Maarten Buser - André van Dijk
Boeken / Poezie

Three is a crowd

recensie: Maarten Buser - Club Brancuzzi
Maarten Buser - André van Dijk

Club Brancuzzi is het debuut van de jonge dichter Maarten Buser. Een bundel vol verwachting: drie tot elkaar veroordeelde hoofdpersonen voeren een meeslepend toneelstukje op. Wie krijgt wie is de vraag, terwijl de dichter zijn woorden hoopvol laat schuifelen op de dansvloer van de liefde.

In een minimale setting beschrijft Buser de aantrekking en afstoting tussen de kunstenaar Claude, zijn model Sybille en de ik-figuur die als verteller optreedt. De verstandhouding is tegelijk vriendschappelijk, vol wantrouwen en gepassioneerd. Claude is zelfverzekerd, staat stevig in de wereld en heeft ‘een rugzak vol greppels, die hij uitrolt op momenten dat het echt niet uitkomt’. Sybille is de femme fatale, de spil in deze drietrapsverhouding, die als een ongrijpbare ballerina om de beide mannen heen fladdert.

Lusteloos

Buser heeft zich voorgenomen een klein verhaal te vertellen, een verhaal in ongestructureerde verzen dat op een ontwapenende manier de bewegingen van jonge mensen beschrijft. Hij zit in het hoofd van de ik-figuur en ziet Sybille als ongenaakbare vrouw van zijn verlangens:

Er zijn meisjes die de kamer innemen door
er te zijn, maar nooit zoals Sybille dat doet

Elke keer dat ik haar zie zijn haar benen langer
geworden, en lijkt ze na een tijdje

een muizengat in de plint te zoeken

Op een terloopse manier, zoekend en aftastend, weet de dichter de situatie steeds verder te brengen. Dat bereikt hij vooral door effectief gebruik te maken van enjambement: de wat slepende gang van de afgebroken regels geven de opeenvolgende strofes een haast lusteloze sfeer. Ondertussen is de ik-figuur gespitst op Sybille, hij blijft observeren hoe zij zich manifesteert en vooral hoe zij zich tot Claude verhoudt. ‘Nu pas krijg ik door dat ik Sybille telkens het gesprek/ binnen heb laten marcheren (ze heeft benen als/ schaarbladen).’

Kapstok

Het is een klassieke ménage à trois die Buser ten tonele voert: de wat schuchtere beschouwer, die aanvankelijk als derde wiel aan de wagen hangt, weet zijn positie te versterken en zelfs de interesse van Sybille op te wekken:

Ze zegt: ‘Nu wil ik een keer met jou naar een feestje’,
buigt mijn arm om de hare erin te haken,

begint te lopen. Ik blijf achterom kijken
Claude schuift steeds verder weg

De verwachting wordt direct de kop ingedrukt als hij in het vers ‘Chez Claude’ ontdekt dat de wispelturige Sybille tegen de verwachting in de nacht bij Claude heeft doorgebracht: ‘mijn ogen haken zich vast aan zijn kapstok,/ met daaraan een damesjas, als een vuistslag’. Geen definitieve ontwikkeling, want even later ligt ze in het bed van de ik-figuur en brengt zijn hoofd weer op hol. Sybille is een vrouw die, zonder enige scrupules, haar aanbidders stuk voor stuk om de vingers windt.

Gepingpong

Maarten Buser vermengt in deze bundel het grote verlangen naar exclusieve liefde met een threesome van onzekere vriendschap. Hij tilt het basale smachten op en laat de verwachtingen fraai versmelten met telkens terugkerende religieuze verwijzingen. In ‘Dit lichaam’ wordt zelfs het kruishout als metafoor ter sprake gebracht, alsof de passie niet volstaat in een alledaags decor:

Ze laat me haar nek inspecteren
Er steekt een stukje hout uit
Ik plaats mijn vingers eromheen; ze rilt

als een beekje en de splinter komt los
Ik hou hem in mijn handen
alsof ik communie heb gedaan

De contradictie van het wereldse versus het geestelijke wordt al uitgeschreven met het motto op de eerste pagina: ‘Halle Berry or Hallelujah’. Deze line van rapper Kendrick Lamar – in zijn lied gevolgd door ‘Pick your poison tell me what you doin’ – werkt voor Buser als een doorlopende mantra. Hiermee zet hij het gepingpong tussen de zinderende hormonen van het drietal in woorden om. De uiteindelijke bestemming, hier verbeeld door de paradijselijke Club Brancuzzi, wordt echter nooit bereikt.

Met hier en daar wat al te opzichtige symboliek die een licht overgeconstrueerd bouwwerk ondersteunt, is deze frisse, opvallende bundel een uitstekend debuut te noemen. Het wachten is op de tweede van Buser.

lama in wei
Boeken / Fictie

Hoe lang doet Drs. P nog mee?

recensie: Drs. P - Troika hier, troika daar
lama in wei

Niet lang nadat schrijvers zijn overleden, verliezen we ze ongeveer per definitie uit het oog. Ze zijn alleen interessant zolang ze in de media hun pr kunnen plegen. Drs. P treedt postuum op in een dik pak papier, Troika hier, troika daar, met daarin volgens bloemlezers Renske de Greef (1984) en Ringo Maurer (1998) het allermooiste.

Drs. P stierf in 2015 op hoge leeftijd. Hij is vooral bekend geworden door een eigenlijk beperkt aantal heel grappige liedjes. Die zong hij met een stem die krakerig uit de bocht leek te vliegen. Zoals daar zijn de onverwoestbare ‘De commensaal’, ‘Dodenrit’, ‘Veerpont’ en ‘Zusters Karamazov’. De titels zeggen waarschijnlijk minder dan ‘Er ligt alweer een juffrouw in het trapportaal,’ ‘Troika hier, troika daar’, ‘Heen en weer, heen en weer’ en ‘Tante Constance en tante Mathilde’. Dat hij meer grappigs heeft geschreven is goed bekend, want in twee maanden rolden er van Troika hier, Troika daar vier drukken van de persen.

Ollekebolleke

In het genre van het light verse (‘plezierdicht, zeggen wij’) is Drs. P de bedenker van het ollekebolleke, door hemzelf in een ollekebolleke uitgelegd. Dat gaat in twee kwatrijntjes aldus:

Dactylus! Dactylus!
Ollekebolleke
Tweemaal vier regels
Die rijmen aan ’t slot

Kreet, thema, één woord met
Zeslettergrepigheid
Moeilijk te maken
Maar wat een genot!

Daar komt veel vernuftigheid aan te pas, om niet te zeggen ouderwetse rederijkerij, wat hijzelf ‘onvermoeibaar vakmanschap’ noemt (‘…ik doe zelfbevredigend mijn best’). Dat is niet ieders smaak, maar past wel bij het formele dat aan Drs. P hing. Liedteksten en gedichten kunnen aan de te lange kant of ietwat melig zijn uitgevallen, maar er zijn ook tal van schoten in of om en nabij de roos, dankzij diezelfde creatieve vernuftigheid. Alles is doordesemd van ironie. Voor de meer directe humor moet in ieder geval de slotregel een voltreffer zijn, niet in het minst door het effect van het rijm. Niet onbelangrijk is de charme van zijn stemgeluid, gelukkig beschikbaar op cd’s en YouTube.

Archaïsch

In interviews was Drs. P nooit op ernst te betrappen, ook niet als hij welbespraakt en hoffelijk in archaïsch ambtelijke taal uitpakte tegen de uitwassen die hij her of der waarnam. Het lijkt onmogelijk dat hij privé ook zo sprak, maar uit te sluiten is het niet. En nam hij altijd zijn toevlucht tot ironie? Veel fiducie in de mensheid had hij niet: ‘Onsterfelijke woorden, heldendaden – / En dan? De goede zaak wordt wéér verraden.’

Was Drs. P weleens oprecht geëmotioneerd? Waarschijnlijk toch wel, getuige het ronduit gevoelige prachtlied ‘Troostvogel’. Was hij wel eens geroerd door een gedicht of roman? Opgeblazen dichtregels van Willem Kloos ridiculiseert hij graag: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten/ En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon/ Maar verder ben ik helemaal gewoon/ Met haaruitval en spijsverteringsklachten.’

Proza

Het zal niet bij iedereen bekend zijn dat Drs. P ook het proza beoefende: ‘Reisavonturen’ en ‘Beleefsels, vertelsels en overdenksels’. Voor zijn lol en als bedenker van reclameteksten reisde hij heel wat af, beleefde hij af en toe wel wat, vertelde graag en overdacht soms het een en ander. Sommige reisverhalen zijn boeiend, andere wat toeristisch. Opmerkelijk vrijmoedig, maar allesbehalve ordinair schrijft hij over zijn bezoekjes aan dames van plezier; onvermeld blijft wat zijn echtgenote daarvan vond. Enkele vertelsels zijn flauw, oeverloos of anderszins over the top.

Maar lees hier hoe mooi Drs. P lama’s beschrijft: ‘Ze waren groepsgewijs door het veld getrokken, met de zwaarteloze sierlijkheid die aan balletdanseressen wordt toegeschreven. Hun gezichten hoorden echter niet op de planken thuis, maar in de loge. Hun blik – door een onzichtbaar lorgnet – verried misprijzen over het gebodene. Wie door een lama werd bekeken, voelt zich zweterig, ongeschoren en verre van interessant.’

In hun voorwoord geven de samenstellers van de bundel een uitstekende kenschets van Drs. P. De Greef en Maurer bevelen hem van harte aan bij met name de jongste generatie, waartoe ook zij zelf behoren. Welverdiend gaat Drs. P nog heel lang mee.

Theater / Voorstelling

Ik geef wenken, geen regels

recensie: ’t Barre Land en Maatschappij Discordia – Ideën

’t Barre Land en Maatschappij Discordia behandelen de eerste van de zeven bundels Ideën van Multatuli op eenvoudige maar heldere wijze, waarbij ze de auteur tonen als een dwarse man met een scherpe geest en een grote bevlogenheid.

Na het succes van Max Havelaar en de Minnebrieven schreef Multatuli over een tijdspanne van vijftien jaar ruim twaalfhonderd Ideën (sic, Multatuli hanteerde zijn eigen spellingsregels). Deze bevatten onder meer boutades, anekdotes, dagelijkse beslommeringen, maar ook een roman (De geschiedenis van Woutertje Pieterse) en een toneelstuk (Vorstenschool). De eerste drukken van de Ideën werden per zestien velletjes aan abonnees verspreid, maar uiteindelijk werden de uiteenlopende geschriften gebundeld in zeven delen.

Denk, peins, overweeg… twyfel… overweeg nogmaals, en weder, en nogeens…

De Ideën van Multatuli zijn snedig, maar de schrijver laat ook ruimte over voor zijn eigen twijfels. De auteur is pedant en balanceert soms op het randje van (ironisch) narcisme, maar zijn afkeer van de koloniale wandaden en het engagement met de Javaanse bevolking getuigen van een bewonderenswaardig activisme. Hij verandert in hoog tempo van onderwerp, van zijn verwoede pogingen om God te begrijpen tot zijn twijfels over het nut van het woordelijk geslacht. Door het gebrek aan opbouw en orde zijn de Ideën des te spontaner en dit is ook wat Multatuli leek na te streven: “de bedoeling van m’n IDEE is, te verzekeren dat ik schryf naar den indruk van ’t oogenblik, zonder my te bekommeren, noch om verband, noch om homogeniteit, noch om eindelyke konklusie.”

Een salieavendje met wysgeerige zysprongen op ’t gebied der kunst

De Ideën worden tijdens deze avond gebracht in een huiselijke setting, met saliethee en mandarijntjes, jenever en pepermuntjes voor spelers en het publiek. Een deel van dit voedsel komt terug in de bundel, in het bijzonder in de verhalen over Woutertje Pieterse. De acteurs staan achter houten stellingen en dragen hun chronologische Ideën-selectie voor vanuit dikke ordners. Welke hoofdstukken wel en welke niet worden behandeld, lijkt ter plekke te worden besloten. Bij voetnoten (door Multatuli zelf aangebracht) drukken zij op een baliebel, als zij een Idee niet begrijpen wenden zij zich tot het publiek en tussen neus en lippen door geven zij aan welke Ideën zij het leukst vinden. Om de zoveel Ideën wordt gepauzeerd om de glazen nogmaals te vullen. Hoewel het laatste gedeelte, waarin enkele verhalen over Woutertje Pieterse aan bod komen, wel degelijk een narratief verloop heeft, is dit gedeelte juist wat chaotischer dan de rest. Hier kunnen de acteurs zich bijvoorbeeld verliezen in Woutertjes jeugdromantiek. Met speels enthousiasme brengen zij, ofschoon nog altijd van achter hun stellages, de avonturen van Wouters grote romanheld Glorioso of de ruzies tussen meester Pennewip en juffrouw Laps.

Er is niets poëtischer dan de waarheid. Wie dáárin geen poëzie vindt, zal steeds ’n pover poëetje blyven daarbuiten.

Het is ondoenlijk om alle zeven bundels van de Ideën integraal te behandelen – deze selectie van de eerste bundel duurt al ruim twee uur – maar dat lijkt ook niet het beoogde doel van de twee theatergezelschappen. Eerder is hun Ideën een poging om Multatuli los te weken van het eenzijdige beeld van de moralist die Max Havelaar schreef.

Anneke van Giersbergen en Arstidir
Muziek / Concert

Klassieke samenwerking

recensie: Anneke van Giersbergen & Árstídir – Verborgen Verleden
Anneke van Giersbergen en Arstidir

De muzikale samenwerking tussen Anneke van Giersbergen uit ons eigen land en de IJslandse formatie Árstídir dateert al vanaf 2013. Onlangs heeft deze samenwerking geresulteerd in het album Verborgen verleden.

Samen met Tijl Beckand verzamelde Van Giersbergen – na haar succesvolle vertolking van de aria ‘When I Am Laid In Earth’ door Henry Purcell in het programma De Tiende van Tijl – nog meer aria’s en voorzag die van een modern jasje. Deze eigentijdse bewerkingen werden vastgelegd op dit nieuwe album. De theatertour van maart dit jaar brengt deze bijzondere groep muzikanten door heel ons land.

Klassieke aria’s en meer

Tijdens de tour is Árstídir aangevuld met cellist en zanger Guillaume Lagravière. Van Giersbergen neemt ruim de tijd om de meeste composities aan te kondigen en te voorzien van een achtergrondverhaal of in sommige gevallen zelfs een anekdote. Het album herbergt composities van Gottfried Stötzel, Edvard Grieg, Irving Berlin, Leonard Bernstein, Henry Purcell en Gabriel Fauré Het onderwerp van het nummer ‘Het Dorp’, wat bij ons vooral bekend werd als een hit van Wim Sonneveld, speelt zich af in het dorp van de oma van de echtgenoot van Anneke van Giersbergen. Daarnaast bevat het album ook een eigen nummer van Árstídir zelf, een traditional in de vorm van ‘Londonderry Air (Danny Boy)’.

Verborgen VerledenNatuurlijk zou een tiental composities onvoldoende zijn om een hele avond te vullen. Gelukkig is er voldoende materiaal voor handen van de verschillende projecten en albums van beiden artiesten voor deze samenwerking. Beiden spelen composities uit eigen oeuvre met een akoestisch randje dat als een warme aanvulling voelt op het materiaal van Verborgen verleden. Aangevuld met de vertelde verhalen achter en rond de liedjes heeft de ruim anderhalf uur durende show een boeiend karakter waarbij het publiek op het puntje van de stoel blijft zitten.

Verhalen vertellenAnneke van Giersbergen

Bij de opening vanavond kan Anneke van Giersbergen, op dag van de bloederige aanslagen in Brussel, niet anders dan er even bij stil staan. Mooie parallel is dat zowel op het podium als in de zaal vele nationaliteiten vertegenwoordigd zijn, net als in ons verenigd Europa. Van Giersbergen weet dit en spreekt het publiek daarom in het Engels toe. Ze moet zich daarna even herpakken om de voorstelling te vervolgen. De verhalen die Van Giersbergen vertelt om de liederen aan te kondigen, gaan vaak over de historie van de composities of wat deze bekende liedjes in haar leven betekend hebben. Ook wordt er een uitgebreid lesjes IJslandse taal ingelast voor het publiek, waarbij de bandleden om de beurt een woord laten zeggen door de zaal wat natuurlijk hilarische momenten oplevert.

Als het slotlied ‘Bist Du Bei Mir’ heeft geklonken is een staande ovatie terecht de waardering die Van Giersbergen en haar mannen mogen ontvangen. Een aantal toegiften krijgt het bijna driehonderd koppige publiek als dank. Tot slot staan ze stil bij de bijzondere uitvoering die de band spontaan zong in een treinstation van het IJslandse volksnummer ‘Heyr Himna Smidur’ dat vervolgens miljoenen hits opleverde op YouTube. Een a capella uitvoering van dit lied sluit een fraai, bijzonder en onderhoudende avond waardig af.

 

Boeken / Interview
special: Interview met H.M. van den Brink

‘Dijk is geen nostalgisch boek!’

Na zeventien jaar is er de nieuwe roman van H.M. van den Brink (1956): Dijk. Een verhaal over mensen die ijken en over winkels die verdwijnen. De jaren zestig komen ruimschoots aan bod, maar vooral om een contrast met het heden te stellen. ‘Misschien is het helemaal niet goed dat maten, gewichten of normen absoluut zijn.’

‘Ik stoor me aan al die boeken die zich onder kunstenaars afspelen of over mensen zonder beroepen gaan. Dit gaat over wat de meeste mensen doen, namelijk op kantoor zitten’, zegt Van den Brink. Hij is directeur van het Mediafonds, voorheen schreef hij als journalist voor NRC Handelsblad. In 1995 brak hij als fictieschrijver door met Over het water. Ditmaal wilde hij graag schrijven over het verdwijnen van al die winkeltjes en gebruikmaken van een gedetailleerde setting. ‘Het ijkwezen is, met zijn eigen termen en eigen gewoontes, een heel specifiek milieu. Dat vind ik gewoon lekker. Dan kom je in een eigen wereld.’

In Dijk denkt een naamloze gepensioneerde man terug aan zijn baan bij de Rijksdienst voor het IJkwezen. Dijk was de collega met wie hij daar in 1961 begon te werken. Een periode die Van den Brink met sfeer en detail beschrijft. ‘Maar het is geen nostalgisch boek!’, benadrukt de schrijver meerdere malen met klem.

De twee collega’s waren samen verantwoordelijk voor het ijken van de weegschalen en gewichten van de winkels, slagers en bakkers in het land. Winkeliers die stiekem een rijksdaalder op de weegschaal hadden liggen werden door de mannen streng beboet. Maar tijden veranderden. Het ijkwezen privatiseerde en de winkels en hun weegschalen maakten plaats voor plastic, anonieme supermarkten. De hoofdpersoon denkt keurig met zijn tijd mee te gaan. Maar Dijk trekt zich steeds meer terug in een hoekje van het hypermoderne kantoor vanwaar hij ellenlange brieven aan de directie richt die de verandering van de industrie tegen moeten gaan. Uiteindelijk wordt hij ontslagen.

Na zijn pensioen begint de verteller steeds meer aan zichzelf te twijfelen. Was hij wel zo bij de tijd als hij altijd dacht? Dijk begint hem in zijn dromen en gedachten dwars te zitten. ‘Hij komt tot de conclusie dat al zijn vaste ideeën eigenlijk werkhypotheses waren. Pas als die leegte ontstaat begint het te wankelen’, legt Van den Brink uit.

foto van H.M. van den Brink

H.M. van den Brink – © Annaleen Louwes

Het is bij u lang stil geweest op het gebied van fictie, hoe komt dat?
‘Ik heb niet zo veel tijd om te schrijven. Ik heb gewoon een baan bij het Mediafonds en drie kinderen. Bovendien denk ik altijd heel lang na voordat ik begin te schrijven. In dit geval zo’n vijftien jaar. Ik doe onderzoek, schrijf kleine stukjes en raak vervolgens helemaal in paniek. Ik heb dan geen idee hoe ik het moet aanpakken. Maar op een gegeven moment klikt het en dan gaat het heel snel. Dat is die flow waar je altijd op hoopt.’

Waar vindt u die?
‘Schrijven is voor mij vooral weg zijn, niet hier in huis zijn. Hier ben ik neurotisch, ik kan me niet concentreren. Vorig jaar februari ben ik naar Madrid gegaan, in een flatje. Daar heb ik echt iedere dag ruim duizend woorden geschreven. En toen had ik het helemaal, van begin tot eind.’

Waarom lukt het daar wel en thuis niet?
‘Een roman is een hele andere wereld die je creëert en daar moet je ook in zitten. Als ik in het buitenland zit schrijf ik helemaal niet zoveel uur per dag. Maar zelfs als ik andere dingen doe, dan is die wereld er. Als ik over straat loop en ik zie iets, dan ben ik ervan overtuigd dat dit hier precies nu gebeurt omdat ik het voor het boek nodig heb. Dat is natuurlijk onzin, maar als ik in die schrijfwereld zit gaat alles er betrekking op hebben en wordt het vruchtbaar. Na Madrid was het boek af, maar heel slordig geschreven. Toen heb ik het in de loop van het jaar nog zeven keer over gedaan.’

Is dat perfectionisme?
‘Absoluut. Inmiddels komt de vierde druk eraan en zelfs nu wil nog allemaal dingen veranderen. Het kan altijd net iets beter. Er zit een stuk aan het eind van hoofdstuk zes, bijvoorbeeld, dat heb je helemaal niet nodig. Daar wees een lezer me gisteren op. Daar staat wat de verteller denkt, maar eigenlijk ben ik daarmee veel te duidelijk.’

Heeft u graag dat de lezer zich met het boek bemoeit? Achter in het boek staat zelfs uw e-mailadres en de vraag aan lezers om te reageren.
‘Ik denk dan altijd: als er een fout in zit, dan gaan ze me dat vertellen. Bijvoorbeeld dat ik schrijf dat het Lieverdje (een standbeeld in Amsterdam, NvdM.) zijn handen in zijn zakken heeft. Ik had een lezer die schreef, fantastisch boek Hans Maarten, maar dat beeld staat hier voor mijn raam en hij heeft zijn handen echt in zijn zij.’

Voor een boek dat jaren heeft gekost is het nu extreem actueel.
‘Dat is een gelukje. Maar ik ben blij dat je het zegt. Veel mensen noemen het boek juist nostalgisch. Net alsof ik terug wil naar de jaren zestig. Geen haar op mijn hoofd. Natuurlijk heb ik me verlustigd aan die oude winkeltjes, zo’n klassieke slagerij.’

De NRC noemde het een oudemannenboek.
‘Toen wist ik, dat is marketingtechnisch niet zo goed. Je kunt het lezen als een boek over een oude man die terugkijkt. Maar volgens mij gaat het net zo goed over waar jonge mannen en vrouwen mee bezig zijn. Namelijk verandering en houvast. Gelukkig noemt de NRC-recensie deze thema’s ook. Er zijn eigenlijk twee redenen om een flinke dot jaren zestig in het boek te stoppen. Omdat het fijn is en omdat het een functie heeft. Het gaat juist over het verdwijnen van die winkeltjes en het creëert een contrast tussen toen en nu. Dat ingewikkelde thema, over tijd en ruimte, daar kwam ik zelf pas achter toen ik het boek klaar had.’

U bedoelt het thema dat tijd een relatief begrip is?
‘Ja. Mensen denken dat tijd lineair loopt. Dus dat het op een gegeven moment overal de jaren zestig is. Maar dat is helemaal niet waar. Er zijn plekken in Nederland waar het nog steeds de jaren vijftig is en waarschijnlijk denken mensen daar ook nog een beetje zo. Je hebt verschillende tijden in dezelfde ruimte, Nederland in dit geval. Net zoals je verschillende ruimtes in dezelfde tijd kan hebben. Als jij en ik door een straat lopen die ik goed ken in mijn geboortedorp, dan zien wij niet hetzelfde. Jij ziet daar de Blokker, de supermarkt. En ik zie op een bepaalde manier nog steeds de winkels die er vroeger waren.’

Als een soort extra laag die over de werkelijkheid ligt?
‘Nee, dat is mijn werkelijkheid. Een heleboel mensen die dood zijn, zoals mijn vader en vrienden, die zie ik nog voor me. Soms denk ik zelfs dat ik ze zie lopen. Die persoon is er voor mij op dat moment meer dan een willekeurige voorbijganger die ik niet ken. Je kunt toch niet zeggen: die man, die ik helemaal niet ken, die is er. Maar de persoon die je in gedachten ziet, de man van wie je alles weet, van wie je de stem nog hoort, die is er niet? Voor mijn bewustzijn is de herinnering sterker dan de realiteit.’

‘Dijk laat je beseffen dat de ontzettend stellige meningen die we nu hebben eigenlijk heel vers zijn.’

In hoeverre is dat van toepassing op de verteller van Dijk?
‘Zodra de hoofdpersoon met pensioen gaat, gaan voor hem tijd en ruimte door elkaar heen lopen. Veel mensen vragen zich bij het pensioen af wat er nog overblijft. Hoe de verteller dat aanpakt is heel typisch. Hij gaat met pensioen en het blijkt dat zijn vrouw, die braaf altijd daar is geweest, een eigen leven heeft en leuke dingen doet. Dus hij begint ermee alles op te ruimen. Maar wanneer dat gebeurd is, ontstaat er een gigantische leegte. En dan denkt hij terug, en begint het hele tijdsverloop te schuiven. Hij raakt steeds meer in de war. De hoofdpersoon denkt dat hij met zijn tijd is meegegaan, en dat Dijk altijd hetzelfde is gebleven. Maar misschien is het wel omgekeerd. Hij realiseert zich bij het denken aan Dijk dat hij zelf vroeger iemand anders was. De hoofdpersoon realiseert zich: als ik in 1961 wist dat ik een homo tegenover me had, hoe had ik daar dan op gereageerd? Op een indirecte manier laat het boek, als je er dan toch een levensles aan wilt hangen, je beseffen dat de ontzettend stellige meningen die we nu hebben eigenlijk heel vers zijn.’

Over homo’s?
‘Over heel veel dingen. De kilo en de meter zijn een stuk ouder dan onze ideeën over rechten voor homo’s of vrouwen. Maar in het maatschappelijk debat heeft iedereen het over “onze cultuur” en “jullie moeten je aanpassen”. Dan denk ik, jongens we komen er net vandaan. We zijn heel boos dat IS in Palmyra de tempels stuk slaat, en terecht, maar onze Beeldenstorm dan? Is het wel waar dat de joods-christelijke traditie, in tegenstelling tot de islam, voor het homohuwelijk is? We zijn als volk heel erg aan het hergroeperen. Maar dan vooral in de vorm van wat we níet zijn. Wij zijn geen islamieten, we zijn geen homohaters. Wat we wel zijn vraag ik me sterk af. Ik wil hier geen lesje lezen, maar het boek gaat hier ook over.’

Bent u bang dat mensen denken dat het een te theoretisch boek is?
‘Ja. Ik benadruk graag dat het dit niet is. Het is geen ideeënboek en het gaat ook niet over natuurkunde. Het gaat over echte mensen die gewoon op kantoor werken. En mijn sympathie ligt bij hen allemaal. Ook bij de directrice die Dijk moet ontslaan. Ze doet gewoon haar werk en wil dat met een beetje waardigheid doen.’

Toch vermoed ik dat veel lezers haar niet heel sympathiek zullen vinden. Tijdens de afscheidsreceptie van Dijk leest ze een speech voor die ze niet zelf heeft geschreven, over iemand die ze niet kent.
‘Ik vind dat gewoon beschaafd van haar. Zij probeert het netjes te doen. Dat moet een beetje persoonlijk zijn, anders is het zo afstandelijk en kil. Ik vind beschaving een soort rollenspel. Misschien vindt die directrice Dijk wel een belachelijk figuur. Maar wat hebben we eraan als ze dit zegt? Ik houd er niet zo van als mensen hun emoties zomaar tonen.’

Dat is primitief?
‘Ja. Dat doe je maar thuis of bij je psychiater. Ik ben zelf voor een bepaalde afstandelijkheid en beleefdheid. Weet je waar dat vaak misgaat? Op begrafenissen en huwelijken. Gaan mensen opeens zeggen wat ze echt van de iemand vinden. Ik zit dan vaak met gekromde tenen. Wat gênant vind ik dat. Maar dan zijn mensen daar heel blij mee, want het was zo lekker persoonlijk.’

Alex Vargas
Muziek / Concert

Nieuwe belofte in Paradiso Noord

recensie: Alex Vargas @ Tolhuistuin Amsterdam
Alex Vargas

Wie de afgelopen week een beetje televisie heeft gekeken of de social media van DWDD in de gaten heeft gehouden, kent hem al: de Deense singer-songwriter Alex Vargas. Maandag werd hij door zanger Dotan uitgenodigd om tijdens de uitzending van DWDD een stuk te laten horen van zijn track ‘Shackled Up’. Nog dezelfde avond stond deze single op nummer één in de Nederlandse iTunes Store en stroomden de social media vol met enthousiaste reacties.

Een probleem voor de nieuwe luisteraars van Vargas: twee dagen later zou hij in Paradiso Noord optreden, maar die show was al een aantal weken uitverkocht. Voor het publiek dat wel aanwezig is deze avond is het misschien wel een van de laatste keren dat ze een optreden van deze muzikale Deen in een dergelijke intieme setting zien.

Alex VargasLoepzuiver

Het gaat goed met de talentvolle muzikant in ons kikkerlandje. Eerder stond hij al in een uitverkochte kleine zaal van Paradiso en begin dit jaar mocht hij optreden en een paar sessies doen tijdens Eurosonic Noorderslag in Groningen. Het optreden bij DWDD gaf hem net dat extra zetje wat hij nodig had om een wat breder publiek te trekken. Vargas is echter geen standaard singer-songwriter, maar biedt de luisteraar net wat meer dan de meeste mannen met baardjes en gitaren: tijdens zijn shows zingt hij niet alleen, hij produceert ook live een uur vol met downtempo electropop via zijn laptop, zijn keyboard en de knopjes op zijn launchpad.

Gehuld in een zwarte hoodie met capuchon komt hij met gitarist Tommy Sheen het podium op. Dikke mist vult het podium en de eerste noten worden gezongen, zonder dat we zien wie er nou eigenlijk op het podium staan. Een mysterieus sfeertje voor helemaal niet zulke mysterieuze muziek. De loepzuivere stem van Vargas knalt door de barrière van mist heen en maakt het publiek nieuwsgierig. De krachtige uithalen, het aanstekelijke refrein en de dansbare beats van ‘Ashes’ vragen nu al naar meer.

Multi-talent

‘Giving Up The Ghost’, het eerste nummer van de gelijknamige EP, is zo’n nummer waarbij je eigenlijk helemaal los wilt gaan. Vargas doet dat dan ook, inclusief excentrieke dansbewegingen. Door de diverse apparatuur lijkt het qua geluid alsof er een complete band op de planken staat. Kwalitatief is het echt steengoed. De warme stem van Vargas past perfect bij de uptempo beats van ‘Giving Up The Ghost’. Bij ‘Oh Love, How You Break Me Up’ gaat hij aan de slag met een loopstation wat absoluut een toevoeging aan de show an sich is. Er staan natuurlijk slechts twee muzikanten op het podium, dus vooral visueel gezien is dit een extraatje. Om even bij te komen van het dansen maakt Vargas midden in de set ruimte voor het rustige en adembenemende ‘Till Forever Runs Out’. Het is een heel bijzonder nummer met dito lyrics waar de meeste mensen vrijwel direct stil van worden. De afwisseling in uptempo en meer ballad-achtige tracks laat goed zien wat hij allemaal kan met zijn stem.

Een totale verrassing is de cover van TLC’s ‘Waterfalls’, een hele relaxede uitvoering van dit toch al fantastische nummer. De r&b-touch gaat heel goed samen met zijn soulvolle stem. Hij kan het daarna niet laten om even wat te vertellen over zijn hele ervaring rondom het iTunes-gebeuren na DWDD. Hij is vooral totaal verrast door de geweldige verkoop van zijn single na zijn optreden daar. Oh, en of we voor het volgende even allemaal heel stil willen zijn. Hij moet namelijk iets belangrijks vragen aan de tourmanager: “Eh, where’s my water? You must think ‘what a little diva!’ but I can’t find the bottle and you need to keep hydrated, right?.” Na een flinke slok begint hij met de dansbare single ‘Shackled Up’, tot groot enthousiasme van het publiek. De knikkende bollen maken een klein beetje plaats voor een paar voorzichtige voetjes van de vloer.

Alex VargasPerfecte afsluiter

Pas echt stil is het bij encore ‘Howl’. Gitarist Sheen heeft inmiddels het podium verlaten en Vargas begint een hilarisch stuk over dat we maar net moeten doen dat hij de bühne ook even af is geweest om vervolgens de toegift te komen spelen. Hij vindt het grote onzin dat artiesten afscheid nemen en even later weer terug komt om nog een nummer of wat te spelen. Geef hem eens ongelijk. De zanger is het publiek oprecht dankbaar en heeft meerdere malen tijdens de show verteld hoe awesome hij het vindt dat er steeds meer mensen naar zijn shows in Nederland komen. Voordat hij aan zijn toegift begint, voegt hij daar nog aan toe dat hij hoopt dat we elkaar weer zien, ook al praat-ie tussendoor zo veel. De, vaak sarcastische, verhaaltjes die hij tussen de songs door vertelt, maken de show juist compleet: ze geven het totaalplaatje net wat meer persoonlijkheid.

‘Howl’ is zonder raggende gitaren van Sheen en bliepjes uit de aanwezige apparatuur een hele bijzondere en intieme afsluiter. Na de veelzijdige uptempo tracks, waar het grote deel van de set uit bestaat, zou dit juist averechts kunnen werken. Niets blijkt minder waar: het is tot dan nog niet zó stil geweest. De soulvolle stem van Vargas laat je verlangen naar meer: de uithaal aan het eind van ‘Howl’ is extreem goed. Het is jammer dat de show na een klein uur al afgelopen is. Gelukkig geeft de goedlachse muzikant dit jaar nog een aantal shows op Nederlandse bodem. Ga dat checken, mensen.

Alex Vargas kun je deze zomer onder andere nog checken op het Naked Song Festival in Eindhoven (25 juni), op Welcome To The Village in Leeuwarden (15,16,17 juli), in poppodium Doornroosje in Nijmegen (18 juli) en op 7 Layers Festival in Amsterdam (18 september).

Muziek / Concert

Denderend, indrukwekkend en vooral memorabel

recensie: Sivert Høyem @ Paradiso Noord Amsterdam, 15 maart 2016

Met aanzwellende donder en bliksem betreden Sivert Høyem en zijn band het podium in de uitverkochte Paradiso Noord-zaal. Ze laten er geen gras over groeien om te tonen wat ze in huis hebben!

Eind januari werd het nieuwste album van Sivert Høyem uitgebracht. Lioness bevestigt andermaal dat Høyem tot de top-rockacts uit Noorwegen gerekend moet worden. Zijn sound is steeds herkenbaarder geworden en op dit zesde album als solo-artiest geeft hij zijn unieke donkere stemgeluid een hoofdrol.

Ook Madrugada

Waar hij op Lioness een perfectionistisch en verfijnd rockgeluid opzoekt, is Høyem bij aanvang van het optreden vooral een muur van gitaargeluid aan het bouwen. Hij begint wel met het titelnummer van de plaat, om daarna steeds meer gas te geven. Alles wordt gedragen door de stem, performance en persoonlijkheid van Hoyem. Maar pas als de stevige muur staat en de voorman durft af te dalen en terug te grijpen naar de Madrugada-periode en een uitstekende versie van ‘What’s On Your Mind’ ten gehore brengt, breekt het fraaiste gedeelte van de avond aan. Vanaf dat moment wentelt Høyem zich steeds meer in het geluid van zijn fantastische band. Hier worden vaak de finesses aan de fraaie composities toegevoegd, waardoor het optreden na een enorme geldingsdrang en prestatiedrift DSC_3317van de band de liedjes laat sprankelen en groeien in de live-uitvoeringen.
Ondanks het ooit pijnlijke teloorgaan van de band Madrugada door het overlijden van gitarist Robert Solli Burås, schuwt Høyem het oude materiaal niet en eert hij zijn vroegere maten met een aantal prachtige uitvoeringen van composities van de band. Zo horen we ‘Where Is My Moon’ en een schitterende langgerekte versie van ‘Honey Bee’.

Rockster van formaat

Het nieuwste, werkelijk voortreffelijke, album van Høyem komt uitgebreid aan bod. We hoorden al het titelnummer ‘Lioness’ als opener van de show voorbij komen. Nieuwe liedjes, als het duistere ‘V-O-I-D’, waarbij de titel steeds gefluisterd wordt en het inmiddels tot de persoonlijk favorieten behorende ‘Sleepwalking Man’, nemen een belangrijke plaats in binnen de setlist van de avond.DSC_3326
Op het album zingt Høyem ‘My Thieving Heart’ samen met Marie Munroe, wat een schitterend duet oplevert; een pareltje tussen de tien nieuwe liedjes. Wie gehoopt had op een gastoptreden van de zangeres, werd helaas teleurgesteld.
Gelukkig is Lioness na afloop van de show te koop bij de merchandisetafel en kunnen de bezoekers thuis naar haar luisteren. De vier nieuwe composities die vanavond gespeeld zijn, hebben duidelijk de interesse gewekt en de plaat vindt gretig aftrek. Met een denderend en indrukwekkend optreden van Høyem en zijn band is het een avond geworden om niet snel te vergeten. En als deze Noorse zanger een ding bewezen heeft in Amsterdam dan is wel het volgende: Sivert Høyem is een rockster van formaat!

Boeken / Fictie

‘Talent is een vorm van kanker…’

recensie: Nanne Tepper - De kunst is mijn slagveld. Brieven 1993-2001

‘…en geen griepje!’ Waarmee Nanne Tepper vooral op zijn eigen literaire kwaliteiten doelt. Met De kunst is mijn slagveld zijn de verzamelde brieven van deze ambitieuze Groningse schrijver bijeengebracht in een indrukwekkende, zij het iets te omvangrijke, prachtuitgave.

Vanuit zijn noordelijke, gesloten bastion heerste Nanne Tepper (1962-2012) als een zelfverkozen kluizenaar over dat wat hij ‘Luiletterland’ noemde. De correspondentie, die intensief bedreven werd om zijn boodschap te verspreiden, getuigt van een grote passie en een grenzeloos schrijftalent. Maar ook van zijn worsteling met de heersende literaire mores en zijn onbeheerste kritiek op alles wat hem niet aanstond.

Katalysator

De brieven, die zijn bezorgd door redacteur Nick ter Wal, beslaan de periode van 1993 tot 2001. Vóór die tijd is Nanne Tepper nog een beginneling in het literaire circuit en na 2001 publiceert hij steeds minder en marginaler. In 2012 maakt Tepper een einde aan zijn leven.

Alle zorgvuldig gecomponeerde, gekopieerde en opgeslagen brieven werden verstuurd naar mensen die voor Tepper een katalysator vormden om te blijven schrijven. Een tweetal literatuurwetenschappers uit Nijmegen, de uitgever van het piepkleine periodiek De Biels, de mentor/collega-schrijver Atte Jongstra en later de zielsverwant Geerten Meijsing. Zijn geest moest geprikkeld en zijn intellectuele vermogen op de proef gesteld worden, maar bovenal was hij gevoelig voor een soort vertrouwelijkheid die het schrijven tot een open en tegelijkertijd intieme uitwisseling maakte.

‘Ik schuw de mens, maar hem die ik leer kennen kan ik tegenwoordig veel oprechter tegemoet treden dan voorheen, daar ik mijn eigen interieur meer op orde heb en dus beter weet welke stoel ik aan moet bieden.’

Hamsterdam

Veel brieven verwijzen naar de grootste passie van Tepper: het werk van zijn literaire held Vladimir Nabokov. De nogal pathetisch vanuit ‘Ardis Hall’ – het landgoed uit Nabokovs roman Ada – verstuurde brieven zijn een lust voor de doorgewinterde Nabokov-kenner. Daarbij geven ze inzicht in Teppers bovenmatige interesse in incestueuze relaties. Onnavolgbare uiteenzettingen die worden afgewisseld met het dagelijkse leven van de schrijver, dat vooral bestaat uit het ophemelen van zijn spaarzame hoogtepunten en het neersabelen van alles wat zijn woede opwekt.

Die afkraakmethode wordt toegepast op vrijwel iedereen die de pen hanteert én uit het ‘Hamsterdamse’ komt. De hoofdstedelijke grachtengordel is Tepper een gruwel en het symbool voor alles wat de literatuur ‘zum kotzen’ maakt. Hij geeft doorlopend af op een vaste groep schrijvers als ‘Japie Zwelgerman’, ‘ABCDEFGH van der Heijden’, ‘Leon Carbon’, ‘Ronald Gifhoofd’ en ‘Harry-met-de-pijp’. Zo nu en dan sijpelt er enige waardering door in de regels, met name voor de romans van Marcel Möring en Thomas Rosenboom.

De meeste woorden worden uiteraard aan zijn eigen schrijversbestaan gewijd. Het is een continu gevecht met het schrijven an sich, naast de moeizame pogingen om iets gepubliceerd te krijgen (‘Schrijven is de kunst, publiceren blijft weerzinwekkend’). De twijfel van Tepper laat zich lezen als een doorlopende tegenstrijdigheid: verlangen naar aandacht van een publiek en tegelijkertijd afgeven op het vuige uitgeverswereldje. Op dit punt had deze bundel gerust met wat minder brieven kunnen volstaan, zodat Tepper niet slechts als drammerige zeurpiet wordt weggezet. Met zijn bijtende sarcasme en onbedoeld humoristische uitvallen vormt hij zijn veelzijdige persoonlijkheid.

Afscheidsbrief

Als het dan eindelijk zover is en in 1995 zijn roman De eeuwige jachtvelden gepubliceerd wordt, begint weer een nieuwe episode van vraagtekens en ergernissen. Eerst is er de vorm van het boek, vervolgens de inzet van de uitgever om de roman te promoten en dan nog het hele circus rondom de literaire prijzen en mogelijke vertalingen. Genoeg aanleiding voor de schrijver om vanuit het hoge noorden weer eens opgewonden met ‘Hamsterdam’ te telefoneren. Zoals hij met veel zelfspot memoreert: ‘Spreuk op de plee van Uitgeverij Contact: Tepper aan de lijn; gekanker en venijn’.

De brieven van Nanne Tepper vormen een prachtige inkijk in de wereld van een eerzuchtig maar uiterst getormenteerd talent. De zindering van verontwaardiging, bravoure en prangende onzekerheid is samengebald in een explosie van virtuositeit. Terwijl de boekenwereld ongeduldig wachtte op de doorbraak van deze ruwe diamant, werd bij Tepper de opgevoerde druk zo groot dat hij langzamerhand geen pen meer op papier kreeg. Zijn zelfverkozen einde heeft ervoor gezorgd dat hij in de literaire geschiedenis staat bijgeschreven als belofte die nooit volledig ingelast zal worden. Misschien is dat wel Teppers meest ironische afscheidsbrief, gedestilleerd uit deze prachtige bundel: veelbelovend te blijven tot in lengte van dagen.

‘Zo zit dat. Een nietig schrijver te zijn in een immense wereld vol meesters, dat is huiveringwekkend van wreedheid en schoonheid tegelijk.’

Blank out
Theater / Voorstelling

Intermediaal en intermenselijk

recensie: De Nationale Opera – Blank Out
Blank out

Na Only the sound remains is Blank Out de tweede nieuwe opera die dit jaar in première ging op het Opera Forward Festival. Michel van der Aa componeerde en regisseerde een intermediale kameropera voor sopraan en 3D-film, waarbij elk onderdeel zijn bestaansrecht ontleent aan het geheel.

Tegen een groot zwart doek zingt een vrouw in een rode jurk (Miah Persson) flarden tekst, terwijl ze van kiezels een torentje bouwt en vervolgens een projector aanzet. Zij verschijnt nu als 3D-projectie op het achterdoek en terwijl we de performance van zojuist gemedieerd zien, gaat de zangeres live met haar eigen projectie in duet en vult ze de flarden aan. Pas bij een derde keer, dus met twee geprojecteerde Miahs, wordt het verhaal duidelijk. Miah reflecteert op een dag in 1976, toen haar zoontje tijdens een onbewaakt moment verdronk. Naast in taal en muziek probeert ze deze tragische gebeurtenis te reconstrueren door middel van het bouwen van een modelwoning, die tegelijkertijd verschijnt op het achterdoek. Op deze manier komt haar zoon (Roderick Williams, alleen aanwezig op film) 40 jaar na dato tot leven. Langzaam kantelt het verhaal: wie verdronk er nu precies op die noodlottige middag? Brengt het ophalen van de herinneringen moeder en zoon dichter bij elkaar, of raken de herinneringen alleen maar meer gefragmenteerd?

Synthese

Blank outZodra er kunstdisciplines samenkomen, wat in het geval van opera per definitie het geval is, valt al snel en vaker te pas dan te onpas de term ‘gesamtkunstwerk’. Enige waakzaamheid is daarom geboden wanneer het woord weer eens in een recensie opduikt. Toch zou ik willen beweren dat Michel van der Aa hier bij uitstek een modern gesamtkunstwerk heeft geschapen. Of de verschillende media elkaar nu versterken of becommentariëren – in deze opera gebeurt het allebei – ze zijn zo onlosmakelijk met elkaar verbonden dat, zodra een medium wegvalt, de hele voorstelling ineenvalt. Daar komt bij dat de interactie tussen de verschillende media meer dan alleen een vormaspect is. De verdubbeling van het toneelbeeld door (al dan niet recentelijk) vooraf opgenomen beelden en de, soms contrasterende, nieuwe informatie en prikkels die de media verschaffen, passen bij het thema van re- dan wel deconstructie van herinneringen.

Veelzijdig

Ook binnen de disciplines tapt Van der Aa uit verschillende vaatjes. De muziek gaat van modernistische a capella-zang, solo of gedubbeld door opnames van het Nederlands Kamerkoor, naar een elektronisch idioom dat laveert tussen soundscape en breakbeat. Ook de beelden wisselen, soms in razendsnel tempo, van realistische landschappen naar gestileerde zwarte ruimtes. In dit intermediale geheel is een speciale plaats weggelegd voor het libretto, dat grotendeels gebaseerd is op gedichten van de Zuid-Afrikaanse zangeres Ingrid Jonker en dat vertaald is in het Engels door André Brink en Antjie Krog. Jonkers teksten, vol natuurmetaforen en exotische dieren, contrasteren met de polderlandschappen van de projecties en brengen een bijzondere, vervreemdende laag met zich mee.

Audiovisuele overdaad

Blank outHoe eclectisch en bomvol Blank Out ook is, de voorstelling blijft voor het grootste gedeelte ingetogen en integer. Tegen het einde verliest Van der Aa zich even in overdadige muziek en kekke effecten, wanneer hij bijvoorbeeld een regen van kiezels op het publiek afvuurt. Dit is jammer, want naast de subtiliteit en emotionele lading valt daardoor op sommige momenten in de climax ook de eerder zo vernuftige relatie tussen vorm en inhoud weg. Desondanks toont Blank Out niet alleen de durf van het DNO om voorstellingen te produceren die mijlenver liggen van de operaconventies. Ook toont deze opera, middels Van der Aas vindingrijkheid en mediawijsheid, hoe multimedia een nieuw perspectief kunnen werpen op intermenselijke relaties.

Boeken / Non-fictie

Gids voor de Matthäus-Passion

recensie: Floris Don, Mischa Spel - De Matthäus-Passion

Muziek is de enige kunstvorm die de omweg via het hoofd niet nodig heeft om het hart te bereiken. Dat geldt uiteraard ook voor Bachs Matthäus-Passion die tegen Pasen weer in tal van concertzalen en kerken in Nederland te horen zal zijn.

Maar meer kennis van de muziek kan het hart ontvankelijker maken. Precies dat willen de samenstellers Micha Spel en Floris Don met het boek De Matthäus-Passion bereiken.

De Matthäus-Passion is iets typisch Nederlands. Een Franstalige toeristengids uit 1959, zo lezen we in het boek van de twee NRC-journalisten Mischa Spel en Floris Don, meldde dat niet tulpen, molens of klompen ons land kenschetsen, maar ‘hooggezeten’ fietsers, de verjaardagskalender op de wc en de Matthäus-Passion. Sindsdien is de populariteit van het stuk alleen maar toegenomen. Werden er in 1959 nog 92 Matthäus’en uitgevoerd, dit jaar ligt dat aantal boven de 140.

Kritische noten

Kan het ook te veel worden? Er klinken in het boek ook waarschuwingen. Zo stelt tenor Mark Pedmore, die de Matthäus zelf zo’n tweehonderd keer heeft gezongen, dat veelvuldige luisteraars kunnen denken dat ze de sleutels tot het werk nu wel op zak hebben ‘en de passie daardoor ondergaan als een esthetisch genoegen. Dat is natuurlijk niet Bachs bedoeling geweest.’ Je krijgt zo de werkelijke les niet mee, meent Padmore.

‘Het is een meditatie over lijden. Er wordt iemand vals beschuldigd, gearresteerd, gemarteld en geëxecuteerd: actuele thematiek die nú ons geweten in beroering zou moeten brengen. Het aanscherpen van onze compassie – dat is Bachs bedoeling met dit werk.’

De Vlaamse dirigent Philippe Herreweghe ziet een ‘verdisneyficering’ van de passie: het wordt een evenement. Begint deze Passie steeds meer te lijken op die andere Passion, die van de EO? Dirigent en artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging Jos van Veldhoven zegt gekscherend dat er een tienjarig verbod op het uitvoeren van de Matthäus-Passion moet komen. ‘Als je dan na tien jaar voor het eerst weer de Matthäus hoort, is het misschien alsof je naar een nieuw werk luistert.’

(Verborgen) symboliek

Hoewel er dus enkele kritische noten klinken over de verering van het stuk, is het boek vooral een ode aan de Matthäus-Passion. Het stuk zit vol symboliek. Zo heeft Bach, een liefhebber van wiskunde, er talloze verborgen boodschappen in verwerkt met getallen. Ook in de klanken zelf zit verborgen symboliek. Bach schrijft als het ware met muziek, soms erg beeldend: muziek die een kronkelende slang verbeeldt bijvoorbeeld. Je gaat het pas zien (horen) als je het doorhebt, om maar even met Johan Cruijff te spreken.

Het boek is eigenlijk een aaneenschakeling van achtergrondinformatie waardoor je de Passie van Bach beter kan doorgronden. Zoals de volgende passage van Van Veldhoven over het openingskoor:

‘Het muziekgenre waar Bach in de beginmaten naar verwijst, is de tombeau. Dit is een langzame, statige Franse dans uit de zeventiende eeuw die uitdrukking geeft aan getourmenteerde emoties. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de zacht pulserende bas, waar je dus eventueel ook doodsklokken in kunt horen.’

De Matthäus-Passion biedt de lezer een beter inzicht in al die (verborgen) symboliek. Maar ook wordt er veel aandacht besteed aan de tekst. In het ontkerkelijkte Nederland was het lange tijd gebruikelijk om de tekst van de Matthäus-Passion wat te geringschatten. Die hele christelijke boodschap was achterhaald, zo luidde de dominante opvatting. Dat is de laatste jaren veranderd. Van een zeker ongemak met het religieuze karakter van de tekst, lijkt geen sprake meer. En terecht: of je nu gelovig bent of niet, je kan het stuk niet los zien van het lijdensverhaal van Christus. Voor de zeer gelovige Bach stond dat, op z’n zachtst gezegd, centraal.

Het doel van het boek is volgens de auteurs om de liefde van de lezer voor de Matthäus-Passion nóg groter te maken dan die al was. Ze bieden de lezer genoeg handvatten om meer te halen uit de drie-uur durende zit, al was het maar de praktische tip van tenor Nico van der Meel: ‘Voor elke Matthäus-Passion moet ik goed gegeten hebben. Anders word ik chagrijnig.’