Theater / Voorstelling

Onstuimig resumé van klassieker

recensie: Toneelschuur Producties - Don Carlos

Toneelschuur Producties geeft in haar pr-materiaal aan dat de jonge regisseuse Nina Spijkers (1988) Schillers klassieker Don Carlos gebruikt om ‘een parallel te trekken naar de geest van revolutie en verandering die nu door de wereld trekt en vooral de rol die haar eigen generatie hierin speelt’. Een bijzonder ambitieus, maar ook vrij vaag geformuleerd doel. In de uitwerking van de lijvige thematiek wordt de belofte dan ook niet volledig ingelost.

don carlos2Het drama Don Carlos speelt zich oorspronkelijk af tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De vurige Don Carlos, de 23-jarige kroonprins van Spanje, heeft een probleem: de liefde tussen hem en de aan hem beloofde dame Elizabeth de Valois wordt gedwarsboomd wanneer Carlos’ tirannieke vader, koning Philips II, haar om politieke redenen ineens zelf tot bruid neemt. Carlos verzet zich hiertegen. Het wordt zowel een gevecht op vader-zoonniveau als een strijd tegen het politieke beleid van de koning ten opzichte van de opstandige Nederlanden. Geef ons vrijheid van denken, is daarbij het motto. Uiteraard is dit herkenbaar; ook in het politieke bestel van ruim drie eeuwen later zijn extreme ideeën aanwezig die voor weerstand zorgen. Het is een groots, universeel maar ook ingewikkeld thema.

Vogelvlucht

Tegenwoordig wordt Don Carlos vrijwel altijd in verkorte uitvoering gebracht; het originele stuk duurt zeven uur. Ook Spijkers’ Don Carlos is ingekort, tot 105 minuten. Hierdoor is er minder ruimte voor het uitdiepen van personages en ontwikkelingen. De focus lijkt in deze versie vooral te liggen op Carlos’ liefdesleed; het verloop daarvan krijgt de meeste aandacht. Het klassieke taalgebruik is voor het grootste deel intact – afgezien van wat vlotte terzijde-opmerkingen in hedendaags idioom. Opvallend is dat alle rollen die behouden zijn, vertolkt worden door vier jonge acteurs: Justus van Dillen, Xander van Vledder, Judith Noyons en Linde van den Heuvel. Spijkers heeft ervoor gekozen om de acteurs regelmatig de teksten in koor te laten uitspreken. Dit legt nadruk op de dichterlijke formuleringen. Echter, soms is het hierdoor ook onduidelijk welk personage er aan het woord is. Gezien de grote ontwikkelingen binnen het verhaal, die elkaar door de verkorting bijna als in vogelvlucht opvolgen, is het soms onduidelijk waar het nu precies over gaat. De meerstemmige uitbarstingen maken het niet helderder. Ook voelt het gescandeer op den duur wat vlak aan. In het begin is het verrassend en zelfs grappig, daarna weet je het wel en werkt het vooral vervreemdend.

don carlos3Vuilniszakken en metaaltinten

Zowel decor als kostumering bestaan uit een combinatie van vuilniszakachtig plastic, zwart leer, kant en stoffen in metaaltinten. Het decor is een opeenvolging van doeken, die de acteurs tijdens scènewisselingen zelf middels katrollen naar beneden takelen. Het beginbeeld voert de acteurs op in jurkachtige kostuums met zowel vrouwelijke als mannelijke elementen. De jurken worden, naarmate het stuk vordert, ontdaan van de verschillende lagen. Zo eindigen de acteurs in hoge leren broeken met daarboven glimmende of kanten tops. Of dat mooi of lelijk is, daar valt over te twisten. Het is in ieder geval karakteristiek. Door deze fantasievolle presentatie wordt het stuk echter ook buiten de realiteit geplaatst en in een eigen, abstractere werkelijkheid gezet. Het is lastig om te bepalen hoe dit relateert aan de ambitie om ‘een parallel te trekken naar de geest van revolutie en verandering die nu door de wereld trekt en vooral de rol die [Spijkers] eigen generatie hierin speelt’. De vormgeving heeft weinig te maken met het nu, noch met de eigen generatie.

Don Carlos heeft een thema dat ook nu nog ontzettend relevant is. Deze Toneelschuur Productiesversie maakt echter niet expliciet genoeg hoe dan. Het ingewikkelde verhaal, de focus op Carlos’ liefdesproblematiek, de vormgeving en de presentatie van de teksten zorgen voor een intense, maar ook erg verwarrende ervaring. Theaterliefhebbers die het stuk goed kennen, zullen wellicht veel meer uit de Toneelschuur Producties-versie kunnen halen – voor ‘het gewone theaterpubliek’ is het een grotere uitdaging.

Drive Like Maria
Muziek / Concert

Duister en energiek

recensie: Drive Like Maria @ Bitterzoet
Drive Like Maria

We dalen de trap af om in een kleine ondergrondse ruimte te komen, waar rood licht naar binnen komt door de glas-in-lood ramen en waar je niet verder dan een paar meter vooruit kan zien door de rokerige lucht. Het kleine zaaltje staat bijna vol, er wordt wat gepraat, maar er hangt vooral een afwachtende sfeer. Een passende plek om de rauwe rock van Drive Like Maria live mee te maken.

Na een aantal jaar stilte is daar dan eindelijk weer nieuw werk van deze Belgisch-Nederlandse band. Hun EP Creator is deze maand uitgekomen. Gewapend met nieuwe songs van deze plaat, maar ook met genoeg oude hits en zelfs nog niet uitgebracht materiaal, zet de band vanavond een energieke en overtuigende show neer.

Gitariste Nitzan Hoffmann

Gitariste Nitzan Hoffmann

Stevige rocksongs

De band, drie mannen en één vrouw, openen vanavond met de begin dit jaar uitgebrachte single ‘Nighthawk’. Net als op de plaat begint dit nummer duister en onheilspellend, met alleen zang en gitaar. Letterlijk duister ook, want we zien nog weinig van de bandleden op het podium. Het zijn slechts gedaantes. Na het lange intro en een paar tellen stilte valt de rest van de band in. Doordat de spanning zo sterk is opgebouwd komt dit extra hard binnen; wát een goede band staat hier te spelen. Dat het publiek het hiermee eens is, blijkt al uit het feit dat meteen de halve zaal staat de headbangen. Helaas is het invallen van de band ook het startsein voor de overijverige lichtman om zijn kunstje te mogen vertonen; de overdreven stroboscopische lichteffecten zijn eerder irritant dan dat ze iets toevoegen.

Dit eerste nummer zet de toon voor de rest van de set. Deze bestaat vooral uit stevige rocksongs die soms iets richting de bluesrock gaan. Bij enkele nummers is de vergelijking met Queens of the Stone Age niet te missen. Gelukkig zorgt de band ook voor een rustmomentje op de avond. Halverwege de set wordt het nummer ‘Where the Brokenhearted Go’ gespeeld, op de plaat een rocknummer met alles erop en eraan. Vanavond wordt een uitgeklede versie gedaan. Zichzelf begeleidend op gitaar doet de zanger van de band dit hele nummer solo. Hiermee krijgt hij de hele zaal stil en veroorzaakt hij bij menig bezoeker kippenvel dankzij zijn bijzondere en hartstochtelijke stem.

Drive Like Maria

Drive Like Maria

Plezier op het podium

Voordat de band na een paar nummers een korte pauze houdt om iets tegen het publiek te zeggen,
zou je nog kunnen denken dat deze uit vier ruige en rebelse rock’n’rollers bestaat. Uit de praatjes tussen de liedjes door blijken het echter heel aardige en bescheiden overkomende mensen te zijn. Alle bandleden komen om de beurt aan het woord. Hierdoor is er geen duidelijke ‘leider’ van de band, hoewel de zanger/gitarist tijdens het spelen de hoofdrol heeft. Dit gaat hem heel goed af; de charismatische Vlaming lijkt ervan te genieten om daar te staan. Dit geldt ook voor de andere bandleden. Vooral de strakke drums en de riffjes en scheurende solo’s van de gitariste maken de band zo goed als hij is. Jammer is wel dat de band op zo’n klein podium staat. Vooral de gitariste lijkt af en toe te springen om los te mogen gaan, maar wordt tegengehouden door het gebrek aan ruimte. Gelukkig doet dit verder niets af aan het plezier en de energie waarmee de band speelt.

Na een klein uur vraagt de drummer het publiek of ze het goed vinden om het toneelstukje van afgaan en weer opkomen kunnen overslaan om direct door te gaan met de toegift. Maar niet voordat de band hun hele crew uitgebreid benoemd en bedankt heeft, wat nog maar eens onderstreept hoe ontzettend rock’n’roll de mannen en vrouw zijn. Met nog drie nummers bouwen ze op naar een climax waarin ze nog één keer hun kwaliteit bevestigen. Minpuntje van de avond: de band had best nog een uurtje langer mogen spelen. Of twee.

Het jaar van de kreeft
Theater / Voorstelling

Ongemakkelijk en ontwapenend

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Het jaar van de kreeft
Het jaar van de kreeft

Een oudere man ontmoet een jongere getrouwde vrouw met kind. Ze worden verliefd, maar houden het niet langer dan een jaar met elkaar uit: het jaar van de kreeft. Een minimalistische voorstelling met nauwelijks decor, weinig tekst en heel veel problematische seks. Ongemakkelijk en ontwapenend.

Hugo Claus stelde: ‘Kunst is geen papje, geen snoepje waarvoor je alleen je bek hoeft open te doen. Het is vooral een kwestie van aandacht en geconcentreerde energie.’ Wat zou hij zou vinden van de bewerking van zijn boek Het jaar van de kreeft in de regie van Luk Perceval bij Toneelgroep Amsterdam? In geen geval een papje of snoepje, verre van.

Hugo de sekspop

Het jaar van de kreeftWe zien een donker kaal toneel met twee acteurs, een pianist en een rood kinderfietsje. Daarboven hangen tientallen roze plastic sekspoppen uit de jaren zeventig, merk Hugo.

Bij aanvang, als de man en de vrouw zwijgend tegenover elkaar op en neer staan te springen en elkaar daarna onhandig achterna zitten, zinkt de moed je in de schoenen. Blijft dit zo twee uur lang? Oef. Het ziet eruit als een ballet door amateurdansers. Zeer ongemakkelijk om naar te kijken. Maar dit zijn wel Gijs Scholten van Aschat en Maria Kraakman, acteurs van naam. Kraakman huppelt en rent vlot rond, maar Scholten van Aschat transpireert en is zich duidelijk hevig aan het inspannen.

Tien minuten ellende

Het jaar van de kreeftAls toeschouwer denk je: ‘Moet dit echt?’ Maar dan neemt het verhaal in de door Perceval sterk ingekorte maar prachtige tekst van Claus de overhand. Het is een liefdesgeschiedenis tussen twee mensen die op geen enkele manier bij elkaar horen, niets gemeen hebben en, hoe graag ze dat ook willen, geen goeie seks kunnen hebben. En plotseling zie je Scholten van Aschat als het personage dat hij speelt: de ietwat onhandige, oudere man. Je vergeet dat je naar een steracteur kijkt en je gaat mee in zijn passie. Je volgt vooral hem omdat hij de verteller is, die op deze manier op de relatie terugkijkt en probeert de zin ervan te ontdekken, maar ook omdat de vrouw veel minder eenduidig is in wat ze wil. Ze maakt een vrijere en ongeremdere indruk dan hij, maar ze is onmachtig. Ze maakt ruzie, ze doet moeilijk, ze lijkt constant te liegen. Hij vertelt hoe ze hem, ondanks dat alles, ontroert. En hoe hij later, als het al is afgelopen tussen hen en hij een andere vrouw heeft en zelfs een kind, alles zou willen geven voor tien minuten met haar: ‘tien minuten ellende’.

Moedig

Later in Het jaar van de kreeft wordt de nadruk op het bewegen minder en komt de acteur Scholten van Aschat met zijn superieure tekstbehandeling bovendrijven. Maar toch, mooi en vooral heel moedig dat regisseur en acteurs zo hebben gezocht naar een theatrale en fysieke manier om de woorden en bedoelingen van Claus recht te doen. En ondanks het feit dat het allemaal niet goed afloopt, ondanks alle tegenstrijdigheden, versterkt deze voorstelling je geloof in de liefde.

Theater / Reportage
special: Amsterdams Kleinkunst Festival 2016

De gekte van Keizers wint het van genredienend cabaret

Nee, het Amsterdams Kleinkunst Festival is geen springplank voor de komiek die het publiek het liefst zo hard mogelijk wil laten lachen. Ook niet voor de muzikant die hier en daar een grapje maakt en zich daarmee cabaretier noemt. Of voor een duo dat in de vorm excelleert, maar op de inhoud nog wel steekjes laat vallen. Toch was het zo’n avond en bleek Stefano Keizers (1984) in de finale de gelukkigste.

Het is bovendien moeilijk in te schatten in hoeverre de 29ste editie van het AKF van hoog niveau was, of juist niet. Natuurlijk is het palet divers en blijft het appels met peren vergelijken, maar dat is nou eenmaal de winst én de makke van kleinkunst: het nodigt uit tot beoordelen van podiumkunstenaars in breedste zin. In den beginne was er De Fransse Eijkel, bestaande uit Christian van Eijkelenburg (1990) en Sanne Franssen (1993). Zij wilden benadrukken dat ze als vertegenwoordigers van de ‘generatie NIX’ inderdaad helemaal ‘niks kunnen, niks willen, niks mogen’. Vervolgens volgde er een tal sketches, de ene beter uitgewerkt dan de ander. Een parodie op Pippi Langkous en vrijwilligerswerk in Kenia doen het goed, maar een act met een pelikaan mist zeggingskracht en tempo. Bij tijd en wijle is De Fransse Eijkel een talentvol duo, dat volgens de jury nog wel even terugmoet ‘naar de tekentafel’ om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen en iets origineler te werk te gaan. Het publiek heeft haar waardering voor het duo laten blijken door hen als winnaar van de avond te bestempelen.

De tweede deelnemer, Merijn Krol (1987), gooide het over een heel andere boeg: vrijwel alleen fonkelend pianospel met sterke teksten, maar ook een zware obsessie voor zijn vader en bijbehorend minderwaardigheidscomplex. Hij toverde de zaal met gemak om in een avondje cabaret zoals het in de 20ste eeuw ooit bedoeld was – man aan de vleugel, solo zonder opsmuk. Maar hoe goed Krol is aan de piano, zo matig klinkt zijn stem en zo mager blijkt zijn materiaal. Het gaat wel heel erg vaak over zijn broer en vader, de overeenkomsten en de verschillen, hoe hij daar onder te lijden heeft. Dergelijke getroebleerde relaties zijn altijd stof voor grappen en grollen (of hoogstaande liedjes), maar Krol weet het te weinig schwung mee te geven. Iets meer variëteit in vorm en inhoud zou hem niet alleen een spannender, maar ook innemender artiest maken.

Als laatste mocht Stefano Keizers (geboren als Gover Meit, 1984) zijn opwachting maken. Volledig gehuld in slaapzak wurmt hij zich over het podium, ondertussen mijmerend over zelfbevrediging en de aanschaf van douchekoppen. Even later zit hij op een kruk, in het jaar 7338, mopperend over de gang van zaken die in 2016 al plaatsvond. Zelfs Batman komt nog even opdraven, al moet hij bij een dispuut even op de gang staan omdat zijn bemoeienis ongewenst is. Dit alles onder een dikke laag absurdisme dat raakt aan Hans Teeuwen, maar ergens ook gemakkelijk oogt: gek doen om het gek doen. Maar dat kan, zoals Keizers laat zien, verschrikkelijk grappig zijn. Volgens de jury getuigt het van lef ‘hoe hij vele theaterwetten met voeten treedt (…) en durft af te wijken van stukgeregisseerde voorstellingen (…)’. Zijn spel is inderdaad heerlijk onbevangen en hij steekt de draak met alles wat neigt naar braaf cabaret. Maar is het kwalitatief echt zo bijzonder? Het antwoord zal de komende jaren vanzelf in de theaters klinken.

Max Meser
Muziek / Album

Max Meser kleurt keurig binnen de lijntjes

recensie: Max Meser - Change
Max Meser

Max Meser heeft de wind in de zeilen: overtuigende optredens op Noorderslag 2016, uitgeroepen tot 3FM Serious Talent en vast voorprogramma bij de optredens van Douwe Bob. Dat schept verwachtingen. Nu debuutalbum Change uit is, is het de vraag of deze verwachtingen ook ingelost worden.

Als de Spaans-Nederlandse Max Meser (23) zijn muzikale geluk niet in Spanje kan vinden, besluit hij in 2012 van Barcelona naar Amsterdam te verhuizen. Om brood op de plank te krijgen vindt hij een baantje als barman op de Wallen bij Casa Rosa, toevallig ook de plek waar later zijn eerste single zou worden gepresenteerd. Via zijn Nederlandse vader leert hij Jan van Dorsten, eigenaar van de Amsterdamse platenwinkel Record Palace, en Tee-Set bassist Franklin Madjid kennen. Zij stimuleren Meser om vooral door te gaan met muziek maken en niet op te geven. Min of meer bij toeval loopt hij tijdens een concert in 2014 Phil Tilli (ex-Moke) en Matthijs van Duijvenbode (producer van onder meer Tim Knol en Douwe Bob) tegen het lijf. Zij nemen Meser verder op sleeptouw, wat in oktober 2015 debuutsingle ‘Weak for love’ oplevert. Meser heeft op dat moment ook zijn bandformatie rond, die gevormd wordt door Mano Hollestelle op bas, Gini Carmeron op drums en Isaac Wadsworth op gitaar.

Brug tussen de jaren vijftig en zestig

Met Wadsworth speelde Meser al langer samen: Wadswordt is een jeugdvriend met wie hij ooit een duo vormde. Met hem heeft hij, zoals Meser het zelf noemt, een ‘Lennon/McCartney klik’. Sowieso is de Beatles-invloed duidelijk hoorbaar in de muziek van Max Meser. Daarnaast zijn ook Miles Kane en Jake Bugg in zijn nummers terug te horen. Niet in de laatste plaats doordat Meser een stemgebruik heeft dat grote gelijkenissen vertoont met beide zangers. Zijn stem ligt duidelijk in het verlengde van zijn inspiratiebronnen. Mesers muziek slaat op authentieke wijze een brug tussen de jaren vijftig en zestig, met The Beatles en The Kinks aan de ene kant, en de actualiteit met artiesten als Jake Bugg en Miles Kane aan de andere kant.

Prettige zomerplaat

Change ademt duidelijk de sfeer van de jaren zestig, maar niet zonder de verfrissende inbreng van zijn retestrakke band. De eerder vooruitgesnelde single ‘Weak for love’ werd al uitgebreid door radio en tv opgepakt. Reikhalzend werd daarom uitgekeken naar het vervolg in de vorm van een volwaardige langspeler. Met Change, bestaande uit 14 nummers, worden deze verwachtingen waargemaakt, zowel in positieve als negatieve zin. Enerzijds brengt de plaat wat het belooft, en dat betekent in dit geval 14 goede popliedjes. Tegelijkertijd biedt het album weinig extra’s. Buiten de lijntjes wordt er namelijk nauwelijks gekleurd, op de mondharmonica op het einde van het album na. Daardoor is deze plaat gemakkelijk verteerbaar en ligt elk nummer lekker in het gehoor. Niets meer en niets minder. Aan de andere kant is dat waarschijnlijk meer dan genoeg om deze zomer goed door te komen. Change is een prettige, lichtvoetige zomerplaat en daar is eigenlijk helemaal niets mis mee…

Lize Spit
Boeken / Interview
special: Interview met Lize Spit
Lize Spit

‘Ik vind het geruststellend om van onder mijn stolpje naar de wereld te kijken’

Brussel likt nog steeds haar wonden wanneer ik Lize Spit in een koffiebar ontmoet. ‘Hoe jammer toch, dat sinds de aanslagen zo weinig mensen op straat komen’, verzucht ze. ‘Ik heb het hier nog nooit zo kalm geweten.’ In een column vergeleek ze de hoofdstad met een klaproos, die in zichzelf keert wanneer je haar aanraakt. We kunnen alleen maar hopen dat de angst sneller smelt dan het ijsblok in haar boek.

Want daarom hebben we in de eerste plaats afgesproken: om te praten over haar magistrale debuut Het smelt, dat een ongezien verkoopsucces werd. Daar waar een debutant in Vlaanderen, normaal gezien, met wat geluk 1500 exemplaren verkoopt, zit zij intussen aan 40.000. And counting.

Lize Spit: ‘Maar waar ik niet zo goed tegen kan, is dat het soms wordt voorgesteld alsof ik uit het niets ben opgedoken. Ik heb één jaar keihard aan Het smelt geschreven volgens een ijzeren regime, ik heb elke pagina minstens drie keer luidop voorgelezen, en met het idee zelf zat ik al zeven of zelfs tien jaar in mijn hoofd te jongleren. Maar akkoord, dat het zo’n succes zou worden, had ik absoluut niet verwacht. Sterker: ik besef het nog steeds niet, omdat ik er volop in zit en van interview naar lezing hol. Binnenkort mag ik als writer in residence een maand naar Berlijn, ik denk dat ik dan pas met enige afstand naar dit alles zal kunnen kijken en de impact van Het smelt zal kunnen inzien.’

Hoe is het idee voor het boek eigenlijk ontstaan? Met wat begon het? Een verhaallijn, een beeld, een personage…?

‘Met de drie musketiers en hun wedervaren tijdens die bepaalde zomer. Aanvankelijk wilde ik het verhaal vertellen van drie jongens, waarbij een van hen als veertiger terugblikt op zijn jeugd. Maar dat voelde nooit helemaal goed aan. Pas toen ik van een van hen een meisje maakte en haar als dertiger liet terugkeren naar haar geboortedorp, viel alles op zijn plaats en begon het verhaal als een trein te lopen.’

Je noemde dat meisje Eva, wat jouw tweede naam is.

‘Ja, omdat er zoveel van haar in mij zit en haar verhaal tenslotte uit mijzelf komt. Ik stelde ook vast dat ik me veel beter kon inleven in een vrouwelijk hoofdpersonage.’

Lize Spit

Lize Spit (Foto: Keke Keukelaar)

Als je daarbij optelt dat Bovenmeer deels geboetseerd is naar je geboortedorp Viersel, is het toch niet vreemd dat veel mensen je boek als ‘waargebeurd’ ervaren – zeker omdat het ook nog eens in de ik-vorm is geschreven. Toch huiver je een beetje van de vraag naar biografische gegevens.

‘Kijk, een Vlaamse krant heeft onlangs iets gedaan wat ik niet vond kunnen: ze zijn naar Viersel getrokken en hebben daar alle plekken gefotografeerd die in mijn boek voorkomen. Alsof ik non-fictie heb geschreven! Akkoord, je hoeft weinig moeite te doen om de contouren van mijn dorp te herkennen – het is nu eenmaal gemakkelijker te schrijven over iets dat dicht bij je staat – maar anderzijds heb ik ook heel wat zaken verzonnen. Zo is de slagerij die zo’n belangrijke rol speelt in het boek helemaal fictief, want ons dorp had die niet. De keuze voor ‘Bovenmeer’ in plaats van ‘Viersel’ was dan ook bewust, om toch wat afstand te creëren.’

Je ziet het dorp tijdens het lezen heel goed voor je, omdat je heel beeldend schrijft: Eva op de berg ingekuild gras, de Monopoly-briefjes in het gras, de zatte moeder in de kruiwagen met de televisie op haar buik… Daar heeft je opleiding scenario schrijven vast iets mee te maken.

‘Het is inderdaad zo dat ik tijdens het schrijven mijn denkbeeldige camera plaats: op wie zoomen we in? Wanneer is het tijd voor een totaalbeeld? Wat is de kernemotie in deze scène? Dat heeft wellicht ook veel te maken met het feit dat ik heel weinig lees, maar wel elke week een nieuwe film probeer te zien.’

Ook in het echte leven gebruik je die camera – volgens mij is deze heel mooie zin uit je boek honderd procent autobiografisch: ‘Want op alle plaatsen waar ik vaak geweest was, had ik last van diezelfde afwijking: mezelf voortdurend van boven af zien.’

‘Dat klopt (lacht). Alleen is het zo dat ik er geen last van heb. Ik vind het juist heel geruststellend om van onder mijn stolpje naar mezelf en de wereld te kijken en die te registreren. Dat is nu eenmaal hoe ik in het leven sta. Daarom word ik vaak angstig als ik dronken ben: omdat ik dat perspectief dan loslaat en dus de controle verlies.’

Is alles wat je registreert bruikbaar voor je schrijven?

‘Ik denk in elk geval altijd meteen: Kan ik hier iets mee doen? Zo werd onlangs vlak voor mijn ogen een duif overreden. Ik zag ze geplet worden, en wat meer is: ik hoorde ook alle botjes kraken. Een heel intense ervaring, waarbij ik geen medelijden voelde maar me meteen afvroeg of en hoe ik het kon gebruiken.’

Over registreren gesproken: je boek wordt verfilmd door Veerle Baetens. Tevreden?

‘Absoluut. Als ik zie hoe diep ze gaat in haar rollen, denk en hoop ik dat ze mijn boek compromis- en schaamteloos zal aanpakken – ze schrijft trouwens ook het scenario. Maar goed, ik heb besloten me op geen enkele manier met de verfilming te bemoeien. Het boek is niet langer van mij, en al zeker niet over pakweg vier jaar, wanneer de film uitkomt. Ik heb ook niets te verliezen door me niet te moeien: als de film goed is, is hij gebaseerd op mijn boek. En als hij niet goed is, heb ik het scenario niet geschreven (lacht).’

Maar de filmmakers zullen ongetwijfeld keuzes moeten maken, omwille van de vele verhaallijnen en de niet-rechtlijnige structuur van het boek. Welke verhaallijn beschouw jij als de meest filmische?

‘Hmmm, goeie vraag (denkt na). Dan toch het verhaal van de drie musketiers. Je zou kunnen zeggen dat het dan weer zo’n typisch coming of age verhaal wordt, maar ik vind absoluut niet dat ik dat heb geschreven. Ook al omdat ik, zoals gezegd, niet veel lees – ik heb me dus aan niets of niemand gespiegeld. En met de verhaallijn van drie jongeren die samen opgroeien en die ook heel hard voor elkaar zijn – denk aan de scène met de fietsen onder de brug, het nachtelijke schaduwspel of de harde scène op het einde – kan je denk ik het meeste doen op filmvlak.’

Op het einde van het boek zit inderdaad een verschrikkelijke scène. Heb je tijdens het schrijven nooit gedacht: Wow, komt die echt uit mij?

‘Sommige vrienden en kennissen die het boek hadden gelezen, waren wel wat geschrokken, ja. En mijn redacteur heeft zelfs toegegeven dat hij het boek tijdens die bladzijden heeft moeten wegleggen, en zich de vraag stelde of ze dit wel konden uitgeven. Terwijl ik net vond dat ik nog niet ver genoeg was gegaan. Nu, ik ben heel klinisch en nuchter in die dingen, ik kan daar heel afstandelijk over schrijven. Maar dat ik zo hard durfde schrijven, was wél een bevestiging: ik besefte toen dat ik goed bezig was, omdat ik alles op het spel zette.’

mensje van keulen
Boeken / Fictie

De kaarten geschud

recensie: Mensje van Keulen - Schoppenvrouw
mensje van keulen

Met haar enorme oeuvre is het eigenlijk vreemd dat Mensje van Keulen zo onopvallend door het literaire landschap wandelt. Goed, ze is niet van de monumentale, borstklopperige pageturners, maar Schoppenvrouw laat mooi zien hoe gekoesterd talent wordt omgezet in wonderschone woorden.

Al op de tweede pagina passeert het belangijkste feit van deze roman: op televisie herkent hoofdpersoon Paula haar dochter Emma als de gezochte verdachte van een fatale overval. Veel lezers zullen op dit moment terugdenken aan Herman Kochs Het diner waarin eveneens een confrontatie van ouders met hun criminele kind op het menu staat. Maar daar waar Koch de worsteling van zijn personages in een opstuwend verhaal tot ontknoping brengt, duikt Van Keulen in het hoofd van moeder Paula en gaat het grootste gedeelte van Schoppenvrouw over haar verleden en niet over de misdaad van haar puberdochter.

Reuzenlarf

Op diezelfde pagina denkt Paula terug aan de woorden van een mystieke kaartlegger die haar ooit de indringende boodschap verkondigde: ‘Neem geen kinderen, ze zullen je meer verdriet dan vreugde brengen’. In de ontgoocheling van het moment worden we meegenomen in het leven van Paula. Ze vertelt over haar wat formele relatie met haar man Oscar, een succesvolle en onberispelijke notaris met een niet geheel zuivere praktijk. Hoe ze door hem uit de betrekkelijke armoede van het leven met haar moeder is getrokken en in een luxeleventje in Amsterdam-Zuid terecht is gekomen. Ze vult haar dagen sindsdien met het moeizaam overeind houden van een kunstgalerie.

Op een ongekende wijze weet Van Keulen haar personages invoelbaar te maken. Met een paar pennenstreken schetst ze een heden en een verleden, waardoor de lezer direct deelgenoot van deze tragische geschiedenis wordt. De verhouding met haar echtgenoot wordt door Paula in een enkele zin verbeeld: ‘Zijn arm rust als een reuzenlarf op zijn zij, met aan het eind een kop waar geen plekje eelt aan zit’.

Liefdesperikelen

Een indringende episode uit Paula’s jonge jaren is de korte vriendschap met het meisje Charlie. Na schooltijd brengen ze samen uren door in het luxe grachtenpand waar Charlie met haar zieke moeder en excentrieke broer woont. De meisjes gaan volledig in elkaar op en Paula raakt – als meisje van eenvoudige komaf in een indrukwekkende omgeving – hevig bedwelmd door haar nieuwe vriendin. Van Keulen brengt de voorzichtige liefdesperikelen tussen de twee op een subtiele wijze aan de oppervlakte, in het midden latend of er sprake is van werkelijke passie of slechts de fantasie van Paula. In deze wat raadselachtige atmosfeer komt dokter Adami op de proppen, een obscure magnetiseur die is aangetrokken om de zieke moeder van Charlie te ‘behandelen’. Hij is de man die voor Paula de kaarten legt en haar dwingend adviseert geen kinderen te nemen: ‘het zou je slecht bekomen’.

Dat bizarre advies komt aan de oppervlakte als Paula haar dochter herkent als hoofdverdachte in het politiebericht. Met dat gegeven bouwt Mensje van Keulen een fenomenaal verhaal waarin de terugblik belangrijker is dan de hedendaagse werkelijkheid. Ze brengt de lezer op fijnzinnige wijze in verwarring, maakt de contemplatieve moeder tot middelpunt en weet haar betrekkelijk aangename leven in één klap onderuit te halen. Alle vertrouwen en zekerheid zijn verdwenen, de onvoorspelbare kaarten lijken geschud. En met een veelzeggend slotakkoord besluit Van Keulen: ‘Ik kijk naar buiten en probeer iets te onderscheiden, maar de tuin is in het donker verdwenen’.

Café Derby
Film / Films

Daar in het kleine café, aan het vliegveld

recensie: Café Derby
Café Derby

Vlaanderen en cafés, ze kunnen niet zonder elkaar. Bijna tegelijkertijd met het extatische Belgica komt nu het iets ingetogener familiedrama Café Derby uit op dvd en vod.

De film is het regiedebuut van Lenny van Wesemael, die eerder al ervaring opdeed bij de Vlaamse successen The Broken Circle Breakdown en De helaasheid der dingen. Voor Café Derby putte ze uit autobiografische bronnen: Haar eigen vader – marktkoopman, scharrelaar en kroegbaas – was haar grote inspiratie voor deze film.

Nostalgie

Dat levert een in nostalgie gedrenkt familieverhaal op, dat vertelt over hoe het is om op te groeien met een vader die groots durft te dromen, maar steeds weer op zijn gezicht gaat. Café Derby speelt zich midden jaren tachtig af, wanneer de paus België bezoekt. Standwerker Georges van Haasdonck (Wim Opbrouck) ruikt een gouden kans en koopt een leegstaand café pal naast het vliegveld waar de paus een massamis zal verzorgen. Al die mensen zullen moeten eten en drinken. Wanneer hij groot inkoopt, zal hij in een keer binnen lopen.

Het loopt natuurlijk anders; de naïeve dromer Georges loopt zich te pletter tegen allerlei regels en praktische bezwaren. Ook in het gezin loopt het niet lekker: Zijn Nederlandse vrouw Renée (Monic Hendrickx) laat haar oog vallen op een man die wel succes heeft. De elfjarige Sara (Chloë Daxhelet), door wiens ogen we de familietragedie zien ontrollen, raakt ook teleurgesteld in haar vader.

Tragiek

Café Derby begint luchtig. De retrosfeer is raak getroffen, met dank aan de muzieksmaak van Van Wesemael en aardige tijdsdetails als de rollerskaterage. Gaandeweg ontstijgt de film het niveau van vermakelijk tijdsdocument en sluipt de tragiek in het verhaal. Dan is het verdriet voelbaar; over hoe het is om je vader van een voetstuk te zien vallen, en op te groeien in een gezin waarin er altijd problemen zijn. Een fraai Vlaams miniatuurtje, dit debuut.

Lee Perry
Muziek / Concert

Routineuze commercie van twee dub-genieën

recensie: Lee ‘Scratch’ Perry & Mad Professor @ Q-Factory Amsterdam
Lee Perry

Neem een willekeurige opname. Zet Lee ‘Scratch’ Perry een paar minuten voor de microfoon en achter de knoppen. Resultaat: een instant underground klassieker. Perry zou zelfs de karaoke-versie van ‘Huilen is voor jou te laat’ kunnen voorzien van een dwarse, nonchalante cool. Hij is de tachtigjarige Ronnie Flex. De David Bowie van de dub. Hele volksstammen lopen vanavond uit om hem te zien. Oude rasta’s, Amsterdamse hipsters, Britse toeristen, meisjes met neusringen.

‘Scratch’ was als producer één van de grondleggers van het dubgenre. Hij slaagt er als één van de weinigen binnen de reggaewereld in, om niet in maniërisme te vervallen en zich constant te vernieuwen. Recent maakte hij samen met de Britse techno-nerds van de the Orb nog twee geniale platen vol kosmische dansdub. Ook werkt hij veel samen met Mad Professor, met wie hij een voorliefde voor elektronische invloeden deelt. In 1995 brachten ze bijvoorbeeld Super ape inna Jungle uit. Digitaal had toen nog niet de nare bijklank die het nu heeft in de muziekwereld en de twee experimenteren naar hartelust met alle gecomputeriseerde nieuwe snufjes. De plaat Black Ark Classics, die ze vorig jaar uitbrachten was een stuk minder innovatief. Een aantal van Lee Perry’s nummers uit zijn meest legendarische periode (de seventies) werden afgestoft en productioneel wat opgepompt.

Die ‘nieuwe’ elpee is aanleiding voor hun concert in de Q-factory en dat mogen we weten ook. Nog voor Perry het podium opkomt, heeft the Mad Professor de plaat al twee keer in de lucht gehouden. Op zich is er niks mis met commercie in de muziek. Perry laat zijn studio nog wel eens afbranden en dan is het ook handig als hij nieuwe apparatuur kan kopen. Maar het moet er niet te dik bovenop liggen. Dat verbreekt de magie, die voor een kosmische sjamaan juist zo belangrijk is.

The Mad Professor begint vlot, met snelle percussie en ratelende hihats vanachter een platenspeler en een effectenbak, het klassieke dub-instrumentarium. Het is helaas slechts een opwarmertje. Hierna zet hij een langzame plaat op en ontstaat een kenmerkend loom sfeertje.

Fles bubbels

Gelukkig is Perry wat grilliger. Zijn jasje, pet en microfoon zitten verborgen onder een lading kleurrijke buttons en gouden sieraden. Met zijn eindeloze woordenstroom van buitenaardse poëzie en profetische uitspraken tilt hij de muziek naar een hoger plan. Perry lijkt zich een beetje te vervelen. Hij vraagt (herhaaldelijk) om champagne (‘Champagne, so I won’t feel no pain’) en krijgt uiteindelijk slechts een bekertje spa. Dat gooit hij het publiek in, tot zijn eigen plezier, want als zijn glimlachende assistent uiteindelijk toch nog met een fles bubbels aan komt zetten wil Perry alleen maar nog meer water om zijn fans te kunnen besprenkelen. Zo’n houding is te verwachten van iemand die tegendraadsheid tot een kunst heeft verheven.

‘Play something new,’ verzoekt hij zijn dj, en als die vervolgens de remix van ‘Zion’s Blood’ opzet, kan Perry er geen genoeg van krijgen en vraagt om het nummer langer te laten doorlopen zodat hij nog een coupletje kan doen. ‘I’m not finished!’ Hij zingt verder, met veel bezieling en ondersteund door onwereldse koren. Het is een van de weinige momenten waarop het gegoochel met woorden en geluiden ook echt toverachtig aanvoelt.

Gelikte reclamespot

Mad Professor sluit af met twee nummers van Bob Marley, waarvan Perry ook de productie deed, waar hij duidelijk niet zoveel meer mee heeft. Af en toe zingt hij wat woorden mee en wacht tot het is afgelopen. Het is duidelijk een geste naar het publiek, maar wel erg uitgekauwd. Tijdens de toegift volgt een al even behaagzieke remix van Pharell’s ‘Happy’.

De soms wat gezapige repertoirekeuze zorgt ervoor dat het concert aanvoelt als een gelikte reclamespot voor de nieuwe plaat, en dat is jammer. Juist hun innovatiedrift maakte de twee dubhelden interessant. De professionele maar nogal karige ambience van de Q-factory helpt ook niet mee. Het is een kale loods waar je muntjes moet kopen voor je bier en waar bewakers meerdere keren met veel ellebogenwerk langskomen.

Maar het mag de pret niet drukken. Meer nog dan voor muziek of sfeer lijkt het zeer diverse publiek vooral gekomen te zijn om de legende nog in levende lijve te kunnen aanschouwen. Er worden veel handtekeningen gevraagd, armbandjes gegooid en telefoons omhoog gestoken. Een uitzinnige fan klimt nog op het podium voor een kort dansje maar wordt er hardhandig vanaf gegooid door de assistent, die eerder nog zo sympathiek leek. Die wordt op zijn beurt weer op de vingers getikt door de security. Het lijkt alsof iedereen verschillende belangen heeft en dat heeft zijn weerslag op de sfeer. Spektakel genoeg, maar wat is er gebeurd met ‘one love’?

coverafbeeldingen van de albums die in deze recensie besproken worden
Muziek / Album

Blues volop in ontwikkeling

recensie: Blues Update 1 – LaVendore Rogue / The Mighty Ya-Ya / Boogie Beasts
coverafbeeldingen van de albums die in deze recensie besproken worden

De blues- en blues-rockmuziek is volop in beweging. Wie de muziekstijl niet zo volgt zou daar makkelijk anders over kunnen denken. In deze eerste aflevering van de Blues Update is er ruimte voor drie bands: LaVendore Rogue, The Mighty Ya-Ya en Boogie Beasts.

Wat de bluesbands die deze aflevering sieren met elkaar gemeen hebben is de stevige connectie die ze maken met rockmuziek. Je wordt bij geen van deze bands getrakteerd op het standaard bluesritme. De kruising met de rock- en soms zelfs hardrockmuziek geeft een heerlijke doorwrochte muziekbeleving. De drie bands leveren geen standaardwerk, maar zijn allemaal creatief in het schrijven van eigen materiaal.

De volgende stap van JoJo Burgess

De nieuweling mag eerst en krijgt direct een diepe buiging. JoJo Burgess kennen we als frontman van de band Hokie Joint. Wie hem ooit met zijn band aan het werk heeft gezien, kon niet anders dan hen in het hart sluiten. Burgess en zijn oude maatjes Joel Fisk en Stephen ‘Cupsey’ Cutmore vormen samen de grootste helft van deze nieuwe vijfmansformatie: LaVendore Rogue. Zoals verwacht is het geluid van voodoo-blues en rootsrock  terug te horen in de muziek van deze nieuwe band, maar er klinken ook snippers van folkpop op het album, getiteld Light Up With… Er is nu iets meer variatie dan bij Hokie Joint, maar wat gebleven is, is het feit dat het album net als het veel geprezen debuut van Hokie Joint ook nu weer luistert als een heerlijk feest. Het album bevat tien composities; het start met ‘Dead Man’s Chest’ en eindigt met een nummer dat de veelzeggende titel ‘Play It All Night Long’ draagt.

Met LaVendore Rogue heeft JoJo Burgess opnieuw een spraakmakende groep gevormd, die de herinnering aan zijn vorige band levend houdt en zijn muzikale aspiratie en inspiratie met een volgende stap in zijn carrière luister bijzet. We zullen deze feestband, want zo klinkt de muziek opnieuw binnen de geschetste genres, wel weer op diverse festivalpodia mogen verwelkomen. Luisterend naar Light Up With… verdienen ze die aandacht en plek dubbel en dwars.

Mighty Ya-Ya’s tweede plaat gaat verder

Het tweede album van The Mighty Ya-Ya gaat verder dan de pure blues. Voor de echte puristen zal Magnum Sonus dan ook niet gaan passen, maar iedere bluesliefhebber die graag wat meer hoort dan alleen de blues in zijn puurste vorm, zal aan dit album menig uurtje luisterplezier beleven. Met het debuutalbum dat de bandnaam als titel droeg oogstte deze band superlatieven als subliem, heerlijk en indrukwekkend. Zelf schreef ik in 2012 ‘Gevaarlijk goede muziekcocktail’ boven de recensie.

Wat is gebleven is dat The Mighty Ya-Ya muziek maakt met een oude ziel, maar naast de blues horen we nu meer elementen van rock, stonerrock en garagerock, en misschien ook wel een vleugje voodoo of psychedelica als smaakversterker. Luister voor die laatste toevoegingen maar eens naar de albumopener ‘Prosodick’ en je weet direct waarom deze aanduidingen op hun plaats zijn. De bluestrein dendert lekker voort op een trip die een dozijn nummers lang is. Na de aparte opening gaat de band heftig verder met ‘Something Real’, waar ze een verbinding leggen naar de vinyl revival als ze zingen: ‘So put the needle in the groove…’. Uiteindelijk eindigt The Mighty Ya-Ya daar waar veel songs over gaan: bij de liefde in ‘Matter of Love’. Het vormt een fraai, heftig sluitstuk – met haast een mannenkoorgeluid rond de refreinen – van een fijn album dat het verdient om vaak gedraaid te worden;  liefst op flinke geluidssterkte om tot volle beleving te komen.

Boogie Beasts verbaast soms ineens

Het album van de Belgische formatie Boogie Beasts verscheen al aan het einde van het vorige jaar, maar kan best nog even wat aandacht gebruiken voordat het in de vergetelheid zou verdrinken. Daarbij is opvallend dat het hoesje het jaartal 2016 draagt. Reden genoeg voor een plekje in deze eerste Blues Update.

De band zou weleens op een aantal festivals kunnen gaan opduiken. Als in veel landen The Black Keys zo omarmd wordt, dan zal Boogie Beasts’ Come And Get Me bij die fans zeker een draaibeurt waardig zijn. De sound van Boogie Beasts mag dan elementen van voornoemde groep in zich hebben, toch moeten ze niet als kopie afgeschilderd worden. Boogie Beasts klinkt minder rammelend, minder sixties en meer blues, boogie en voodoo. Al in het openingsnummer ‘Blast’ komen alle hiervoor genoemde elementen naar voren. Het is een soort handtekening of vingerafdruk van wat ons te wachten staat gedurende de elf eigen composities van dit eerste album. Soms weet de band ineens te verbazen, bijvoorbeeld als ze de gevoelige kant laten bovendrijven in het fraaie ‘Coming Home To You’. Dit is geen suikerzoete bluesballade, maar wel een mooi ingetogen, stuwend blueswerkje dat ieder moment lijkt te kunnen ontploffen in de grootste bak herrie. De spanning druipt er de hele tijd vanaf. De ontlading komt pas bij de inzet van het volgende nummer: ‘Would You Please Shut Up’ ramt er weer lekker op los.

Wat de titel van het album al aanmoedigt: halen dit plaatje en genieten! Het schijfje heet niet voor niets Come And Get Me.