarschijnlijk intenser dan straks, tijdens een rustig bezoek aan het weer netjes opgeknapte museum – met verklarende audiotour. Toch is deze voorstelling, misschien door de humor, niet zwaar geworden. Wel dynamisch, fascinerend, oogstrelend en veelzeggend.

Citotoets en musical

Nationale Toneel/NT Jong – Summer of ‘96
‘Summer of ‘96’ bekijken we op een middelbare school. Het lijkt of middelbare schoolgebouwen maar weinig veranderen, ze zijn nog steeds van troosteloos beton. Citoscores hebben hier de mensheid definitief verdeeld, hardvochtiger dan nieuwbouwwijken en eindmusicals ooit kunnen doen. De 5 acteurs van NT Jong (waaronder Sanne den Hartogh en Mingus Dagelet), begeleid door de muziek van DJ William Bakker, nemen dit mooie gegeven heel serieus. Ze spelen zo hartstochtelijk en geloofwaardig van 10 tot 25 jaar dat je de pijn van het grijze gevormd worden weer voelt. Het maakt niet uit welke musical, welke wijk, welke score of welk jaar het was.

Tijden van verandering

HZT/Lucas de Man – Rümke en De Man Door EuropaBoulevard_rumkeendemandooreuropa
‘Vergroot je wereld, begrijp de wereld, ga in gesprek met kunstenaars en word wijzer’, zei Matthijs Rümke, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel tegen Lucas de Man, jonge theatermaker en stadskunstenaar van Den Bosch. De Man reisde een maand lang met een cameracrew door het roerige Europa en maakte van zijn indrukken een onemanshow.

De materie is complex: een continent in verandering. De middelen zijn eenvoudig: een man, twee projectieschermen en wat playmobilpoppetjes. De getoonde interviewfragmenten schetsen een beeld van onze tijd, een tijd van verandering. Maar, zo zegt de geschiedenis, is de enige constantie niet verandering? Het siert De Man dat hij toch lijn weet te brengen in de overweldigende hoeveelheid informatie, met behulp van zijn scherpe geest, artistieke vakmanschap en vanzelfsprekende charme. Deze voorstelling stelt actuele vragen en is de start van het internationale kunstproject in Search of Europe. Discovering the Self. Wordt vervolgd.

Kunst / Kunstboek

Het gekke van het normale

recensie: Life is strange

Life is Strange is een publicatie bij de gelijknamige tentoonstelling van Huis Marseille, een fotografiemuseum in Amsterdam. Het boek bestaat uit foto’s die destijds het onbekende aan de lezers van het tijdschrift Het Leven toonden. Door de snelle ontwikkeling van de fotografie werd het mogelijk om mensen op de hoogte te brengen van wat er gaande was in de wereld, hoe beduidend of onbenullig ook.

Fotograaf en curator Rob Moorees selecteerde de foto’s, voor tentoonstelling en boek, uit het fotoarchief van het door Uitgeverij Spaarnestad uitgegeven weekblad Het Leven. Dit Nederlandse tijdschrift verscheen tussen 1906 en 1941 en had vaak een sensationele inhoud. Sensationeel omdat de nieuwsgaring erg gedurfd was, zo waren veel reportages door undercover medewerkers gemaakt. De beelden geven een inzicht in het leven en wat de mensen bezig hield in de roerige tijden rond de wereldoorlogen. Zoals Moorees zelf ook aangeeft, geven de foto’s niet de gehele werkelijkheid weer, omdat fotografie daar een te gebrekkig middel voor is, maar het voorstellingsvermogen wordt daarentegen wel enorm geprikkeld.

De Canadese ingenieur Edward R. Armstrong met een schaalmodel van zijn Seadrome, een drijvend vliegveld bedoeld voor bijtanken tijdens Trans- Atlantische vluchten, New York, 1931. Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend

De Canadese ingenieur Edward R. Armstrong met een schaalmodel van zijn Seadrome, een drijvend vliegveld bedoeld voor bijtanken tijdens Trans- Atlantische vluchten, New York, 1931.
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend

Het boek toont dezelfde foto’s als de tentoonstelling. Rob Moorees selecteerde vooral foto’s die verbeeldingskracht tonen en ook nu nog verwondering teweegbrengen. Door zijn tekst wordt duidelijk waarom hij voor bepaalde beelden gekozen heeft, ook blijkt hieruit zijn voorkeur voor faits divers. Over deze feiten heeft Maarten Assscher een interessant essay geschreven, waarom de beelden die minder belangrijk lijken, juist van belang zijn. Hij stelt dat dit er mee te maken heeft dat de beelden nog geen cliché geworden zijn en dat ze dus nog open staan voor interpretatie. Wanneer de feitelijkheden rondom de foto dan gekend worden, kan dat nog een verrassing of een teleurstelling zijn. De bijdrage van Saskia Asser is gericht op het weekblad Het Leven en de achtergrond van dit tijdschrift.

Inleven in de tijd

Diverse historische gebeurtenissen komen door het boek weer tot leven. Hierbij zijn mooie momenten te zien als een hereniging tussen moeder en zoon na de Tweede Wereldoorlog, maar ook de weerzinwekkende acties van de Ku Klux Klan zijn in beeld gebracht. Niet alle foto’s zijn echter zo gewichtig, wat een groot verschil is met waar men tegenwoordig door het nieuws aan wordt blootgesteld. Zo zijn er bijvoorbeeld ook een aantal foto’s van andere werelden te zien, niet alleen het landschap, maar ook de mensen en natuurfenomenen. Men wist begin twintigste eeuw nog niet precies hoe de wereld er aan de andere kant uitzag. Dit boek geeft inzage in wat voor ons nu vanzelfsprekend is, maar destijds nog nieuw en onbekend was.

Man buigt een ijzeren staaf om de hals van George Challart, de sterkste man van Londen, ca. 1935. Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend

Man buigt een ijzeren staaf om de hals van George Challart, de sterkste man van Londen, ca. 1935.
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend

Life is literally Strange

Absurdisme lijkt een rode draad in het boek te zijn. Bij sommige foto’s is de uitleg aan de achterkant van de bladzijde van belang voor een juiste interpretatie van het beeld. Bijvoorbeeld een foto van een man die op zijn knieën zit, met achter hem een staande man die hem lijkt te wurgen met een dik touw. Dit touw blijkt echter een ijzeren staaf te zijn, die krombuigt om de andere man zijn nek heen, omdat dit de sterkste man van de wereld bleek te zijn. Een ander bizar beeld is dat van vrouwen die schietles krijgen. Dit op zichzelf is niet heel vreemd, maar wel wanneer je weet dat zij deze les in de gevangenis volgen.
Het boek is in letterlijke vorm ook apart. Wanneer je het boek doorbladert bestaat het uit alleen foto’s. Wanneer echter meer aandacht wordt geschonken aan de bladzijdes, blijkt dat deze aan de onderzijde nog aan elkaar bevestigd zijn en dat op de achterzijde van de foto’s nog tekst staat. Door de boven- en zijkant van de pagina moet dus getuurd worden om de tekst te kunnen zien, wat het lezen niet vergemakkelijkt.

Het is mooi om je te kunnen inleven in wat voor mensen ooit onbekend was, ook al is dat het nu niet meer. Door sommige beelden wordt men wel op het verkeerde been gezet, maar daar helpt de tekst op de achterzijde van de foto’s bij. Al lijkt het echter alsof deze tekst enigszins verstopt moet blijven, door de moeilijke ‘bereikbaarheid’ ervan. Het lastige lezen van de informatie draagt wel bij aan het algemene thema van het boek: vreemdheid, maar het vergemakkelijken van de leesbaarheid zou geen overbodige luxe zijn.

 

Titel: Life Is Strange

Schrijver: Rob Moorees, Maarten Asscher, Saskia Asser

Uitgever: nai010/Huis Marseille

Aantal pagina’s: 340

Prijs: 29,50

ISBN: 978-94-6208-233-5

Boeken / Non-fictie

Een burn-out op z’n tijd is weleens gezond

recensie: Elke Geraerts - Mentaal kapitaal

Stressgerelateerde ziektes zitten tussen de oren. Met zelfcontrole, focus en optimisme kunnen we er wat aan doen. Breinexpert Elke Geraerts geeft tips in haar handleiding tegen de burn-out: we kunnen meer halen uit ons Mentaal kapitaal.

Toen de computer en het internet zich opdrongen in ons dagelijks leven om efficiënter te kunnen werken en gemakkelijker te communiceren, groeide vanachter bureaus het aantal werkblessures aan rug en nek. De muisarm vergroeide tot verziekt lichaamsdeel. Zo heeft elk tijdperk zijn beroepsepidemie. Terwijl de puber van nu nooit heeft gehoord van die good old RSI, vallen op zijn school jaarlijks leraren uit door burn-outs. Waarom RSI op z’n retour is en plaats heeft gemaakt voor de burn-out is een onopgelost mysterie. Ontstresstherapieën en zelfhulpboeken haken gretig in op onze worstelingen. Geraerts deint mee op die golf en gaat helaas niet in op de tijdgevoeligheid van hedendaagse beroepsziektes.

Eigen verantwoordelijkheid

Al is niet te ontkennen dat in Azië werknemers in loondienst doodvielen door overwerk en bij France Telecom dertig werknemers zelfmoord pleegden in één jaar: het beschuldigen van de bedrijfscultuur op de werkvloer is niet vol te houden als zzp’ers het meest door burn-outs worden getroffen. Veel is te wijten aan de technologische snufjes waardoor iedereen overal met het werk verbonden is. Ben je eindelijk niet aan één vaste werkplek gebonden, nu willen te veel mensen het overal en altijd. Toch is iedereen verantwoordelijk voor z’n eigen geluk en z’n eigen brein, vindt Geraerts. De overvloed aan impulsen kun je zelf het beste indammen. Geraerts haalt ter illustratie geregeld anekdotes aan uit het leven van geslaagde zakenmensen of genieën. Daaruit blijkt dat persoonlijkheid bepalend is of iemand zich omhoog weet te vechten uit een crisis. Veerkrachtige mensen slagen er altijd in tegenwind om te buigen. Ze richten zich op een doel voor de lange termijn.

De zwaktes van de doorsnee mens

Jammer genoeg heeft Geraerts minder oog voor het gevaar dat schuilt in het voortdurend spiegelen aan dit soort succesverhalen. Toch komen niet alleen de grote helden van het moderne leven aan de orde. Geraerts geeft met compassie ook aandacht aan de zwaktes van de doorsnee mens. Onze wilskracht is niet onuitputtelijk. Bij constante zelfcontrole treedt uiteindelijk vermoeidheid op. Wel is zelfcontrole te vergroten. Het is als het oefenen van een spier, met een zorgvuldig opgebouwde trainingsprogramma.

Je geest de vrije loop laten en in een toestand komen van ongecontroleerde bewustzijn is trouwens geen verspilling. Hoe vaak zijn uit dit soort situaties geen geniale eureka’s ontsproten? Op de lange termijn kan het zelfs de productiviteit verhogen.

Na optimisme komt hoogmoed

Om de strijd tegen burn-out aan te gaan, laat breinexpert Geraerts ook de veelgebruikte mindfulnessmeditaties de revue passeren, en nog meer van die beproefde overlevingsmethodes, zoals jezelf een optimistische levenshouding aanleren. Veel nieuws onder de zon heeft ze eigenlijk niet. Geraerts verwijst hierbij vooral naar bevindingen van anderen: voor het gevaar van optimisme dat kan doorslaan naar irrealisme en hoogmoed zijn we al eerder gewaarschuwd door de Amerikaanse journaliste Barbara Ehrenreich. Mensen kunnen dan extreem slordig te werk gaan omdat ze ervan uitgaan dat alles toch op z’n pootjes terechtkomt.

Een zekere mate van stress kan bovendien weleens positief uitpakken. Het maakt je alert, klaar voor een te leveren prestatie. Een burn-out maakt het zoeken naar hoe de veerkracht op te krikken ineens heel urgent. Om die reden al is een burn-out op z’n tijd niet eens zo slecht. Met deze crisis zouden beleidsmakers en leidinggevenden moeten investeren in het brein van hun personeel, is Geraerts’ advies. Zo kan de breinexpert met goed gevoel voor timing de huidige schade toch weer ombuigen in een winstgevende industrie: breinbeleid in tijden van burn-outs.

Boeken / Non-fictie

Revolutie!

recensie: Noah Shusterman - De Franse Revolutie

De quiz De slimste mens is weer op de buis. Een vraag die vast voorbij zal komen is: wat weet u over de Franse Revolutie? De bestorming van de Bastille zal genoemd worden. Wellicht het jaartal 1789. De onthoofding van Lodewijk. Maar wat weet u over deze bijzondere periode in de wereldgeschiedenis?

Noah Shusterman, universitair docent geschiedenis, helpt ons het geheugen op te frissen. In De Franse Revolutie zet hij helder de belangrijkste gebeurtenissen op een rij: vanaf de opening van de Staten-Generaal in Versailles in 1789 tot de opkomst van Napoleon in 1799. Het zwaartepunt van zijn werk ligt bij de rol die religie speelde tijdens deze turbulente tien jaar. Jaren vol hoop, verwachting, ergernis, woede, opstanden en terreur.

Voor de revolutie, tijdens het ancien régime, bezat Frankrijk al een lange traditie van sociale ongelijkheid, talloze privileges die de rijken in het koninkrijk bevoordeelden. Een koninkrijk met als fundament het katholicisme. Niet iedereen was katholiek en de affiniteit met het geloof brokkelde langzaam af. Toch behielden velen de rituelen, de tradities en religieuze feestdagen in ere.

Écraser l’infame

Vermorzel het schandelijke! Dit motto is toe te schrijven aan de bekendste Verlichtingsfilosoof, Voltaire. Met ‘het schandelijke’ bedoelde hij de katholieke kerk, niet het geloof. Voiltaire vreesde het atheïsme en dus een samenleving die niet meer één was in het geloof. Een geloof dat samenhing met gewoonten en tradities – lijm die de staat bijeenhoudt. Hij vond: iets is van waarde wanneer het nut voor de samenleving heeft. De kerk had deze waarden verkwanseld en bestond volgens de filosoof uit luie machtsmisbruikers: ‘Een despotisch instituut dat de maatschappelijke ontwikkeling hinderde.’

Reeds voor de revolutie begon had de kerk al behoorlijk wat veranderingen ondergaan, maar de grootste slag die het te verwerken kreeg kwam in 1790 toen de Burgerlijke Grondwet van de Clerus werd aangenomen. De kerkelijke kaart van het koninkrijk werd opnieuw getekend. Alle geestelijken zouden voortaan door de overheid betaald worden. De meest verstrekkende maatregel was de wijze waarop pastoors en bisschoppen voortaan geselecteerd zouden worden, namelijk: door middel van verkiezingen. Een idee dat in alle lagen van de bevolking slecht viel. De kerk an sich was niet tegen verandering, zij was echter wel van mening dat deze niet door de wereldlijke overheid mocht worden opgelegd. De verandering moest van binnenuit komen. Ook de botte manier waarop de nieuwe ideeën werden doorgedrukt zette (eveneens bij aanvankelijke voorstanders) kwaad bloed.

De andere sekse

Een ander aspect waar Shusterman op inzoomt is de rol van vrouwen. Hun directe invloed was gering. De man werd nog altijd als onbetwiste leider binnen gezin, samenleving en dus revolutie gezien. Toch was het zaak de politiek zeer betrokken vrouwen achter je te krijgen. Zo waren daar de geestelijken met hun grote achterban van vrome vrouwen die vochten voor de tradities van hun geloof. Deze vrouwen waren zeer fanatiek en bereid hun leven op het spel te zetten voor hun idealen. Voorstanders van verandering klaagden over de onnozelheid van de vrouw die zich veel te veel liet leiden door angsten en emoties. Niet zelden wisten ze de voortgang van de revolutie te belemmeren.

Bronnen

Een ander interessant aspect zijn de bronnen die Shusterman geraadpleegd heeft voor zijn studie. Zo put hij veel meer dan moderne historici die recent over de Franse Revolutie schreven, uit klassiek negentiende-eeuws materiaal. Materiaal dat dichter bij de revolutiejaren staat en inmiddels gezuiverd is van fouten. Shusterman is een goede verteller. Het boek leest als een prettig college (ondanks het soms wat joviale taalgebruik en de drukfouten), legt een boeiende verbinding tussen religie en sekse, laat keurig alle hoofdrolspelers opdraven en volgt chronologisch de stappen tot aan de opkomst van Napoleon. De titel De Franse Revolutie dekt daarmee volledig de lading.

Kunst / Expo binnenland

Grootmeester en grensoverschrijdend kunstenaar

recensie: Arnulf Rainer - Übermaler

Nog tijdens de uitreiking van een Oostenrijks Erekruis, in april van dit jaar, werd Arnulf Rainer door de directeur van het Weense Albertina weer eens een ‘ravenzwarte pessimist’ en de ‘grootmeester van de publieksbelediging’ genoemd. Maar hij is zoveel méér.

Wie langs de wanden op de eerste verdieping van het Cobra Museum in Amstelveen loopt, wordt bijvoorbeeld door twee schilderijen zonder titel, olieverf op vetkrijt en foto op hout, of Landschap (2008) geraakt door de rijkdom aan kleuren en kleurnuances in het late werk van Rainer. Was dat eerder zo duidelijk opgevallen?

Gewoon kijken

Edit-14


Arnulf Rainer, “Blume” Undatiert Mischtechnik auf Papier ca. 44 x 30 cm © Arnulf Rainer

Het is in ieder geval niet het eerste waar je aan denkt bij Rainer. Hij staat bekend als Übermaler, overschilder – van Japanse prenten, landschappen, antieke en oude kunst. Dat benadrukt de titel van de overzichtsexpositie met zo’n honderdveertig werken – misschien jammer genoeg – ook nog eens. Hij is ook bekend van de druipende verf, die in 2004 zelfs de enscenering van Shakespeares Romeo en Julia door Toneelgroep Amsterdam beïnvloedde. Hierin dropen op een gegeven moment zwarte verfdruppels, als waren het tranen, op witte banen papier naar beneden. Zo grensoverschrijdend is de invloed van deze grootmeester dus ook.

Daarmee zijn veel andere typerende kenmerken van Rainers werk nog buiten beschouwing gelaten. Maar met een voile-achtige verfijning en doorzichtigheid was zijn werk wellicht nog niet eerder zo sterk geassocieerd. Dat is te danken aan de manier waarop Rudi Fuchs en Maarten Bertheux, samenstellers van deze tentoonstelling, te werk zijn gegaan. ‘Kijk nou eens goed’, lijken ze te willen zeggen. ‘Laat al die verhalen over apen, geesteszieken en andere invloeden op Rainers werk vallen en begin met een schone lei’. Al stuit je bij binnenkomst wel meteen op Rainers 4 Affen (Die Affenfamilie) uit 1969-’71…

Kinderen en ouderen

Edit-03

Arnulf Rainer, Ohne Titel 2012 Acryl/Papier/Holz ca. 84 x 59,5 cm © Arnulf Rainer

Wie het wil, kan over die invloeden altijd nog wat horen en zien in de twee documentaires van Herbert Brödl die op de tentoonstelling worden getoond. Een klas kinderen leek door het doorvragen van de rondleidster te snappen wat Fuchs en Bertheux ons willen laten zien: de meesten vonden het, schoorvoetend, toch wel mooi, vooral die kleuren. Terwijl twee oudere mensen zich vooral afvroegen wat de kunstenaar toch bedoelde. Natuurlijk helpt het dan niet dat er geen bijschriften bij de werken hangen, hoewel ze meestal weinig meer te zeggen zouden hebben dan ‘Zonder titel’. Alleen een vouwblad met plattegrond, en de op verschillende plaatsen als naslagwerk neergelegde, fraaie catalogus kunnen de bezoeker eventueel verder op weg helpen.

Een ander uiterste, de overeenkomst met de abstract-expressionistische werken van Mark Rothko en sommige Armando’s, valt ook direct op. In die zin sluit de tentoonstelling mooi aan op de Armando-expositie die in 2013 in het museum was te zien. Maar als je de tekeningen uit 1950-1970 die aanvullend op Rainers recente schilderwerk worden geëxposeerd ook hebt bekeken, kun je niet anders dan concluderen dat zijn werk aardser is dan dat van zijn Amerikaanse collega, en vaak even kleurrijk als Armando’s late werk.

Deze grote expositie geeft een uitgebreid en volledig overzicht van het late werk van een kunstenaar die veelzijdiger is dan veel mensen denken. Werk vanuit en (soms letterlijk) over de schilderkunst. Kijken, daar komt het bij een bezoek aan de tentoonstelling op aan. En eigenlijk altijd wel.

Film / Films

Een héél modern sprookje

recensie: 5 to 7

In de film 5 to 7 wordt de Franse kijk op de liefde vanuit Amerikaans perspectief onderzocht. Met de uitdrukking ‘cinq à sept’ (van 5 tot 7) wordt in Frankrijk een buitenechtelijke verhouding aangeduid, eentje waarvan de partner meestal op de hoogte is.

Liefde zal ongetwijfeld het meest gebruikte onderwerp in films zijn, met lust als goede tweede. Soms worden maîtresses en minnaars ook betrokken bij het verhaal, maar meestal alleen als gebruiksvoorwerp (To Die For, Basic Instinct), geschifte probleemveroorzaker (Fatal Attraction) of anderszins onprettig verschijnsel. In 5 to 7 doen ze het anders.

Hoewel de film in veel opzichten Amerikaans is, wordt er ook licht spottend naar de eigen cultuur gekeken. Met name de Amerikaanse houding ten opzichte van het huwelijk, in eerste instantie als bekrompen en ouderwets neergezet, krijgt er van langs. Maar als je na afloop van de film terugkijkt, verschijnt uiteindelijk een veel subtieler beeld: een ode aan de liefde en haar veelzijdigheid.

Kortstondige romance

Brian (Anton Yelchin) is 24 jaar, schrijft zonder succes verhalen en slijt zijn dagen achter zijn typemachine in een troosteloos kamertje in New York. Hij weet zelf ook wel dat hij nog wat wereldvreemd is, maar heeft even goed maar één ambitie: gepubliceerd schrijver worden. Op een dag ontmoet hij Arielle (Bérénice Marlohe). Zij is Frans, ouder dan hij en prachtig.

Je hebt van die actrices over wie geen discussie mogelijk is; Marlohe – bekend als Bond-girl uit Skyfall – is er zo een. Ze spat werkelijk van het doek. Je zou verwachten dat een jochie als Brian daar alleen van mag dromen, maar de vonk is wederzijds en een romantische vriendschap ontstaat.

Al snel wordt deze echter ruw onderbroken. Arielle heeft namelijk aangegeven alleen ‘tussen vijf en zeven’ te kunnen afspreken en dacht dat daarmee de situatie duidelijk was, maar hier komt het cultuurverschil tussen.

Duidelijke afspraken

urlBrian had het niet begrepen, en is not amused wanneer tot hem doordringt dat hij zijn geliefde zal moeten delen. Met een diplomaat en hun twee kinderen nog wel. Hij verbreekt de zich nog ontluikende relatie. Maar principes zijn er om gebroken te worden, en omdat het bloed ook hier kruipt waar het niet gaan mag, houdt Brian het niet heel lang vol. Hij stemt uiteindelijk toch toe met een relatie die zich tussen 5 en 7 ’s middags afspeelt, en dat betekent ook dat hij deel uitmaakt van een bijzondere ‘familie’ – een waarin heel duidelijke regels gelden.

En die zijn ook nodig. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is een ‘open relatie’ geen vrijbrief om maar te doen waar je zin in hebt. Er worden vooraf duidelijke afspraken gemaakt over wat wel en niet kan en die worden ook regelmatig besproken. De man van Arielle heeft een vriendin, en die wordt gewoon uitgenodigd op feestjes. Brian moet er erg aan wennen. Zijn schoorvoetende stapjes in de wereld die polyamorie heet zijn aandoenlijk en de rol die zijn ouders daarin spelen erg grappig. Het is net een soort Disney-sprookje, maar dan wel heel modern.

Iets te zoet

5 to 7 is dan ook een bijzonder vermakelijke film, waarin de liefde in al haar facetten uitgebreid wordt besproken en onderzocht. Woody Allen lijkt geraadpleegd te zijn voor de dialogen, die natuurlijk overkomen en aanzetten tot nadenken en de acteurs zijn duidelijk goed op hun plek.

Toch mist er iets: een vleugje venijn. In goede sprookjes worden we altijd geconfronteerd met een boze stiefmoeder (of –vader), gemene zus of andersoortig sujet dat een crisis veroorzaakt zodat het geloofwaardig blijft. 5 to 7 mist dat evenwicht; niemand werpt echte hindernissen op of schiet lang genoeg uit z’n slof om problemen te veroorzaken. Misschien wilden de makers een controverse vermijden, maar er hoeft geen oordeel geveld te worden. Om in een sprookje te kunnen geloven moeten dingen alleen gewoon ook goed mis kunnen gaan, net als in het echte leven, zodat we bij het einde die zucht van opluchting kunnen slaken. Dan leeft iedereen tenminste echt lang en gelukkig.

Kunst / Expo binnenland

Gezicht op Europa

recensie: FACES - European Portrait Photography since 1990

In roerige Europese tijden is het goed eens een blik te werpen op ‘der Mensch’ achter de oververhitte verhoudingen en dichtgespijkerde reglementen die door de politiek in stand worden gehouden. De hedendaagse Europeaan – en zijn fotograaf – toont zich in de tentoonstelling FACES – European Portrait Photography since 1990.

Het is een bijzondere samenwerking die tot deze expositie heeft geleid. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en het Museum of Photography in Thessaloniki tonen onder de bezielende leiding van curator Frits Gierstberg een overzicht van de Europese portretfotografie die sinds 1990 een vernieuwing heeft ondergaan.

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar.

Persoonlijk landschap

Die vernieuwing is enerzijds zichtbaar in het onderwerp van de foto’s: de Europese mens, vol overeenkomsten en toch zo verschillend, profiterend van of worstelend met de economische eenwording. Het begrip ‘identiteit’ dat tot een culturele uitdaging is geworden. Maar de vernieuwing is vooral zichtbaar in de diversiteit van de fotografische aanpak in het portretteren van mensen. De ontwikkelingen in de Europese samenleving, samen met de kunstzinnige revolutie in de fotografie, maken dat het portretgenre een boeiende wereld van persoonlijke landschappen ontsluit.

Sinds de renaissance is het afgebeelde individu de spiegel waarin we naar de ander én naar onszelf kijken. De klassieke weergave van rijkdom, macht en identiteit is in de hedendaagse portretfotografie naar de achtergrond verdwenen: de gewone mens in al zijn eigenaardige aanwezigheid vormt zich naar het inzicht van de al even belangrijke fotograaf.

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar.

Iconische gezichten

Thomas Ruff (1958) lijkt het startpunt in de expositie te markeren. Zijn grote portretten uit de late jaren tachtig vormen de essentie van de menselijke afbeelding. Hij probeert zo neutraal mogelijk, zonder enige gezichtsuitdrukking of karakteristieke identiteit het portret te ontdoen van de emotionele lading die het als vanzelf in zich draagt. De vrijwel ‘nietszeggende’ gezichten zijn iconisch geworden in de fotografiegeschiedenis en behoren juist tot de meest veelzeggende foto’s in deze tentoonstelling.

Naast bekende namen als Anton Corbijn, Rineke Dijkstra, Beat Strueli, Koos Breukel en Juergen Teller zijn diverse andere fotografen vertegenwoordigd die het Europese gezicht hebben vastgelegd. Tina Barney (1945) ontbreekt niet met haar betekenisvolle portretten van upper class-families. Paola De Pietri (1960) portretteert zwangere vrouwen in een uitgestorven stadslandschap. Het ijle licht versterkt de eenzaamheid die de blijde verwachting lijkt te overheersen. De Tsjechische Jitka Hanzlová (1958) toont een prachtige serie over haar geboortedorp in Oost-Bohemen, waar melancholie en armoede met elkaar strijden om de aandacht. Opvallend is de aanwezigheid van maar liefst drie Griekse fotografen. Hun vlakke, middelmatige bijdrage aan deze tentoonstelling lijkt eerder een geste aan de Griekse mede-organisator dan een overtuigde kwalitatieve keuze. Europese politiek is nooit ver weg.

Bij de indringende zwart-witportretten van Stefan Vanfleteren (1969) hangt een groot doodsportret van de in 2014 overleden Belgische kunstpaus Jan Hoet. Met diens voorafgaande toestemming heeft de fotograaf op uiterst intieme wijze een portret gemaakt van het definitieve einde. Waar fotografie altijd een split second van de werkelijkheid laat zien, om daarna nooit meer te kunnen achterhalen, is hier de tijd voor altijd stilgezet.

Paola De Pietri, Untitled, in 'Io parto', 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Paola De Pietri, Untitled, in ‘Io parto’, 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Miljoenen selfies

Voor wie deze bijzondere tentoonstelling wil bezoeken: er resten nog slechts enkele weken in het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam. Vanaf 11 september 2015 is FACES te zien in Thessaloniki, Griekenland, maar de geïnteresseerde kijker kan zich doorlopend verlustigen aan het fraaie boekwerk dat de tentoonstelling begeleidt. Groots opgezet, in perfecte reproductie en met veel ruimte voor alle fotografen die in het museum te zien zijn. Van de vele teksten – politicus, museumdirecteur, filosoof: iedereen lijkt zijn Europese plasje te moeten doen – springt de degelijke beschouwing van Frits Gierstberg er uit. Hij schrijft over de portretkunst vanaf de gelijkende weergave van het individu in de renaissance tot en met het hedendaagse fenomeen selfie – de miljoenen portretten die dagelijks gemaakt worden en grotendeels in de vergetelheid verdwijnen. De opmerkelijke kwaliteit van de Europese portretfotografie wordt er alleen maar opvallender door.

Film / Serie

Van science fiction naar werkelijkheid

recensie: Recensie: Black Mirror, seizoen 1 & 2

Toen het eerste seizoen van de Britse miniserie Black Mirror in 2012 werd vertoond, leek deze zwartkomische satire op de technologische samenleving nog science fiction. Drie jaar later blijkt deze absurde wereld steeds meer werkelijkheid te worden. Alle afleveringen draaien rondom de black mirror, oftewel het zwarte scherm van de telefoon, tablet, tv of computer. De eerste aflevering geldt nu al als een klassieker.

 

Wanneer een populaire Engelse prinses wordt ontvoerd, eist de kidnapper dat de Engelse prime-minister in ruil voor haar vrijlating live op tv seks heeft met een varken. Geen haar op het hoofd van de politicus die er aan denkt dat in te willigen. Aanvankelijk staat het volk aan de kant van de premier, maar wanneer de prinses werkelijk in levensgevaar lijkt te zijn, draait de publieke opinie om. Onder druk van sociale media is er voor de man geen ontkomen meer aan. En ondanks dat iedereen walgt van de eis van de ontvoerder, wil niemand een moment missen van het intieme samenzijn van premier en varken. Ook wij niet.

Existentiële vragen

In andere afleveringen wordt de werkelijkheid nog dichter benaderd. De futuristische samenleving waarin de bevolking op hometrainers credits verdient om tot een reality- of talentenshow te worden toegelaten, heeft inmiddels navolging gekregen in Brazilië. Daar kunnen gevangenen zich richting vervroegde vrijlating trappen. Realityseries vanuit de bajes zijn inmiddels heel gewoon.

Ook de aflevering over geïmplanteerde camera’s en het onfeilbare geheugen raakt inmiddels de realiteit. Maker Charlie Brooker stelt wel existentiële vragen over de nadelen van zo’n totaalgeheugen dat met de komst van het Google Glass snel dichterbij komt.

Grofgebekte cartoonbeer

In het nieuwe, tweede seizoen van Black Mirror gaat Brooker door op dezelfde tour. Exemplarisch is de aflevering over een grofgebekte cartoonbeer die tijdens een verkiezingscampagne uitgroeit tot een publieksfavoriet, dankzij zijn anti-politieke en anti-establishment ideeën. Een Amerikaanse overheidsdienst ziet in het tekenfilmfiguur een ideaal middel om buitenlandse regimes te ondermijnen.

Lollig wordt Black Mirror echter nooit. Daarvoor zijn de thema’s van deze moderne versie van de Twilight Zone te ongemakkelijk en te herkenbaar. Het eerste seizoen heeft al bewezen dat de voorspellingen van Charlie Brooker angstwekkend correct kunnen zijn.