Film / Films

Rodeorijden en jurken naaien

recensie: Neon Bull (dvd)

In het noordoosten van Brazilië brengt de jonge Iremar zijn dagen door met het verzorgen van rodeostieren en het naaien van kleding. Traditionele man-vrouwverhoudingen lopen door elkaar in Neon Bull.

Bij de ‘Vaquejadas’, een rodeo in het noordoosten van Brazilië, grijpen twee mannen op paarden een stier bij de staart in een poging hem neer te halen. Iremar verzorgt en vervoert de stieren van show naar show. Het is zwaar en stoffig werk. Je zou dus niet verwachten dat de jongen zijn vrije tijd doorbrengt met het ontwerpen en maken van vrouwenkleding. Achter de ruige jongeman blijkt een gevoelige, creatieve geest schuil te gaan.

Rolpatronen

En Iremar is niet de enige wiens gedrag buiten traditionele rolpatronen valt. Neon Bull zit vol met stoere vrouwen, al dan niet werkzaam als beveiliger in een kledingfabriek, en tengere mannen die ochtenden kwijt zijn aan het borstelen van hun lange haar. Vrouwen zijn hard voor hun dochters en mannen ontplooien hun emotionele kanten. De film is een deconstructie van man-vrouwverhoudingen in een Brazilië dat economisch en sociaal aan het veranderen is.

Het verstilde en prachtig gekaderde camerawerk vangt de personages in hun dagelijkse bezigheden. Regisseur Gabriel Mascaro´s observerende stijl toont hun bezigheden, emoties, maar komt nooit te dichtbij. Hij gebruikt daarbij vaak lange shots die voor het ene deel – op de voorgrond, of aan de zijkant – worden bevolkt door werkende lui en voor het andere deel de converserende hoofdpersonen. Dat zorgt ervoor dat de scènes constant interessant blijven om te zien.

Erotiek

Dat moet ook wel, want het verhaal zelf is nagenoeg afwezig. In tegenstelling tot de traditionele Hollywoodfilm is er geen centraal conflict dat opgelost dient te worden en maken de personages nauwelijks een ontwikkeling door. Dat zal een boel kijkers afschrikken. En inderdaad, mensen die op zoek zijn naar spanning of sensatie zullen zich met Neon Bull stierlijk vervelen – no pun intended.

Liefhebbers van mooie beelden kunnen met deze film echter hun geluk niet op. Mascaro weet met weinig woorden veel te vertellen, en vooral: te hypnotiseren. De tijd lijkt weg te vallen in het weinig opwindende bestaan van de stierenverzorgers. Saai wordt het echter nooit en de geduldige kijker wordt beloond. De scène waarin Iremars leven wordt geïnjecteerd met een zinderende hoeveelheid erotiek – en dan heb ik het niet over het moment waarop hij een paard aftrekt –, behoort moeiteloos tot één van de beste van het jaar. Daar zullen alle gevoelige mannen en stoere vrouwen het over eens zijn.

Kunst / Expo binnenland

KLEINE EXPOSITIE MET MEERWAARDE

recensie: Dick Ket – magisch tekenaar

Het Museum Arnhem bezit de grootste collectie werken van Dick Ket (1902-1940) in Nederland. Dat het museum mooie tentoonstellingen kan maken is ook bekend. In een kleine, maar fijne expositie wordt nu voor het eerst ingezoomd op de tekenkunst van de jong gestorven kunstenaar. Getoond worden tekeningen, voorstudies en brieven. Soms in combinatie met een schilderij.

Stijl

Wat gaandeweg de tentoonstelling duidelijk wordt, is de stilistische ontwikkeling die Ket in zijn werk heeft doorgemaakt. De donkerte van het water met de Twee snoeken (1924) ademt nog helemaal de sfeer van de negentiende eeuw, net als de Uitgebloeide zonnebloemen (1928-’29). Toch valt in het Interieur Eusebiuskerk te Arnhem uit dezelfde tijd (1926) al een kentering te bespeuren. Je proeft er niet de sfeer van een kerkinterieur van een Bosboom in, maar het licht valt op de horizontale, schetsmatig weergegeven banken, en het verticale van de preekstoel en de pilaren. Net als Ket deed op zijn tekening Haven van Hoorn: een horizontale kade met verticale masten. Op die manier kijkt hij stilistisch vooruit.

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Tijdens zijn studietijd bij Kunstoefening in Arnhem experimenteerde hij verder. De invloed van het futurisme, expressionisme en art nouveau wordt zichtbaar. De thematiek van Twee steenbokken (1923) doet op het eerste gezicht denken aan de paarden van Marc, maar de snelheid die eruit spreekt en de sterke, voor Ket afwijkende lijnen wijzen eerder naar het futurisme.
Kunsthandel Van Lier, die in 1933 in Amsterdam de eerste solotentoonstelling met Kets werk organiseerde, plaatste hem in de context van het magisch realisme dat in die tijd opgang deed in de personen van Willink, Koch, Hynckes en Schumacher. Onder die noemer werd Ket bekend.
De eerste naoorlogse directeur van het Museum Arnhem legde zijn focus op het magisch realisme, waardoor niet alleen de omvangrijke Ket-collectie ontstond, maar waardoor deze ook in de context van het magisch- en neorealisme kan worden getoond.

Thematiek

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Gaandeweg wordt ook zichtbaar dat de impact die een aangeboren hartafwijking op Kets leven en werk had toenam. Kon hij in zijn Hoornse tijd nog op pad met de tekenclub Ditubade, later ging dat meer. Hij ging over op het vastleggen van wat hij in zijn omgeving tegenkwam. Zo ontstonden zijn stillevens en (zelf)portretten.
Ontroerend zijn de twee vrouwenportretten die op de tentoonstelling staande op twee vitrines als het ware worden uitgelicht. Die van Nel Schilt (1934), zijn verloofde, en de schrijfster Agnes van Maas-van der Moer (1936). Zij toonden begrip voor wat hij in zijn kunst wilde zeggen. En ze vormden zijn contact met de buitenwereld. Overigens zou iets meer achtergrond bij deze vrouwen – immers een aandachtspunt van Museum Arnhem – best fijn zijn geweest en bijvoorbeeld de overeenkomsten tussen Van Maas’ schrijfstijl met de schilderstijl van Ket hebben kunnen aanstippen. Want die is er! Dat zou dan in een zaaltekst of een flyer hebben moeten gebeuren, want er is geen catalogus van deze kleine tentoonstelling.

Contact met de buitenwereld onderhield Ket ook door het schrijven van brieven. In de vitrines liggen enkele specimen, in een fraai handschrift geschreven. Vaak voorzien van leuke tekeningetjes, zoals we die ook uit Van Goghs brieven kennen. Naast deze brieven liggen er ook enkele reclamedrukwerkjes, boek- en bladmuziekomslagen, die een onbekende kant van Ket tonen.

Context

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool op karton, 1938. Collectie Rijksmuseum

Fraai is de wijze waarop dit alles is opgehangen, neergelegd en neergezet. Niet alleen worden enkele tekeningen op één wand met een iets later gemaakt schilderij met dezelfde thematiek opgehangen, zoals de tekening Zeg het met bessen (ca. 1939) met het olieverfdoek Stilleven met bessen (1940) en het Dubbelportret met vader (ca. 1938) met Dubbelportret (1939-40) op doek, maar ook met enkele objecten die zijn geïnspireerd door het werk van Ket. Bij het bekende Zelfportret met groene fles (1927) staan bijvoorbeeld Bottles (2010-2014) van Klaas Kuiken, die in 2010 afstudeerde aan de ArtEZ Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Waarmee nog een ander aandachtspunt van het museum wordt aangestipt: hedendaagse vormgeving.

Zulke contexten, aanvullende memorabilia en glaskunst vormen de meerwaarde van deze kleine, fraaie expositie waarin aandacht wordt geschonken aan de tekenkunst van een schilder wiens werk je ten onrechte denkt te kennen.
Voor mensen die zelf ook eens willen proberen een zelfportret te tekenen, staat er in de laatste zaal een spiegel met een tekenblok erbij. Het levert, zo toont de achterkant van de scheidingswand richting restaurant, veel op. Dick Ket wordt zo indirect ook een beetje een inspirator voor niet alleen Kuiken, maar ook de bezoeker van deze tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Hoopvol in de wereld staan

recensie: Gerard de Korte - Geroepen tot hoop: bouwen aan een barmhartige kerk


Dit jaar werd Gerard de Korte bisschop van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Kort daarvoor kwam zijn nieuwste boek uit: Geroepen tot hoop. De Korte is realistisch maar weigert zich over te geven aan wanhoop of pessimisme.

Het boek begint met een voor De Korte teleurstellende constatering: de christelijke gemeenschap van morgen zal een minderheid zijn. Wanhopen is er voor een christen echter niet bij: ‘De deugd van de hoop is voor een krimpende en kwetsbare Kerk letterlijk een geschenk uit de hemel.’ De Korte, die tevens historicus is, beschrijft hoe de christenheid in deze situatie is beland en waar hij, ondanks de gegeven situatie, kansen ziet voor de toekomst.

Geloofstwijfel


De erfenis van de Verlichting, zo schrijft De Korte, is uitermate ambivalent. Mensenrechten, democratie en rechtvaardigheid, zaken die veelal aan de Verlichting gekoppeld zijn, worden ook door christenen gekoesterd. Maar de Verlichting heeft ook de vanzelfsprekendheid van het geloof ondermijnd. Denkers van na de Verlichting zoals Marx, Darwin, Freud en Nietzsche hebben deze geloofstwijfel verder gevoed. Spraken zij in de negentiende eeuw nog voor een kleine intellectuele elite, inmiddels is hun boodschap van wantrouwen gemeengoed geworden. Hoe in deze tijd nog te geloven?

De Korte ziet, naast alle obstakels, ook aanknopingspunten. Er is bij veel mensen nog steeds een religieus verlangen dat, hoewel de kerken leeglopen, is blijven sluimeren en zo nu en dan boven komt drijven in nieuwe, vaak door het Oosten geïnspireerde vormen. Die groep wil De Korte niet buitensluiten. De uitdaging voor kerken is om het christelijke geloof uit te dragen: ‘zo kunnen mensen worden geholpen de geloofssprong te wagen en in vriendschap te gaan leven met de Bijbelse God.’

De Korte’s boodschap is helder: de Bijbelse God en de persoon van Jezus Christus dienen voor christenen centraal te staan. En wie de Bijbel niet kent, kent Christus niet, zo spreekt hij met kerkvader Hiëronymus. Hij bedoelt hiermee niet alleen een intellectueel kennen, ‘maar ook en vooral een affectief kennen; een kennen met het hart.’ De Korte is kortom gericht op Christus en erg Bijbelvast, hetgeen niet onder alle katholieken even vanzelfsprekend is.

‘Katholieke’ ChristenUnie


Het is dan ook niet gek dat De Korte bekendstaat als een oecumenische bisschop die goed verstaan wordt in andere christelijke denominaties. In deze lijn past ook zijn pleidooi voor een ‘katholieke’ ChristenUnie. De Korte doelt hier op de vroegchristelijke betekenis van het woord ‘katholiek’, waarmee ‘algemeen’ en ‘universeel’ bedoeld werd. Hij pleit hier voor een ChristenUnie die zich nadrukkelijker openzet voor álle christenen, dus ook katholieken. ‘Ik vermoed dat de partij met name aantrekkelijk is voor de groep katholieken die het christen-democratische gehalte van het CDA te vlak en te flets vinden.’ Maar, zo benadrukt De Korte, de katholieke visvijver voor de ChristenUnie zal niet erg groot zijn.

De grootste toegevoegde waarde voor deze ‘openstelling’ richting het katholicisme zou zitten in de rijke traditie die de katholieken te bieden hebben. Het katholiek sociaal denken, dat zich eind negentiende eeuw ontwikkelde, kan een grote inspiratiebron vormen voor de ChristenUnie. Op het sociale vlak kunnen protestanten en katholieken elkaar prima vinden, zo wil de bisschop maar zeggen.

Verbinden


De Korte reikt zijn hand uit naar de ander en focust vooral op de overeenkomsten, minder op de verschillen. Geroepen tot hoop heeft daardoor een weinig polemisch karakter, wat bijvoorbeeld het boek van de tweede man van Brabant, hulpbisschop Rob Mutsaerts, wél had. Hij ging in Gewoon over geloof regelmatig de strijd aan met hedendaagse opvattingen. De Korte doet dat ook, maar vooral indirect en impliciet – en altijd met als doel te verbinden. Alleen in de paragraaf over religieus geweld gaat hij in discussie met de veelgehoorde kritiek dat religie tot geweld leidt.

Wie de boeken van de bisschop en de hulpbisschop naast elkaar legt, zal veel verschillen zien. Die verschillen zijn vooral het gevolg van een ander temperament, een ander karakter, en hebben met name betrekking op de stijl. Bij de inhoud (het geloof) ligt de overeenkomst. Wellicht zouden de bisschop en hulpbisschop eens samen een boek kunnen schrijven.

Ronald Giphart
Boeken / Interview
special: Interview Ronald Giphart
Ronald Giphart

Ronald Giphart op bekend terrein

Toevallig is het niet dat Ronald Gipharts nieuwe boek verschijnt tijdens het Nederlands Film Festival: het boek over liefde, lust en aanverwante zaken is gesitueerd in de filmwereld.

“Nee, ik ga geen namen noemen,”zegt hij stellig. Zo’n twintig jaar geleden vertelde een actrice aan Giphart een anekdote over een filmopname: Vanwege technische problemen moest ze tijdens een bedscene, samen met haar tegenspeler, wachten onder een dekbed totdat het mankement op de filmset was opgelost. Op dat moment ontstond er iets moois tussen de twee. Ziedaar het uitgangspunt en de sleutelscène van Gipharts nieuwe roman ‘Lieve’.

Eenzaam

De wereld van de cinema is bekend terrein voor Giphart: hij schreef scenario’s, was ooit betrokken bij het NFF en een drietal boeken van hem zijn verfilmd. Vanwaar die fascinatie? “Als schrijver ben je toch vrij eenzaam aan het werk, bij het maken van een film werkt iedereen, van regisseur, cameraman, producent tot scripschrijver, samen aan het eindproduct. Dat vind ik mooi.” Een voordeel heeft zijn bestaan als schrijver toch ook: “Als ik wil kan ik opeens een scene in Peru laten afspelen. Bij een film is dat lastiger en gaat de producent waarschijnlijk tegensputteren.”

Grote liefde

De roman ‘Lieve’ is ontstaan tijdens een vakantie in Zweden toen Giphart al zijn boeken uit had en zijn e-reader er de brui aan gaf: “Ik had mijn gezin beloofd om niet te gaan werken, maar toen ik eenmaal begon te tikken had ik in no-time negentig pagina’s klaar.” Het gelaagde verhaal over een regisseur die een film maakt over zijn grote liefde, de Vlaamse, nogal losbandige actrice Lieve die bij een auto-ongeluk om het leven kwam, ontvouwde zich tijdens die vakantie: “Op een veerboot zag ik een man die leek op een opnameleider. Toen dacht ik: waarom schrijf ik er geen opnameleider in? Zo gleed alles in elkaar qua verhaal.”

Preuts

Geliefde schrijfthema’s van Giphart zijn nog immer liefde en seks. In ‘Lieve’ lijkt de inmiddels 50-jarige schrijver soms terug te keren naar de onstuimige erotiek uit zijn beginperiode (‘Giph’ en ‘Ik ook van Jou’): “Er is een groot verschil met die eerste boeken van mij: Toen schreef ik persoonlijker, in de ik-vorm, over seksualiteit. Nu gebruik ik de hij-vorm en is het afstandelijker, meer beschouwend.” Volgens Giphart leven we in een te preutse tijd: “Seks wordt steeds benauwender, al hebben we het idee gecreëerd dat we seksueel bevrijd zijn. Twee voorbeelden: jongens houden bij het douchen na het voetbal een zwembroek aan, en meisjes durven niet meer topless te zonnen omdat ze bang zijn voor foto’s met een mobieltje.” Hij betreurt deze nieuwe zedigheid: “Seksualiteit blijft toch een onuitputtelijke bron van plezier en genot.”

Tot slot: denkt hij dat deze roman verfilmd kan worden? “Dat wordt lastig ja. Dat kan alleen als iemand er met zijn volle gewicht achter gaat staan. Een regisseur die zich aangesproken voelt mag zich melden!”

Vrouwkje Tuinman
Boeken / Interview
special: Interview Vrouwkje Tuinman
Vrouwkje Tuinman

Afscheidstournee van een duivelskunstenaar

In haar boek Afscheidstournee beschrijft Vrouwkje Tuinman het bizarre leven van duivelskunstenaar en violist Paganini. Na diens dood zat zijn zoon met het lijk van zijn vader opgezadeld.

Het idee voor de roman ontstond toen de Utrechtse schrijfster voor een literair maandblad een reportage maakte over de vermaarde violist Niccolò Paganini (1782-1840), ’s werelds eerste grote muziekidool. Vanwege zijn losbandige levensstijl en een vermeend pact met de duivel wilde de katholieke kerk hem na zijn dood lange tijd niet begraven: “Van dat duistere imago had Paganini tijdens zijn leven aanvankelijk vooral voordeel: iedereen wilde hem zien optreden. Sommige bezoekers beweerden zelfs dat ze een duiveltje aan zijn arm zagen trekken om hem beter te laten spelen.” Want viool spelen kon Paganini als geen ander: Met zijn virtuoze spel inspireerde hij klassieke componisten als Liszt en Schubert, maar ook latere stuntgitaristen als Steve Vai en Joe Satriani.

Zoon

Tijdens het werken aan het artikel over de beruchte vioolspeler raakte Tuinman meer en meer in de ban van zijn zoon: “Hij was pas veertien jaar toen hij met dat object, het lijk van zijn vader, werd opgezadeld. Veel mensen proberen hun hele leven los te komen van hun ouders, maar hij zat er letterlijk mee.” Want wat hij ook probeert in het katholieke Italië (tot aan brieven aan de paus aan toe): een officiële begrafenis zit er niet in voor zijn wereldberoemde, maar door de kerk verketterde vader. Met als gevolg dat de zoon een groot deel van zijn leven in dienst stelt van het verbergen en conserveren van het dode lichaam van zijn vader.

Bijen

Een zoon dus die nooit uit de schaduw van zijn vader treedt, maar Tuinman vraagt zich af of dat wel zo erg is: “Waarom zou je dat ook moeten willen? Verder leidde hij een prima leven: hij woonde op een enorm landgoed, had een goed huwelijk en fijne kinderen.” Maar het feit dat hij altijd de zoon van zal blijven, en waarmee hij ook door iedereen tot in den treuren wordt geconfronteerd, gaat gaandeweg steeds meer aan hem knagen: “Hoe hij dat ervaart, heb ik proberen in te vullen.” Om zelf ook maar iets om handen te hebben, gaat de zoon fanatiek bijen houden: “Het boek is verder behoorlijk waarheidsgetrouw, maar dit heb ik erbij verzonnen. Ik vond het goed passen in het verhaal: die cyclus van leven en dood bij de bijen.”

Rituelen

Niet voor het eerst schrijft Tuinman over het verscheiden: “Rituelen en gebruiken rondom de dood interesseren me al veel langer ja. En dit is een uniek en absurd voorbeeld.” Het gedrag van Paganini’s zoon kan ze niet verklaren: “Ik ben op dat landgoed geweest en begrijp niet waarom hij het lichaam van zijn vader niet gewoon daar heeft begraven. Waarom doen mensen zoals ze doen?”

8weekly_nederpopupdate_vol5
Muziek / Album

Internationale klasse van de Nederpop

recensie: Nederpop update – volume 5: The Watchman, Barrelhouse & iET
8weekly_nederpopupdate_vol5

In deze vijfde editie van de Nederpop update is er aandacht voor albums die voor de achteloze luisteraar net zo goed elders gemaakt hadden kunnen zijn. The Watchman, Barrelhouse en iET verrassen dit jaar allen met een zeer sterk album dat zelfs de kenners zal verbazen.

Ad van Meurs heeft onder de naam The Watchman met Dorset Moon een album gemaakt dat zo donker is als de hoes al doet vermoeden, maar waarmee hij zo diep in zichzelf graaft dat de luisteraar er stil van wordt. Barrelhouse is ruim veertig jaar een van Neêrlands beste bluesbands die nog lang niet is uitgeblust. iET volg ik sinds haar eerste opnames die ze thuis maakte. Op Clarity verlegt ze haar grenzen met een album dat vraagt om ook ver buiten onze landsgrenzen gehoord te worden.

 

Diep graven in je ziel

Moeilijke periodes in het leven van een muzikant leveren vaak heel mooie liedjes op. The Watchman heeft met Dorset Moon een heel persoonlijk en diepgravend album gemaakt. Alles is heel klein en persoonlijk gehouden opdat de luisteraar op het puntje van de stoel zit om maar geen noot te missen. Het is duidelijk een familie-album geworden: Ad van Meurs heeft het opgenomen met zijn vrouw Ankie Keultjes en hun zoon Dylan Adrian van Meurs. Misschien heeft hij wel zijn mooiste album ooit gemaakt. De elf liedjes zijn zowel een reis door het leven als een persoonlijke staalkaart van hun gezamenlijke kunnen.

Opener van het album ‘Youngsters in Love’ grijpt – zoals de titel al doet vermoeden – naar het begin van een relatie tussen twee jongeren. Je zou zomaar Ad en Ankie in hun jonge jaren in gedachten kunnen nemen en blijft het spannend of het een autobiografisch nummer is. ‘Sprinkles and Milk’ gaat verder waar het openingsnummer gebleven is; het gaat om het spel van de liefde en ouderwetse liefdesbrieven. ‘Far off Land’ handelt over de wilde haren, hangen in bars en toch maar kiezen voor de liefde. Van Meurs behandelt op deze wijze thema’s uit het leven. Dit zijn thema’s die velen zullen aanspreken en vooral herkennen. In de instrumentale begeleiding is genoeg te genieten van mooi finger-picking werk. Het album ademt, omdat er genoeg lucht is gehouden in de productie. Ondanks de rake onderwerpen weet The Wathman met Dorset Moon een ontspannen album voor het voetlicht te brengen dat de luisteraar diep raakt.

 

Veertig jaar ervaring en fris

Het debuutalbum van Barrelhouse dateert uit 1975, maar met Almost There bewijst de band dat ze nog steeds fris en fruitig is. De bluestraditie zit diep geworteld in deze Nederlandse formatie, en komt vooral tot uiting in de liedjes die vaak al jaren worden doorgegeven van de ene naar de andere artiest. Steeds weer zijn ze een andere benadering of uitvoering waard. Zo horen we op dit album vertolkingen van liedjes door Muddy Waters (‘I Wanna Go Home’), Ike Turner (‘Don’t Hold Your Breath’), Bumble Bee Slim (‘Goodbye’) en Blind Willie McTell (‘Born to Die’); allen grote namen uit de bluesgeschiedenis. Een bijzondere cover is het liedje ‘Withered On The Vine’, dat geschreven werd door Nick Lowe voor zijn album The Impossible Bird (wat later deel één van The Brentford Trilogy zou blijken). Toch zet Barrelhouse alles naar eigen hand en mixt het met de overige zeven eigen composities tot misschien wel een van hun beste albums uit hun lange carrière. Dat laatste is al een prestatie op zich.

Barrelhouse mag zich thuisvoelen in het rijtje Cuby + The Blizzards en Livin’ Blues, waarvan onlangs prachtige overzichtswerken verschenen. Gelukkig werkt deze band nog steeds aan haar oeuvre en is haar live-reputatie meer dan fantastisch. Alle reden om ook deze nieuwe pareltjes in het repertoire live te aanschouwen tijdens de tournee, die reeds van start is gegaan. Barrelhouse mag hopelijk nog vele hoge kwaliteitsalbums toevoegen aan hun verzamelde werken, die daarmee gelukkig niet afgerond maar nog altijd in wording zijn.

 

Verrassend volwassen en veelzijdig

iET debuteerde in 2014 met haar album So Unreal na twee EP’s onder de veelzeggende titel The Kitchen Recordings. Was de release van het debuutalbum al een soort totaalproductie met theater en prachtige muziek, met Clarity overstijgt deze artieste zichzelf. Zelfs zonder het spektakel van het theater te zien neemt Clarity een loopje met je door alle zintuigen te prikkelen. Zou dat nu komen door de herinnering aan het optreden van twee jaar geleden of is het toch echt de muziek van dit album wat dit oproept? Een proef op de som met iemand die niet weet welke artiest er speelt, leert dat het album zelf inderdaad al deze associaties weet op te roepen.

Het album heeft een duidelijke boodschap. Zoals te lezen valt in de meegeleverde informatie gaat het album over het heldere moment waarin je beseft wat écht belangrijk is in het leven: thuis. Dit begrip omvat je wortels in de familie, traditie en de liefde. Het is een album dat je helpt vanuit je eigen kracht verbinding te maken met je naaste omgeving. Wie niet toe is aan zo’n helder moment en niet samen met iET diep in zichzelf wil gaan, kan ook heerlijk oppervlakkig genieten van de prachtige liedjes die het album herbergt.

Het internationale niveau van iET, die een volwassen en veelzijdig artiest is geworden, straalt van deze muziek af. iET werkt op dit album wederom samen met Budy (Mokoginta) en Pink Oculus. Ook horen we haar met Pete Philly in ‘Light and Dark’. Het dozijn composities imponeert al bij de eerste luisterbeurt en tilt het album daarna naar een steeds grotere hoogte.

 

Ryley Walker - Golden Sings That Have Been Sung
Muziek / Album

Meer focus dan de voorganger

recensie: Ryley Walker - Golden Sings That Have Been Sung
Ryley Walker - Golden Sings That Have Been Sung

Op zijn laatste worp gaat Ryley Walker gewoon verder met het maken van seventiesfolk met een hoofdrol voor zijn gitaarspel. Wel brengt hij wat meer focus aan in zijn muziek, en met succes.

Wie iets van Ryley Walker draait, duikt een aantal decennia terug de tijd in, naar de periode van inventieve folkartiesten als John Martyn en Tim Buckley. Hij raakt daarmee bij veel mensen de juiste snaar, gezien het succes van zijn album Primrose Green (2015). Om zijn momentum niet te verliezen, stortte Walker zich na een druk tourseizoen direct op nieuwe muziek. Op het resultaat, Golden Sings That Have Been Sung, gaat Walker verder waar hij gebleven was: prettige folk maken met een hoofdrol voor de gitaar, maar dan een stukje subtieler en toegankelijker dan voorheen.

Gemakkelijker behapbaar

Een belangrijke reden voor die toegankelijkheid is dat de plaat sterker gefocust is. Op Primrose Green staan nog jazzy, soms geheel instrumentale nummers waarop Walker zijn behendige gitaarspel de vrije loop laat. Op zijn nieuwe album staat het lied centraler en zijn de composities strakker. Daardoor is de muziek gemakkelijker behapbaar en puntiger, maar ook een stukje veiliger en minder verrassend. Wie fan is van de liedjes die Walker schreef zal gelukkig met deze stap zijn, wie juist de gitaarvirtuoos zo bewonderde misschien wat minder.

Het was in elk geval geen slechte keuze van Walker om zijn schrijfkunsten centraler te zetten. Op dat punt lijkt hij namelijk gegroeid te zijn. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij zijn muziek aankleedt; net dat beetje verfijnder dan hiervoor. Hij houdt zijn gitaarspel stukken meer in het gareel, maar ook met die subtielere inzet imponeert hij. Opener ‘The Halfwit in Me’ is daarvoor al exemplarisch: het uptempo nummer is ronduit pakkend, mede dankzij het heerlijke gitaarspel, terwijl Walker de kalmte en sfeer van de folk van zijn helden behoudt. Tijdens het broeierige ‘Sullen Mind’ is het vooral de gitaar die, zonder al te veel op de voorgrond te treden, voor spanning zorgt. Zo steelt uiteindelijk toch vaak Walkers gitaarspel de show, hoewel zijn virtuositeit minder op de voorgrond staat.

Onnodig langdradig

Het is vast geen toeval dat de minder interessante momenten van de plaat precies de momenten zijn waarop Walker zijn muziek meer laat kabbelen. Exemplarisch hiervoor is de afsluiter, ‘Age Old Tale’. Dit nummer bevat weer geslaagde subtiliteiten, maar is met zijn acht minuten ook onnodig langdradig. Walkers schrijfkunsten zijn blijkbaar nog niet zo ver dat hij zo lang met één idee kan boeien. Het trage en relatief kale ‘Funny Thing She Said’ leidt aan een soortgelijk euvel: er zit weliswaar een zekere opbouw in, maar de zanglijnen waar het nummer om draait vervelen op den duur.

Toch zal Golden Sings That Have Been Sung de liefhebbers van Ryley Walker gemakkelijk tevreden stellen. Hij tilt zijn schrijfkunsten naar een hoger plan zonder zijn geluid daadwerkelijk te veranderen. Wie op zoek is naar een goed uitgevoerde, prettige folkplaat die teruggrijpt naar de jaren zeventig hoeft dan ook niet verder te kijken. En wie weet wat er in de toekomst nog uit de koker van de Amerikaan komt; hij is immers pas zevenentwintig jaar.

Manon Lescaut
Muziek / Concert

Achterhaald minimalisme

recensie: Manon Lescaut @ De Nationale Opera.
Manon Lescaut

Manon Lescaut, de opera waarmee Giacomo Puccini doorbrak, krijgt in de handen van de Duitse Andrea Breth allegorische verwijzingen die helaas meer aan achterhaalde toneeltechnieken dan aan opera doen denken. Toch kloppen de details, en Puccini’s illusie over de perfecte liefde loopt vooral dankzij de excellente cast en het Nederlands Philharmonisch Orkest op een victorie uit.

Puccini was gek op het vrouwelijke personage uit het boek van Prévost Histoire du Chevalier Des Grieux et de Manon Lescaut. Haar hartstocht, zwaktes en emotionele onvermogen om de wereld aan te kunnen, maakten haar voor hem tot een perfecte operaheldin. Ze werd tot Puccini’s prototype, hij werkte haar tragiek eigenlijk steeds opnieuw uit in zijn volgende opera’s in de personages van Mimi, Cio-Cio-San, Tosca of Liú .

Zonde

Zo onweerlegbaar Puccini’s muziek de passionele liefde versiert, zo karig is het decor (Martin Zehetgruber) en armzalig de regie. Bij Berth begint de liefde met woestijnzand op het podium waarop de geliefden Manon en Des Grieux verscheiden. De spiegel tussen hen suggereert de hallucinerende dood van Manon. Het einde van een opera in het begin verklappen blijft een doodzonde – tenzij een regisseur het met alle finesse in harmonie met de muzikale intentie van de componist samen weet te weven. Dat is hier niet het geval. Berth is pas sinds kort met dit genre bezig. Misschien daarom vertaalt ze nog te veel vanuit het poëtische beeld en duikt ze te weinig in de onderhuidse emotie, die als een karkas – zeker bij Puccini – de allesdragende kracht is.

Ouderwets

Breths psychologiserende schetsen (wilde dansen die de innerlijke wereld moeten spiegelen) missen de organische gelaagdheid van de compositie. Het na iedere akte vallende doek bemoeilijkt niet alleen het aaneenrijgen van het verhaal, maar botst met haar eigen idee de hele opera in één grote dromerige flashback vanuit de stervende Manon te houden. De keuzes komen ook een tikje achterhaald over: Manon vlucht met Des Grieux van Amiens naar Parijs, doek, Manon is maîtresse van de rijke Edmondo, doek, Manon als prostitué in Le Havre, doek – en tenslotte de beste want puristisch gehouden sterfscène van Manon en Des Grieux in de Amerikaanse woestijn – applaus, maar er wordt ook heftig “boe” geroepen.

Eva-Maria Westbroek

Gelukkig vallen vanaf de derde acte het decor en het verhaal beter samen. De scène waar Manon in Le Havre in een hoerengezelschap scheepgaat, blinkt uit dankzij Thomas Oliemans’ formidabele stem en zeer transparante acteerkunst – de beste manlijke rol deze avond. Eva-Maria Westbroek als Manon is een zeer fortuinlijke keuze: ze zingt niet Manon Lescaut – ze is Manon Lescaut helemaal deze avond! Haar lichaam en haar stem verenigen de sensualiteit en de schoonheid van Puccini’s intenties. Jammer dat Des Grieux de coördinatie tussen stem en acteren mist en in de liefdesscènes meer aandacht schenkt aan de dirigent dan aan Manon.

Succes

Het grote succes van Manon Lescaut in de De Nationale Opera is zeker ook aan de Brits-Duitse dirigent Alexander Joel te danken. Als weinig anderen weet hij samen met het Nederlands Philharmonisch Orkest onopgesmukt een zeer geschakeerd verhaal van een waanzinnige liefde te vertellen die over de dood heen blijft leven. Zou Puccini nog leven, dan zou hij deze avond zeker toevoegen als een sterretje op het firmament van de beste uitvoeringen.

Theater / Voorstelling

Familieperikelen in een modern jasje

recensie: Kemna Theater en Senf Theaterpartners – Moeders en Zonen

De Broadwayhit Mothers & Sons (2014) is overgewaaid vanuit Amerika en ten tonele gebracht door drie bekende gezichten: Paul de Leeuw, Wil Blankers en Freek Bartels. De voorstelling Moeders & Zonen staat voor het alternatieve, moderne gezin: man, man en kinderen. Een kwestie die om erkenning vraagt en die dat – na vele harde woorden – ook krijgt in dit toneelstuk. Helaas wordt de kijker gedegradeerd tot toehoorder van een discussie die te lang duurt.

Pittige tante op bezoek bij gelukkig homostel met kind. Deze beschrijving omvat alles wat er in het toneelstuk gebeurd. De onderonsjes tussen de drie hoofdrolspelers – Anne Wil Blankers, Freek Bartels en Paul de Leeuw – zijn echter diepgaander van inhoud. De gesprekken over verlies, nieuwe liefde en eenzaamheid maakt Moeders & Zonen herkenbaar voor het publiek. Een publiek op leeftijd, welteverstaan. Dames en heren die komen voor de semi-grove grappen van Paul de Leeuw, grande dame Anne Wil Blankers en de knappe kop van voormalige Joseph (and The Amazing Technicolar Dreamcoat), Freek Bartels. Alle drie zijn sterk in hun spel en de voorstelling blijft staande door de krachtige woordenwisselingen, die worden afgewisseld met eenvoudige doch grappige opmerkingen.

Felle discussies

De bezoeker valt midden in de voorstelling. Als de lampen aanflitsen staan Cal (De Leeuw) en Katherine (Blankers) met elkaar in dialoog. De vijandige houding van Katherine tegenover de ex-geliefde van haar overleden zoon André, Cal, zet meteen de toon. Katherine is een ouderwetse, verbitterde vrouw die verstrikt is geraakt in haar rouwproces. Ze grijpt het bezoek aan om haar woede en teleurstelling af te reageren op Cal, die angstvallig probeert om op goede voet te blijven staan met Katherine. Daar denkt Will (Bartels), Cals echtgenoot – een woord waarvan Katherine  walgt – wel anders over.  Will ziet de onwetende Katherine (‘Wie heeft mijn zoon homo gemaakt?’) het liefst meteen uit zijn Ikea-appartement in hartje New York vertrekken. Daar steekt het schattige zoontje van het homostel echter een stokje voor, want die zou maar al te graag een oma willen.

Katherine blijft té lang op het hypermoderne bankstel van Cal en Will zitten, langer dan de toeschouwer aan kan. Haar relaas wordt namelijk met de zin emotioneler, harder en irritanter. Haar beledigingen aan het adres van het homostel zijn doordrenkt met haat, maar Cal weet zich er met zijn sukkelige grapjes niet tegen te weren. Wat eerst een opeenvolging van mooie dialogen over algemeenheden is, verwordt langzaam in een discussie die er té fel aan toegaat. Hoewel het toneelstuk op tekstueel niveau heel sterk is, mede dankzij Raoul Heertje, is er te weinig actie. De kijker wordt niet getrakteerd op verrassingen, maar wordt toeschouwer van een discussie die te lang voortduurt.

Clichés verbeeld

Bovendien is het aandeel van Will maar gering binnen de woordenstrijd. Will verpersoonlijkt het moedertype door telkens kleertjes te vouwen, zich al (bijna) heupwiegend over het toneel te trotseren en door het in bad stoppen van zijn kind als een enorme missie te beschouwen. Waar Will en Cal voor staan wordt goed duidelijk; ook zij leven The American Dream na door zich naar de buitenwereld te tonen als het ideale gezin. Ook de enscenering getuigt daarvan: het decor is aantrekkelijk voor het oog en het lijkt alsof er zojuist een home make-over heeft plaatsgevonden. Het doet allemaal heel gepolijst aan en dat gaat vervelen. Als kijker voel je je gevangen tussen de muren van het appartement en zou je graag de voordeur uit stappen om New York te gaan verkennen. Dat is niet de schuld van de spelers, die formidabel zijn in hun spel, maar doordat de dynamiek wegvloeit.

Het is wel lovenswaardig hoe de confrontatie tussen twee generaties, tussen twee ideologieën wordt verbeeld. Het vernieuwende karakter van deze voorstelling – niet het standaard man-vrouwkoppel – geeft hoop voor de toekomst. Wellicht zullen er meerdere toneelstukken volgen met zo’n urgente lading, want zoals blijkt uit deze voorstelling, heeft emancipatie nog een lange weg te gaan. De spelers hebben alles ‘uit de kast’ getrokken, maar kunnen niet voorkomen dat het publiek aan het einde de slaap uit de ogen wrijft.

New Fall Festival 2016
Muziek / Achtergrond
special: Vooraankondiging New Fall Festival 2016: 27-30 oktober 2016
New Fall Festival 2016

Eén festival in twee steden

Net als vorig jaar kreeg 8WEEKLY een uitnodiging om te gast te zijn op het New Fall Festival in Düsseldorf. Met opnieuw een schitterende line-up zullen we verslag doen van dit bijzondere festival. Tegelijkertijd zal de zesde editie van het festival ook gehouden worden in Stuttgart en dat is nieuw!

New Fall Festival kondigde vorig jaar al aan dat ze deze editie de uitdaging wilden aangaan om het festival tegelijkertijd in twee plaatsen te houden. Dat is een primeur voor een festival. De ambities van initiatiefnemer Hamed Shahi zijn groot. Hij bouwt zijn ideaal-idee stapje voor stapje op. Vorig jaar groeide het festival in Düsseldorf naar zo’n zevenentwintig bands op zeven prachtige locaties. Dit jaar zijn het twee steden waar het allemaal plaatsvindt.

Programma vooruitblik

In een ontmoeting vorig jaar vertelde Shahi dat het een festival is voor muziekliefhebbers. Je bent er niet om alles te zien en te horen, maar het gaat om een goed concert per avond op een bijzondere locatie met uitstekend geluid waar men naartoe gaat om luisterend te genieten. Tickets zijn per optreden te koop zodat iedereen zijn eigen festival kan samenstellen precies zoals hij of zij dat wil. McMorrowHet programma kent zowel internationale grootheden als artiesten uit Duitsland, zoals de singer-songwriter Roosevelt wiens sterrenstatus snel schijnt te rijzen. De headliners zijn ongetwijfeld John Grant, James Vincent McMorrow, Wilco en Regina Spektor. Agnes Obel doet zelfs drie shows op het festival: twee in Düsseldorf en één in Stuttgart.

Het aantal locaties in Düsseldorf is gegroeid naar negen, terwijl Stuttgart voorzichtig start met vier locaties. Het aantal bands in Düsseldorf is zo’n vijfentwintig. Helaas heeft onze eigen Dotan afgezegd omdat hij momenteel werkt aan een nieuw album. Gelukkig is er naast de grote namen ook genoeg nieuw talent te ontdekken. Minder grote namen met goede beloftes vullen het programma. Ook zijn er twee aftershows gepland in een hotel waar namen prijken als Wyoming en Sarah & Julian. Dit zijn shows voor de late uurtjes voor diegenen die niet naar huis willen of kunnen gaan.

Het is echt een festival dat zowel bijzonder is qua opzet als qua inhoud; een festival voor de echte muziekliefhebber, die meestal ook al wat meer jaren op de teller heeft staan. Vorig jaar zagen we het al: de kinderwagen mag gerust mee, oordoppen zijn nodig, maar stilte is wel geboden om allemaal te kunnen genieten van prachtige muziek in allerlei stijlen. Kortom: een festival om naar uit te kijken.