Boeken / Fictie

De vorming van een groot schrijver

recensie: Truman Capote - Waar de wereld begint

Truman Capote (1924 – 1984) besloot op zijn negende of tiende om schrijver te worden. Vanaf dat moment was hij iedere middag achter zijn typemachine te vinden. Daar schreef hij korte verhalen en probeersels, die recent ontdekt en gebundeld zijn. Een prachtig document van een schrijver in ontwikkeling.

De Zwitserse journalist Anuschka Roshan reisde samen met haar man, Peter Haag, naar de New York Public Library om in het archief van een van Amerika’s grootste schrijvers te duiken. Daar stuitte het tweetal op 39 ongeordende kartonnen dozen, vol handgeschreven notities en typoscripten. Uit die vondst stelden ze het boekje Waar de wereld begint samen. Vijftien korte verhalen waarin mooi te zien is hoe Capotes schrijverschap zich in zijn jonge jaren ontwikkelt.

Onheilspellende sfeer

Wat opvalt bij zijn eerste korte verhalen, die Capote vermoedelijk rond zijn veertiende schreef, is de volwassen aanpak, zijn durf en onmiskenbare talent. Waar jonge schrijvers in hun eerste creaties nogal eens de neiging hebben te veel te willen verklaren, bang zijn dat de lezer hen niet begrijpt, lijkt Capote juist te beseffen dat het verhaal tussen de regels het meest intrigeert. Hij heeft het lef om ruimten te laten ontstaan, waardoor zijn vertellingen een mysterieuze, veelal onheilspellende sfeer herbergen. Al zijn veel verhalen nog zo kort, Capote weet in een paar zinnen een wereld op te roepen, personages te scheppen waarover je een boek van 350 pagina’s zou kunnen schrijven.

Heel gelukkig

Capotes voorliefde voor buitenbeentjes, waar hij zelf een extreem voorbeeld van was, is ook in dit vroege werk al volop aanwezig. Mensen die ondanks hun armoedige leven, hun weinig belovende vooruitzichten, over een bezit beschikken dat geen mens ze af kan pakken: een enorme levenslust. Zoals in het titelverhaal Waar de wereld begint waarin Sally, een eenling op school, in het klaslokaal droomt van toekomstige roem. Wanneer haar docente wiskunde haar op het matje roept, smijt ze haar boeken op haar bureau en rent de wereld in. De laatste zinnen zijn prachtig en raadselachtig:

Ineens lachte Sally. Miss Carter en de X’en en de getallen leken heel ver weg. Ze was heel gelukkig hier, met de wind in haar haren en de dood om de hoek.

Probeersels

In de loop van de bundel experimenteert Capote steeds meer met verschillende vertelperspectieven, continuïteit, niet-chronologische structuren. Hoewel het niveau hoog blijft, is goed te zien wat de jonge schrijver tracht onder de knie probeerde te krijgen. Zijn palet van mogelijkheden breidt zich langzaam uit. Dit zijn de verhalen die te typeren zijn als ‘probeersels’. Een beetje oneerbiedige term, maar het zijn juist deze verhalen die (met name voor Capote-liefhebbers) zo interessant zijn. Waar de wereld begint is te lezen als een vermakelijke verhalenbundel, maar vergeet ondertussen niet te genieten van de ontwikkelingsgang, de ontplooiing van een heel oorspronkelijk talent.

Hyena Stomp, Frank Stella, Kunstwerk
Muziek / Achtergrond
special: Het ervaren van oneindigheid
Hyena Stomp, Frank Stella, Kunstwerk

Muziek als object

In het artikel Art and Objecthood (1967) bekritiseert Michael Fried het idee dat minimalistische kunst – hij noemt het ‘literalist art’- een echte kunstvorm is. Wat kan dan gedefinieerd worden als ‘literalist art’?

Volgens muziekhistoricus en -criticus Richard Taruskin was minimalistische kunst oorspronkelijk een reactie op de complexe, dichte, onregelmatige en expressieve intensiteit van het naoorlogse expressionisme, dat doordachte interpretatie vereiste. Daarom werden korte, simpele muziekstukken gecomponeerd die vaak repetitieve patronen bevatten van simpele elementen. Minimalistische schilderkunst kenmerkte zich door het veelvuldige gebruik van rechte lijnen en stroken van heldere kleuren (zoals bij werk van Mondriaan, of Frank Stella’s Hyena Stomp, hierboven). Kunst moest begrepen worden als spel tussen vorm en kleuren, niet als een expressie van gevoelens. Wat muziek betreft: Minimalistische componisten kozen ervoor om de hoeveelheid materiaal tot een minimum te beperken, in plaats van de luisteraar te overdonderen met onbekend materiaal en snel veranderende muzikale landschappen. Bovendien werd het tempo van muzikale verandering dramatisch gereduceerd, zodat de luisteraars zich konden focussen op de veranderingen die zich wel voordeden.

Kubus, David Smith, kunstwerk

David Smith, Kubus

Veel critici waarderen minimalistische muziek niet vanwege de herhalingen, herhalingen en herhalingen. De ontwikkeling van variaties door trage veranderingen, kan tot zeeeer laaaange muziekstukken leiden en kan daarmee een gevoel van oneindigheid oproepen. Een kunstwerk, in dit geval een muziekstuk, wordt daarmee onuitputtelijk: het voelt alsof het einde nooit in zicht komt. Het ervaren van oneindigheid is een van de belangrijkste kenmerken van ‘literalist art’, hoewel dit op het eerste gezicht contra-intuïtief lijkt. De duur van een objectervaring is uiteraard tijdelijk, omdat het object bestaat op een bepaalde plaats en in een bepaalde ruimte. Bij het aanschouwen van zo’n object krijgen we het gevoel van oneindigheid en onmeetbaarheid. (Fried noemt in zijn artikel het voorbeeld van de kubusbeelden door David Smith en Anthony Caro, zie afbeeldingen).

Minimalistische muziek

Kunstwerk, Cube, Anthony Caro

Anthony Caro, Cube

Hoe zijn Frieds veronderstellingen specifiek toe te passen op minimalistische muziek? Als voorbeeld kunnen we Terry Riley’s In C (1964) nemen. Elk instrument speelt dezelfde partij, waardoor het muziekstuk unisono begint met een begeleidende piano als metronoom. Het muziekstuk bestaat uit 53 korte frases en elke muzikant mag voor zichzelf kiezen hoe vaak een frase wordt gespeeld. Na tien minuten spelen de muzikanten niet meer synchroon en klinkt alles door elkaar heen, ondanks dat iedereen nog steeds dezelfde frases speelt. Als je goed luistert, hoor je nog steeds kleine veranderingen. Juist deze kleine veranderingen zijn de sleutel in de luisterervaring. Zij maken de ervaring echt en creëren theatraliteit (‘theatricality’).

Er moet hierin wel een onderscheid gemaakt worden tussen geluid als object en een muziekstuk als object. We kunnen Frieds gedachten over driedimensionaliteit en ruimte gebruiken als we over geluid discussiëren, maar als we ons op muziek focussen zijn deze termen nagenoeg niet toepasbaar. Noties over volmaaktheid, leegheid en vorm (in de breedtste zin van het woord) zijn veel beter geschikt. De vorm in het bovenstaande voorbeeld is juist die structuur van langzame, uniforme verandering. Op een zekere manier draagt de voorspelbaarheid van het minimalistische muziekstuk bij aan de volmaaktheid van het kunstwerk. Al luisterend hoeven we niet elk nieuw aspect als nieuwe ontwikkeling te zien, maar juist als een ander perspectief van waaruit we het object kunnen bekijken. De volmaaktheid van het muziekstuk komt voort uit het langzaam één worden van de verschillende onderdelen.

Volgens componist Kyle Gann was de komst van de minimalistische stijl voorspelbaar, omdat de ontwikkeling van het modernisme complexiteit tot een onoverbrugbaar extreem had gedreven, waardoor een verschuiving naar simpelheid onvermijdelijk was. Zoals ik heb laten zien kan de luisterervaring van muziek er een zijn van oneeeeeeindigheid. De muziek klinkt echter niet zo simpel als zij is door het proces van fraseverschuivingen die de ervaring blijven aansturen, net zoals een cirkelredenering werkt, omdat een cirkelredenering zo werkt.

Bronnen:

Taruskin, Richard. “Minimalism and Postminimalism” A History of Western Music, Eight Edition. New York/London: W.W. Norton & Company, 2010. 969-975.

Fried, Michael. “Art and Objecthood,” Art and Objecthood: Essays and Reviews. Chicago: University of Chicago Press, 1998. 148-172.

Gann, Kyle (2003), Making Marx in the Music: A HyperHistory of New Music and Politics. Web. 5 March 2013.

Riley, Terry. In C. 1964.

Film / Reportage
special: IFFR 2016

IFFR 2016: wat waren de hoogtepunten?

Afwezige regisseurs, te veel voorpremières, te weinig verrassende primeurs: terechte klachten over het 45e IFFR. De volgende films hebben een lang traject op het internationale festivalcircuit op zitten en waren dit jaar hoogtepunten van het International Film Festival Rotterdam. Helaas zullen ze waarschijnlijk niet meer in Nederland te zien zijn.

Kaili Blues

Kaili Blues

Als je Kaili Blues (Lu bian ye can, 2015) googelt, wordt je direct voorzien van de plot: een man gaat in een subtropisch deel van China op zoek naar zijn neefje. Dat is inderdaad wat er gebeurt, maar het is tegelijkertijd het minst relevante en interessante in de film, die gaat over de werkingen van het verstand en het onderbewustzijn en zijn thema’s op een intelligente en overweldigende manier cinematografisch verwerkt. Wanneer heb je voor het laatst een technische tour de force gezien die werkelijk betekenis had voor de film? Als de hoofdpersoon in Kaili Blues zijn woonplaats verlaat op zoek naar zijn neefje, strandt hij na verloop van tijd in een dorpje, waar hij dingen meemaakt die het logische verloop van het verhaal verstoren. Zo vormt zich een soort droomwerkelijkheid die concurreert met de werkelijkheid die eerder werd getoond. Dit deel van de film is ogenschijnlijk opgenomen in één ononderbroken dynamische take van ongeveer drie kwartier. Dat is op zich al erg indrukwekkend voor een film die duidelijk voor weinig geld is gemaakt, maar de take is ook onlosmakelijk onderdeel van de structuur van de film. Wat volgens de logica van de film eigenlijk niet ‘echt’ kan zijn, wordt door de vorm geforceerd als werkelijkheid gepresenteerd. De film is overigens in zijn geheel prachtig gefilmd in een deel van China (de zuidwestelijke provincie Guizhou) dat zelden of nooit in films fungeert. Kaili Blues was daarmee een van de heel weinige films op het IFFR die je op meerdere manieren dingen laat zien die je nog niet eerder hebt gezien. Regisseur Bi Gan is nog maar halverwege de twintig en werkt in een klimaat waar de overheid op het moment onafhankelijk film maken actief ontmoedigt, wat zijn prestaties nog indrukwekkender maakt.

Alone

Alone

Ook dromerig, ook een mooi voorbeeld van creativiteit met weinig middelen, en bijna even origineel was het Koreaanse Alone (Hong-min Park, 2015). Die film lijkt aanvankelijk een voortdurende reeks slecht aflopende dromen waarin de hoofdpersoon verkeert. De locatie van een groot deel van de scènes is een halfvervallen complex van nauwe steegjes, huisjes en trappen dat tegen een steile heuvel is gebouwd—een claustrofobisch labyrint dat steeds meer overlapt met de geestestoestand van de dromer. De film begint razend spannend met een flagrant citaat uit Rear Window, maar neemt al gauw een beklemmende existentiële dimensie aan naarmate de betekenis van de nachtmerries duidelijk wordt.

Joko Anwars A Copy Of My Mind (2015) is een Indonesische variant op de Amerikaanse conspiracy thrillers uit de jaren 1970, maar dan een die geen enkele poging doet om de stijl en sfeer van Pakula’s en Pollacks werk te kopiëren en een opvallend originele draai aan het genre geeft. De hoofdpersonen zijn een schoonheidsspecialiste en de jongen die de clandestiene dvd’s die zij koopt van Indonesische ondertitels voorziet. Door eerst uitgebreid de tijd te nemen om de romance tussen het tweetal geloofwaardig en interessant te maken, wordt de film tergend spannend wanneer ze ongewild betrokken raken bij een corruptieschandaal. De politieke intrige is serieus (het schandaal is op feiten gebaseerd), maar de romantiek ook, iets waar weinig regisseurs voor zouden durven kiezen. Bovendien blijft dit de regisseur van Forbidden Door (Pintu terlarang, in 2009 in Rotterdam), dus zijn er ook vleugjes seksuele perversiteit, gitzwarte humor en sporadische doses gruwelijk geweld. Na de teleurstelling van Modus Anomali (2012) bevestigt deze film dat Joko Anwar een unieke regisseur en een wereldtalent is.

Three Stories of Love

Three Stories of Love

Ryosuke Hashiguchi’s Three Stories Of Love (Koibitotachi, 2015) vertelt drie zeer losjes verbonden verhalen over de liefde, met als hoofdpersonen een weduwnaar, een huisvrouw en een advocaat, maar doet dat op een manier die in niets lijkt op wat we gewend zijn van westerse mozaïekfilms. De film is namelijk volledig vrij van pretenties en vals sentiment, en heeft werkelijk iets te zeggen over de manier waarop mensen met problemen en verdriet omgaan. Bovendien is de toon even vaak komisch als treurig. De hoofdpersonen worden gespeeld door amateurs, die door Hashiguchi (sinds Hush! van 2001 uit het oog van de Nederlandse distributeurs verdwenen) van tevoren in een workshop werden gecoacht. Ze acteren uitmuntend en spelen alle drie in een emotionele climax geloofwaardiger dan menig professioneel zou kunnen. Als Three Stories Of Love in Frankrijk was gemaakt, zou het een filmhuishit worden. Het feit dat hij uit Japan komt, betekent dat hij überhaupt niet zal gaan draaien.

Muziek / Concert

Memorabel

recensie: Colin Blunstone @ De Blauwe Kei Veghel, 11 februari 2016

Colin Blunstone viert zijn ruim vijftigjarig jubileum als “recording artist” met een tournee waarbij hij put uit zijn rijke verleden als artiest. Een dwarsdoorsnede uit zijn solowerk en werk met anderen is dan ook het menu dat hij ons voorschotelt.

De inmiddels zeventigjarige Blunstone debuteerde als tiener in The Zombies, waarmee hij hits scoorde als als ‘She’s Not There’ en ‘Time Of The Season’. Die oude nummers passeren ook vanavond de revue en ‘She’s Not There’ wordt door Blunstone aangekondigd als het nummer dat zijn leven totaal veranderde; het nummer dat van hem een rockster maakte.

Authentieke verhalen

Zoals aangekondigd door Theater De Blauwe Kei zal de avond uit twee sets bestaan. De grote zaal is voor tweederde gevuld met Blunstone-fans. Hun gemiddelde leeftijd is redelijk hoog, wat niet raar is als je kijkt hoe lang de legende al in het vak zit, maar er lopen toch ook wat jongere fans rond.
De eerste set gaat stevig van start. Even wordt de gitarist geplaagd door het te lage volume van zijn instrument in de mix en Blunstone moet even wennen aan de afstand die hij tot de microfoon moet houden. Maar als we ‘I Don’t Believe In Miracles’ hebben gehoord, waarin Blunstone ook feilloos de hoge noten weet te pakken, kunnen de rillingen op rug en hals niet worden onderdrukt. Ja, Colin Blunstone kan het nog steeds! Drie jaar geleden mochten we hem ook nog aanschouwen en we kunnen constateren dat hij vandaag beter bij stem is dan toen.
Sommige liedjes krijgen vandaag een authentiek verhaal mee. Zo ook ‘Wild Places’, een nummer van Duncan Browne, waarvan Blunstone een versie van opnam voor zijn nieuwste soloalbum. Op achttienjarige leeftijd had hij de liedjesschrijver ontmoet, toen deze gitaar speelde in zijn kleedkamer in Berlijn. Blunstone hoorde dit vanaf de gang, maar hij moest bijna een hele fles whisky drinken voordat hij aan durfde te kloppen om Browne te complimenteren met zijn prachtige spel. Als een ode aan dat moment en aan Browne zelf heeft Blunstone dit nummer opgenomen.

Ademloos luisteren

Het mooiste moment van de eerste set is het met louter pianobegeleiding gezongen ‘Though You Are Far Away’, waarin we niet alleen tot rust komen maar ook Blunstone in al zijn essentie kwetsbaar horen zijn. Ook de tweede set bevat zo’n moment: hij opent met een drieluik dat hij vaker aan elkaar zingt en dat nu opnieuw voor kippenvel zorgt. ‘Wonderful’, ‘Beginning’ en ‘Keep The Curtains Closed Today’ maken dat de zaal ademloos luistert om aan het eind in een daverend applaus uit te barsten. De meester laat hierbij even horen dat hij het nog steeds dat bijzondere hese en hoge in zijn stem optimaal kan benutten!
Zijn band staat hem daar waar nodig prima terzijde, waarbij een glansrol vervuld wordt door de gitarist Mnola, die werkelijk virtuoos de snaren beroert. Zowel op elektrische als akoestische gitaren speelt hij gevoelige solo’s, die niet alleen de zaal ontroeren: ook Blunstone zelf geniet zichtbaar van het uitmuntende spel van zijn begeleider.
Aan het einde van de show worden we nog getrakteerd op een aantal grote hits uit zijn lange carrière, waarna Blunstone en zijn band het applaus in ontvangst nemen. Ze worden door de zaalhost gefêteerd met een flesje wijn. Blunstone reageert dankbaar, maar laat zich ook ontvallen dat het natuurlijk gevaarlijk is om wijn te geven aan iemand die in de jaren zeventig bekend stond om zijn excessieve wijngebruik.
Tijdens de toegift ‘Ennismore’ gebruikt hij de gekregen fles wijn om zijn tekst te ondersteunen, waar het drinken van een glaasje wijn in voorkomt. Blunstone laat met zijn band opnieuw een onuitwisbare herinnering achter met deze memorabele avond!

Così fan tutte
Muziek / Concert

Veel pretenties, weinig inhoud

recensie: Così fan tutte @ Theater Carré, Amsterdam
Così fan tutte

Mozarts Cosi fan tutte, uitgevoerd door de Nederlandse Reisopera in het Theater Carré, is verre van speels. Xander Straats regie heeft veel pretenties die weinig inhoud en een statisch beeld leveren. De vaart van deze opera giocoso blijft in de muziek zelf en in de formidabele stemmen van de jonge solisten.

Cosi fan tutte, of anders De school voor geliefden, refereert vier uur lang aan de onbetrouwbaarheid van vrouwen in de liefde. Het simpele verhaal speelt zich af tussen twee zussen Fiordiligi en Dorabella en hun verloofden Guglielmo en Ferrando, die door de ervaren Don Alfonso tegen elkaar uitgespeeld worden: hij gelooft niet in de trouwe liefde van de zussen.

Wedstrijd
Don Alfonso daagt zijn vrienden uit en een wedstrijd volgt. De verloofden geven voor naar het leger te gaan, maar in werkelijkheid verkleden ze zich als Albaniërs en brengen hun eigen vrouwen in verzoeking. Vanaf dat moment draait het verhaal om de kunst van de verleiding. De luisteraar wordt heen en weer geslingerd tussen instinct, hartstocht en zelfbeheersing. Wanneer de mannen bijna triomfantelijk het gevoel krijgen dat ze gewonnen hebben, bezwijken de vrouwen en krijgt Don Alfonso gelijk.

Regie
Helaas worden de muzikale knipoogjes niet door het decor gedragen en de regie van Straat komt bleek over. Bang om oubollig over te komen – en misschien ook vanwege de beperkte financiële middelen – kiest hij voor abstracte beelden die te ver van het verhaal staan. Piepschuim, glazen bollen en touwtjes missen de finesse van de muziek. Straat begint de voorstelling met een spreker die zich als Mozart voordoet en hoewel het een leuke vondst blijft, wordt te opzettelijk verklapt wat de intentie van de regisseur is.

Het concept van een open spel, wat de regisseur op zijn beurt in het programmaboekje suggereert, is in niet één interactie of handeling van de solisten terug te vinden. Jammer dat de speelse wedstrijd zonder consequenties de scherpte van het detail mist.

Cast
Het fijne is wel in het ensemble te vinden. De Canadese Shantelle Przybylo, sopraan creëert de meest geloofwaardige Fiordiligi doordat ze niet alleen met haar indrukwekkende stem verleidt, maar ook met haar acteerkunsten. Naast haar is Anna Traub, mezzosopraan, als Dorabella de tweede ster van de avond. De aria ‘Un aura amorosa’ weet de jonge Russische tenor Yaroslav Abaimov met alle muzikale subtiliteit over te brengen.

Ook Nina Leiderman vertolkt de vileine Despina met veel speelsheid, samen met Robert Davies, bariton als Don Alfonso. En last but not least kan ook over Nicholas Crawley, bariton, alleen het beste gezegd worden.

Dirigent Arnaud Oosterbaan laat soms Het Orkest van het Oosten te veel struikelen doordat hij voor te energieke tempi gekozen heeft, wat voor veel vaart maar minder kwaliteit zorgt. Toch komt Mozarts muziek tot zijn recht, zodat een bezoek tijdens een van de volgende elf voorstellingen de moeite waard is.

Theater / Reportage
special: Leids Cabaret Festival kiest met Martijn Kardol voor veilige winnaar

Leids Cabaret Festival 2016

Een sterk liedje, goede timing en onderhoudende stiltes had Martijn Kardol (1990) nodig om zich tot winnaar te mogen kronen van de 38ste editie van het Leids Cabaret Festival. Al was het nipt; de jury gaf toe dat het om een ‘fotofinish’ ging. Toch ging ook de publieksprijs naar Kardol. Erg overtuigend was het echter allemaal niet.

Twee solisten en een duo, dat waren de finalisten tijdens deze editie van het prestigieuze Leids Cabaret Festival. Als eerste mocht Marco Horta Lopes, een oud-student van de Koningstheateracademie in Den Bosch, die inzette op ‘hoe goed we het hebben’. Er zit geen vleugje cynisme in de toon van Lopes; hij meent het écht. Ook met hemzelf gaat het goed, ook al wordt hij enkele malen afgewezen of wordt hij voor Turk uitgemaakt (Lopes is Portugees). Het lijkt hem allemaal niet te deren. De vrolijke dansjes en positiviteit ten spijt, Lopes houdt het klein en persoonlijk en daarmee doet hij zichzelf tekort. Zijn egocabaret nodigt nog te weinig uit om uitgedaagd te worden, al is dit wellicht een kwestie van bijschaven en lef tonen.

Als tweede mochten Joosen en De Jager het proberen. Een Rotterdams duo dat met een geweldig spektakel het gehele podium vult. Lekker veel energie, drukte, slapstick, muziek, een flitsend decor: heerlijk om naar te kijken. Hoewel ze met fraai verpakt engagement komen en wel degelijk wat te vertellen hebben, oogt het nog wat ongepolijst en verliest de zeggingskracht het van de snelle schakelingen. Zo hebben ze meerdere sketches, waaronder het gebruik van drive-bestanden, het gebrek aan protest en een banenshow op televisie. Dit soort jongens mogen vaker de theaters bestormen. Het is fris en ongedwongen en had op basis van hun gedurfde experiment en potentie best tot winnaar mogen worden uitgeroepen. Hopelijk gaan we ze nog vaker zien, los van de finalistentour.

Dan de uiteindelijke winnaar: Martijn Kardol. Hij won al eerder het Groninger Studenten Cabaret Festival en de publieksprijs van het Griffioen/Zuidplein, dit keer dus een dubbelslag in Leiden. ‘Sis is my moment soe shine’, zei hij met veel gevoel voor spraakgebrek. Zijn programma is gebaseerd op zijn ambitie om musicalster te worden, of specifieker: Tony Manero. Ondertussen moet hij zich verantwoorden voor de keuzes die hij maakt. Zo wil Kardol geenszins lastiggevallen worden door wervers van goede doelen (en komt hij met creatieve oplossingen), moet hij zijn auditie bekopen met een pijnlijke spagaat en wordt hij telkens afgewezen door het meisje van zijn dromen. Kardol zingt er hartstochtelijk over, terwijl hij de grootste moeite heeft om als held op het podium te staan. Dat is zijn intentie dan ook niet; de stiltes die hij laat vallen, laten alle ongemakkelijkheid door de zaal vloeien. Maar grandioos of geweldig is het niet; het is een wat braaf, klassiek programma, met een typisch cabareteske uitvoering van subtiele grapjes en liedjes. Daarmee kiest de jury voor een winnaar die weliswaar het meest ‘allround’ is, maar niet de spannendste.

toren, Britse vlag, telefooncel
Boeken / Non-fictie

Een tragikomisch portret

recensie: Bill Bryson - De weg naar Little Dribbling. Een reis door Groot-Brittannië
toren, Britse vlag, telefooncel

Ruim twintig jaar na het verschijnen van Een klein eiland, waarin de geboren Amerikaan Bill Bryson Groot-Brittannië ontdekt, maakt hij in De weg naar Little Dribbling opnieuw een reis door het land dat hem op alle vlakken blijft verbazen.

Bryson woont al vele jaren in Engeland en herinnert zich hoe hij als piepjonge twintiger voor het eerst het eiland bezocht.  In die tijd, zegt de inmiddels 64-jarige schrijver, kwam alles wat de moeite waard was daarvandaan. Bryson somt een hele lijst op, van The Beatles tot Elizabeth Taylors liefdesleven. Nu, ouder en sinds kort officieel Brits staatsburger, trekt hij de conclusie in een land te wonen dat hij domweg niet meer herkent:

Het is een oord met heel veel beroemdheden van wie ik de namen niet ken en de talenten niet kan onderscheiden, een land met acroniemen als BFF, TMI of TOWIE die me moeten worden uitgelegd (…), en met veel mensen die een ander soort werkelijkheid lijken te ervaren dan de werkelijkheid die ik ken.

De Bryson-lijn

Bryson reist in De weg naar Little Dribbling langs zijn eigenhandig uitgestippelde Bryson-lijn, die begint in Bognor Regis en eindigt in het noordelijke Cape Wrath. De Bryson-lijn ontstaat wanneer hij wil weten hoe je het verst in een rechte lijn door het land kan trekken, zonder zout water over te steken. Niet dat Bryson zich wanhopig aan zijn ontdekking vastklampt, hij benut haar als een baken dat hem de weg wijst.

Veelal wandelend verkent Bryson het land waar hij zo verknocht aan is. Onderweg dist hij legio feitjes en anekdoten op en komt in situaties terecht waar alleen hij in verzeild kan raken. Zo beschrijft Bryson al op de eerste pagina hoe hij een slagboom op zijn kop kreeg. Ook heel erg grappig zijn de fictieve gesprekjes die hij voert met chagrijnige winkelbedienden of onwillige pubeigenaren. Bryson mag dan van oorsprong Amerikaan zijn, zijn gevoel voor humor is, naast fantastisch, zonder meer Brits.

Karakter

Hoewel je op iedere pagina de kans loopt in een onstuitbare lachbui te belanden, zit er ook een serieuze ondertoon in het boek. Bryson blikt terug op zijn leven, op zijn aankomst in het prachtige land dat hij aan de andere kant van de oceaan vond. Daarbij vraagt hij zich geregeld af waarom al het goede, het mooie vaak niet bewaard kan worden. Zo neemt hij lelijke bushokjes om het algemeen verval mee aan te duiden. Waarom moeten die dingen zo afzichtelijk zijn? Waar is het karakteristieke Groot-Brittannië gebleven? Dingen die niet altijd even efficiënt of zinvol waren, maar die het leven wel een zekere kleur gaven. Hij ziet ze beetje bij beetje verdwijnen.

Hernieuwde kennismaking

Het is deze mengeling van humor en melancholie – en Brysons grote schrijftalent – die De weg naar Little Dribbling (overigens geen echt bestaande plaats) tot een heel fijne leeservaring maakt. Bryson neemt je mee op reis, niet op een afstandelijke manier vanaf de achterbank (en verder je mond houden!), maar juist op een heel persoonlijke manier. Hij beleeft een hernieuwde kennismaking met zijn land, met al het moois én met al het lelijks. Hij vertelt openhartig over het ouder worden en de slijtage waaraan zowel Groot-Brittannië als zijn eigen lichaam onderhevig is. Dit alles op ontzettend humoristische wijze, maar het zou zonde om die serieuze bijklank te missen. Want schuilt er in ieder grapje geen kern van waarheid?

De Joodse bruidjes
Theater / Voorstelling

Net iets te klein

recensie: Stichting Goppe - De Joodse bruidjes
De Joodse bruidjes

Door de eenvoud en het gebrek aan grote gebaren is De Joodse bruidjes intiem en toegankelijk voor een groot publiek. Door deze kleine aanpak verliest de voorstelling over leven met oorlogsherinneringen echter wel aan impact.

De Joodse bruidjesDe Joodse bruidjes, een vertelling van schrijfster Mieke van Zeben, is een kraakheldere combinatie van Zebens eigen familiegeschiedenis, ingezonden verhalen en fictieve elementen. Twee Joodse bejaarde vrouwen, Edith (Rick Nicolet) en Mirjam (Diana Dobbelman), zijn tot elkaar veroordeeld in een verzorgingstehuis. De eerstgenoemde hoopt binnen twee weken weer naar huis te mogen, de ander lijkt te berusten in het idee dat deze plek haar laatste bestemming is. Het tweetal wordt hier bijgestaan door de verpleger Matthias (Martin Willem van Duijn), wiens Duitse afkomst de spinnige Edith een doorn in het oog is. Om de tijd te doden kijken ze televisie en praten ze over vroeger. Mirjam heeft namelijk steeds vaker angstdromen over haar transport van Westerbork naar Auschwitz. Edith zat juist de hele oorlog ondergedoken op een zolder, met als enig bezoek de man die haar uiteindelijk bezwangerde. Soms lijkt de uitwisseling van verhalen net een spel over wie het meeste heeft geleden, maar duidelijk is dat het oorlogsverleden diepe groeven heeft achtergelaten.

Efficiënt

Hoewel de voorstelling ietwat kluchtig begint – vooral het gekat van Edith richting Matthias doet soms stereotiep aan – ontwikkelt zij zich tot een bescheiden en intiem drama. De voorstelling werkt omdat alles uiterst klein is gehouden, zonder dat het gestileerd wordt. Het decor bestaat uit twee verzorgingstehuisbedden en een stoel, de handelingen zijn beperkt en de dialogen zijn niet gericht op effectbejag. Met deze economische benadering vermijdt regisseur Jori Hermsen overdadige sentimentaliteit (op een enkel mineurarpeggiootje op de piano na) en verwordt De Joodse Bruidjes niet tot Holo-kitsch.

Grote lijnen

De Joodse bruidjesEr kleeft echter ook een nadeel aan de voorzichtige aanpak. Mieke van Zeben heeft zichzelf als doel gesteld de oorlog ten herdenken aan de hand van persoonlijke verhalen en ze heeft het publiek gevraagd om oorlogsherinneringen in te sturen (‘betaal met je verhaal’). Misschien komt het juist omdat er uit zo veel verschillende bronnen is geput, maar de herinneringen van Mirjam en Edith blijven te veel aan de oppervlakte. Het zijn plotbeschrijvingen, met nog te weinig oog voor de details die zulke verhalen juist levendiger kunnen maken. Doordat het drama in de voorstelling wat voortkabbelt, is het tragische einde niet zo invoelbaar als had gekund. De grootste kracht van de voorstelling is tevens haar manco: door de grote eenvoud blijft De Joodse Bruidjes gespaard van dweepzucht, maar wordt het ook nooit echt indringend.

Idan Raichel Project
Muziek / Album

Betoverd en Ontroerd

recensie: Idan Raichel – At The Edge Of The Beginning
Idan Raichel Project

Idan Raichel is in Israël een superster. Met zijn nieuwste album laat hij even zijn vijfennegentigkoppige begeleidings band achter zich. Hij trok zich terug om een zeer intiem album te maken op de plek waar het allemaal voor hem begon: de kelder van zijn ouderlijk huis.

In 2002 debuteerde Idan Raichel met zijn Idan Raichel Project in Israël. Na het verschijnen van zijn tweede album was zijn populariteit zo gegroeid dat het in 2006 tijd werd voor een internationale release. De compilatie uit dat jaar onder de titel The Idan Raichel Project is een verzameling van zijn in Israël verschenen werk. In 2013 volgde Quarter To Six. Na tien jaar in de schijnwerpers was het tijd voor reflectie voor Raichel en tevens tijd om een gezin te stichten, dat inmiddels twee dochters telt.

 

Zanglijnen die omarmen

In de kelder van zijn ouderlijk huis zette Raichel ooit de eerste stappen in het maken van muziek. Hij koos die ruimte om zijn nieuwste album te schrijven en op te nemen. Op At The Edge Of The Beginning horen we bijna alleen Raichel zelf die muziek maakt. Slechts in een paar gevallen wordt de cocon geopend en wordt er iemand toegevoegd aan dit unieke en vooral intieme project.

Het album opent met een instrumentaal stuk. Idan Raichel speelt piano met subtiele strijkersbegeleiding op ‘Le’ Chakot (The Wait)’. Het is een mooie opmaat naar de teksten, omdat we al in de stemming zijn, waarin hij verhaalt over zichzelf en zijn familie. De teksten zijn gezongen in zijn moedertaal, maar een Engelse vertaling is beschikbaar. Al kunnen we de teksten niet doorgronden, we horen oorstrelende muziek en zanglijnen, die je als muziekliefhebber duidelijk maken dat het hier om warmte en intimiteit draait. Raichel weet te raken, ook zonder hulp van de teksten.

Luister naar de zanglijnen die je omarmen in ‘Ha’Yad Ha’Chama (The Warm Hand)’. Raichel vertelt hier hoe hij de aanvang van zijn retraite heeft ervaren als een terugkeer naar een vervallen en verlaten plek, die toch nog steeds als een warm thuis voelt.

 

Gasten in de eenzaamheid

In het negende nummer van het album komen we een gast tegen, Dana Zalah, die de eenzaamheid van Raichel even doorbreekt om haar stem te lenen aan het mooie ‘Ga’agua (Longing)’ en daarmee de compositie naar een machtige hoogte weet te tillen. Als we daar eenmaal in de vertaling hebben gekeken, horen we de pijn van het verlangen die Raichel gevoeld moet hebben. Opgekomen na het besef wat hem weg hield van aardse- en familiezaken gedurende zijn tien jaar in de schijnwerpers, in de drukte. Dat alles beseft hij pas ten volle nu hij eenmaal de rust hervindt en weer landt in zijn oude wereld.

De tweede gast die we horen is de Marokkaan Hassan Hakmoun, die op ‘Be’Chamesh Shniyot (In Five Seconds)’ te horen is met zijn typische bas-instrument: de sintir, dat overigens origineel uit Ghana afkomstig is. Hij neemt niet zoals Zalah een hoofdrol maar een bijrol naast Raichel.

Zelfs wie oppervlakkig luistert naar dit bijzondere album zal snel naar binnen gezogen worden in de wereld van Idan Raichel. Ook zonder te begrijpen waar de teksten over gaan, is het gevoel van deze muziek direct goed. Wie de moeite neemt om te graven in de teksten onder het luisteren naar de Israëlische zang, zal zich betoverd en ontroerd voelen worden: betoverd door de muziek en ontroerd door de zielenroerselen van de mens achter de wereldster Raichel!

 

Live in Nederland:

21 februari, Melkweg Amsterdam

 

 

Schuld Nieuw West
Boeken / Fictie

Het drijfzand van Nieuw-West

recensie: Walter van den Berg - Schuld
Schuld Nieuw West

In zijn eerste roman voor uitgeverij Das Mag confronteert Walter van den Berg de lezer met personages die boven hun bedroevende leefmilieu proberen uit te stijgen, maar telkens weer ten prooi vallen aan de zuigkracht van het drijfzand dat Nieuw-West heet.

Net als zijn eerdere werken, waaronder De Hondenkoning (2004) en Van dode mannen win je niet (2013), speelt de roman van Van den Berg zich af in de volksbuurten en achterafwijken van Amsterdam. Zijn personages worstelen met gevoelens en emoties die ze zelf nauwelijks kunnen bevatten of waar ze überhaupt geen ruimte aan durven te geven. Er wordt gedacht in schulden en rechten, in vergeldingen en reddingspogingen.

De stijl van Van den Berg is heel direct. Het hier en daar beperkte taalinzicht van de personages is knap gecombineerd met literair interessante zinnen. De dialogen confronteren de lezer soms met de bekrompenheid van de hoofdpersonen, maar niet op een denigrerende manier. Van den Berg heeft de balans gevonden tussen het literaire en het representatieve.

Perspectieven op ellende

In Schuld staan zes personages centraal, die continu om elkaar heen draaien en in specifieke hoofdstukken hun perspectieven met de lezer delen. De jonge Kevin maakt gestolen laptops schoon voor de heler Witte Mo, die in feite Edwin heet, maar jaren geleden had besloten om te gaan slepen met zijn been en zich een Marokkaans accent aan te meten. Kevin studeert econometrie en lijkt zich via die weg te kunnen ontworstelen aan de ellende van zijn jeugd, maar hij vertoont een antifreudiaanse loyaliteit aan zijn vader Ron door diens schuld af te willen lossen bij dezelfde Mo.

Ron was vroeger een talentvolle voetballer en zanger, maar Nieuw-West heeft hem van zijn talenten en dromen beroofd. Zijn broer, Cor, heeft vwo gedaan en schrijft boeken, maar niet van het soort waar hij van kan leven. Het geheel aan perspectieven wordt gecompleteerd door marinier Marco en de mishandelde huisvrouw Sandra. Allemaal hebben ze financiële of emotionele schulden: ze zijn gevangen in een biotoop en veroordeeld tot elkaar.

Geen oordeel, maar begrip

Van den Berg geeft een inkijkje in de harde wereld van de autochtone onderklasse. Hij schrijft over én vanuit een bevolkingsgroep die normaliter niet aan bod komt in de hedendaagse literatuur. De wanhoop, de ellende, de verkeerde keuzes, de onwetendheid, het spat allemaal van de pagina’s af, maar Van den Berg oordeelt niet, hij creëert eerder begrip. Begrip voor de uitzichtloosheid, de armetierigheid en voor de dappere pogingen om daar aan te ontsnappen.

Ontsnappen moet daarbij niet te letterlijk worden genomen. Kevin is niet van plan om met zijn studie econometrie de wijde wereld in te trekken en Nieuw-West definitief vaarwel te zeggen. Hoe anders hij ook is dan de mensen in zijn buurt, het blijft toch zíjn buurt. En hoe stroef het contact ook loopt met zijn vader, het blijft toch zíjn vader. Geen enkele schuld zal daar wat aan veranderen. Het drijfzand heeft geen vat meer op Kevin, maar zijn omgeving blijft erin wegzakken.