Boeken / Non-fictie

Een lusteloze, volgevreten decadente wereld

recensie: Alex Boogers - De lezer is niet dood

Alex Boogers is boos. In zijn schotschrift De lezer is niet dood ageert hij tegen de elitaire houding van de literaire wereld, het marketingdenken van de uitgeverijen, de rol van de media en de onbeholpenheid van de docenten Nederlands. Veel geroep, maar komt hij ook met oplossingen?

Die dikdoenerij, dit commercieel denken, het onvermogen van docenten: alles bij elkaar zorgt het ervoor dat de lezer het zwaar te verduren heeft. Volgens Boogers hebben ze van de lezer een ‘hongerkunstenaar’ gemaakt.

Omdat ze hem jarenlang hetzelfde voedsel hebben laten vreten, omdat iedereen erbij gebaat was en niemand klaagde: schrijvers, uitgevers, boekhandelketens. Er werd geld verdiend. Iedereen kon leven als hij wenste, met drank, vrolijkheid, en een stiekem dedain voor de massa.

Wie er met ze wordt bedoeld, is niet helemaal duidelijk, maar laten we aannemen dat Boogers hier doelt op het literaire wereldje in het algemeen. Een wereld waarin een lusteloze, volgevreten decadentie heerst die zo snel mogelijk de kop moet worden ingedrukt.

Verwarde professoren

In het eerste gedeelte van Boogers’ vlammende betoog is het de boosheid die regeert. Ten eerste krijgen schrijvers van weleer ervan langs. Een tikkeltje denigrerend, maar met name kinderachtig. De schrijvers valt hij op hun uiterlijk aan: verwarde professoren, oude mannen die in niets leken op de mensen uit zijn omgeving. Boogers wil herkenbare personages, ruw en echt. Wacht even: komt hier de aloude kwestie van smaak om de hoek kijken? En moet literatuur je ook niet kennis laten maken met dat wat je juist niet kent?

Heel veel dieper gaat de schrijver van dit schotschrift hier niet op in. Wel dist hij een anekdote op waarin een bijkans strenge beschuldiging schuilt die ietwat misplaatst lijkt. Hij schrijft over de zelfmoord van zijn bovenbuurman die wellicht voorkomen had kunnen worden wanneer deze beklagenswaardige man de juiste boeken aangereikt had gekregen. Het is mooi dat Boogers de literatuur zoveel potentieel toedicht, maar om iemand het leven te redden is toch meer nodig.

Foeteren

Boogers foetert vrolijk voort: op uitgevers die voor kortstondig succes gaan, op de media die ons een beeld van de schrijver opdringen, op schrijvers die hun ziel aan duivels verkopen die er vervolgens mee aan de haal gaan. Tja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar ligt de waarheid niet vaker in het midden en wat is Boogers’ oplossing? Als deze romanticus (zoals hij zichzelf omschrijft) een ideale literaire wereld zou mogen creëren, hoe ziet deze er dan uit? Het zijn vragen waar niet of nauwelijks antwoord op komt. En dat is best jammer.

De docent als gids

Op de valreep snijdt Boogers een punt aan waarin hij aanstipt én met mogelijke oplossingen komt: het onderwijs, de docenten. Een stelletje uitgebluste betweters. Boogers schrijft:

Docenten onderschatten hun taak, of misschien zijn ze hun werk juist te veel gaan zien als een taak, als iets dat moet. Ik ga ervan uit dat het ooit draaide om een ideaal, iets te betekenen, iets mee te geven. Een docent is een gids, niet zozeer iemand die het altijd beter weet, maar die iets meer heeft gelezen, meer heeft gezien, meer heeft ervaren.

Om de docent onderschatting van zijn taak in de schoenen te schuiven lijkt ook wat ver gaan, want weet Boogers wel hoeveel druk er tegenwoordig op docenten staat, aan hoeveel regeltjes zij zich moeten houden, hoe zij met hun tong op de schoenen lopen om al hun taken te volbrengen? Vast wel. Maar dat de liefde voor literatuur van een jongere vaak bij een goede docent begint staat buiten kijf. Een docent die toont wat er in de literatuur te vinden is en duidelijk maakt dat er voor iedereen iets in de literatuur te vinden is – die man of vrouw wens je iedere scholier toe.

De grote vraag na het lezen van De lezer is niet dood blijft: wat wil de schrijver nu precies bereiken met deze tirade? Het gezeur op leeslijsten, op de elite, op de domheid van de massa; het is van alle tijden – de onbegrepen kunstenaar. Wie weet geeft dit schotschrift wel de aanzet tot hernieuwde discussie over bijvoorbeeld literatuuronderwijs en weet Boogers te verduidelijken wat hij nu precies wil. Laat die discussie dan alsjeblieft over de inhoud gaan en laat flauwiteiten thuis. Loze woorden zijn er al te veel.

Theater / Voorstelling

Ontoegankelijke attractie

recensie: Ulrike Quade Company - De Wand

Na een apocalyptische ramp tijdens een bergvakantie blijft een naamloos hoofdpersonage geïsoleerd achter. Het absurdistische universum waarin ze terechtkomt wordt afgebakend door een grote doorzichtige wand en kent geen uitwegen – de enige traumahelikopter komt in de vorm van het menselijk instinct.

Het decor van de rampplek straalt een Eftelingsfeer uit, iets tussen griezelig- en wonderlijkheid in. Flora en fauna zijn grotendeels vervangen door rookwolken en stroboscooplicht, en het verschil tussen dag en nacht valt alleen af te leiden uit de monoloog. Dat je hier geen scoutinggroepen of boswachters hoeft te verwachten, beseft ook het hoofdpersonage (Harriët Stroet). Zij en haar hond Luchs, een pop die zo slap is dat zijn kop automatisch kapseist richting zijn voorpootjes, zoeken te midden van het noodweer en de onbekende wilde bessensoorten  naar overlevingsstrategieën.

Decorstuk

De Wand, een bewerking van Hannah van Wieringen naar de roman van Marlen Haushofer uit 1963, behandelt klassieke thematiek die we al eerder tegenkwamen in bijvoorbeeld Kafka’s De Gedaanteverwisseling: hoe handelt de mens als hij zonder aanwijsbare oorzaak of schuldige in een levensbedreigende situatie terechtkomt? De Ulrike Quade Company heeft de originele keuze gemaakt om het antwoord hierop voornamelijk in beeld weer te geven.
Enerzijds maakt dit van De Wand een visueel spektakel. De poppen, wandprojecties en decorstukken zijn met zoveel zorg vormgegeven dat ze de tekst volledig kunnen ondersteunen. Dat de grens tussen ondersteunen en dragen dun is, blijkt helaas wel. Het stuk heeft trekjes van een attractie, waarin spel en tekst bijzaak zijn. De monoloog bevat net iets te veel wind die fluistert in het gras – en laat die ‘zandbanken van de toekomst’ maar weer snel in de mist verdwijnen. Het acteerwerk van Stroet kan die clichématigheid net niet compenseren. Het is bij vlagen te nonchalant en boers, waardoor zij te midden van alle kunst soms zelf een decorstuk wordt.

Tussen de rookwolken

De Wand laat op momenten wel zien hoe het lichaam zonder enige toevoeging in staat is theater te maken. Een hand omvormen tot een slobberende koeientong, één mond gebruiken voor de stemmen van vier personages; subliem zijn de scènes waarin Stroet zowel dier als verzorgster speelt. Dat je maakt dat iemand een tegen een lap stof met twee koeienkoppen aan weerszijden ‘koetjiekoetjie’ wil zeggen, is als actrice een van de grootste complimenten die je kunt krijgen.
Uit die eenvoud valt een heleboel te halen en het blijft dan ook een raadsel waarom er niet vaker gebruik van is gemaakt. De Wand maakt nieuwsgierig naar dat wat erachter zit: het mag nog naakter, kaler, zodat we tussen de rookwolken door ook het toneel kunnen zien.

Meer in Deosai National Park (Pakistan)
Boeken / Non-fictie

Wieringa’s reisvitrine

recensie: Tommy Wieringa - Honorair kozak
Meer in Deosai National Park (Pakistan)

In Tommy Wieringa’s nieuwste verzameling reisverhalen, Honorair kozak, zul je weinig inspiratie op doen over reisbestemmingen. Het is geen reisgids, het is ook geen dagboek. Dit is simpelweg een ode aan het reisgevoel, de drang tot dwalen en het volledig loslaten van al het andere.

Het maakt niet uit of het fictie of non-fictie is, Tommy Wieringa kan mooi schrijven. De plaatsen, mensen en situaties die hij in dit reisboek schetst staan op vanuit de pagina en komen tot leven. ‘Laag boven de steppe hangt een half maantje, hemel en aarde zijn van gelijke duisternis, met de horizon als vale lijn daartussen.’ Meteen sta je in dat grasveld, je galoppeert samen met Wieringa door ongerepte landschappen of ontbijt met een Russische handelsman op een boot naar Odessa.

De wereld als decor

De reizen waar Wieringa over schrijft moeten zich wel over een lange periode hebben voltrokken, maar data worden nooit vermeld. Terloops worden verschillende vriendinnen en minnaressen genoemd, dan is er een verloofde, een vrouw, kinderen. Maar de vrouwen vliegen net zo moeiteloos in en uit het boek als ze in en uit zijn leven lijken te glijden. De volgorde van de gebeurtenissen is onbekend. Het enige vaste is de onveranderlijke, altijd reizende Wieringa. De enige verwijzing naar thuis, naar Nederland, is de vitrine die hij daar heeft staan. Vol met objecten die hij met de tijd verzamelde is het een opsomming van zijn reizen. Alsof hij daarmee zijn reizen voor altijd tastbaar kan maken. Zijn reisboeken kunnen gerust als zijn tweede vitrine worden gezien.

In de vitrine vindt de lezer korte stukken, soms maar een pagina lang, waarin Wieringa op z’n gemak de wereld over trekt. De verhalen zijn impressies, momentopnamen, vaak zonder verhaalverloop. Ze worden afgewisseld door zwart-witfoto’s. Verwacht ook hier geen Eiffeltoren of herkenbare taferelen. Wat we zien zijn landschappen, de lokale bevolking en dieren. De verschillende landen die hij bezoekt, Spanje, Oekraïne, Aruba, dienen vaak slechts als decor, soms wordt de naam van de bestemming niet eens genoemd. Andere reizigers, laat staan toeristen, komen zelden op Wieringa’s pad. Alleen trekt hij door het onbevlekte landschap, hooguit vergezeld door lokale Kozakken of andere schrijvers.

Gewoon je kop onder de zon steken

Wieringa noemt zichzelf een ‘onverschrokken wereldveroveraar’. Centraal staat de reislust zelf, het romantische gevoel dat past bij het loslaten van het dagelijkse leven en je overgeven aan het langzame landschap om je heen. De heerlijke illusie dat als je maar op pad gaat, en ergens je kop onder de zon steekt, het allemaal eenvoudig goed komt. En Wieringa weet als geen ander optimaal van dit gevoel te genieten:

Als ooit iemand het verhaal van mijn leven vertelt, zal deze dag vergeten worden. Hij zal niet worden gemist. Terwijl hij een van de gelukkigste van mijn leven was.

Soms neigt Wieringa’s houding naar arrogantie. Het langste verhaal uit de verzameling gaat over een schilderij van Egen Schiele. De daarop geportretteerde man is het evenbeeld van de schrijver. Zoals de lezer het spoor van Wieringa volgt, reist Wieringa zelf zijn dubbelganger achterna en ontmoet zijn biografe. Nadat ook zij geconcludeerd heeft dat de twee net tweelingbroers zijn, laat Wieringa haar zeggen: ‘Een knappe man, een wereldreiziger. Ik bewonderde zijn kosmopolitisme, zijn veerkracht ook. Ik was geloof ik verliefd op hem.’ Het compliment aan zichzelf is moeilijk subtiel te noemen.

Een klassieke vrouwenliefhebber

Hoewel Wieringa weinig spreekt over zijn persoonlijke leven, is zijn persoonlijkheid alomtegenwoordig. Hij heeft een scherpe, observerende pen en een droog gevoel voor humor: ‘Wat doen mensen elkaar aan – een vraag die vooral bij me opkomt in diplomatieke kringen en bij rondleidingen door concentratiekampen.’ Zijn houding naar vrouwen past bij een klassiek idee van de man; hij is net zo bewonderend als bezitterig. Zijn ideaalbeeld: ‘Door de heuvels lopen en wild bespioneren, de wereld bekijken als een weide in mei, een weide vol vrouwen en paarden.’ Die mannelijkheid blijft terugkomen. Hij slaapt in een kuil, eet van het vuur en scheurt met een Audi A4 door de woestijn. Een dronken Kozak in Oekraïne slaat de schrijver tot honorair Kozak. Wieringa lijkt als geen ander in staat de boel de boel te kunnen laten. Wanneer op reis, lijken de dagelijkse zorgen niet te bestaan.

Kuitert
Boeken / Non-fictie

Leve het papieren boek!

recensie: Lisa Kuitert - Het boek en het badwater
Kuitert

Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, heeft met Het boek en het badwater een degelijk pleidooi ter verdediging van het papieren boek geschreven. Over de boekenkast die is gevuld met ‘het geestelijk behang, te midden waarvan je je dagelijkse dingen doet’.

De grote boosdoener in dit verhaal is natuurlijk het e-book, de electronische en digitale bedreiging van ons papieren erfgoed. Kuitert neemt van meet af aan een duidelijke positie in: ze is niet tégen het e-book, maar probeert de opmars ervan te nuanceren door te stellen dat voor beide boekvormen een plaats moet kunnen zijn. Sterker nog, volgens de hoogleraar zou het e-book zonder zijn papieren bron helemaal geen bestaansrecht hebben.

Stoffige boekenkast

De directe aanleiding voor Het boek en het badwater is de constatering dat een aantal grote bibliotheken inmiddels zijn begonnen hun papieren boekenbestand om te vormen naar een digitaal beschikbaar en toegankelijk archief. Er wordt opgeruimd, een ontwikkeling die het gevolg is van doorgevoerde bezuinigingen en de algehele afwaardering van het papieren boek. Ook in de gemiddelde huiskamer is een gevulde boekenkast niet langer het zichtbare bewijs van geletterdheid, maar wordt deze vooral gezien als ‘stoffig, slordig en overbodig’.

In een tiental hoofdstukken behandelt Kuitert de bijzondere eigenschappen van boeken, waarbij ze zich niet beperkt tot alleen de fysieke vorm. Het gaat over de nabijheid en aanwezigheid, over het boek als tastbaar object, over de waarde van het lezen, over de sfeer van boekwinkels en de eigenaardige wereld van boekverzamelaars. Dit alles wordt doorlopend in verhouding gezien tot het oprukkende e-book en naar een voor de hand liggende conclusie geleid.

Serendipiteit

Dat e-book heeft veel voordelen, zo erkent Kuitert. Er is de handige vorm, de transportmogelijkheid, de opslagcapaciteit en de leesbaarheid, met name voor mensen die behoefte hebben aan een grote leesletter. Dan is er nog de populariteit van gadgets, in onze geautomatiseerde wereld een argument dat steeds meer nadruk krijgt, ongeacht de werkelijke inzetbaarheid van het product. Toch wijzen de verkoopcijfers vreemd genoeg niet op een algehele doorbraak van het e-book, terwijl tegelijkertijd de papieren-boekenverkoop gaandeweg minder wordt.

Die vaststelling maakt dat Het boek en het badwater een wat opgeklopte indruk wekt en dat Kuitert eerder een manifest tegen ontlezing in het algemeen schrijft dan een verdediging van het papieren boek. Ondanks dat komt ze met aardige inzichten, zoals het fenomeen serendipiteit – gericht zoeken naar iets en stuiten op het onverwachte – dat een kenmerk is van een speurtocht door de boekenkast. Dat is niet of nauwelijks mogelijk met een stapel gedownloade boeken op een e-reader.

Bundeltje papier

En zo is er nog veel meer te zeggen over de emotionele waarde van papieren boeken. De aanwezigheid ervan zorgt voor een telkens terugkerende gedachte aan de herkomst en de onvolkomenheden in het (zichtbare!) omslag en de bladzijden maken boeken tot ’tastbare dragers van leesherinneringen’. Het e-boek is in de ogen van de auteur niet anders dan een draagbare en goedkope versie van een duurzaam en waardevol origineel.

Kuitert heeft met deze samengestelde publicatie geen wetenschappelijk verweer geschreven. Het boek en het badwater is een collage van teksten en bijeengesprokkelde fragmenten die als verzameling een onderhoudend essay oplevert. De strekking is duidelijk: laten we voor het kortstondige leesgemak de e-reader ter hand nemen, maar voor de diepe vervoering onze toevlucht blijven zoeken tot dat uitnodigende en aanraakbare bundeltje papier.

Theater / Voorstelling

Intertekstueel drijfzand

recensie: Maatschappij Discordia – Hardop: Conflict (as a way of getting attention)

In Hardop nemen teksten schoorvoetend stapjes naar de voorgrond vanuit een grote brij aan wereldliteratuur. Bij de geringste twijfel trekken ze zich weer terug in de anonimiteit van de context- en oeverloze citatenpoel. Ook de recensent begon aan zichzelf te twijfelen.

Maatschappij_Discordia_Hardop_Bert-Nienhuis-2Na het maken van een ruim 170 voorstellingen in de 35 jaar van hun bestaan, beschikt Maatschappij Discordia over een enorme repertoirekennis. In hun voorstelling Hardop, die de ondertitel Conflict (as a way of getting attention) draagt, wordt dit repertoire verknipt en herschikt; gebricoleerd, zo het postmodernistisch jargon het wil. Terwijl de vijf acteurs over het podium struinen, mijmeren ze voor zich uit: flarden tekst uit allerlei bronnen, van theaterteksten en brieven tot dagboeken en filosofische essays. Soms vullen ze hun aarzelende monologen aan met een stukje autobiografie (‘wat is je eerste herinnering?’), maar al snel verzanden ook deze verhalen weer in flodders Rilke, Brecht, Schulz en wie dies meer zij. Zijn het teksten die de acteurs ooit eens hebben opgevoerd en die ze zich nu toevallig herinneren? Als een storende radio duiken ze op, gaan weer onder of vervormen tot een nieuw, even schuchter signaal.

Stroop

Context wordt gemeden. Bij aanvang al worden twee grote vellen papier die een eventuele duiding zouden kunnen bieden met de beschreven zijde naar de muur toe gehangen. Bij de opvoering van briefteksten wordt de naam van de ondergetekende expres achterwege gelaten. Een enkele keer is de herkomst wel te raden (als er een Masja genoemd wordt, zal het wel een tekst van Tsjechov zijn). Naast alle houvast wordt ook alle momentum vakkundig ontweken. Zodra er ook maar een hint van een dramatische boog of van inleving dreigt te ontstaan, grijpen de andere acteurs in door het verhaal te onderbreken met gemompel, gedreutel en de nodige onderlinge verwarring (‘Maar ik vroeg jou wat. Wie, ik? Nee, hij. Ik? Jij. Oh.’) Het resulteert in een continue stroom aan pogingen die bewust niet verwezenlijkt worden. Het voelt als tachtig minuten stroop.

De wanhoop nabij

Maatschappij_Discordia_Hardop_Bert-NienhuisEnige tijd, enkele monologen en wat geslenter later begint het besef te dagen dat de rest van de voorstelling hoogstwaarschijnlijk eender zal verlopen. Met dat groeiende besef maakte zich een lichte paniek van je meester en begint de zelftwijfel. Had ik me wellicht beter moeten inlezen over deze voorstelling? Ben ik te ongeletterd, te oppervlakkig of misschien simpelweg te dom om deze geleiachtige potpourri op waarde te kunnen schatten? Als concept is dit antitheater wellicht een interessant onderzoek naar de steeds bescheidener rol van kunst/literatuur in de kakofonie van alledag, maar de toneelervaring Hardop stemt vooral radeloos. De vormloosheid en het gebrek aan aanknopingspunten, zij het contextueel, dramatisch, wat dan ook, trekken de toeschouwer mee in een drijfzand van loomheid. De opluchting is dan ook groot wanneer je, als alle hoop vervlogen is, een glas wijn in de hand gedrukt krijgt en de acteurs, voorzien van papieren hoedjes, hun buiging maken. Cathartischer wordt hedendaags theater niet.

Theater / Voorstelling

Vluchtelingenproblematiek blijft op afstand

recensie: NTGent - Dit zijn de namen

NTGent waagt zich met Dit Zijn de Namen, naar de roman van Tommy Wieringa, aan een actueel thema in het theater. De Duitse gastregisseur kiest bewust voor een afstandelijke benadering van de vluchtelingenproblematiek. “Doen alsof” met de werkelijke horror op de stoep van het theater is geen optie volgens Philipp Becker: ‘Ik zou beschaamd zijn.’

Een groep vluchtelingen gaat voort in een uitzichtloze tocht over de Oost-Europese grens, terwijl politiecommissaris Pontus Beg (Stefan Van Watermeulen) een ontdekking doet over zijn Joodse bloed. De twee verhaallijnen uit Wieringa’s roman zijn door Koen Tachelet bewerkt tot een soms wat complex verweven geheel. De eerste woorden van de politiecommissaris worden vrijwel direct onderbroken door de Jongen (Risto Kübar) die zich spelenderwijs van het zandkleurige decor laat glijden.

De bewerking van NTGent gaat verder dan de roman van Wieringa. Het verbindt de gevreesde vluchtelingenstromen met de veelbesproken Europese geschiedenis: dat wat zich niet zou laten herhalen. En daarbovenop zijn Dit Zijn de Namen ook nog eens de eerste woorden van het boek Exodus: de uittocht van het Joodse volk uit Egypte naar het beloofde land. In andere woorden ‘een goddelijke belofte naar trouw’. Becker heeft duidelijk geprobeerd om niet alleen de vluchtelingenproblematiek onder de aandacht te brengen, maar met name het licht te werpen op het recht om gered te worden. Voor degene die niet bekend is met de oorsprong van het verhaal, is het helaas niet gemakkelijk om zich te verliezen in het veelbelovende stuk.

Uitzichtloos visueel

RecensieDitzijndenamenVisueel sterk is de voorstelling absoluut. De scenografie van Bettina Pommer versterkt de verbeelding van tegelijkertijd de leegte van de woestijn, de uitzichtloze pogingen tot survival en de vernietigende golven van de zee. Met een strak zandkleurig decor en kostuums in aardse tinten schuifelen de personages als blanco identiteiten over het toneel. Het enige object is een plastic zak gevuld met modder: Afrika. Het zwarte gat wordt de ene minuut over het toneel gesmeten en de volgende minuut bemind. Tegen het einde van het stuk wordt eindelijk aan de lichtknoppen gezeten en begint een spel met schemer en schaduw. Het slotbeeld is adembenemend als de vijf personages gehurkt, met de billen van de grond, onderin de golf wachten: wachten op de oneindige golf die hen elk moment komt verlossen.

Gek genoeg ontroert het stuk niet. Het ontbrak tevens aan een brok. Ik ben bang dat voor een volledige overgave aan Beckers regie het noodzakelijk is om Wieringa’s teksten van tevoren te lezen. Zonder voorkennis zal de voorstelling echter evengoed een vlaag indrukken op leveren.

Karel Appel
Kunst / Expo binnenland

Mag het ietsje meer zijn?

recensie: Karel Appel Retrospectief
Karel Appel

Het is even schrikken bij binnenkomst van de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag: de film ‘De werkelijkheid van Karel Appel’ (1961) van Jan Vrijman, met de beroemde quote ‘Ik rotzooi maar wat an’, is weer eens van stal gehaald. Wat wil dat zeggen over wat wordt getoond?

 

Het bevestigt in de eerste plaats het haast romantische idee dat de kunst van Karel Appel uit het niets kwam; de niet chronologisch maar thematisch opgezette expositie begint als het ware in media res, met de dik geverfde doeken waar Appel bij het grote publiek bekend om is geworden. Alsof er niets aan vooraf is gegaan: geen Van Gogh-achtig korenveld, geen haast impressionistisch dorpsgezicht.

Karel Appel

Karel Appel, Mijn Moeder, 1963, olieverf op doek, 150 x 120 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam 2015

Stijlbreuken en voorgangers

Op die manier valt de nadruk op de moderne Appel met zijn stijlbreuken, die er zo’n beetje per decade waren. Waarbij de doeken uit de jaren negentig van de vorige eeuw nog steeds – of weer? – even dik zijn, zoals Naakt in zwart-wit no. 2 (1990). Hoewel het portret van Gertrude Stein (1982) aanmerkelijk dunner is opgebracht.
Maar aan de andere kant wordt duidelijk gemaakt, dat Appel ook in de traditie stond van kunstenaars die hij bewonderde. En dat geeft de tweeslachtigheid van de opzet van dit retrospectief aan. In een portret uit 1945 herkennen we het lange gelaat van Modigliano, het doek Mensen in beroering (1961) is zuiver expressionistisch, in een Landschap met wiel (1980) zien we Van Gogh terug, en in een Japans landschap (1997) tenslotte zweeft een Chagall-achtige wolk of figuur door het beeld.

Karel Appel

Karel Appel, Wolk: Zwarte Wolken boven de Stad (Triptiek), 1984, olieverf op doek, 203 x 345 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Voorstudies en klassieke thema’s

Met dat landschap (let op het klassieke thema!) is nog iets anders aan de hand. In een kabinet even verderop in de tentoonstelling stuit de bezoeker op een klein werk zonder titel in acrylverf en acrylstift op drukwerk uit hetzelfde jaar. Het (b)lijkt een voorstudie voor het Japanse landschap te zijn. En zulke verbanden treft de oplettende kijker meer aan. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat Karel Appel helemaal niet zomaar wat aan rotzooide, maar op basis van (voor)studies precies wist wat hij deed.
Wat niet wegneemt, dat er behalve klassieke thema’s als naakt, portret, landschap/stadsgezicht, er ook zalen zijn waarin we voor Appel bekendere thema’s tegenkomen als kinderen, psycho-pathological art (zijn belangstelling voor Outsider Art), kind, dieren en Cobra. Want daar kun je als curator toch niet omheen.

Karel Appel

Karel Appel, De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard, 2000, mixed media sculptuur, 144,8 x 162,6 x 243,8 cm, Collectie Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, France © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Veel en weinig

Dat is alles bij elkaar natuurlijk best veel: een kunstenaar tonen die zowel modern is als in de traditie staat in zevenenzestig schilderijen en meer dan zestig tekeningen. En niet te vergeten met twaalf beelden, zoals de grootse assemblage De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard (2000). Waarbij het vooral een kleurrijk werk met sterke lijnen als Visage-paysage no. 9 (1977) is dat mobieltjes met camera laat klikken. Maar wat je mist zijn behalve vroege (en overigens ook meer late) werken, ook bijvoorbeeld keramiek en één of meer decorstukken die hij voor een opera zoals Noach (1984) van Guus Janssen maakte. Dat gemis dringt door als je voor het prachtige, kleurrijke doek De zondvloed uit hetzelfde jaar staat.
Het is met andere woorden veel moois wat er te zien valt, maar bij een alomvattende, verwachtingsvolle titel als Retrospectief ter gelegenheid van het feit dat Appel tien jaar geleden overleed, verwacht je uiteindelijk toch ietsje meer. Een volgende keer dan?

Muziek / Album

Zeer waardevolle bundel

recensie: Ólafur Arnalds & Nils Frahm - Collaborative Works

Ólafur Arnalds en Nils Frahm, beide bekend om de wijze waarop ze klassieke muziek mengen met onder meer electronica, werkten meermaals samen, met prachtige resultaten. Die zijn nu gebundeld en, samen met een nieuw album, uitgebracht onder de naam Collaborative Works. Een schitterende verzameling muziek van twee uitermate getalenteerde vrienden.

Toch fijn, wanneer artiesten aan ons luistergemak denken. Neem de IJslandse Ólafur Arnalds en de Duitse Nils Frahm, bevriende artiesten die de afgelopen jaren bijzonder fijne, spontane muziek maakten in de vorm van twee losse EP’s en een exclusief verkrijgbaar singletje. Mooi, maar ook duur of lastig te krijgen. Hoe makkelijk zou het dus zijn als ze gebundeld en op een toegankelijke manier zouden worden uitgebracht?

Grotendeels geïmproviseerd

Dat dachten zijzelf ook, want ziedaar: de eerste cd van Collaborative Works. Volgens Arnalds en Frahm zelf is het een “collage van studio-experimenten uit het verleden”; ze benadrukken dat het vooral niet als geheel gezien moet worden. De EP’s Loon (2015) en Stare (2012) en de eveneens uit 2015 afkomstige 7” Life Story / Love and Glory zijn volstrekt losse projecten. Als bonus krijgen we er met de tweede schijf verder Tranz Frendz bij, een volledig nieuw album. Liefhebbers van de heren weten nu genoeg: dit is een zeer waardevolle bundel.

Alle drie de nummers op cd 1 zijn de moeite waard. Neem Loon, opgenomen in de herfst van 2014. Het is een prachtige combinatie van kabbelelectronica en kalme tonen met af en toe stevige beats, opgenomen met twee synthesizers. Er is geregeld sprake van een flinke groove, met name op de haast dansbare afluister ‘M’. De diepte die verder in de gelaagde muziek zit, is al helemaal een prestatie als je bedenkt dat die grotendeels geïmproviseerd is, een essentieel kenmerk van de werkwijze van het duo.

Vriendschap en muzikaal talent

Het grote verschil tussen Loon en Stare, het eerste schijfje dat Arnalds en Frahm in samen uitbrachten, is dat op laatstgenoemde percussie nauwelijks een rol speelt en dat nummers langer worden uitgerekt. Het steunt meer op ambient-elementen, maar ook daar kunnen beide heren klaarblijkelijk mee uit de voeten. De opbouw van ‘A1’, tot het moment dat de dartelende electronica tot volle wasdom komt en slepende geluidsgolven zich uit de boxen beginnen te scheuren, getuigt alleen al van grote klasse. Dan moet het meer dan dertien minuten durende ‘B1’ nog komen, misschien wel het absolute hoogtepunt tussen de geslaagde samenwerkingen van dit duo. Samen met celliste Anne Müller zetten ze een meeslepend stuk neer waarin diepe klanken, repetitieve electronica en traag cellospel een even onheilspellende als prachtige trip vormen.

Hoe anders is dan weer de oorspronkelijk op 7” vinyl uitgebrachte single Life Story / Love and Glory. Zet de dag voor je samen op tour gaat even twee piano’s neer en improviseren maar. Wie met dit in het achterhoofd naar het ontroerende, intieme resultaat luistert en zich beseft hoe goed dit duo op elkaar ingespeeld moet zijn, begrijpt hoe alle voorgaande prachtig klinkende muziek in zo’n korte tijd gecreëerd kon worden. De gezamenlijke muziek van Ólafur Arnalds en Nils Frahm stamt uit een indrukwekkende combinatie van vriendschap en muzikaal talent. Geen wonder, als je je bedenkt dat de vriendschap naar eigen zeggen ontstond tijdens live-improvisaties.

Nachtelijke setting

Het is dus geen verrassing hoe de tweede cd van het pakket tot stand kwam. Ter promotie van het aankomende Collaborative Works leek het Arnalds en Frahm een goed idee om een video te maken waarin ze samen improviseerden. Eenmaal begonnen wist het duo echter niet van ophouden, waarna een nachtelijke sessie binnen acht uur leidde tot een compleet nieuw album, op een schijfje gezet zonder overdubs of andere aanpassingen: Tranz Frendz.

Wederom is het resultaat roerend en meeslepend. Bedaard pianospel en analoge synthesizers voeren de boventoon in de uiterst lome, sfeervolle stukken. Er is weinig fantasie voor nodig om te horen dat dit in een nachtelijke setting is gemaakt: de nummers hebben de tijd van opnemen als titel en op afsluiter ’03:06′ hoor je beide heren ontspannen lachen en praten. Zeer mooi en speciaal. Alweer.

Het is al met al dus verdomde fijn dat al dat moois samen als Collaborative Works is uitgebracht. Het zou zonde zijn als deze muziek zou eindigen als obscuriteit. Nu is het hopen dat we over een jaar of vijf een tweede deel mogen verwelkomen, met weer een nieuwe rits heerlijke samenwerkingen van dit duo.

together PANGEA @ EKKO
Muziek / Concert

Raggende garagerock uit Los Angeles

recensie: together PANGEA @ EKKO, Utrecht
together PANGEA @ EKKO

Je hebt van die bands die prima een grote zaal kunnen vullen met een show maar die het liever verdelen over een aantal kleinere shows, omdat een kleine zaal gewoon veel beter past. Garagepunkband together PANGEA uit Los Angeles is er daar een van. Eerder deze week stonden ze al in Amsterdam, Hengelo, Rotterdam, Groningen en Eindhoven, vanavond op 2 februari breken ze de boel af in EKKO, Utrecht, de laatste Nederlandse show voor nu. Voor de liefhebbers genoeg kansen dus om deze Amerikanen te checken.

Niet veel artiesten kunnen het hebben om met de introtune van serie Flodder op te komen. Bij together PANGEA past het precies. Vrijwel direct bij het eerste nummer ‘I Looked In Too’ is de halve zaal omgetoverd tot een moshpit. Vliegende biertjes, crowdsurfende mensen, raggende gitaren, de toon voor vanavond is gezet. Het is lang geleden dat er meteen zó’n feestje ontstond bij een band in het Utrechtse poppodium. Met teksten als “My heart is lost, these things mean nothing to me – and my dick is soft, these things mean nothing to me” van ‘Sick Shit’ is het ook wel lastig om niet mee te schreeuwen en onbenullig mee te dansen. Het sfeervolle zaaltje van het uitverkochte EKKO is perfect voor deze stomende rammelpunkrock.

 

Compleet feest

Er wordt goed gevarieerd gespeeld met zowel tracks van de nieuwe EP The Phage als van oude platen Living Dummy en Badillac. Hoe puberaal sommige teksten ook mogen zijn en hoe hard er ook geduwd mag worden in de moshpit, het is niet te ontkennen dat er een aantal erg strakke nieuwe songs tussen zitten. ‘Awful’ neemt ons door de jaren 90 punky edge even mee terug in de tijd met een hele lekkere en aanstekelijke melodie, terwijl ‘My Head Is On Too Tight’ prima in de garagerock-stroming van nu past. Laatstgenoemde is in vergelijking met ouder werk zelfs aardig toegankelijk te noemen. Terwijl de hoofden achter in de zaal voorzichtig meeknikken gaan de tieners voorin compleet los op ‘Too Drunk To Come’, een nummer uit de tijd dat de band nog Pangea heette. Het is inmiddels niet meer bij te houden hoeveel mensen vanaf het podium het publiek in zijn gedoken.

De setlist wordt voor de toegift afgesloten met het energieke ‘Snakedog’ inclusief een fantastische gitaarsolo, zo’n nummer waarbij je nog helemaal geen zin hebt om naar huis te gaan. Inmiddels kan niemand meer stil staan en is de zaal van EKKO officieel in handen van de heren van together PANGEA. Ze sluiten de avond af met een rockende cover van The Dad Horse Experience, wat ze aardig goed weten te doen. Een nummer uit eigen repertoire had echter, gezien de complete gekte in de zaal, zeker niet misstaan hebben. Zorg dat je ze de volgende keer voor de nodige portie bier in je haar en het aantal pubersongteksten zeker checkt, want dat is het allemaal meer dan waard.

Dennis Benedict: Salvation albumhoes
Muziek / Album

De talentenshows hebben het nakijken

recensie: Ontluikende talenten in eigen beheer: Mae Jones & Subimago & Dennis Benedict
Dennis Benedict: Salvation albumhoes

Gelukkig zijn er naast de talentenshows als The Voice of Holland ook andere wegen om furore te maken in de muziek. Je kunt het professioneel doen via de rock- of popacademie, of je kunt meer traditioneel als hobbybandje of singer-songwriter opvallen en intensief het live-circuit bewerken.

Van de drie genoemde opties hebben we artiesten uitgekozen en bespreken we in deze recensie hun eerste EP’s: de eerste schreden op het pad van de opgenomen muziek. In alle gevallen hebben ze eigen liedjes opgenomen en hebben de artiesten zelf geïnvesteerd. De eigen-beheer-producties zien er allen zonder meer gelikt uit.

De popacademie: Mae Jones

Mae Jones komt van de Enschedese popacademie en debuteert met de EP Heart on Fire. De liedjes werden geschreven door zangeres Maud Haarbrink en toetsenist Joris IJland. Verder bestaat de band uit gitarist Remo van Osch, bassist Joshua van de Spreng en drummer Volkan Bilir. Op de EP horen we een groepje achtergrondzangeressen en -zangers als Kimberly Maasdamme, Miranda van ’t Hof en Colin Meyer. Een blazerssectie ontbreekt in het stevige geluid van de band ook niet: Aman Kaemingk, Anne-Marie ten Heggeler en Joris Bolhaar blazen hier en daar een stevig stukje mee. Ondanks dat het gezicht van Haarbrink de cover siert hebben we hier toch echt met een band te maken. De vijf liedjes komen allen voort uit een ‘poppy’ manier van muziek maken.

Het mini-album opent met een stevige compositie die direct alles uit de kast haalt wat Mae Jones te bieden heeft met een stevig bandgeluid. In ‘Right Next To Me’ zingt zangeres Maud Haarbink keurig binnen de lijntjes waardoor eventuele emoties helaas niet zijn doorgedrongen tot de opname. En daar lopen we direct tegen het belangrijkste manco van deze EP op. Het klinkt lekker, goed geproduceerd, geolied en de composities voldoen aan alle stijlkenmerken die de band wil uitstralen. Emotie en net even buiten de gebaande paden gaan, zit er echter niet in. Ook het heel catchy intro met pianoakkoorden van ‘Because of You’ mondt uiteindelijk niet uit in een ballad om in het geheugen gegrift te worden.

We horen voldoende talent om nu los van de academie zich verder te gaan ontwikkelen en vooral op eigen kracht en met eigen inbreng net dat beetje meer te brengen om boven het maaiveld uit te steken en bijvoorbeeld een Beth Hart naar de kroon te steken.

 

 

Het hobbybandje: Subimago

vaak ontstaan er prachtige initiatieven op zolderkamertjes, tussen de schuifdeuren en op tal van andere plaatsen waar muziekminnaars elkaar ontmoeten en samen beginnen te spelen. Subimago is zo’n bandje dat misschien wel per ongeluk ontstaan is.

De band speelt vooral met elektronica naast de geëigende instrumenten uit de pop-rockmuziek maar zonder drum. De sound van de band roept referenties op naar Portishead, Air, Massive Attack en heel af toe naar Prodigy. De lijst met invloeden is nog veel langer als we lezen wat de band schrijft op haar Facebook-pagina. Op het tweede nummer, getiteld ‘Almost Empty’, duikt de band ineens een andere hoek in en horen we welhaast een geestelijke invloed: monnikengezang. Hierdoor mag Enigma ook aan het lijstje met referenties worden toegevoegd.. Het is ook maar heel even in het ruim zeven minuten durende stuk, al dwarrelt het af en toe nog wel na als je het eenmaal hebt opgemerkt.

Bijna alle composities hebben een wat zweverig gevoel over zich. Toch lijkt ‘Collide’ daar een uitzondering op te maken: dit is een liedje met een intro en slot. Dit nummer roept zelfs vergelijkingen op met U2.

Deze vooruitstrevende band heeft gekozen voor de USB-stick om haar muziek op vast te leggen. Dat scheelt meteen rippen om het op een muziekdrager te zetten. Ze leveren zowel een lage resolutie MP3 aan als de WAV-bestanden. Dus voor de audiofreak is er werk aan de winkel om een en ander om te zetten naar het formaat waarin je het liefst naar muziek luistert.

Het album sluit af met ”78′ dat opent met stevige elektronische geluiden, die ons doen denken aan Pink Floyd uit de tijd voor The Wall. De zeven minuten die volgen zijn net zo spannend als de rest van deze EP. Subimago heeft met deze EP het zaadje gepland om verder te groeien en ons te doen uitkijken naar een volledig album.

 

 

De traditionele weg: Dennis Benedict

Er zijn nog steeds veel bandjes en singer-songwriters die via de traditionele weg hun succes beproeven. Na de voorprogramma’s gaan ze mee met gevestigde artiesten op tournee. Zo is Dennis Benedict vaak te zien in voorprogramma’s en hoorden we deze artiest zeker een tweetal keren alleen of als duo met gitarist Frits Appel. De laatste maal zagen we hem optreden als voorprogramma van zijn stadsgenoten uit Oss In My Tree. Hoewel dat optreden niet de zuigkracht uitoefende die deze EP met zich meedraagt, maakte Benedict ondergetekende toch al nieuwsgierig.

De aantrekkingskracht wordt al opgebouwd door het fraaie hoesje waarin Salvation is gestoken. Het toont een prachtig zwart-wit beeld van een stuurs kijkende Benedict, die de avances van een naakt op de rug gekeken dame lijkt te weerstaan.

Eenmaal in de cd-speler ontpopt Dennis Benedict zich als een heel fijn in het gehoor liggende artiest met een stevig bandgeluid in plaats van singer-songwriter geluid. Het openingsnummer ‘Lucky Day’ zou het met wat airplay op de vaderlandse radio best kunnen brengen tot de hit-status. Maar ja, dan moet iemand ze daar in Hilversum er wel attent op maken. De vier composities op deze debuut-EP doen geen van allen voor elkaar onder. Dennis Benedict is een fijne pop-rockband op de plaat.